Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Horst aan de Maas houdende regels over de heffing en de invordering van reclamebelasting 2020 (Verordening reclamebelasting gemeente Horst aan de Maas 2020)

Geldend van 20-12-2019 t/m 24-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Horst aan de Maas houdende regels over de heffing en de invordering van reclamebelasting 2020 (Verordening reclamebelasting gemeente Horst aan de Maas 2020)

raadsbesluit

Bijlage van gemeentebladnummer 2019.146e.

De raad van de gemeente Horst aan de Maas;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2019, gemeentebladnummer 2019.146e;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting gemeente Horst aan de Maas 2020

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    openbare aankondiging: letters, cijfers, tekens, symbolen, logo’s, of kleuren, of een combinatie daarvan, of een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    reclamevoorwerp: een voorwerp, waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken van het publiek voor een product, een dienst of een bedrijf;

  • c.

    Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken;

  • d.

    waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor een kalenderjaar, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, is de waarde de met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ vastgestelde waarde;

  • e.

    vestiging:

  • 1.

    de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ die, of een deel daarvan dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt en waarbij één naam wordt gevoerd;

  • 2.

    twee of meer onroerende zaken, als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, of delen daarvan, die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt en waarbij één naam wordt gevoerd;

  • f.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen, tonen of vertonen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen;

  • g.

    jaar: een kalenderjaar;

  • h.

    maand: een kalendermaand.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

De Verordening Reclamebelasting 2020 is toepasselijk binnen het gebied van Horst in de straten: Gasthuisstraat tot kruispunt Kranenstraat / Dr. v.d. Meerendockstraat, Loevestraat, Groenewoudstraat, Schoolstraat richting centrum vanaf splitsing Molenstraat, Herstraat, Steenstraat, Hoofdstraat, St. Lambertusplein, Jacob Merlostraat, Kerkstraat, Kloosterhof, Kloosterstraat, Veemarkt, Vijverlaan vanaf splitsing Jacob Merlostraat tot splitsing Molenstraat, Wilhelminaplein, Venrayseweg vanaf rotonde Meterikseweg richting centrum, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart.

Steenstraat, St. Lambertusplein, Kerkstraat, Veemarkt, Wilhelminaplein (inclusief (hoek) Jacob Merlostraat nr. 1), Hoofdstraat 10a tot en met 16, Smidseplein en Kerkeveld (inclusief (hoek) Herstraat 58) worden daarin aangemerkt als ‘Zone A’, de overige straten binnen het gebied worden aangemerkt als ‘Zone B’.

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt, met inachtneming van het gestelde bij of krachtens deze verordening, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2, een belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer openbare aankondigingen zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 5 Belastingobject

De reclamebelasting wordt geheven per vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer openbare aankondigingen zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1. De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, bedraagt de heffingsmaatstaf, indien de vestiging in Zone A gelegen is een vast bedrag per vestiging vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging in het jaar voorafgaand aan het belastingtijdvak.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, bedraagt de heffingsmaatstaf , indien een in Zone A gelegen vestiging gelijk is aan de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, een vast bedrag vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging in het jaar voorafgaand aan het belastingtijdvak.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, bedraagt de heffingsmaatstaf, indien een in Zone A gelegen vestiging deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, een vast bedrag vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de waarde, in het jaar voorafgaand aan het belastingtijdvak, dat aan de vestiging kan worden toegerekend.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, bedraagt de heffingsmaatstaf voor een in Zone A gelegen vestiging, als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, sub 2, een vast bedrag vermeerderd met een bedrag dat afhankelijk is van de waarden of de delen van de waarden in het jaar voorafgaand aan het belastingtijdvak, die aan de vestiging kunnen worden toegerekend.

  • 6. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Belastingtarief

  • 1. Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 535,- per vestiging.

  • 2. Voor zover de waarde van een in Zone A gelegen vestiging meer bedraagt dan € 150.000,-, wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 3,21 per € 1.000,- waarde boven de € 150.000,-.

  • 3. De reclamebelasting bedraagt voor Zone A maximaal € 990,- per vestiging.

  • 4. Indien de vastgestelde waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

  • 5. Tegen de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ vastgestelde waarde kan in het kader van de reclamebelasting geen c.q. niet opnieuw bezwaar worden aangetekend.

Artikel 8 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belas¬tingtijdvak aanvangt, is de naar jaartarieven geheven reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde belasting als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belas¬tingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingtijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat belastingtijdvak, na beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 11 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht, getoond of vertoond in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, getoond of vertoond, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen zijn aangebracht en die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • e.

    op parasols welke zijn geplaatst op een terras bij een horecaonderneming;

  • f.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij de openbare aankondiging uitsluitend bestaat uit een vlag met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;

  • g.

    op zuilen, borden, muren of andere constructies, aangewezen door het bevoegde bestuursorgaan;

  • h.

    op bouwterreinen, voorzover de openbare aankondigingen rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • i.

    aangebracht op scholen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • j.

    die zijn bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen zaak;

  • k.

    waarvan de (gezamenlijke) oppervlakte per vestiging minder dan 0,1 vierkante meter bedraagt.

Artikel 12 Bepalen oppervlakte

  • 1. Voor het bepalen van de oppervlakte, als bedoeld in artikel 11, sub k, wordt de oppervlakte van een openbare aankondiging als volgt vastgesteld:

    • a.

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, bord, vlag, (span)doek, poster of soortelijk (elektronisch) aankondigingsvoorwerp, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de zijde van het voorwerp waarop de aankondiging wordt gedaan. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit;

    • b.

      indien de openbare aankondiging bestaat uit het aankondigingsvoorwerp zelf, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van het voorwerp. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van het denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit;

    • c.

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan door middel van een combinatie van verschillende losse voorwerpen of een opschrift met losse letters, cijfers, tekens, logo’s of symbolen, wordt de oppervlakte van de openbare aankondiging bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorwerpen of het opschrift omsluit;

    • d.

      Indien sprake is van een voorziening voor het doen van de aankondiging, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de voorziening. Indien de voorziening niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte bepaald door de lengte c.q. de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorziening omsluit;

    • e.

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, bord, vlag, (span)doek, poster of soortgelijk (elektronisch) aankondigingsvoorwerp, waarop door verschillende belastingplichtigen een aankondiging wordt gedaan, wordt de oppervlakte van de aankondiging van de belastingplichtige bepaald op de aan hem voor het doen van de aankondiging ter beschikking staande oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp.

  • 2. De op de voet van het eerste lid bepaalde oppervlakten van openbare aankondigingen, die bij één vestiging behoren, worden bij elkaar opgeteld.

Artikel 13 Betalingstermijn

  • 1. De aanslag dient te worden betaald in één termijn, welke vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening reclamebelasting gemeente Horst aan de Maas 2019”, vastgesteld bij raadsbesluit van 4 december 2018 door de gemeenteraad van de gemeente Horst aan de Maas, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de dag van de bekendmaking.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover terzake daarvan de heffing van de reclamebelasting in die periode plaatsvindt.

  • 4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening reclamebelasting gemeente Horst aan de Maas 2020.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 10 december 2019.

De raad voornoemd,

De voorzitter,

drs. R.F.I. Palmen

De griffier,

mr. R.J.M. Poels

Gebiedsafbakening verordening reclamebelasting 2020

afbeelding binnen de regeling