Algemene subsidieverordening Rijswijk 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Rijswijk 2020

De gemeenteraad van Rijswijk,

bijeen in openbare vergadering op 24 september 2019

Gelezen het voorstel van het college van B&W

d.d. 15 juli 2019, nr. 18.035582, gelet op de Gemeentewet, art. 149 en de Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2. besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening Rijswijk 2020

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Europees staatssteunkader

  • a.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college afwijken van deze verordening.

  • b.

    Wanneer het college afwijkt op grond van lid a verwijst het in de relevante besluiten en correspondentie naar het betreffend steunkader en de hierbinnen geldende voorwaarden voor subsidie en –ontvanger.

Artikel 2 Reikwijdte

  • a.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies op beleidsterreinen die in de begroting en/of beleidsnota’s van de raad zijn benoemd, voor zover geen andere verordeningen en/of wettelijke regelingen gelden.

  • b.

    De mate waarin de activiteiten van een instelling ten goede komen aan de ingezetenen van Rijswijk is mede bepalend voor het verlenen van subsidie en de berekening daarvan.

  • c.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Bevoegdheden college

  • a.

    Het college is bevoegd met toepassing van deze verordening subsidies te verlenen, in te trekken, te wijzigen en vast te stellen en voorschriften en voorwaarden te verbinden aan subsidiebesluiten.

  • b.

    Het college is bevoegd subsidieregelingen vast te stellen binnen de kaders van de algemene subsidieverordening en de door de raad vastgestelde beleidskaders. Hierin kan onder andere worden bepaald welke activiteiten en/of doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe invulling gegeven wordt aan artikel 2 lid c, en hoe de subsidie wordt aangevraagd en berekend.

  • c.

    Bij subsidies boven de € 100.000 stelt het college nadere voorwaarden aan de betrokkenheid van de belanghebbenden bij het opstellen van het beleid van de gesubsidieerde instelling.

  • d.

    Voor subsidiëring van incidentele/ eenmalige activiteiten/initiatieven kan het college afwijken van deze verordening.

  • e.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • f.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • g.

    Van het gebruik van lid d t/m f wordt jaarlijks verslag gedaan aan de raad.

Hoofdstuk 2 Financiële bepalingen

Artikel 4 Subsidieplafond

  • a.

    Het college kan binnen de kaders van de door de raad vastgestelde begroting subsidieplafonds vaststellen.

  • b.

    Het college regelt de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag als de in de begroting voor een specifiek doel bestemde middelen of het vastgestelde subsidieplafond worden overschreden en brengt subsidieaanvragers hiervan vooraf op de hoogte.

Artikel 5 Financiële bepalingen

  • a.

    De kosten van de te subsidiëren activiteiten worden berekend op basis van een controleerbare methode, gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die door de subsidieontvanger stelselmatig wordt toegepast.

  • b.

    De kosten van de te subsidiëren activiteiten dienen minimaal te worden gespecificeerd naar loonkosten, materiële kosten en overige kosten.

  • c.

    Toevoegingen aan voorzieningen en reserveringen komen niet in aanmerking voor subsidie, tenzij het college hiermee schriftelijk instemt.

  • d.

    Omzetbelasting wordt niet gesubsidieerd als de aanvrager deze kan terugvorderen of op andere wijze compenseren.

  • e.

    Het college kan een nadere specificatie opvragen van posten onder lid a t/m d.

Hoofdstuk 3 Besluitvorming

Artikel 6 Aanvraag

  • a.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk/digitaal ingediend bij het college, indien van toepassing gebruik makend van een door het college vastgesteld formulier.

  • b.

    De aanvraag tot toekenning bevat:

    • 1.

      een beschrijving van de te subsidiëren activiteiten en de periode waarin deze plaats zullen vinden;

    • 2.

      de doelen en resultaten die met die activiteiten worden nagestreefd, en de meerwaarde hiervan voor de ingezetenen van Rijswijk;

    • 3.

      een begroting van de te subsidiëren kosten, en een dekkingsplan met de (te) ontvangen subsidies en bijdragen, e.e.a. conform artikel 5;

    • 4.

      bij aanvragen boven € 5.000: een balans van het jaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag;

    • 5.

      als de aanvrager een onderneming is: een de-minimis verklaring als bedoeld in de Europese de-minimisverordening.

