Besluit van de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Sittard-Geleen, Beek en Stein houdende regels omtrent het treffen van een gemeenschappelijke regeling bij de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw)

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 02-07-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2024

Intitulé

Besluit van de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Sittard-Geleen, Beek en Stein houdende regels omtrent het treffen van een gemeenschappelijke regeling bij de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw)

De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beek en Sittard-Geleen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

Overwegende dat

  • -

    zij van oordeel zijn dat het voor een optimale behartiging van het in deze gemeenschappelijke regeling nader aan te geven belang van die gemeenten wenselijk is, dat door de besturen van die gemeenten wordt samengewerkt bij de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening;

  • -

    de colleges daartoe krachtens deze gemeenschappelijke regeling een nieuw openbaar lichaam instellen dat namens de colleges van de gemeenten zal optreden als formele werkgever van Wsw-werknemers;

  • -

    de colleges uitsluitend hun taken en bevoegdheden ten aanzien van het formele werkgeverschap als bepaald in artikel 2 lid 1 van de Wet sociale werkvoorziening overgedragen aan het bestuur van het krachtens deze gemeenschappelijke regeling ingestelde openbaar lichaam;

  • -

    de colleges de gemeenschappelijke regeling Vixia hebben opgeheven met ingang van 1 januari 2020.

Gelet op

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    de Gemeentewet;

  • -

    de Wet sociale werkvoorziening.

Gelezen

  • -

    de besluiten van de raden en colleges tot instelling van het openbare lichaam.

Besluiten:

de Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw in te stellen en conform de volgende tekst vast te stellen:

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • b.

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

  • d.

    de Wsw: de Wet sociale werkvoorziening;

  • e.

    gemeenten: de gemeenten waarvan de colleges van burgemeester en wethouders deze regeling hebben getroffen;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

  • g.

    raad: de gemeenteraad van een gemeente;

  • h.

    gemeentebesturen: de colleges van de gemeenten;

  • i.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg;

  • j.

    Wsw-werknemers: de krachtens artikel 2 lid 1 Wsw in dienst genomen personen;

  • k.

    Fte: Fulltime equivalent: één of meer dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wsw, op tienden nauwkeurig omgerekend naar een werkweek van 36 uur, waarbij vijfhonderdste wordt afgerond op een tiende.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Met toepassing van artikel 8 lid 1 van de wet wordt een openbaar lichaam ingesteld, genaamd ‘Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw’.

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Sittard-Geleen.

Artikel 3 Belang

Het belang ter behartiging waarvan de regeling is getroffen omvat de overdracht van het formele werkgeverschap van Wsw-werknemers aan het openbaar lichaam, binnen welk kader de gemeenten de uitvoering van artikel 2 lid 1 van de Wsw en de daaruit voortvloeiende en daarmee verband houdende voorschriften en regelingen overdragen aan het openbaar lichaam.

Artikel 4 Bevoegdheden

Ter behartiging van het in artikel 3 van de regeling genoemde belang dragen de colleges aan het bestuur van het openbaar lichaam per 1 januari 2020 hun bevoegdheden en verplichtingen over met betrekking tot de uitvoering van artikel 2 lid 1 van de Wsw.

Artikel 5 Het bestuur

  • 1. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het openbaar lichaam.

  • 3. De voorzitter is voorzitter van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur.

HOOFDSTUK 2 Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam

Artikel 6 Samenstelling

  • 1. In het algemeen bestuur nemen per deelnemende gemeente twee leden plaats.

  • 2. Het college van iedere gemeente wijst uit zijn midden twee leden en twee plaatsvervangende leden aan voor het algemeen bestuur.

Artikel 7 Zittingsduur

  • 1. De leden van het algemeen bestuur worden door de colleges aangewezen voor een periode gelijk aan die van de zittingsduur van het betreffende college, met dien verstande dat het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling voor de eerste vergadering bijeenkomt.

  • 2. De benoeming van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering of uiterlijk binnen zes weken na de eerste vergadering van de colleges van de gemeenten in de nieuwe samenstelling.

  • 3. Het aanwijzen ter vervulling van plaatsen die om welke reden dan ook zijn opengevallen, vindt uiterlijk binnen drie maanden na dat openvallen plaats.

  • 4. De zittingstermijn van het lid dat ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, eindigt op het tijdstip waarop de zittingstermijn van degene in wiens plaats hij is benoemd overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid zou zijn geëindigd.

Artikel 8 Ontslag

  • 1. Het college van een gemeente kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag verlenen als deze het vertrouwen van de raad niet meer bezit.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt het voornemen hiertoe mede aan het college dat hem heeft aangewezen en aan de voorzitter van het algemeen bestuur.

Artikel 9 Vergaderingen

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste twee keer en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert tevens wanneer dit door ten minste twee leden van het algemeen bestuur schriftelijk en met opgave van redenen aan de voorzitter wordt gevraagd. De voorzitter is gehouden binnen een maand na ontvangst ervan uitvoering te geven aan een dergelijk verzoek.

  • 3. In de vergadering van het algemeen bestuur is de stemverhouding van de leden gebaseerd op het aantal Fte met een Wsw-arbeidsovereenkomst uit de betreffende gemeente per ultimo van voorgaand jaar.

  • 4. Besluiten van de vergadering van het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 28, 30, 33, 33a, 33b en 34 worden genomen op basis van de meerderheid van de uitgebrachte stemmen waarbij minimaal twee deelnemende gemeenten voor dienen te stemmen. Alle andere besluiten van de vergadering van het algemeen bestuur worden genomen op basis van de meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 5. Het algemeen bestuur kan via de voorzitter derden uitnodigen om als adviseur de vergaderingen van het algemeen bestuur bij te wonen.

Artikel 10 Bevoegdheden en Zienswijze

  • 1. De bevoegdheden die bij de regeling worden overgedragen, berusten bij het algemeen bestuur, tenzij bij wet of in de regeling anders is bepaald.

  • 2. Het algemeen bestuur besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het bepaalde in dit artikel 10 lid 2 is van overeenkomstige toepassing op het beëindigen van een deelneming.

  • 3. Het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur besluit niet tot het vaststellen van meerjarige strategische plannen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten gedurende twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk hun zienswijzen op het concept bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen.

  • 4. Het algemeen bestuur beslist niet over een voorstel alvorens de raden om zienswijzen zijn gevraagd, wanneer ten minste twee gemeenteraden het dagelijks bestuur hierom verzoeken. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de raden hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.

  • 5. Indien het vierde lid wordt toegepast, dan hebben de raden twaalf weken de tijd hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijzen gegeven zijn, stelt het dagelijks bestuur de raden en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 11 Informatie en verantwoording

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college en de raad van zijn gemeente ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college en de raad van zijn gemeente alle inlichtingen die door het college en de raad, of één of meer leden daarvan, worden verlangd op de in die gemeente gebruikelijke wijze.

  • 3. Het algemeen bestuur geeft de raden van de gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Artikel 12 Reglement van orde

Het algemeen bestuur kan voor zijn werkwijze en vergaderingen een reglement van orde vaststellen.

HOOFDSTUK 3 Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam

Artikel 13 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden, inclusief de voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst per gemeente uit zijn midden een lid van het dagelijks bestuur aan.

Artikel 14 Zittingsduur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan die van het algemeen bestuur, met dien verstande dat het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt op de dag waarop het dagelijks bestuur in nieuwe samenstelling voor de eerste vergadering bijeenkomt.

  • 2. De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur, in de nieuwe samenstelling.

  • 3. Het aanwijzen ter vervulling van plaatsen die om welke reden dan ook zijn opengevallen, vindt uiterlijk binnen drie maanden na dat openvallen plaats.

  • 4. Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature tot lid van het dagelijks bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 15 Ontslag

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur verliezen hun functie wanneer zij geen zitting meer hebben in het algemeen bestuur.

  • 2. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer geniet.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt het voornemen hiertoe mede aan het algemeen bestuur.

  • 4. Het lid van het dagelijks bestuur dat ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger is aangewezen.

