Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR628397
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR628397/1
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent de Wet Bibob (Beleidsregels Wet Bibob gemeente Vijfheerenlanden)
Geldend van 24-10-2019 t/m heden
Intitulé
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent de Wet Bibob (Beleidsregels Wet Bibob gemeente Vijfheerenlanden)De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden,
ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
Overwegende,
- -
dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
Gelet op:
- -
het bepaalde in de Wet Bibob,
- -
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
Besluiten
vast te stellen de
Beleidsregels Wet Bibob gemeente Vijfheerenlanden
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
-
1. De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels.
-
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
APV: Algemene Plaatselijke Verordening Vijfheerenlanden 2019
- b.
bestuursorgaan: de burgemeester of college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden;
- c.
Bibob-onderzoek: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan/de gemeente en/of het LBB of, en zo ja in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob.
- d.
Bureau: het Landelijk Bureau Bibob;
- e.
Eigen onderzoek: onderzoek in het kader van de Wet Bibob dat door de gemeente of het bestuursorgaan wordt uitgevoerd;
- f.
Gemeente: de gemeente Vijfheerenlanden;
- g.
Lokaal overleg: het reguliere overleg tussen het RIEC, politie en de gemeente Vijfheerenlanden waarin signalen/casuïstiek op het gebied van georganiseerde criminaliteit en aanverwante onderwerpen, zoals Bibob, besproken worden. Bij dit overleg sluiten (indien nodig) andere partners uit het samenwerkingsverband RIEC aan;
- h.
Ondermijningsbeeld: een in opdracht van de burgemeester door het RIEC opgesteld integraal beeld van lokale verschijningsvormen van georganiseerde ondermijnende criminaliteit binnen de gemeente Vijfheerenlanden. Dit beeld komt tot stand in samenwerking met politie, gemeente, Belastingdienst en het Openbaar Ministerie;
- i.
RIEC: Regionaal Informatie- en Expertisecentrum aanpak georganiseerde criminaliteit;
- j.
Risicocategorie: bedrijfsactiviteiten (branches) die in het ondermijningsbeeld als risicovol worden aangemerkt;
- k.
Risicogebied: gebied dat in het ondermijningsbeeld als risicovol wordt aangemerkt;
- l.
Semi-overheid: organisaties, die dicht tegen de overheid aan zitten. Kenmerken van semi-overheid is dat er sprake is van:
- 1.
wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en
- 2.
een (flinke) publieke financiering;
- 1.
- m.
Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- n.
Wet: Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
- a.
Artikel 1.2 Toepassing beleidsregels.
Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon de gemeente Vijfheerenlanden en diens bestuursorganen. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.
Artikel 1.3 Geen toepassing beleidsregels.
Het bibob-onderzoek zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van een:
- a.
overheidsinstantie;
- b.
semi-overheidsinstantie;
- c.
toegelaten woning(bouw)corporatie (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning);
- d.
door het college bij besluit aangewezen aanvrager.
Artikel 1.4 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van beleidsregel
Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een Bibob-onderzoek kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.
Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 2.1 Standaard Bibob-onderzoek (actief)
-
1. Het bestuursorgaan voert het Bibob-onderzoek uit bij een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:
- a.
Artikel 2:28 en 2:28a voor zover het betreft de aanvraag voor een coffeeshop
- b.
artikel 2:39 APV (exploitatievergunning speelgelegenheid);
- c.
artikel 3:4 APV (exploitatievergunning seksinrichting of escortbedrijf);
indien:
- a.
sprake is van een nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf en/of
- b.
sprake is van een overname of wijziging van een exploitant en/of
- c.
op grond van:
- •
eigen ambtelijke informatie en/of
- •
informatie verkregen van het LBB en/of
- •
informatie afkomstig en een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of
- •
vanuit het Openbaar Ministerie verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet en/of
- •
overige signalen vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
- •
- d.
indien de aanvrager in de afgelopen 5 jaren:
- a.
een weigering op basis van de wet heeft ontvangen, dan wel;
- b.
voorschriften op grond van de wet heeft moeten naleven (zgn. ‘smet op de aanvrager’).
- a.
- e.
indien voor de locatie waarvoor de beschikking wordt aangevraagd, de afgelopen 10 jaar een Bibob-onderzoek heeft geleid tot een weigering of het stellen van voorschriften op grond van de wet (zgn. ‘smet op de locatie’);
- f.
indien de locatie waarvoor de beschikking wordt aangevraagd is gelegen in een risicogebied;
- g.
indien de branche waarvoor de beschikking wordt aangevraagd behoort tot een Risicocategorie.