  • c.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt aan de aanvraag tevens als bijlagen toe:

    • 1.

      een exemplaar van de oprichtingsakte;

    • 2.

      de statuten;

    • 3.

      een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt welke personen de rechtspersoon kunnen vertegenwoordigen;

    • 4.

      het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar.

  • d.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de aanvraag van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 7 Verantwoording

  • a.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • 1.

      een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • 2.

      een verantwoording waaruit blijkt in hoeverre voldaan is aan de van toepassing zijnde verplichtingen;

    • 3.

      Bij subsidies boven € 100.000: een controleverklaring van een registeraccountant.

  • b.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden, die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 8 Termijnen

  • a.

    Een aanvraag om verlening van subsidie wordt ingediend uiterlijk 6 maanden voor aanvang van het kalenderjaar waarop de activiteiten betrekking hebben.

  • b.

    Een aanvraag om vaststelling van subsidie wordt ingediend uiterlijk 6 maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de activiteiten betrekking hebben.

  • c.

    Van de in lid a en b genoemde termijnen kan cf. artikel 3 lid d worden afgeweken.

  • d.

    Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van een volledige aanvraag.

Artikel 9 Weigeringsgronden

Het college kan naast de in de Algemene wet Bestuursrecht genoemde gevallen (art.4:35) een subsidieaanvraag afwijzen, indien:

  • e.

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op of ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • f.

    de activiteiten in onvoldoende mate bijdragen aan (een) doel(en) passend in het beleid van de gemeente;

  • g.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;

  • h.

    de aanvrager de activiteiten zelf kan bekostigen of over voldoende middelen van derden kan beschikken;

  • i.

    de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd;

  • j.

    het college aanleiding ziet een Verklaring omtrent gedrag te vragen van bestuurders, werknemers en/of vrijwilligers en deze niet wordt overlegd of negatief uitvalt;

  • k.

    deze ziet op kosten die verband houden met een jubileum, niet zijnde kosten van subsidiabele activiteiten voor breder publiek ter gelegenheid van het jubileum;

  • l.

    en voor zover de te subsidiëren activiteiten en/of subsidieontvanger in strijd zijn of handelen met een wettelijke regeling;

  • m.

    en voor zover de verlening een steunmaatregel zou vormen in strijd met art. 107 of 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 10 Besluit tot verlening

  • a.

    In het besluit tot verlening van de subsidie neemt het college in ieder geval op:

    • 1.

      een beschrijving van de activiteiten en te behalen doelen /resultaten, waarvoor subsidie wordt verleend;

    • 2.

      het maximumbedrag van de subsidie en de termijn waarbinnen besteding plaats dient te vinden;

    • 3.

      de wijze waarop de hoogte van de subsidie is bepaald;

    • 4.

      de subsidievoorwaarden;

    • 5.

      de wijze van verantwoording;

    • 6.

      de wijze waarop de vaststelling van de subsidie plaatsvindt indien activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel worden uitgevoerd of prestaties niet of niet geheel worden geleverd;

    • 7.

      de wijze waarop het subsidiebedrag wordt betaald.

  • b.

    Indien het subsidiebedrag lager is dan € 5.000 kan het college een toegekende subsidie direct vaststellen.

  • c.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidiegelden.

  • d.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt dit nadrukkelijk vermeld.

Artikel 11 Besluit tot vaststelling

  • a.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet conform de termijn in deze verordening of de van toepassing zijnde subsidieregeling is ingediend, stelt het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend, dan wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

  • b.

    Het college stelt, behoudens het bepaalde in het volgende lid, de subsidie vast overeenkomstig de subsidieverlening.

  • c.

