Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent subsidie (Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik)

Geldend van 04-10-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent subsidie (Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik;

gelet op titel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Algemene subsidieverordening gemeente Medemblik;

besluit:

vast te stellen de navolgende nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Medemblikse (doelgroep)peuters: in de gemeente Medemblik woonachtige kinderen van 2 tot 4 jaar.

  • b.

    Bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuurlijke dwang of een bestuurlijke boete.

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders.

  • d.

    Doelgroeppeuter: kind dat op indicatie van GGD Hollands Noorden in aanmerking komt voor een peuterplek Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE).

  • e.

    Houder: een rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregistratiewet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in Medemblik gevestigde locatie voor kinderopvang waar peuterwerk wordt uitgevoerd en in het LRPK staat geregistreerd als kinderdagverblijf.

  • f.

    Inkomensverklaring (voorheen IB60): een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar.

  • g.

    Voorschoolse voorziening: locatie waar hele of halve dagopvang voor kinderen tussen 0-4 jaar wordt gerealiseerd en/of een locatie waar peuterwerk voor kinderen tussen 2-4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • h.

    Exclusieve peutervoorziening: locatie waar alleen peuterwerk wordt gerealiseerd voor kinderen tussen 2-4 jaar, volgens de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. In het LRKP geregistreerd als kinderopvang.

  • i.

    Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.

  • j.

    LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen: Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.

  • k.

    Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor afname van een peuterplek (hetzij regulier, hetzij VVE) voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden en op basis van de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk”.

  • l.

    VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk: door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde adviestabel (jaarlijks geïndexeerd) voor te hanteren inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor een af te nemen peuterplek.

  • m.

    Ouders: ouder(s) en verzorgers van de peuter.

  • n.

    Peuterplek Regulier: plek van twee dagdelen per week, verspreid over minimaal twee weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per peuterplek per week is 6. De plek bevindt zich op een voorschoolse voorziening die in het LRKP als kinderdagverblijf staat geregistreerd.

  • o.

    Peuterwerk: educatieve opvang voor kinderen van 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met het daarbij behorende Besluit basisvoorwaarde kwaliteit voorschoolse educatie. Peuterwerk wordt uitgevoerd op voorschoolse voorzieningen in groepen van maximaal 16 peuters per groep. De ontwikkelingen van de peuters wordt gevolgd door middel van een observatiesysteem.

  • p.

    Voorschoolse voorziening: de locatie, geregistreerd als kinderdagverblijf in Medemblik in het LRKP, waar de houder peuterwerk uitvoert. De locatie is ten minste twee dagdelen per week geopend voor peuterwerk.

  • q.

    Vereiste taalniveaus: de landelijke gehanteerde eisen aan de taalniveaus van pedagogisch medewerkers op de voorschoolse voorziening, te weten 2F voor schrijfvaardigheid en 3F voor spreek- en luistervaardigheid. Deze eisen zijn afkomstig uit de Referentieniveaus taal van de commissie Meijerink.

  • r.

    Verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin.

  • s.

    VVE (voor- en vroegschoolse educatie): hier opgevat als peuterwerk voor kinderen van 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE-programma gericht op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • t.

    VVE-programma: één van de volgende programma’s voor voorschoolse educatie, gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkelingen: Piramide, Ko-totaal, Startblokken, Peuterplein en Kleuterplein, Kaleidoscoop, Schatkist, Sporen, Doe meer met Bas en Speelplezier.

  • u.

    VVE Convenant gemeente Medemblik: het convenant tussen voorschoolse voorzieningen, basisscholen, de gemeente Medemblik en GGD Hollands Noorden waarin afspraken zijn vastgesteld over de uitvoering van VVE in de gemeente Medemblik.

Artikel 2 Doel

Deze nadere regels hebben als doelstelling het mogelijk maken van de uitvoering van gesubsidieerd peuterwerk, inclusief VVE.

Artikel 3 De aanvrager

Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door de houder.

Artikel 4 De aanvraag

  • 1. De aanvraag van de houder moet door de gemeente zijn ontvangen voor 1 juni van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waar subsidie voor aangevraagd wordt.

  • 2. Alleen tijdig ingediende en complete subsidieaanvragen, inclusief alle gevraagde bijlagen, worden in behandeling genomen.

Artikel 5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Voor de aanvraag van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overlegd te worden:

  • 1.

    Het algemeen formulier aanvraag subsidie van de gemeente Medemblik.

  • 2.