Artikel 16 Vergaderingen

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of als een lid dit de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed verzoekt.

  • 2. In de vergadering van het dagelijks bestuur is de stemverhouding van de leden gebaseerd op het aantal Fte met een Wsw-arbeidsovereenkomst uit de betreffende gemeente per ultimo van voorgaand jaar.

  • 3. Alle besluiten van de vergadering van het dagelijks bestuur worden genomen op basis van de meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan via de voorzitter derden uitnodigen om als adviseur de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij te wonen.

Artikel 17 Bevoegdheden

Het dagelijks bestuur is bevoegd om:

  • a.

    al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd, voor te bereiden;

  • b.

    besluiten van het algemeen bestuur uit te voeren;

  • c.

    beheer en administratie van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam te voeren;

  • d.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 10, lid 2 van de regeling;

  • e.

    te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • f.

    zowel in als buiten rechte conservatoire maatregelen te nemen en alles te doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.

Artikel 18 Informatie en verantwoording

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur verstrekken zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk de door het algemeen bestuur of door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen. Schriftelijk gevraagde inlichtingen worden zo mogelijk schriftelijk gegeven.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur leggen zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk verantwoording af aan het algemeen bestuur voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur geeft de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Artikel 19 Verantwoording

Het dagelijks bestuur rapporteert per kwartaal aan het algemeen bestuur over de financiële ontwikkeling aan de hand van het door het openbaar lichaam te hanteren financiële kengetallen.

Artikel 20 Reglement van Orde

Het dagelijks bestuur kan voor zijn werkwijze en vergaderingen een reglement van orde vaststellen. Het brengt dit reglement ter kennis van het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 4 De voorzitter, secretaris

Artikel 21 De voorzitter

  • 1. De voorzitter van het openbaar lichaam wordt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen.

  • 2. De voorzitter leidt de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 4. De voorzitter ontvangt alle aan het algemeen bestuur of dagelijks bestuur gerichte stukken en brengt die zo spoedig mogelijk ter tafel in de vergadering waar zij behoren.

  • 5. Indien gewenst worden de agenda met de bijbehorende stukken voor de vergadering van het algemeen bestuur door of vanwege de voorzitter ter kennisneming toegezonden aan de gemeentebesturen. De voorzitter is in spoedeisende gevallen bevoegd een voorlopig onderzoek van stukken te doen plaatshebben en geeft daarvan kennis in de eerstvolgende vergadering van het dagelijks bestuur.

  • 6. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

  • 7. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt deze vervangen op een door het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 8. De voorzitter geeft de raden van de gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Artikel 22 Secretaris

  • 1. Het algemeen bestuur kan een secretaris benoemen.

  • 2. De secretaris van het algemeen bestuur is tevens secretaris van het dagelijks bestuur.

  • 3. De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in alles wat hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam.

  • 4. Door de secretaris worden alle stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, medeondertekend.

  • 5. Bij afwezigheid van de secretaris wordt deze vervangen op een in het reglement van orde van het algemeen bestuur te bepalen wijze.

HOOFDSTUK 5 Financiën

Artikel 23 Algemeen

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de financiën van het openbaar lichaam, voor zover daarvan bij of krachtens de wet niet is afgeweken.

Artikel 24 Financiële en beleidsmatige kaders

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de gemeenten.

  • 2. In de algemene financiële kaders wordt de verdeelsleutel voor bijdragen van de gemeenten opgenomen. Voor de berekening van de bijdragen wordt uitgegaan van het aantal Fte's ingevuld door Wsw-werknemers per gemeente in het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de bijdrage is verschuldigd.

Artikel 25 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en bijbehorende stukken uiterlijk 30 april van ieder jaar aan de raden van de gemeenten.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, ook algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3. De raden van de gemeenten kunnen twaalf weken na aanbieding door het dagelijks bestuur bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijze bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor 1 juli de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 6. Binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 34, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum, zendt het dagelijks bestuur de begroting aan gedeputeerde staten.

