Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR6315
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR6315/1
Verordening Burgerinitiatief
Geldend van 01-02-2005 t/m heden
Intitulé
Verordening BurgerinitiatiefDe raad van de Gemeente Capelle aan den IJssel
Gelezen het voorstel van de griffier en de burgemeester
b e s l u i t :
Vast te stellen de volgende verordening
Verordening Burgerinitiatief
Artikel 1
In deze verordening wordt onder een burgerinitiatief verstaan:
een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of een voorstel op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.
Artikel 2
-
1. De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.
-
2. Ongeldig is het verzoek dat:
- a.
niet door ten minste 50 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;
- b.
een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat of;
- c.
niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.
- a.
Artikel 3
-
1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht van de leden van de gemeenteraad.
-
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigden is voldaan, is de toestand op de dag van de indiening van het verzoek bepalend.
Artikel 4
Een burgerinitiatiefvoorstel kan geen betrekking hebben op:
- a.
een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;
- b.
een vraag over het gemeentelijke beleid;
- c.
een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Awb tegen een besluit van het gemeentebestuur of;
- d.
een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Awb tegen een besluit van het gemeentebestuur of;
- e.
een onderwerp waarover korter dan een jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de raad een besluit is genomen, tenzij nieuwe argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden.
Artikel 5
-
1. Het schriftelijke verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt ingediend bij de griffier. Formulieren voor de indiening van een burgerinitiatief zijn bij de griffie verkrijgbaar en kunnen – na invulling – weer bij de griffie worden ingediend. De griffie zal de initiatiefnemer(s) gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.
-
2. Het verzoek bevat ten minste:
- a.
een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;
- b.
een toelichting op het burgerinitiatief;
- c.
de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger;
- d.
een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.
- a.
-
3. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruikgemaakt van het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen model.
Artikel 6
-
1. De raad agendeert het burgerinitiatief voor zijn eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het initiatief, indien het voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 5. Er dienen ten minste twee weken te liggen tussen de dag van indiening van het burgerinitiatief en de dag van de vergadering waarin over het burgerinitiatief wordt beslist.
-
2. De voorzitter van de raad nodigt de initiatiefnemer schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefnemer of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.
-
3. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
-
4. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefnemer.
-
5. De initiatiefnemer wordt daarna ingelicht over de vervolgstappen inzake de uitwerking van het burgerinitiatief.
-
6. Indien een burgerinitiatief is afgewezen, is sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep openstaat.
Artikel 7
De burgemeester brengt in het burgerjaarverslag verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.
Artikel 8
Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Burgerinitiatief.
Artikel 9
Deze verordening treedt in werking zes weken na bekendmaking.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 13 december 2004,
de griffier, de voorzitter,
TOELICHTING MODELBEPALINGEN BURGERINITIATIEF
Artikel 1
In deze modelbepalingen is ervoor gekozen de term "burgerinitiatiefvoorstel" te hanteren voor de aanduiding van het voorstel dat door een burger bij de gemeenteraad kan worden ingediend. Ter keuze zijn hier twee alternatieve begripsomschrijvingen opgenomen voor de invulling van deze term. De eerste gaat ervan uit dat een burger bij dit middel alleen concrete voorstellen kan indienen bij de gemeenteraad. Een voorbeeld hiervan is het voorstel om de winkels op bepaalde zondagen open te stellen. Het tweede alternatief is ruimer. Deze biedt de mogelijkheid dat burgers een onderwerp aan de gemeenteraad aandragen, zonder dat hierbij een concreet voorstel is gevoegd. Te denken valt hier aan de wens om over de problematiek in een bepaalde achterstandswijk in de raad te discussiëren. Overigens hebben burgers bij het tweede alternatief uiteraard ook de vrijheid om een concreet voorstel in te dienen.
Artikel 2
Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen, indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde.
De gemeenteraad zal zich in dat geval dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatief-gerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan.
In artikel 3 (zie hierna) wordt nader omschreven, wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.
Over het vereiste dat het verzoek door ten minste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatiefvoorstel biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen.
De hoogte van de benodigde steun kan bijvoorbeeld worden ontleend aan de drempels die in het voorstel voor de Tijdelijke referendumwet worden gehanteerd bij het inleidend verzoek voor een raadgevend correctief referendum (artikel 4, tweede lid). [1] Vanzelfsprekend staat het gemeenten vrij hun eigen drempels vast te stellen voor het burgerinitiatief. De omvang van de drempels zou van dien aard moeten zijn, dat zij - zonder verhinderend te zijn – toch een zekere garantie bieden dat het desbetreffende verzoek gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking. Het schept duidelijkheid in een regeling met betrekking tot het burgerinitiatief niet te spreken van een percentage, maar van een absoluut minimum aantal initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen. Na een duidelijke toe- of afname van het aantal initiatiefgerechtigden, kan de raad dit aantal eenvoudig aanpassen.
Artikel 3
Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraads-
verkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet. Het is ook te overwegen om de categorie initiatiefgerechtigden uit te breiden door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar bijvoorbeeld zestien jaar, zoals in Bremen is gedaan (zie pagina ).
Jongeren kunnen op deze wijze betrokken worden bij de gemeentelijke politiek. Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn, wordt geregeld in artikel 5. Daarnaast kan de raad overwegen om vast te leggen op welke wijze de controle van de initiatiefgerechtigdheid plaatsvindt.
Artikel 4
De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft.
Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt, dat de raad niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.
Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder. Ook moet voorkomen worden, dat het burgerinitiatiefvoorstel andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop kan de raad bepalen dat het burgerinitiatiefvoorstel geen bezwaar tegen het genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen. Ten slotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan een raad zelf bepalen welke termijn hij daarvoor geschikt acht. Denkbaar is dat wordt gekozen voor de huidige raadsperiode. Lid e kan dan als volgt komen te luiden:
e.Een onderwerp waarover tijdens de raadsperiode waarin indiening van het voorstel plaatsvindt door de raad een besluit is genomen.
Artikel 5
Omdat de burgemeester de voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand om het burgerinitiatiefvoorstel bij hem te laten indienen. Aan het verzoek zal een aantal minimumvereisten gesteld moeten worden. Het is uit praktische overwegingen, zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid, raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven.
Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen, kan naar personalia gevraagd worden als adressen en geboortedata. Met name dat laatste gegeven kan niet aan openbare bronnen als telefoonboeken worden ontleend. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Voorbeeld van dergelijke formulieren zijn opgenomen in
bijlagen 1 en 2.
Artikel 6
De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang zijn, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren.
Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college. Dat zal met name gebeuren als het college wel bevoegd is.
Met het vierde tot en met het zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn. Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb).
Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het burgerinitiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan, indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatiefvoorstel besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project. Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb). Er is in deze modelbepalingen voor gekozen in het midden te laten hoe de raad verder met het burgerinitiatiefvoorstel omgaat. Er is niet bedoeld dat de raad altijd plenair het voorstel inhoudelijk moet behandelen. Het ligt voor de hand dat de plenaire raad beslist over het te volgen traject, maar een besluit over een burgerinitiatiefvoorstel kan uiteraard ook in een raadscommissie inhoudelijk worden voorbereid. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek nodig is.
Artikel 7
De raad kan er voor kiezen om in een regeling over het burgerinitiatief de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediend, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad op de burgerinitiatiefvoorstellen en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen. In het wetsvoorstel met betrekking tot de dualisering van het gemeentebestuur wordt de burgemeester verplicht een burgerjaarverslag op te stellen. De burgemeester kan er dan voor kiezen het verslag over het burgerinitiatief hierin op te nemen.
[1] Dit zou per categorie van gemeenten als drempel de volgende percentages van het totaal aantal kiesgerechtigden voor de gemeenteraad opleveren: <20.001 kiesgerechtigden: 1% van de kiesgerechtigden, met een minimumdrempel van 50 en een maximumdrempel van 125 kiesgerechtigden;
20.001 - 40.000 kiesgerechtigden: 0,7% van de kiesgerechtigden, met een maximumdrempel van 200 kiesgerechtigden; 40.001 – 100.000 kiesgerechtigden: 0,5% van de kiesgerechtigden, met een maximumdrempel van 300 kiesgerechtigden.>100.000 kiesgerechtigden: 0,33% van de kiesgerechtigden.
Bijlage 1
Verzoek burgerinitiatief
Aan de gemeenteraad van de gemeente Capelle aan den IJssel
Ter attentie van de griffier mw. drs. T.A. de Mik
Ondergetekende verzoekt hierbij het volgende voorstel/onderwerp op de agenda van de gemeenteraad te plaatsen:
Toelichting op voorstel/onderwerp:
Naam:
Eerste voornaam en verdere voorletters:
Geboortedatum:
Adres:
Postcode:
Woonplaats:
Handtekening:
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl