Regeling vervallen per 05-08-2023

Beleidsregels vervoersvoorzieningen: scootmobiel

Geldend van 11-10-2019 t/m 04-08-2023

Intitulé

Beleidsregels vervoersvoorzieningen: scootmobiel

Nijverdal, 1 oktober 2019 Nr. 2019-020347

Burgemeester en wethouders van Hellendoorn;

Gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015), de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hellendoorn 2019 (hierna: Verordening) en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

B e s l u i t e n:

I. Vast te stellen de:

Beleidsregels vervoersvoorzieningen: scootmobiel

Inleiding

Participatie is een van de gebieden waarop de gemeente maatschappelijke ondersteuning moet bieden (zie artikel 1.1.1 Wmo 2015 en artikel 2.1.1 Wmo 2015). Onder participatie wordt verstaan de deelname aan het maatschappelijk verkeer (zie artikel 1.1.1 Wmo 2015).

Deelname aan maatschappelijk verkeer

Deelnemen aan het maatschappelijk verkeer wil volgens de toelichting op de Wmo 2015 1 zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate:

  • mensen kan ontmoeten;

  • contacten kan onderhouden;

  • boodschappen kan doen;

  • aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen; en

  • zich kan verplaatsen.

Aanvaardbare maatschappelijke participatie

In het kader van de Wmo 2007 heeft de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) geoordeeld dat het college een cliënt in staat moet stellen tot "aanvaardbare maatschappelijke participatie". 2 Uit deze jurisprudentie blijkt dat niet elke door een cliënt gewenste vervoersvoorziening hoeft te worden verstrekt, maar dat slechts een vervoersvoorziening moet worden verstrekt die een cliënt naar de mening van het college in staat stelt om op een aanvaardbare wijze te participeren in de maatschappij. Het is aannemelijk dat deze jurisprudentie van overeenkomstige toepassing is onder de Wmo 2015.

Om een cliënt in staat te stellen tot maatschappelijke participatie kan op grond van artikel 4.1, aanhef en onder 6 van de Verordening een vervoersvoorziening worden verstrekt, bijvoorbeeld een scootmobiel.

Scootmobiel

Een scootmobiel wordt aangemerkt als een gehandicaptenvoertuig met een elektrische aandrijving, voorzien van drie, vier of vijf wielen. De gemeente verstrekt alleen driewiel- scootmobielen. De maximumsnelheid van een scootmobiel is ca. 15 km per uur en de actieradius is ca. 20-40 kilometer.

Algemene weigeringsgronden

Er wordt geen scootmobiel verstrekt, indien:

  • a.

    de cliënt geen inwoner is van de gemeente Hellendoorn;

  • b.

    de cliënt zijn hulpvraag:

    • op eigen kracht;

    • met gebruikelijke hulp;

    • met mantelzorg;

    • met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; of

    • met gebruikmaking van algemene voorzieningen

  • kan oplossen

Specifieke voorwaarden

Naast de hierboven genoemde algemene voorwaarden, moet ook zijn voldaan aan een aantal specifiek voor een scootmobiel geldende voorwaarden. Er moet namelijk sprake zijn van:

  • a.

    uiterst beperkte mobiliteit;

  • b.

    voldoende rijvaardigheid;

  • c.

    adequate stalling;

  • d.

    de goedkoopst passende voorziening.

a . Uiterst beperkte mobiliteit

Een scootmobiel is geïndiceerd voor die mensen, die een uiterst beperkte mobiliteit hebben. Om voor een scootmobiel in aanmerking te komen, moet er sprake zijn van een loopbeperking van langdurige aard, waarbij de cliënt – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. Hierbij wordt aangesloten bij de beoordeling die plaatsvindt in het kader van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart op basis van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.

b. Voldoende rijvaardigheid

Om een scootmobiel te kunnen rijden is het van belang dat de gebruiker voldoende arm-/ handfunctie en rompbalans heeft om een scootmobiel te bedienen en het stuur te hanteren. Verder moet cliënt veilig en zelfstandig aan het verkeer kunnen deelnemen met zijn scootmobiel. Factoren die daarbij een rol spelen zijn: verkeersinzicht, kennis van de regels, gedrag, geduld, concentratievermogen, oriëntatie vermogen, intelligentie, angst of juist overmoed, gezichtsvermogen, gehoor, reactievermogen, etc.. In de praktijk wordt door de Wmo-consulent beoordeeld of een cliënt op een verantwoorde wijze met een scootmobiel kan deelnemen aan het verkeer. De mate van rijvaardigheid en leerbaarheid van de cliënt zal mede afhankelijk zijn van het feit of hij kort daarvoor zelf nog actief deelnam aan het verkeer.

Bij twijfel over de rijvaardigheid wordt er geen scootmobiel verstrekt aan de betreffende cliënt, omdat dit voor hem dan geen passende voorziening is. Samen met de cliënt wordt er dan gekeken naar een andere oplossing voor het verplaatsingsprobleem.

c. Adequate stalling

Een scootmobiel wordt alleen verstrekt als er een adequate stalling aanwezig is of gerealiseerd wordt. Meestal is er een stallingsruimte/berging aanwezig bij een woning. Daarom is de cliënt zelf verantwoordelijk voor de stalling van de scootmobiel. In bijzondere gevallen waarin de cliënt niet beschikt over een stalling en deze ook niet zelf kan realiseren, kan het college genoodzaakt zijn zorg te dragen voor de realisatie van een stalling voor de scootmobiel.

d. Goedkoopst passende voorziening

Wanneer een scootmobiel een passende voorziening is, dan bepaalt de Wmo-consulent/ergotherapeut op basis van de beperkingen van de cliënt voor welk type scootmobiel de cliënt in aanmerking kan komen.

Zodra er een of meerdere scootmobielpools operationeel zijn in de gemeente, wordt onderzocht of deze voorziening ingezet kan worden in plaats van het verstrekken van een scootmobiel.

In sommige gevallen is een scootmobiel niet een passende voorziening, maar kan een duo-scootmobiel wel als passende voorziening worden aangemerkt. Bij de beoordeling of er een indicatie is voor een duo-scootmobiel zijn de volgende criteria van belang:

  • belanghebbende voldoet aan de criteria voor een “gewone” scootmobiel, én heeft onvoldoende verkeersinzicht en is hierin niet meer leerbaar;

  • de partner van belanghebbende voldoet aan de criteria voor een “gewone” scootmobiel;

  • de duo-scootmobiel is de goedkoopst passende voorziening voor het zelfstandig verplaatsingspatroon, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten ten aanzien van de stalling.

Wijze van verstrekking - zorg in natura

Een scootmobiel wordt in principe in bruikleen (in natura) verstrekt, omdat een andere vorm van verstrekking altijd duurder is.

De scootmobiel blijft eigendom van de gemeente bij de verstrekking in bruikleen. Aan het gebruik van voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt, zijn voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden worden als bijlage bij de beschikking aan de cliënt toegestuurd.

Niet inbegrepen bij de vervoersvoorziening scootmobiel

De vervoersvoorziening scootmobiel omvat niet een vergoeding van de kosten voor het opladen van de accu van de scootmobiel.

De accessoires voor het kunnen rijden op een scootmobiel worden ook niet vergoed, zoals:

  • regenkleding;

  • bandenpomp;

  • handschoenen;

  • boodschappenmandjes/netjes voor zover deze niet standaard zijn aangebracht;

  • een schootskleed (in uitzonderingssituaties wel mogelijk);

  • winterbeenbekleding.

Deze opsomming is niet limitatief.

Een stokhouder, rollatorrek en een zuurstoffleshouder worden wel verstrekt en kunnen direct door de leverancier geplaatst worden. Hiervoor is geen indicatie noodzakelijk, maar wel een aanvraag.

Verplichte deelname aan periodieke rijvaardigheidstest

Om te voorkomen dat verstrekte scootmobielen niet of onverantwoord gebruikt worden, kunnen cliënten verplicht worden om deel te nemen aan rijvaardigheidstesten. Qua timing zou hiervoor aansluiting gezocht kunnen worden bij de jaarlijkse verstrekking van een nieuw verzekeringsplaatje in mei.

Cliënten die geen gehoor geven aan de uitnodiging tot deelname aan de rijvaardigheidstest, ontvangen een brief met de mededeling de scootmobiel in te leveren voor een bepaalde datum of contact te hebben met een Wmo-consulent.

Vervanging

Algemeen geldt dat een voorziening goed onderhouden moet worden. Als door schuld of nalatigheid van de cliënt een voorziening eerder dan de technische levensduur aan vervanging toe is, verstrekt de gemeente geen andere voorziening.

De kosten van bruikleenvoorzieningen zijn gebaseerd op de economische levensduur van de voorziening. Als de economische levensduur verstreken is, dan kan het bij dure reparaties economisch onaantrekkelijk zijn voor de gemeente de voorziening nog langer te houden. Het initiatief voor vervanging komt in dit geval van de gemeente.

II. Te bepalen dat deze beleidsregels in werking treden op de dag, volgende op die van haar bekendmaking.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,


Noot
1

Memorie van toelichting op de Wmo 2015, TK 2013-2014, nr. 33841, nr. 3, p. 123.

Noot
2

Zie bijvoorbeeld CRvB 15 februari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV5448 of CRvB 8 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3287.