  • 7. Nadat de begroting is vastgesteld zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8. Het bepaalde in het eerste, derde, vierde, zesde en zevende lid van dit artikel is, met uitzondering van de in derde en zesde lid genoemde termijnen, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 26 Jaarrekening en jaarverslag

  • 1. Van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de conceptjaarrekening, het jaarverslag met daarbij behorende bescheiden, zoals vermeld in artikel 213 van de Gemeentewet. Na de eigen oordeelsvorming zendt het dagelijks bestuur de voorlopige jaarrekening jaarlijks voor de in artikel 34b van de Wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum toe aan de raden.

  • 2. Nadat een daartoe aangestelde registeraccountant een goedkeurende verklaring over de jaarrekening heeft afgegeven, wordt de jaarrekening vervolgens door het algemeen bestuur vastgesteld in het jaar volgend op het jaar waarop het betrekking heeft.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 34, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedeputeerde staten en voorts aan de raden van de gemeenten.

  • 4. Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

Artikel 27 Verdeling van baten en lasten

  • 1. De gemeenten verbinden zich jaarlijks eventuele nadelige exploitatiesaldi en bestuurs- en beheerskosten van het openbaar lichaam te betalen. Voordelige exploitatiesaldi vloeien terug naar de gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks nadere regels vast met betrekking tot achtereenvolgens de verdeling en de verrekening van respectievelijk voor- en nadelige exploitatiesaldi.

  • 3. De verdeling en de verrekening van de in het vorige lid bedoelde exploitatiesaldi wordt door het algemeen bestuur gebaseerd op het aantal Fte’s ingevuld door Wsw-werknemers per gemeente in het desbetreffende jaar.

  • 4. Mocht het algemeen bestuur positieve exploitatiesaldi een andere bestemming willen geven, dan vraagt het algemeen bestuur daarvoor de goedkeuring van de gemeentebesturen.

Artikel 28 Vergoedingen

De leden van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, alsmede de leden van eventuele ingestelde commissies ontvangen geen vergoeding.

HOOFDSTUK 6 Wijziging, inspraak, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 29 Wijziging

  • 1. De regeling wordt gewijzigd op grond van een door twee van de gemeentebesturen genomen besluit, onder wie in ieder geval de gemeente Sittard-Geleen.

  • 2. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen uitgaan van het algemeen bestuur, of één of meer gemeentebesturen.

  • 3. Indien het voorstel uitgaat van het algemeen bestuur zendt dit bestuur het voorstel aan de gemeentebesturen, die binnen de wettelijke termijn van 13 weken een besluit nemen en dit terstond aan het algemeen bestuur mededelen.

  • 4. Indien het voorstel uitgaat van een of meer gemeentebesturen wordt het voorstel aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 5. Het algemeen bestuur doet het voorstel, zoals omschreven in lid 4 van dit artikel, met zijn beschouwingen ter zake, binnen drie maanden aan de gemeentebesturen toekomen, waarna deze besturen en het algemeen bestuur verder handelen als voor het geval bepaald in lid 3 van dit artikel.

Artikel 30 Inspraak

  • 1. Ingezetenen van gemeenten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en raden van de gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.

  • 3. Het tweede lid vindt ook toepassing wanneer ten minste twee raden het dagelijks bestuur hierom verzoeken.

  • 4. Het dagelijks bestuur informeert de deelnemers zo spoedig mogelijk omtrent zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het tweede lid en de wijze waarop deze inspraak voor ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden zal worden vormgegeven.

Artikel 31 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan met toepassing van artikel 24 van de wet commissies van advies instellen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan met toepassing van artikel 25 van de wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

Artikel 32 Toetreding

  • 1. Toetreding tot de regeling door andere gemeenten vindt plaats op voorstel van het algemeen bestuur en met instemming van de gemeentebesturen van de reeds aan de regeling deelnemende gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de financiële alsmede de overige gevolgen van een toetreding.

Artikel 33a Uittreding

  • 1. Een gemeentebestuur van een van de deelnemende gemeenten kan besluiten tot uittreding uit de regeling, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de wet.

  • 2. Een gemeentebestuur zendt het besluit tot uittreding aangetekend aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt een opzegtermijn van 3 jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar, in acht genomen, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen.