    Een begroting en balans van de voorschoolse voorziening inclusief dekkingsplan (opgave van bij andere personen of organisaties aangevraagde subsidie of vergvoedingen ten behoeve van dezelfde activiteit).

  • 3.

    Een activiteitenplan met daarin opgenomen het aantal peuters waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    Houders die in de voor 1 januari 2016 geen subsidie voor peuterwerk hebben ontvangen, dienen daarnaast aan te leveren: statuten, uittreksel Kamer van Koophandel, de meest recente versie van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans.

  • 5.

    Conform het gestelde in artikel 9 lid 1 sub a: de VVE certificaten van de pedagogisch medewerkers van de voorschoolse voorziening waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Deze voorwaarde geldt alleen voor:

    • Voor elke nieuw te starten voorschoolse voorziening met peuterplekken waar subsidie voor aangevraagd wordt, en/of

    • Voor een nieuw aan te stellen pedagogisch medewerker op een voorschoolse voorziening met peuterplekken waar subsidie voor aangevraagd wordt en waarvoor in de voorafgaande periode subsidie voor peuterwerk is verstrekt.

  • 6.

    Conform het gestelde in artikel 9 lid 1 sub b: bewijzen van taalniveaus van de pedagogisch medewerkers van de voorschoolse voorziening met peuterplekken waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dan wel bewijzen van lopende deelname aan taalscholing die tot doel heeft de vereiste taalniveaus te bereiken. De voorwaarde geldt alleen:

    • Voor elke nieuw te starten voorschoolse voorziening met peuterplekken waar subsidie voor aangevraagd wordt, en/of

    • Voor een nieuw aan te stellen pedagogisch medewerker op een voorschoolse voorziening met peuterplekken waar subsidie voor aangevraagd wordt en waarvoor in de voorafgaande periode subsidie voor peuterwerk is verstrekt.

Artikel 6 Doelgroepen

Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters:

  • 1.

    Medemblikse peuters van 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, die een peuterplek regulier bezetten van twee dagdelen per week, waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor twee dagdelen per week.

  • 2.

    Medemblikse doelgroeppeuters van 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, die een peuterplek VVE bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: subsidie beschikbaar voor 10 uur per week verdeeld over ten minste twee weekdagen.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1. Het college subsidieert het verschil tussen het bij “Besluit Kinderopvangtoeslag” (jaarlijks geïndexeerd) vastgestelde maximaal uurtarief en de op basis van de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterspeelzaalwerk” vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage, daar waar de ouder aantoon geen aanspraak kan maken op kinderopvangtoeslag.

  • 2. Het college subsidieert een bedrag per daadwerkelijk bezette peuterplek met een maximum van regulier 6 uur per week, 40 weken per jaar en VVE 10 uur per week, 40 weken per jaar.

  • 3. Naast de in lid 1 en lid 2 genoemde subsidiebedragen stelt het college een “Toeslag exclusieve peutervoorzieningen” beschikbaar aan een exclusieve peutervoorziening zoals bedoeld in artikel 1 onder h van deze nadere regels. Deze toeslag is een bedrag per daadwerkelijke bezette peuterplek met een maximum van regulier 6 uur per week, 40 weken per jaar en VVE 10 uur per week, 40 weken per jaar. De hoogte van de toeslag per uur wordt jaarlijks opgenomen in het, door de gemeenteraad vast te stellen, subsidieplafond en het subsidieprogramma. Daar waar door de jaarlijkse indexering het maximaal uurtarief wijzigt, wijzigt ook deze toeslag met een gelijk indexeringspercentage. De toeslag wordt beschikbaar gesteld voor alle peuters die daadwerkelijk gebruik maken van de exclusieve peutervoorziening. Deze toeslag is alleen bestemd voor het in stand houden van peutervoorzieningen in de kernen. De volgende peutervoorziening kunnen aanspraak maken op deze toeslag: Stichting Peuterspeelzaal Medemblik ’t Speelkasteel en Kindercentrum Berend Botje Medemblik b.v. op hun locaties in Wognum, Hauwert, Twisk, Opperdoes, Nibbixwoud, Benningbroek en Onderdijk. Andere bestaande en nieuw op te zetten peutervoorzieningen zijn uitgesloten voor deze subsidie “toeslag exclusieve peutervoorziening”.

  • 4. Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van gegevens uit de eindrapportage van de houder, door het college vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het aantal werkelijk bezette peuterplekken (daaronder wordt hier begrepen het aantal afgenomen uren per werkelijk bezette peuterplek (regulier en VVE), het bij “Besluit Kinderopvangtoeslag” werkelijk vastgestelde maximaal uurtarief en de totaal in rekening gebrachte inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van de VNG Adviestabel inkomensafhankelijke ouderbijdrage peuterwerk) en kan een terugvordering tot gevolg hebben als de houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd.

Artikel 8 Subsidieplafond en Subsidieprogramma

Op grond van artikel 4 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Medemblik stelt de gemeenteraad jaarlijks het subsidieplafond en subsidieprogramma vast.

De subsidieverlening voor peuterplekken geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgende prioriteit;

  • I.

    Aanvragen van houders voor locaties waarvoor deze houder in het kalenderjaar 2015 en daarvoor gemeentelijke subsidie voor peuterspeelzaalwerk heeft ontvangen en in het LRKP geregistreerd stond als “peuterspeelzaal”. Voor deze aanvragen is per organisatie een subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit I) werkelijk bezet was op 1 oktober van het kalenderjaar, voorafgaand aan het jaar waar subsidie voor aangevraagd wordt. Dit aantal wordt bepaald op basis van gegevens in een tussenrapportage van de houder van de peuterspeelzaal. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als regulier of VVE-plek in de periode oktober t/m december aan te passen aan de vraag van ouders. Dit zal worden meegenomen in de definitieve vaststelling zoals opgenomen in de berekening van artikel 14 van deze nadere regels.

  • II.

    Aanvragen voor het aantal peuterplekken op bestaande, niet eerder gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen. Voor deze aanvragen is per organisatie een subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit II) naar verwachting bezet zal zijn op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit aantal wordt bepaald op basis van gegevens in een begroting van de houder van de voorschoolse voorziening. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als regulier of VVE-plek in het subsidiejaar aan te passen aan de vraag van ouders. Dit zal worden meegenomen in de definitieve vaststelling zoals opgenomen in de berekening van artikel 14 van deze nadere regels.

  • III.

    Aanvragen voor nieuwe peuterplekken op nieuw (na 1 januari 2016) opgerichte, niet eerder gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen. Voor deze aanvragen is per organisatie een subsidie beschikbaar voor het totaal aantal peuterplekken (regulier en VVE) dat op deze locaties (vallend binnen prioriteit III) naar verwachting bezet zal zijn op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit aantal wordt bepaald op basis van gegevens in de begroting van de houder van de peuterspeelzaal. Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken als regulier of VVE-plek in het subsidiejaar aan te passen aan de vraag van ouders. Dit zal worden meegenomen in de definitieve vaststelling zoals opgenomen in de berekening van artikel 14 van deze nadere regels.

Artikel 9 Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan houders die voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De pedagogisch medewerkers op de betreffende voorschoolse voorziening zijn gecertificeerd voor het VVE-programma waarmee op de locatie wordt gewerkt en zoals opgenomen in het VVE Convenant gemeente Medemblik; als gevolg van personeelsverloop of het opstarten van een nieuwe groep mag worden volstaan met 1 gecertificeerde pedagogisch medewerker en 1 pedagogisch medewerker in opleiding per groep.

    • b.

      De pedagogisch medewerkers beschikken op het moment van de start over de vereiste taalniveaus; als gevolg van personeelsverloop of het opstarten van een nieuwe groep mag worden volstaan met 1 pedagogisch medewerker die beschikt over de juiste taalniveaus en 1 pedagogisch medewerker die op het moment van subsidieaanvraag aantoonbaar scholing volgt met tot doel het bereiken van de vereiste taalniveaus.

    • c.

      De houder maakt gebruik van een gecertificeerd observatiesysteem en zorgt voor goede overdracht naar de basisschool. Voor de overdracht hanteert de houder het vastgesteld formulier”overdracht voorschool – basisschool gemeente Medemblik”.

    • d.

      Daar waar het gaat om subsidie voor een VVE plek dient de houder zich te conformeren aan het VVE Convenant gemeente Medemblik en de daarin opgenomen VVE afspraken.

  • 2. Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 8 van de Algemene subsidieverordening gemeente Medemblik en de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze Nadere regels, kan subsidie in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a.

      Voor één van Medemblikse vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt;

Artikel 10 Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek

  • 1. Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplek dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag (zie Bijlage 2). Voor ouders die een VVE-plek aanvragen geld de maximale ouderbijdrage zoals opgenomen in de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk” (zie Bijlage 1).

  • 2. Indien het te verwachte verzamelinkomen over het kalenderjaar waar subsidie voor ontvangen is ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de inkomensverklaring(en) over het voorafgaande kalenderjaar, dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen in het verstrekkingsjaar van de subsidie blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, enz. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplek.

  • 3. De houder houdt de administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan, en van bevindingen van deze toetsing.

Artikel 11 Ouderbijdrage

  • 1. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van het verzamelinkomen van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van de door ouders te overleggen inkomensverklaring over het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar en eventueel aangevuld met documenten zoals vermeld in artikel 10 lid 2.

  • 2. Na bepaling van het te verwachte verzamelinkomen stelt de houder op grond van de “VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk” (Bijlage 1) de ouderbijdrage vast.

Artikel 12 De subsidieverlening

  • 1. Op grond van artikel 7 Algemene Subsidieverordening gemeente Medemblik beslist het college op een tijdig en compleet ingediende subsidieaanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2. Indien gedurende de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft voor betreffende voorschoolse voorziening bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 13 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1. Voor verantwoording van de subsidie vindt plaats op grond van het gestelde in hoofdstuk 7 (artikelen 15 t/m 18) van de Algemene subsidieverordening Medemblik.

  • 2. De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van de in artikel 10 opgenomen toetsingsformule en op de basis van de informatie die op grond van lid 1 bij vaststelling door de houder moeten zijn overlegd.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

Artikel 15 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als “Nadere regels subsidie voorschoolse voorzieningen Medemblik”.

Artikel 16 Reikwijdte van de nadere regels

Deze nadere regels zijn van toepassing op alle subsidies die het college na 1 januari 2016 verstrekt voor peuterwerk.

Artikel 17 Duur van de nadere regels

Deze nadere regels treden in werking per 1 januari 2016 en na bekendmaking van het besluit tot vaststelling ervan door het college en blijven geldig voor zover dat voor de uitvoering van deze nadere regels nodig is.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 30 juni 2015,

Burgemeester en wethouders van Medemblik,

De secretaris,

W. Slob

de burgemeester,

F. Streng

Bijlage 1: VNG Adviestabel inkomensafhankelijke ouderbijdrage peuterwerk 2015

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Verklaring Geen recht op kinderopvangtoeslag

De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.

Voorletters en achternaam:

Burgerservicenummer (BSN):

Staatnaam, huisnummer + toevoeging:

Postcode en woonplaats:

Gegevens kind

U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang

Voorletters en achternaam:

Geboortedatum:

BSN-nummer:

------------------------------------------------------------------------------------------

Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk.

Dit verklaar ik door de bijgevoegde Inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier).

(Dit formulier kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon: 0800-0543.)

Tevens verklaar in hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruizen):

  • o

    in geval van 2 ouders/verzorgers, dat er sprake is van 1 ouder/verzorger met inkomen en de andere ouder/verzorger geen inkomen heeft en ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijving in de toelichting

  • o

    bij een alleenstaande ouder/verzorger dat er geen inkomen is en ik ook niet in aanmerking kom voor kinderopvangtoeslag op grond van de omschrijving in de toelichting 1

  • o

    op een andere wijze aan te tonen dat ik geen recht heb op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Bewijsstukken bijvoegen.

Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerde peuterplek. Ik weet dat het onjuist invullen van het formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een gesubsidieerde peuterplek kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling die de gesubsidieerde peuterplek aanbiedt, over overleggen van bewijsstukken.

Handtekening: Plaats en datum:

----------------------------- ------------------------------

--------------------------------

Toelichting bij verklaring

Kinderopvangtoeslag

Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient door middel van de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een IB60-formulier aan de peuteropvangaanbieder en aan de gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.

Wat is kinderopvangtoeslag

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

  • twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen;

  • een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt;

  • een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, bijvoorbeeld: inburgeringcursus of sociaal/medische indicatie.

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken.

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandig ondernemers komen ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomensbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt.

Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruik gemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.

Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?

Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u geen of niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een inkomensverklaring IB60 aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.

Wat is een inkomensverklaring IB60?

Een inkomensverklaring (voorheen IB60-formulier) is in feite bedoeld om (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingdienst staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen.

De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.


Noot
1

U hebt bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar hebt bijstand en studeert, u volgt een reïntegratietraject en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering, u volgt een reïntegratietraject via UWV of gemeente, of u bent student.