Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Beleidsregels inzake artikel 20 t/m 22 van de Wet op de lijkbezorging Aalsmeer

Geldend van 16-11-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Beleidsregels inzake artikel 20 t/m 22 van de Wet op de lijkbezorging Aalsmeer

Zaaknummer: Z18-019594

Burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer;

gelezen het advies van Sociale Voorzieningen van 16 augustus 2019

gelet op de artikelen 20 tot en met 22a van de Wet op de lijkbezorging;

besluiten vast te stellen de:

Beleidsregels Wet op de lijkbezorging Aalsmeer

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • burgemeester: De burgemeester van de gemeente Aalsmeer;

  • gemeente: Het college van burgemeester en wethouders;

  • nabestaanden: Partner, (adoptie)ouders, (adoptie)kinderen, broers en zussen van de overledene;

  • uitvaartondernemer: De commerciële dienstverlener die uitvaarten verzorgt;

  • Wet: De Wet op de Lijkbezorging.

Artikel 2 Melding betreffende een overlijden zonder nabestaanden

  • 1. Indien de gemeente een melding van overlijden ontvangt stelt de gemeente eerst vast of de overledene is gevonden, dan wel ter land is gebracht in de gemeente Aalsmeer.

  • 2. Indien dit niet het geval is, wordt de burgemeester van de verantwoordelijke gemeente geïnformeerd en de overledene overgedragen aan die gemeente.

Artikel 3 Melding tot uitvaart

  • 1. Als na melding van overlijden niemand opdracht geeft tot lijkbezorging, geeft de burgemeester de uitvaartondernemer opdracht om de overledene over te brengen naar het mortuarium en de eerste verzorging te realiseren, in afwachting van het regelen van de uitvaart.

  • 2. Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden die worden aangesproken om de lijkbezorging te regelen strekt zich niet verder uit dan de nabestaanden zoals omschreven in de begripsbepalingen.

Artikel 4 Rondom de uitvaart

  • 1. De lijkbezorging wordt verzorgd door de uitvaartondernemer waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten.

  • 2. De gemeente houdt alleen rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover deze begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.

  • 3. Indien de keuze van de overledene niet bekend is, wordt deze altijd begraven op een sobere wijze.

  • 4. Indien de overledene heeft gekozen voor crematie, vindt deze op een sobere wijze plaats en wordt de as uitgestrooid.

  • 5. Indien de uitvaart niet binnen de wettelijke termijn kan plaatsvinden, kan de burgemeester in uitzonderlijke gevallen afwijken van deze termijn conform artikel 17 van de wet.

Artikel 5 Bekostiging

  • 1. De gemeente vergoedt in beginsel de kosten van de lijkbezorging op basis van het met de uitvaartondernemer overeengekomen tarief voor de gehele uitvaart.

  • 2. In overleg met en niet eerder dan na schriftelijke toestemming van de gemeente kunnen door de uitvaartondernemer extra kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 6 Binnentreden woning

  • 1. De burgemeester bezoekt de woning van de overledene als er geen opdracht voor de lijkbezorging is gegeven door de nabestaanden of anderen, tenzij op een andere manier duidelijkheid verschaft is over de nalatenschap en de nabestaanden.

  • 2. Indien de overledene ingezetene was van een andere gemeente dan de gemeente Aalsmeer, verzoekt de burgemeester om toestemming van de burgemeester van deze andere gemeente om de woning binnen te treden.

  • 3. Doel van het binnentreden van de woning is het onderzoeken of er aanwijzingen zijn die kunnen leiden tot het vinden van nabestaanden. Tevens zal gezocht worden naar financiële middelen waaruit de kosten van de lijkbezorging voldaan kunnen worden, waaronder een polis van een uitvaartverzekering.

  • 4. Het betreden van de woning geschiedt door twee daartoe aangewezen medewerkers van de gemeente, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen in de Algemene wet op het binnentreden.

  • 5. De medewerkers van de gemeente nemen in geen geval contanten of waardevolle inboedel in beheer.