- a.
Artikel 2.2
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid zal het bestuursorgaan ten aanzien van para-commerciële instellingen en slijterijen in beginsel uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub c van deze beleidsregel.
Artikel 2.3 Facultatieve Bibob-onderzoek (passief)
Het bestuursorgaan kan het bibob-onderzoek uitvoeren, indien het vermoeden bestaat dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet bij aanvragen
overeenkomstig het bepaalde in:
- 1)
de Algemene subsidieverordening en de subsidieregeling van de gemeente Vijfheerenlanden;
- 2)
artikel 2:25 APV (evenementenvergunning);
- 3)
artikel 2:28 en 2:28a APV (exploitatievergunning/ontheffing);
- 4)
artikel 5:23 APV (snuffelmarktvergunning);
- 5)
artikel 3 Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning);
- 6)
artikel 30a Drank- Horecawet (aanhangsel drank- en horecavergunning);
- 7)
artikel 21 (onttrekkingsvergunning) Huisvestingswet jo. artikel 4.1.2 eerste lid Huisvestingsverordening Regio Vijfheerenlanden 2015;
- 8)
artikel 22 (splitsingsvergunning) Huisvestingswet jo. artikel 4.2.2 Huisvestingsverordening Regio Vijfheerenlanden 2015);
- 9)
artikel 2.1 eerste lid aanhef en onder a Wabo (omgevingsvergunning bouwactiviteit), vanaf een bouwsom van €500.000,00;
- 10)
artikel 2.1 eerste lid aanhef en onder e Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid Wabo (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer);
- 11)
artikel 2.1 eerste lid aanhef en onder i Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 Wabo is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoel in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);
- 12)
artikel 30b Wet op de kansspelen (speelautomatenvergunning).
In geval van een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2:24 t/m 2:25a van de APV (evenementenvergunning), zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien de aanvraag betrekking heeft op een vechtsportevenement.
Artikel 2.4 Vermoeden
Een vermoeden als genoemd in de artikelen 2.2, 2.4, 3.1 en 3.2 bestaat indien:
- 1.
er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet:
- a.
vanuit eigen informatie van het bestuursorgaan;
- b.
vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, danwel;
- c.
vanuit het openbaar ministerie verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 jo. 26 van de wet;
- a.
- 2.
het Bureau in de afgelopen 2 jaar een adviesaanvraag in behandeling heeft genomen danwel een advies heeft uitgebracht met betrekking tot de aanvrager.
Artikel 2.5 Reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan kan het bibob-onderzoek uitvoeren op reeds verleende beschikkingen indien:
- 1.
de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie die gelegen is in een risicogebied;
- 2.
de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een risico-categorie;
- 3.
er een vermoeden bestaat als genoemd in artikel 2.3;
- 4.
bekend wordt, dat tegen de betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt.
Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties / aanbestedingen
Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf
-
1. De gemeente zal in beginsel een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie indien op grond van:
- •
eigen ambtelijke informatie, en/of
- •
informatie verkregen van het LBB, en/of
- •
informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
- •
vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
- •
overige signalen
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
- •
-
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zal de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft, zal worden gebruikt in één van de volgende sectoren:
- •
horecabedrijven;
- •
seks- en escortbedrijven;
- •
inrichtingen waarin middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet te koop worden aangeboden (coffeeshops);
- •
inrichtingen waarin psychoactieve substanties (waaronder niet traditionele genotsmiddelen op natuurlijke basis) te koop worden aangeboden (smartshops);
- •
inrichten waarin artikelen en hulpmiddelen voor het gebruik van drugs te koop worden aangeboden (headshops);
- •
shishalounges;
- •
speelautomatenhallen;
- •
fitnesscentra;
- •
wellnessbranche (massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);
- •
autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage);
- •
belwinkels;
- •
woonruimte voor arbeidsmigranten;
- •
woonwagenterreinen;
- •
religieuze instellingen;
- •
afvalverwerkingsbedrijven.
- •
-
3. De gemeente kan een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien:
- a.
de transactie betrekking heeft op een beeldbepalende onroerende zaak of op een onroerende zaak die naar het oordeel van de gemeente symbolische waarde heeft;
- a.
de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft gelegen is in een door het college vastgesteld aandachtsgebied;
- a.