    Het college kan naast de in de AwB genoemde gevallen (art. 4:46) een subsidie lager vaststellen indien:

    • 1.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • 2.

      de subsidieontvanger onvoldoende heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • 3.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • 4.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • d.

    Bij een ambtshalve vaststelling kan het college de aanvrager verplichten om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen twaalf weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • e.

    Voor zover een batig liquidatiesaldo mede door het verlenen van gemeentelijke subsidie is gevormd, dient dit aan de gemeente te worden teruggestort tot het bedrag dat aan subsidie is verstrekt.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen

Artikel 12 Algemene verplichtingen

  • a.

    Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • 1.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • 2.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • 3.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidie verbonden activiteiten of verplichtingen niet of niet geheel kunnen worden uitgevoerd respectievelijk nagekomen;

    • 4.

      als de subsidieontvanger een rechtspersoon is: elke wijziging van het bestuur en/of de statuten;

    • 5.

      tijdens het boekjaar ontstane of dreigende aanmerkelijke verschillen tussen begrote en werkelijke uitgaven en inkomsten, en de oorzaken daarvan.

  • b.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    De subsidieontvanger is verplicht zich te verzekeren tegen ongevallen en wettelijke aansprakelijkheid. De kosten hiervan zijn subsidiabel. Nota bene: Alle vrijwilligers1 en mantelzorgers in Rijswijk zijn verzekerd via de gemeente2.

  • d.

    Een subsidieontvanger die met subsidiegeld aan derden zaken levert of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die minimaal kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Slot- en overgangsbepalingen

  • a.

    De algemene subsidieverordening Rijswijk 2006 komt te vervallen per 1/1/2020.

  • b.

    Deze verordening treedt in werking op 1/1/2020, voor aanvragen ingediend voor deze datum geldt de algemene subsidieverordening Rijswijk 2006.

  • c.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Rijswijk 2020.

Ondertekening

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Rijswijk, in zijn openbare vergadering van 24 september 2019

de griffier,

A.J. Schipperheijn

de voorzitter,

drs. M.J. Bezuijen

Toelichting Algemene Subsidieverordening Rijswijk 2020

Het subsidieproces

De meeste subsidies doorlopen de volgende stappen voor activiteiten in jaar t:

1) Indienen aanvraag door ontvanger (t-1)

2) Beoordelen en toekennen aanvraag door verstrekker (t-1)

3) Uitvoeren activiteiten door aanvrager (t)

4) Indienen verantwoording / aanvraag tot vaststelling door ontvanger (t+1)

5) Beoordelen en vaststellen subsidie door verstrekker (t+1)

De belangrijkste verantwoordelijkheden zijn

Voor de ontvanger:

1) Aanleveren van alle voor besluitvorming benodigde informatie (hoofdstuk 3)

2) Voldoen aan besluit en verplichtingen (hoofdstuk 3+4)

Voor de verstrekker:

1) Duidelijke communicatie over de benodigde informatie (m.n. artikel 2, 4 t/m 7, 9, 12)

2) Volledige en heldere formulering van besluiten (artikel 10 en 11)

Opzet/doel van deze verordening

Deze verordening gaat uit van een strikte scheiding tussen beleid (de inhoud oftewel de ‘wat’ vraag) en de uitvoering hiervan via subsidiëring (het proces oftewel de ‘hoe’ vraag). Op deze manier is de ASV niet onderhevig aan wijzigingen van beleid van de gemeente of wet- en regelgeving van het rijk.

Gezien de pluriformiteit / verscheidenheid van de subsidie-ontvangers en activiteiten, bevat deze verordening zo min mogelijk dwingende bepalingen. Wanneer een situatie ontstaat die niet in de verordening is opgenomen, bepaalt het college de te volgen lijn. Indien nodig wordt de raad geïnformeerd en/of worden dergelijke situaties opgenomen in een subsidieregeling (zie artikel 3).

De verleningsbeschikking is het belangrijkste (sturings)document voor subsidiëring van het college. De keuze voor een technische, korte en wendbare/flexibele verordening betekent dat het belang van een volledig, juist en controleerbaar besluit tot verlening sterk toeneemt. De ruimte in de verordening om iedere subsidieontvanger en te subsidiëren activiteit ‘op maat’ te bedienen, betekent dat de behandelend ambtenaar een grotere verantwoordelijkheid heeft om in het besluit de juiste (beoordelings)grondslagen en uitvoerings- en verantwoordingseisen op te nemen.

Artikel 1 Europees staatssteunkader

Wanneer activiteiten gesubsidieerd worden die op de markt in concurrentie worden aangeboden, gelden de Europese staatssteunkaders. De meeste subsidie-ontvangers zullen hier niet mee te maken hebben. De gemeente mag ondernemingen over een periode van 3 belastingjaren maximaal € 200.000 subsidie verlenen (zogeheten de-minimus steun, zie artikel 6 lid b sub 5).

Artikel 2 Reikwijdte

Dit artikel kadert de te subsidiëren activiteiten in. De activiteiten dienen het door de gemeente vastgestelde beleid te ondersteunen (lid a), en ten goede te komen aan de ingezetenen van de gemeente (lid b). Indien gewenst kan voor activiteiten waar een subsidie niet voor nodig is besloten worden (delen van) de verordening toe te passen.

Artikel 3 Bevoegdheden college

De door het college van burgemeesters en wethouders gemandateerde ambtenaren zijn belast met de uitvoering van de verordening binnen de kaders hiervan. Eventuele subsidieregelingen kunnen alleen een verdere inperking zijn van deze kaders en niet een bredere toepassing ervan. In navolging van de lijn van de ASV (zie onder ‘opzet/doel’) stelt het college een ‘subsidieregeling’ vast als een procesmatige/technische uitwerking van de ASV. Dit in tegenstelling tot ‘beleidsregels’, die het college vaststelt als nadere beleidsinhoudelijke uitwerking van het betreffende beleid. Een fictief voorbeeld. Er kan in incidentele gevallen afgeweken worden van de verordening, met name wanneer toepassing van de volledige verordening het doel voorbij schiet of het initiatief onmogelijk maakt. Het streven is om bij de 1e aanvraag af te wijken, en daarna de reguliere procedure te volgen.

Van uitvoering in afwijking van de verordening wordt jaarlijks verslag gedaan aan de gemeenteraad, zodat indien gewenst/nodig het beleid en/of de verordening kunnen worden aangepast.

Artikel 4 Subsidieplafond

De gemeenteraad stelt in de begroting – ter verwezenlijking van de gemeentelijke doelstellingen – bedragen beschikbaar ingedeeld naar (beleids)programma’s. Het college kan binnen (onderdelen van) deze programma’s een of meer financiële plafonds bepalen. Als hiervoor gekozen wordt worden de hieronder vallende subsidiepartners voordat zij hun aanvraag indienen op de hoogte gesteld van het plafond en de wijze van verdelen van subsidie wanneer het plafond overschreden wordt.

Artikel 5 Financiële bepalingen

Van iedere subsidieontvanger wordt verlangd dat deze de kosten van de te subsidiëren activiteiten op een stelselmatige en controleerbare wijze onderbouwt, en minimaal specificeert naar loonkosten, materiële kosten en overige kosten. De bepalingen onder lid c en d zullen veelal gelden voor de grotere subsidiepartners. Reservering van een overschot van de subsidie vereist altijd schriftelijke toestemming van het college.

Artikel 6 Aanvraag

Aanvragen dienen te beschrijven voor welke activiteiten subsidie aangevraagd wordt, wat hiermee wordt nagestreefd (in termen die passen bij betreffend beleidsterrein), en wat de meerwaarde is voor de ingezetenen van Rijswijk. Daarnaast dient er een financiële onderbouwing te zijn van de kosten en dekkingsbronnen hiervan (naast de gevraagde subsidie).

Voor de eerste aanvraag van een rechtspersoon zijn aanvullende stukken nodig (lid c).

Artikel 7 Verantwoording

Na afloop van (het boekjaar van) de gesubsidieerde activiteiten verantwoordt de ontvanger zich richting gemeente met een inhoudelijk (in hoeverre zijn de activiteiten uitgevoerd ) en financieel verslag. Daarnaast wordt verantwoord in hoeverre aan eventuele overige (procedurele) verplichtingen is voldaan, zoals in subsidieregeling of besluit tot verlening vermeld.

Artikel 8 Termijnen

De subsidieaanvraag voor het komend jaar en de verantwoording van het afgelopen jaar dienen uiterlijk op 1 juli ingediend te worden, bij voorkeur gelijktijdig. De gemeente dient te besluiten binnen 12 weken vanaf het moment dat de aanvraag naar het oordeel van de behandelend ambtenaar volledig is. Voor incidentele initiatieven kan worden afgeweken van de indieningstermijnen in lid a en b.

Artikel 9 Weigeringsgronden

De aanvraag kan geweigerd worden om diverse redenen in dit artikel benoemd. Een voorbeeld van weigering o.b.v. een wettelijke regeling is de Bibob toets (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 3). De bepalingen in dit artikel zijn niet allemaal zwart-wit, waardoor gedeeltelijke verlening vaak mogelijk is en volledige afwijzing niet vaak voor zal komen.

Lid f stelt dat kosten voor een jubileum niet subsidiabel zijn. Hiermee worden de kosten bedoeld die direct verband houden met de viering van het jubileum. Wanneer breed toegankelijke activiteiten georganiseerd worden ter gelegenheid van het jubileum, zijn deze niet uitgesloten.

Artikel 10 Besluit tot verlening

In het besluit tot verlening worden de reden, motivatie, berekening en voorwaarden voor de te verlenen subsidie vermeld. In sommige gevallen wordt een subsidie direct bij verlening vastgesteld, eventueel voorzien van de bepaling dat controle achteraf mogelijk is. Deze werkwijze biedt de mogelijkheid om (zeer) kleine initiatieven niet te belasten met onevenredige administratieve lasten, terwijl via de mogelijke controle achteraf de kans op misbruik laag gehouden wordt.

Artikel 11 Besluit tot vaststelling

De subsidie kan lager worden vastgesteld als de activiteiten niet of onvoldoende hebben plaatsgevonden, als de ontvanger zijn/haar verplichtingen onvoldoende is nagekomen of nagelaten heeft gegevens te verstrekken waardoor de subsidie niet of niet geheel zou zijn verleend. In dergelijke gevallen zal het vaststellingsbesluit eventueel onverschuldigde betalingen (door de subsidieontvanger teveel ontvangen subsidie) terugvorderen.

Artikel 12 Algemene verplichtingen

De subsidieontvanger dient te allen tijde de gemeente schriftelijk en/of per e-mail op de hoogte te stellen van wijzigingen in zijn/haar situatie die van invloed (hadden) kunnen zijn op de subsidieverlening of -vaststelling.

De verplichtingen in AwB artikel 4:71 gelden met name voor de per boekjaar verstrekte subsidies. Logischerwijs gelden voor zeer kleine en/of incidentele subsidies minder verplichtingen, veelal omdat deze simpelweg niet of in mindere mate zullen spelen bij kleine(re) organisaties en/of niet in verhouding staan tot het subsidiebedrag.

Subsidieontvangers moeten zich verzekeren tegen aansprakelijkheid en ongevallen. Voor werkgevers gelden sowieso Burgerlijk Wetboek 7:658 en 7:611. De kosten mogen in de aanvraag opgevoerd worden. Alle vrijwilligers (behalve politie- en brandweervrijwilligers en stagiairs) en mantelzorgers zijn verzekerd via de gemeente, zie de website van de gemeente en https://tinyurl.com/y42uj2pn.


Noot
1

Uitgezonderd brandweer- en politievrijwilligers en stagiairs

Noot
2

www.rijswijk.nl/inwoners/producten/vrijwilligersverzekering