  • 6. De gemeente kan de onbeheerde nalatenschap aanmelden voor afwikkeling bij het Rijksvastgoedbedrijf.

Artikel 7 Verhalen van de kosten

  • 1. De gemeente verhaalt de kosten van de lijkbezorging op de nalatenschap van de overledene.

  • 2. Als blijkt dat er geen sprake is van een nalatenschap, of dat deze niet toereikend is, verhaalt de gemeente de kosten van de lijkbezorging op de ouders en/of kinderen, tenzij in een testament anderen als erfgenamen zijn aangewezen.

  • 3. De gemeente ziet af van verhaal van de kosten van de lijkbezorging op nabestaanden indien verhaal een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaanden teweegbrengt.

Artikel 8 Hardheidsclausule

De burgemeester kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels inzake artikel 20 t/m 22 van de Wet op de lijkbezorging Aalsmeer.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 29 oktober 2019.

De secretaris,

mr. F.L. Romkema

De burgemeester,

mr. G.E. Oude Kotte

Nota van toelichting bij de Beleidsregels Wet op de lijkbezorging Aalsmeer

Zaaknummer: Z18-019594

Datum: 29 oktober 2019

Algemeen

De Wet op de lijkbezorging (Wlb) bevat regelgeving met betrekking tot de lijkbezorging. Naast regels ten aanzien van lijkschouwing en identificatie, de voorwaarden waaraan begraving of crematie moet voldoen en de termijn waarbinnen begraving of crematie moet plaatsvinden is in de Wlb bepaald dat als niemand maatregelen neemt om de lijkbezorging te regelen, de burgemeester daarvoor verantwoordelijk is.

Daarnaast is in de wet geregeld dat de gemeente bevoegd is om de daarmee gemoeid zijnde kosten te verhalen. Dit alles is terug te vinden in de artikelen 20 tot en met 22a van de Wlb. De Wlb bevat geen gedetailleerde regelgeving over de invulling van de uitvaart. Ook geeft de wet niet aan of en in hoeverre de gemeente het beheer op zich neemt van de bezittingen van de overledene. Tenslotte is niet bepaald welke stappen de gemeente neemt om de gemaakte kosten te verhalen. In de beleidsregels is vastgelegd welke keuzes de gemeente Aalsmeer heeft gemaakt.

In artikel 21 lid 1 van de Wlb is bepaald dat als niemand opdracht geeft tot lijkschouwing en het regelen van de lijkbezorging, de burgemeester hier verantwoordelijk voor is. Dit is de burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt op het moment dat duidelijk wordt dat niemand opdracht geeft tot de lijkbezorging. Dat kan dus een andere gemeente zijn dan de gemeente waar de overledene woonachtig was. De melding van een overlijden, waarbij niemand opdracht geeft tot de lijkbezorging bereikt de gemeente vaak via uitvaartondernemers, maar wordt ook gedaan door zorgverleners, politie enz.

 

Na de melding worden de volgende stappen gezet:

  • vaststellen identiteit overledene (door politie);

  • overbrengen overledene naar mortuarium (door politie);

  • onderzoek naar nabestaanden (door gemeente);

  • indien bekend: nabestaanden verzoeken de uitvaart te regelen (door gemeente);

  • eventuele beheersmaatregelen (via politie);

  • onderzoek naar testament/uitvaartpolis en/of uitvaartwensen (door gemeente)

  • bij geen bekende nabestaanden geeft de gemeente opdracht voor de uitvaart

Artikelsgewijs

Artikel 2 Melding betreffende een overlijden zonder nabestaanden

De gemeente waarin de overledene is aangetroffen (gevonden, danwel ter land gebracht, aldus de wettekst), is verantwoordelijk voor de lijkbezorging. Na ontvangst van de melding wordt daarom eerst nagegaan in welke gemeente de overledenen is aangetroffen. Is de overledene aangetroffen in een andere gemeente dan Aalsmeer, wordt de betreffende gemeente geïnformeerd en de overledene overgedragen.

Artikel 3Melding tot uitvaart

Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden strekt zich bij de gemeente niet verder uit dan tot en met de 2e graad van bloed- en aanverwantschap, in aansluiting op de erfrechtelijke rangorde, als bedoeld in artikel 4:10 tot 4:12 van het Burgerlijk wetboek (BW). Het onderzoek naar nabestaanden neemt vaak veel tijd in beslag. Daar tegenover staat dat voor de lijkbezorging een termijn staat van zes werkdagen. De inspanningen van de gemeente beperken zich tot hetgeen binnen de beperkte termijn redelijkerwijs mogelijk is. Het onderzoek in het kader van het verhalen van de kosten gaat verder en is uitgebreider.

Artikel 4Rondom de uitvaart

De gemeente Aalsmeer heeft middels een aanbestedingsprocedure een uitvaartondernemer geselecteerd waarmee een overeenkomst is gesloten. De Wlb schrijft voor dat de lijkbezorging geschiedt overeenkomstig de wens of de vermoedelijke wens van de overledene, tenzij dat redelijkerwijs niet gevergd kan worden. De burgemeester is verantwoordelijk voor de lijkbezorging en dient de wens van de overledene te respecteren voor wat betreft de wijze waarop deze plaatsvindt (zie TK 1981/1982, 11 256, nr. 17, p. 7). Dit kan begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap zijn. Andere vormen zijn wettelijk gezien niet mogelijk. Door middel van een codicil of testament kan de overledene hebben aangegeven welke vorm van lijkbezorging gekozen moet worden. Het is ook denkbaar dat op andere wijze de wens voor één van deze vormen is vastgelegd of uit andere bronnen deze wens blijkt. Ook dan zal met die wens rekening worden gehouden.

Nu het accent van de taak van de burgemeester in het kader van de Wlb ligt op de volksgezondheid en de openbare orde en omdat de verantwoordelijkheid voor het regelen van de uitvaart bij de nabestaanden ligt, wordt gekozen voor een uitvaart met een respectvol, maar sober karakter. In het kader hiervan is er altijd een medewerker van de gemeente bij de uitvaart aanwezig. In uitzonderlijke gevallen kan worden gekozen voor een meer uitgebreide uitvaart, bijvoorbeeld als de overledene een bijzonder verdienstelijk of markante inwoner van Aalsmeer is, of het overlijden grote maatschappelijke beroering teweeg heeft gebracht, bijvoorbeeld als het een door een misdrijf om het leven gekomen onbekend kind betreft. In dergelijke gevallen kan het herdenken van de overledene in een bredere maatschappelijke context wenselijk zijn.

Artikel 6 Binnentreden woning

Na ontvangst van de melding van overlijden wordt als eerste het GBA-V geraadpleegd op zoek naar nabestaanden. Levert dit onvoldoende resultaat op, kan de woning van de overledene binnengetreden worden. Het doel van het binnentreden van de woning is het onderzoeken of er aanwijzingen zijn die kunnen leiden tot het vinden van nabestaanden en/of schriftelijk vastgelegde uitvaartwensen. Tevens zal worden gezocht naar aanwijzingen om vast te kunnen stellen of de kosten van de uitvaart uit de nalatenschap van de overledene kunnen worden voldaan en voor het geval dit niet zo is, of er aanwijzingen te vinden zijn met betrekking tot nabestaanden op wie de kosten verhaald kunnen worden. Uit in de woning aangetroffen bankafschriften kan blijken dat er een positief banksaldo is. Er kunnen adresgegevens van nabestaanden worden gevonden. Uitsluitend belangrijke documenten uit de administratie, zoals levensverzekerings- en/of begrafenispolissen worden voor het beoogde doel veiliggesteld.

De Wlb stelt geen regels ten aanzien van het bezoek aan de woning van de overledene. Het binnentreden is daarom in beginsel te beschouwen als ‘huisvredebreuk’ in de zin van artikel 138 WvSr. Voor het strafrecht geldt immers dat als de woonruimte zich nog in ongeschonden staat bevindt, zij bij de overleden bewoner nog ‘in gebruik’ is (HR 14 april 1981, NJ 1982, 421). Vaak wordt als grondslag voor binnentreden in de woonruimte aangevoerd dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid en daarom noodmaatregelen kan treffen, zoals sluiting van een woning en afsluiten van de gastoevoer. Het binnentreden van de woonruimte wordt dan wel als een dergelijke ‘noodmaatregel’ aangemerkt, gebaseerd op artikel 172 Gemeentewet. Hoewel de juridische grondslag omstreden is, dient in dat geval een belangenafweging plaats te vinden tussen enerzijds de openbare orde en de verantwoordelijkheid voor de lijkbezorging en anderzijds het respect voor de overledene en de nabestaanden. De Algemene wet op het binnentreden blijft onverkort van toepassing als in een concreet geval tot binnentreden van een woning wordt overgegaan. In die wet zijn de vormvoorschriften geregeld die in acht moeten worden genomen bij het binnentreden van een woonruimte.

Dit betekent het volgende:

  • 1.

    Een schriftelijke machtiging moet door de burgemeester zijn afgegeven; (Dit is niet vereist bij voorkoming of bij bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen en/of goederen). De machtiging (tot binnentreden), wordt afgegeven door de burgemeester van de gemeente waar de woning van de overledene zich bevindt (artikel 3 lid 2 van de Algemene wet op het binnentreden) en wordt voor één woning afgegeven (artikel 5 van de Algemene wet op het binnentreden). Indien de overledene ingezetene was van een andere gemeente dan de gemeente Aalsmeer, wordt aan de burgemeester van deze gemeente om een machtiging verzocht om te woning binnen te kunnen treden.

  • 2.

    De woning kan enkel worden binnengetreden door personen die daartoe bevoegd zijn verklaard.

  • 3.

    Het binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige ter zake geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag op te maken.

Tijdens het huisbezoek wordt zorgvuldig te werk gegaan. De woonruimte wordt alleen betreden in het bijzijn van een collega. Beide medewerkers zijn hiertoe door de burgemeester gemachtigd. De bevindingen worden direct na het bezoek in een rapportage vastgelegd.

Artikel 7 Verhalen van de kosten

Artikel 22 van de Wlb voorziet in de mogelijkheid om de kosten van de uitvaart te verhalen. Het college maakt van deze bevoegdheid gebruik. Slechts de kosten voor de uitvaart worden verhaald.

Uitvoeringskosten worden niet in rekening gebracht. Dit zijn immers kosten die samenhangen met de uitvoering van een wettelijke taak, waarvoor de gemeente gecompenseerd wordt via een algemene uitkering uit het Gemeentefonds.

De uitvaart-ondernemer kan via het Register Uitvaartverzekeringen vaststellen of de overledene een uitvaartverzekering heeft. Hij dient dan ook de kosten van de uitvaart –tot zover de uitkering strekt- uit de verzekering te voldoen. De gemeente bekostigt alleen hetgeen niet door de verzekering wordt gedekt en verhaalt dat bedrag op de nalatenschap en de nabestaanden.

Verhaal geschiedt op de nalatenschap en bij onvoldoende baten, op de nabestaanden.

Het college maakt voorts gebruik van de bevoegdheid de kosten van de uitvaart te verhalen op de nalatenschap.

Is de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard, dan worden de kosten van de uitvaart in rekening gebracht bij de betreffende erfgena(a)m(en) c.q. de executeur testamentair of de notaris. Als er een vereffenaar is benoemd kunnen de kosten bij hem/haar worden ingediend. Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (conform artikel 4:7 en artikel 4:184 BW).

Als uit onderzoek blijkt dat er hoogstwaarschijnlijk sprake is van een nalatenschap die voldoende is om (het restant) van de kosten van de uitvaart te voldoen kan de gemeente deze aanmelden bij het Rijksvastgoedbedrijf. Het Rijksvastgoedbedrijf beziet eerst of de afwikkeling lonend is, m.a.w. of de te maken kosten uit de nalatenschap kunnen worden voldaan. Als dit niet zo is, neemt men de zaak niet aan. In dit geval is het uiteraard voor de gemeente ook duidelijk dat verhaal op de nalatenschap geen soelaas biedt. Gaat men wel over tot afwikkeling kan de gemeente zijn vordering inbrengen in de nalatenschap.

De gemeente onderzoekt altijd of er sprake is van een testament. Uit het testament kunnen nabestaanden naar voren komen en kan blijken dat er bepaalde vermogensbestanddelen of verplichtingen (legaten) aanwezig zijn, die van belang zijn voor de afwikkeling van de nalatenschap. Bij het Centraal Testamentenregister (CTR) in Den Haag kan (gratis) worden nagegaan of de overledene een testament heeft laten opmaken. Deze informatie wordt altijd schriftelijk bevestigd.

Voor verhaal op de nalatenschap is paragraaf 6.5 van de Participatiewet ‘voor zover mogelijk’ van overeenkomstige toepassing. Indien van toepassing, wordt er schriftelijk een verhaalsbeslissing opgesteld, met daarin een kostenopgaaf, die wordt verstuurd naar de nabestaande(n). Is iemand anders vereffenaar of executeur of is de afwikkeling in handen van een notaris gesteld, dan vindt toezending van de factuur aan hem/haar plaats, met het verzoek tot uitbetaling over te gaan. Evenals voor verhaal van bijstand geldt dat de verhaalsbeslissing niet geëxecuteerd kan worden op geld en goederen van de nalatenschap, tenzij de rechtbank de verhaalsvordering heeft vastgesteld. In de Wlb is geen bijzonder voorrecht of titel vastgelegd ten aanzien van verhaal van kosten lijkbezorging.

Verhaal op de nabestaanden

Als er na verhaal op de nalatenschap nog kosten voor lijkbezorging voor rekening van de gemeente blijven, worden deze kosten verhaald op de bloed- en aanverwanten tot in de 2e graad, die krachtens de artikelen 1:392, 1:394-396 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Bloed- en aanverwanten zijn volgens artikel 1:392 BW:

  • 1.

    ouders;

  • 2.

    kinderen

  • 3.

    schoonouders, stiefouders en behuwdkinderen (= aangetrouwde kinderen).

Conform lid 2 ziet het college af van verhaal voor de kosten voor lijkbezorging op schoonouders, stiefouders en aangetrouwde kinderen.

De gemeente maakt gebruik van de beleidsvrijheid om niet te verhalen bij bijzondere omstandigheden. Deze omstandigheden zijn bijvoorbeeld situaties, waarin verhaal op de nabestaanden een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt. Te denken valt aan verhaal van de kosten van lijkbezorging op de kinderen van een ouder waar sprake was van misbruik.

Paragraaf 6.5 van de Participatiewet is ‘voor zover mogelijk’ van overeenkomstige toepassing. In aanvulling op hetgeen hierover reeds is genoemd bij verhaal op de nalatenschap van de overledenen is nog van belang dat verhaal op bloed- en aanverwanten, anders dan bij verhaal van bijstand op onderhoudsplichtigen, niet plaatsvindt volgens de normen, die de burgerlijke rechter hanteert voor verplichting tot het verstrekken van alimentatie (TREMA-normen). Aansluiting moet worden gezocht bij verhaal van bijstand op de nalatenschap (artikel 62f onderdeel b Participatiewet), waarbij dit geen rol speelt. Zie ook Rechtbank Alkmaar 28 mei 2008, LJN: BD 3885. De gemeente kan de kosten van lijkbezorging verhalen op de bloed- en aanverwanten naar de mate van hun erfrechtelijk aandeel. Dat betekent dat als er drie kinderen zijn, ieder kind voor een derde deel van de kosten verbonden is. Er geldt geen hoofdelijke aansprakelijkheid. Ieder is voor zijn deel verbonden. Zie uitspraak LJN: BD 3885.