  • 3. Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke nadien worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 4. Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 5. Nadat het uittredingsplan is vastgesteld, is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen.

Artikel 33b Procedure en inhoud van het uittredingsplan

  • 1. Het in artikel 33a, derde lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende deelnemer.

  • 2. Voor het opstellen van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke adviseur aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het uittredingsplan komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke adviseur aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de directeur/voorzitter. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke adviseur aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van de uittredende deelnemer.

  • 4. De financiële afrekening bij uittreding tussen de gemeenten vindt plaats met als uitgangspunt een verdeelsleutel welke is gebaseerd op het gemiddeld aantal Fte's ingevuld door Wsw-werknemers per gemeente. Een en ander wordt gemeten over een referentieperiode van vijf jaren voorafgaand aan de datum van het besluit van uittreding van de desbetreffende gemeente. Tevens past de onafhankelijke adviseur bij de berekening van de uittreedsom een risico-opslag van 5% op de uittreedsom toe om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 5. Het algemeen bestuur is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het algemeen bestuur onderzoekt in dat kader met de uittredende deelnemer de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

Artikel 34 Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling wordt opgeheven indien twee van de deelnemende gemeentebesturen daartoe besluiten of indien na uittreding door een gemeente overeenkomstig het bepaalde in artikel 33a lid 1 er nog slechts één deelnemende gemeente resteert.

  • 2. Indien de regeling wordt opgeheven, geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur. De financiële gevolgen van de opheffing zullen worden geregeld overeenkomstig de verdeelsleutel als hiervoor bepaald in artikel 33b lid 4 van de regeling.

  • 3. Uiterlijk zes maanden voor het tijdstip, waarop de regeling ophoudt te bestaan, stelt het algemeen bestuur een liquidatieplan op dat aan de gemeentebesturen moet worden medegedeeld. Dit liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen conform de verdeelsleutel als hiervoor bepaald in artikel 33b lid 4 van de regeling.

  • 4. De gemeentebesturen kunnen hun bedenkingen over het liquidatieplan binnen twee maanden na ontvangst daarvan aan het algemeen bestuur mededelen. Vervolgens stelt het algemeen bestuur het liquidatieplan vast.

  • 5. De gemeenten verbinden zich in geval van opheffing van het openbaar lichaam, de resterende rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de gemeenten te verdelen conform de verdeelsleutel zoals vermeld in het liquidatieplan.

  • 6. Het dagelijks bestuur wordt belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

  • 7. Het openbaar lichaam blijft voortbestaan zolang dit voor de liquidatie van het vermogen nodig is. De bestuursorganen blijven zolang functioneren.

HOOFDSTUK 7 Slotbepalingen

Artikel 35 Archief

  • 1. Het algemeen bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden, zulks met inachtneming van de ter zake geldende wet- en regelgeving op het gebied van archivering.

  • 2. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze bescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3. De gemeentearchivaris van Sittard-Geleen is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 4. Voor de bewaring overeenkomstig de ter zake geldende wet- en regelgeving op het gebied van archivering, van de over te brengen archiefbescheiden is aangewezen: de archiefbewaarplaats van Sittard-Geleen.

  • 5. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform de dan ter zake geldende wet- en regelgeving op het gebied van archivering.

Artikel 36 Evaluatie

De werking van de regeling zal geëvalueerd worden indien twee gemeentebesturen hierom verzoeken. Het dagelijks bestuur zal dan een onderzoeksvoorstel aan de deelnemers voorleggen.

Artikel 37 Bekendmaking

  • 1. Het college van de gemeente Sittard-Geleen maakt een volledig ondertekend exemplaar van deze regeling alsmede van besluiten tot wijziging, tot uittreding van, van toetreding tot en tot opheffing van deze regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend in het door gemeente Sittard-Geleen uitgegeven Gemeenteblad.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet.

Artikel 38 Duur, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. De regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 3. De regeling kan worden aangehaald onder de titel ‘Gemeenschappelijke Regeling Vidar Wsw’.

Ondertekening