-
4. Indien is besloten tot het starten van een Bibob-onderzoek, komt er geen overeenkomst tot stand totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.
Artikel 3.2 Vastgoedtransacties screening achteraf
-
1. De gemeente zal, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen én indien op grond van:
- •
eigen ambtelijke informatie, en/of
- •
informatie verkregen van het LBB, en/of
- •
informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
- •
vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
- •
overige signalen
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
- •
-
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de gemeente, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, periodiek een Bibob-onderzoek uitvoeren op momenten zoals in de overeenkomst bepaald.
Artikel 3.3 Overheidsopdrachten
In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet Bibob
valt, zal de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
- •
eigen ambtelijke informatie, en/of
- •
informatie verkregen van het LBB, en/of
- •
informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
- •
vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
- •
overige signalen
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Hoofdstuk 4 Uitvoering
Artikel 4.1 Eigen onderzoek
-
1. Het bibob-onderzoek start met het toezenden van het Bibob-vragenformulier aan de betrokkene.
-
2. Het Bibob-vragenformulier bevat de in artikel 30 van de wet genoemde vragen.
-
3. Het bibob-onderzoek omvat in ieder geval een eigen onderzoek bestaande uit de controle en analyse van:
- a.
de door de betrokkene aangereikte informatie/documenten bij het Bibob-vragenformulier en de door hem daarbij aangeleverde documenten;
- b.
eventuele extra, op verzoek van het bestuursorgaan, door betrokkene overlegde documenten of informatie;
- c.
open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, internet, etc.);
- d.
antecedentenonderzoek, indien dit geen onderdeel uitmaakt van de toetsing van de reguliere beschikking.
- a.
-
4. De gemeente danwel het bestuursorgaan maakt bij het eigen onderzoek desgewenst gebruik van de expertise van het RIEC.
Artikel 4.2 Buiten behandeling stellen
-
1. Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de betrokkene verzocht conform de Algemene wet bestuursrecht de ontbrekende gegevens aan te leveren.
-
2. Indien de betrokkene tevens aanvrager is, wordt bij de termijn aangegeven dat de procedure tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag conform artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht gevolgd wordt.
-
3. Indien het bestuursorgaan het vermoeden heeft dat de aanvrager zich weigerachtig opstelt, kan de aanvraag conform artikel 4.4 geweigerd worden danwel de beschikking ingetrokken worden.
Artikel 4.3 Bureau
-
1. Het bestuursorgaan kan advies van het Bureau inwinnen, indien:
- a.
na het bibob-onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,
- b.
na het bibob-onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),
- c.
na het bibob-onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten,
- d.
de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.
- a.
-
2. Bij inschakeling van het Bureau moeten de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht genomen worden.
-
3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 9 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.
Artikel 4.4 Weigeren/intrekken/niet aangaan
-
1. Het bestuursorgaan danwel de gemeente gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
-
2. Indien het bestuursorgaan danwel de gemeente voornemens is negatief te beschikken op respectievelijk de aanvraag, inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.
-
3. Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor beroep en bezwaar.
-
4. Het bestuursorgaan danwel de gemeente die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.
-
5. Indien de aanvrager weigert het Bibob-vragenformulier volledig in te vullen of de –ten behoeve van het bibob-onderzoek- gevraagde documenten weigert te overleggen zonder gegronde reden, wordt dit beschouwd als ‘ernstig gevaar’ genoemd in artikel 4 jo. 3 van de wet.
Artikel 4.5 Voorschriften
Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
Artikel 5.1 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet Bibob gemeente Vijfheerenlanden.
Artikel 5.2 Inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregels
-
1. Deze beleidsregels treden in werking op 8 oktober 2019
-
2. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregels Bibob van de gemeente Vijfheerenlanden, worden ingetrokken:
- a.
de Beleidsregels Wet Bibob van de gemeente Zederik, vastgesteld op 4 februari 2005;
- b.
de Beleidsregels Bibob van de gemeente Leerdam, vastgesteld op 29 mei 2007;
- c.
de Beleidslijn Wet Bibob van de gemeente Vianen, vastgesteld op 16 februari 2016.
- a.
Ondertekening
Aldus vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden op 8 oktober 2019, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
De burgemeester van de gemeente Vijfheerenlanden,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden,
De burgemeester,
de secretaris
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl