Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Spaarnwoude

Geldend van 09-08-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Spaarnwoude

De raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Amsterdam, Haarlem, Haarlemmermeer en Velsen alsmede Provinciale Staten en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland;

overwegende dat:

  • -

    ten gevolge van de voorgenomen herindeling van de gemeenten Haarlemmermeer en Haarlemmerliede en Spaarnwoude per 1 januari 2019 het noodzakelijk is de gemeenschappelijke regeling Spaarnwoude te wijzigen;

  • -

    in verband met de laatste wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen het noodzakelijk is de gemeenschappelijke regeling te wijzigen;

  • -

    daarnaast nog redactionele verbeteringen nodig zijn;

gelet op:

het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Provinciewet en titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten vast te stellen:

de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Spaarnwoude.

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Deze regeling verstaat onder:

    • a.

      recreatieschap:

     

    het openbaar lichaam, genoemd in artikel 2, eerste lid, van deze regeling;

    • b.

      deelnemers:

     

    de in de aanhef genoemde bestuursorganen;

    • c.

      gebied:

     

    het gebied als bedoeld in artikel 2, derde lid van deze regeling, inclusief daarbinnen gelegen wateren, wegen en vaarwegen voor zover niet uitdrukkelijk uitgezonderd;

    • d.

      uitvoeringsorganisatie:

     

    de organisatie belast met uitvoering van door het bestuur van het recreatieschap opgedragen taken, en

    • e.

      Wgr:

     

    Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Waar in of krachtens deze regeling artikelen van de Gemeentewet of enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen in de plaats van:

    • -

      “de provincie” en “de gemeente”: het recreatieschap;

    • -

      “Provinciale Staten” en “de gemeenteraad”: het algemeen bestuur;

    • -

      “Gedeputeerde Staten” en “burgemeester en wethouders”: het dagelijks bestuur, en

    • -

      “de commissaris van de koning” en “de burgemeester”: de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de Wgr, genaamd Recreatieschap Spaarnwoude.

  • 2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Haarlem.

  • 3. Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het rechtsgebied zoals dat is vastgelegd op de van deze regeling onderdeel uitmakende en als zodanig gewaarmerkte kaart (bijlage 1).

  • 4. Wanneer het recreatieschap enig zakelijk dan wel persoonlijk recht verwerft op gronden, grenzend aan het in het eerste lid bedoelde gebied, is deze regeling ook van toepassing op (het gebied van) die gronden, indien het bestuur van de gemeente, tot het grondgebied waarvan deze behoren, bij aangetekende brief heeft medegedeeld hiermede in te stemmen. De in het eerste lid bedoelde tekening wordt overeenkomstig aangepast en aanvullend gewaarmerkt.

HOOFSTUK II: DOEL, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 3 Doel

Het recreatieschap heeft ten doel binnen een gebied, als aangegeven op de bij deze regeling behorende en als zodanig gewaarmerkte tekening:

  • a.

    het bevorderen van een evenwichtige ontwikkeling van de recreatie;

  • b.

    het tot stand brengen en bewaren van een evenwichtig natuurlijk milieu;

  • c.

    het tot stand brengen en onderhouden van een landschap, dat is afgestemd op het onder a en b geformuleerde.

Artikel 4 Taken

  • 1. Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen worden aan het recreatieschap tenminste de volgende taken toegekend:

    • a.

      de ontwikkeling van recreatieve mogelijkheden;

    • b.

      het tot stand brengen van recreatieve werken en inrichtingen;

    • c.

      het beheren en onderhouden van werken, inrichtingen, eigendommen en goederen;

    • d.

      het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 15 en 16 van de Wegenwet voor wat betreft de door het recreatieschap aangelegde c.q. aan te leggen dan wel door een deelnemende gemeente in beheer en onderhoud aan het recreatieschap overgedragen of over te dragen wegen, (fiets)paden en routevoorzieningen;

    • e.

      het daartoe opstellen dan wel aanpassen van een beleidsplan, dat onder meer omvat een prioriteiten- en investeringsschema;

    • f.

      het opmaken en vaststellen van plannen voor de werken, inrichtingen, eigendommen en goederen van het recreatieschap, waaronder begrepen basis- en deelplannen alsmede beheerplannen;

    • g.

      het uitvoeren of doen uitvoeren van de plannen genoemd onder e en f;

    • h.

      het uitoefenen van toezicht op de naleving van bepalingen in wetten, reglementen en verordeningen in het gebied;

    • i.

      het verwerven, ruilen, bezwaren en vervreemden van voor natuur en recreatie van belang zijnde roerende en onroerende zaken, vorderingen of persoonlijke rechten en tot het verhuren, verpachten of op ander wijze in gebruik geven van de werken, inrichtingen, goederen of eigendommen van het recreatieschap.

  • 2. In aanvulling op de taken, genoemd in het eerste lid kan het recreatieschap op verzoek van een deelnemer voor deze deelnemer in het kader van de doelstemming als bedoeld in artikel 3 en met inachtneming van het door die deelnemer vastgestelde beleid, ook andere adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden verrichten. Dit wordt in een overeenkomst vastgelegd.

  • 3. De deelnemers zijn verplicht aan het recreatieschap inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor het recreatieschap van belang zijn.

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1. Aan het bestuur van het recreatieschap worden ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen en ter verwezenlijking van de in artikel 4 omschreven taken alle bevoegdheden toegekend dan wel overgedragen.

  • 2. Onder de in het eerste lid overgedragen bevoegdheden worden ten minste verstaan:

    • a.

      besluiten tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, voor zover dit past binnen het in artikel 3 gestelde belang;

    • b.

      het vaststellen van verordeningen, al dan niet door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, strekkende tot de uitoefening van de belangen en de taken van het recreatieschap, met in achtneming van het bepaalde in artikel 156, tweede en derde lid van de Gemeentewet;

    • c.

      het heffen van leges;

    • d.

      het uitoefenen van de gemeentelijke bevoegdheden, ingevolge artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht;

    • e.

      het uitoefenen van de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 2.1 en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor wat betreft het gestelde in Bijlage I, onderdeel C, categorie 19, onder 19.1, onder g en ten eerste van het Besluit omgevingsrecht;

    • f.

      het instellen van commissies als bedoeld in artikel 25 van de Wgr.

  • 3. Indien de raad van een deelnemende gemeente, op het grondgebied waarvan de door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordening betrekking heeft, schriftelijk heeft bericht, dat naar zijn mening de verordening geheel of ten dele niet dient te gelden voor bepaald aangewezen gebieden van deze gemeente, worden deze gebieden uitgesloten van de werkingssfeer van de betreffende bepalingen van de verordening. Deze uitsluiting geldt slechts indien:

    • a.

      een gemeentelijke verordening voorziet in hetzelfde onderwerp, en

    • b.

      door het bestuursorgaan wiens bevoegdheden het betreft voorzien is in een besluit tot mandatering van de voor het beheer en toezicht noodzakelijke bevoegdheden aan het uitvoeringsorgaan dat door het recreatieschap is belast met het beheer over het gebied.

  • 4. In een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening als bedoeld in het derde lid wordt een eventuele uitsluiting vermeld met verwijzing naar de voor deze gebieden geldende gemeentelijke verordening.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast, waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop in een vroegtijdig stadium ingezetenen van de provincie alsmede belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid van het recreatieschap worden betrokken.

  • 6.

    • a.

      Onverminderd het bepaalde in de Wgr worden de volgende ontwerpbesluiten van het algemeen bestuur ter zienswijze aan de gemeenteraden en Provinciale Staten van de deelnemers gezonden:

      • het opstellen dan wel aanpassen van beleidsplannen;

      • het vaststellen van verordeningen, al dan niet door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, strekkende tot de uitoefening van de belangen en de taken van het recreatieschap;

      • het vaststellen van een legesverordening;

      • besluit tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang;

      • het instellen van een bestuurscommissie.

    • b.

      Onder een zienswijze in de zin van dit artikel wordt verstaan dat de gemeenteraden onderscheidenlijk Provinciale Staten hun wensen en bedenkingen kenbaar kunnen maken.

    • c.

      Het algemeen bestuur kan bij andere besluiten bepalen of zienswijzen worden gevraagd.

    • d.

      Het algemeen bestuur bepaalt de wijze waarop en de termijn waarbinnen zienswijzen kunnen worden ingediend.

HOOFDSTUK III ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 6 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit 6 leden, te weten:

    • a.

      twee vertegenwoordigers aan te wijzen door Provinciale Staten van Noord-Holland, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de gedeputeerden;

    • b.

      één vertegenwoordiger, aan te wijzen door de raad van de gemeente Amsterdam, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders;

    • c.

      één vertegenwoordiger aan te wijzen door de raad van die gemeente Haarlem, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders;

    • d.

      één vertegenwoordiger aan te wijzen door de raad van de gemeente Haarlemmermeer, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders;

    • e.

      één vertegenwoordiger, aan te wijzen door de raad van de gemeente Velsen, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Zolang de leden lid zijn van het bestuursorgaan van de deelnemer, behouden zij het lidmaatschap van het algemeen bestuur tot hun opvolgers zijn benoemd.

  • 3. De aanwijzing van leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraden in nieuwe samenstelling na gehouden gemeenteraadsverkiezingen voor de leden als bedoeld in het eerste lid, onder b tot en met e, en van Provinciale Staten in nieuwe samenstelling na gehouden statenverkiezingen voor het lid als bedoeld in het eerste lid, onder a.

  • 4. De raad onderscheidenlijk Provinciale Staten kunnen voor elk lid van het algemeen bestuur dat zij hebben aangewezen, tevens één plaatsvervangend lid aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.

  • 5. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur door ontslag, overlijden of om een andere reden vacant komt, wijst de raad van de gemeente waar het voormalig lid uit afkomstig was onderscheidenlijk wijzen Provinciale Staten een nieuw lid aan.

  • 6. Een lid van het algemeen bestuur dat zijn lidmaatschap ter beschikking heeft gesteld, blijft in functie totdat een nieuw lid is aangewezen.

  • 7. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats het is benoemd zou hebben moeten aftreden.

  • 8. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, in dienst van het recreatieschap of anderszins daaraan ondergeschikt.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en verder zo vaak dit door één of meer leden van het algemeen bestuur schriftelijk en onder opgave van redenen wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken gehouden.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van de bepalingen van deze regeling, een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen wordt zo spoedig mogelijk na vaststelling ter kennis gebracht van de colleges en de raden van de deelnemers.

  • 3. Het algemeen bestuur en de leden van het algemeen bestuur hebben de bevoegdheid personen uit te nodigen als adviseur aan een vergadering deel te nemen dan wel zich te doen bijstaan door één of meer (al dan niet ambtelijke) adviseurs. Het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur kan hieromtrent nadere regels stellen.

  • 4. Een lid onderscheidenlijk zijn plaatsvervanger kan staande de beraadslagingen vragen de beslissing over het aan de orde zijnde onderwerp aan te houden voor nader overleg met het orgaan dat hem heeft aangewezen.

  • 5. Een aanhouding als bedoeld in het vorige lid wordt door de voorzitter verleend tot aan de volgende vergadering. Indien de voorzitter van oordeel is dat de urgentie dan wel het belang van de zaak geen uitstel duldt, beslist de vergadering.

  • 6. Het algemeen bestuur maakt zijn agenda, vergaderstukken en verslagen uit eigen beweging openbaar, met inachtneming van de artikelen 5.1 en 5.2 van de Wet open overheid.

Artikel 8 Openbaarheid vergaderingen

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    Het vaststellen en wijzigen van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • b.

     het vaststellen, wijzigen of intrekken van door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen;

  • c.

    het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen en

  • d.

    het instellen van commissies als bedoeld in artikel 25 van de Wgr.

Artikel 9 Stemmen en besluitvorming

  • 1. Het algemeen bestuur neemt besluiten bij gewone meerderheid van stemmen, tenzij in deze regeling anders is bepaald, waarbij ieder bestuurslid een stem heeft.

  • 2. Besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen worden genomen bij unanimiteit.

Artikel 10 Vergoedingen en tegemoetkoming

Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 52, eerste lid, juncto artikel 21, eerste en tweede lid van de Wgr voor leden, plaatsvervangende leden en adviseurs van het algemeen en dagelijks bestuur, alsmede ten behoeve van de leden en plaatsvervangende leden van een in artikel 15 bedoelde commissie een regeling vaststellen voor een op jaarbasis te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden en tegemoetkoming in de kosten.

HOOFDSTUK IV DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 11 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en twee overige leden, met dien verstande dat geen twee leden afkomstig zijn uit dezelfde gemeente.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop zij aftreden als lid van het algemeen bestuur.

  • 4. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur openvalt, wijst het algemeen bestuur terstond een nieuw lid aan.

Artikel 12 Werkwijze

  • 1. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten.

  • 2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 3. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 4. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 5. Het dagelijks bestuur maakt de agenda’s en besluitenlijsten uit eigen beweging openbaar, met inachtneming van de artikelen 5.1. en 5.2 van de Wet open overheid.

Artikel 13 Taken en bevoegdheden

  • 1. Het dagelijks bestuur is bevoegd:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het recreatieschap te voeren, voor zover niet bij de wet of de regeling het algemeen bestuur daarmee is belast;

    • b.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren ;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • e.

      het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 55a van de Wgr;

    • f.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover dat het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

  • 2. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

    • a.

      het opstellen van agenda’s en verslagen van vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • b.

      de informatievoorziening aan het algemeen bestuur;

HOOFDSTUK V DE VOORZITTER

Artikel 14 Benoeming en taak

  • 1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter aan.

  • 2. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter indien deze verhinderd is

  • 4. Indien door het recreatieschap een geding wordt gevoerd tegen of een rechtshandeling gepleegd met een rechtspersoon, die door dezelfde persoon wordt vertegenwoordigd als de voorzitter van het recreatieschap, wordt het recreatieschap vertegenwoordigd door de vicevoorzitter, ook indien door de wederpartij alsnog een andere vertegenwoordiger mocht zijn aangewezen.

HOOFDSTUK VI COMMISSIES

Artikel 15 Bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan voor bepaalde belangen een bestuurscommissie instellen.

  • 2. Het algemeen bestuur bepaalt de bevoegdheden en samenstelling van de bestuurscommissies.

HOOFDSTUK VII INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Artikel 16 Interne verantwoording en inlichtingenplicht

  • 1. De leden van dagelijks bestuur verstrekken - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het bepaalde in artikel 23 van de Wgr, die door het algemeen bestuur dan wel één of meer leden daarvan, hetzij mondeling in een vergadering van het algemeen bestuur, hetzij schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      mondelinge beantwoording van de gestelde vragen in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur;

    • b.

      toezending van bepaald aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • c.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 2. Indien een beroep wordt gedaan op het bepaalde in artikel 50a juncto artikel 23 van de Wgr, kan het algemeen bestuur besluiten, dat in een besloten vergadering terzake mededelingen worden gedaan.

Artikel 17 Externe verantwoording en inlichtingenplicht

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad die hem als lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van die raad onderscheidenlijk van Provinciale Staten worden verlangd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad onderscheidenlijk aan Provinciale Staten die hem als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur verschaffen inlichtingen aan de raden onderscheidenlijk Provinciale Staten.

Artikel 18 Informatieverstrekking door het bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur geeft aan de gemeenteraden en Provinciale Staten alle inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het bepaalde in artikel 52 juncto artikel 23 van de Wgr, die door één of meer leden van de gemeenteraden schriftelijk worden verlangd en wel door:

    • a.

      toezending van bepaalde aangewezen stukken binnen drie weken na ontvangst van het verzoek daartoe;

    • b.

      schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen binnen zes weken na ontvangst daarvan.

  • 2. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en commissies geven de raden en Provinciale Staten alle inlichtingen die de raden onderscheidenlijk Provinciale Staten nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 3. Het algemeen bestuur zendt in ieder geval de volgende stukken, zodra die zijn vastgesteld respectievelijk door het dagelijks bestuur zijn ontvangen, ter kennisneming aan de raden en Provinciale Staten toe:

    • de reglementen van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • het jaarverslag van het recreatieschap;

    • Koninklijke besluiten die betrekking hebben op stukken of aangelegenheden van het recreatieschap.

HOOFDSTUK VIII BELEID, UITVOERING EN VERANTWOORDING

Artikel 19 Verantwoording/verslaglegging

  • 1. Het algemeen bestuur brengt ten behoeve van de deelnemers jaarlijks verslag uit van de werkzaamheden van het recreatieschap gedurende het voorafgaande jaar. Het jaarverslag wordt algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 2. Het algemeen bestuur kan in een financiële verordening nadere regels stellen met betrekking tot periodieke rapportages door de uitvoeringsorganisatie.

Artikel 20 Mandaat

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur dan wel de voorzitter kunnen hun bevoegdheden inzake de hun opgedragen taken met inachtneming van afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht mandateren of machtigen of volmacht verlenen zowel binnen het openbaar lichaam als aan een uitvoeringsorganisatie.

HOOFDSTUK IX FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 21 Geld- en financieringsmiddelen

De geldmiddelen van het recreatieschap worden gevormd door:

  • a.

    de bijdragen van de deelnemers, die worden bepaald met inachtneming van de regels in de door het algemeen bestuur vastgestelde Verordening financieel beheer;

  • b.

    subsidies, andere bijdragen dan de onder a bedoelde, schenkingen, legaten en erfstellingen;

  • c.

    geldleningen;

  • d.

    exploitatieopbrengsten, waaronder begrepen eenmalige vergoedingen, uit het in beheer zijnde recreatiegebied;

  • e.

    overige inkomsten.

HOOFDSTUK X TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 22 Toetreding

  • 1. Het daartoe bevoegde orgaan van een publiekrechtelijk lichaam of rechtspersoon kan verzoeken tot toetreding tot deze regeling. Het verzoek wordt aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, na overleg met de deelnemers, binnen drie maanden, nadat het in het eerste lid bedoelde verzoek is ontvangen, een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in verband met de voorgenomen toetreding alsmede een regeling voor de gevolgen van de toetreding. Het dagelijks bestuur zendt dit ontwerp en regeling aan de deelnemers, waaronder begrepen de aspirant-deelnemer, met het verzoek binnen drie maanden na verzending hiervan, inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen. De toetreding vindt plaats wanneer alle deelnemers en de aspirant-deelnemer hiertoe eensluidend besluiten.

  • 3. De toetreding treedt in werking de eerste dag van de maand na bekendmaking van het besluit, of anders op een moment zoals bepaald in het toetredingsbesluit.

Artikel 23 Uittreding

  • 1. Een deelnemer die voornemens is uit te treden, kan het algemeen bestuur verzoeken een indicatie te geven van de gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam. De indicatie wordt binnen zes maanden na het verzoek verstrekt, tenzij anders overeengekomen is tussen het algemeen bestuur en de uittredende deelnemer. De kosten van de indicatie komen voor rekening van de deelnemer die daarom heeft verzocht. De indicatie is niet bindend.

  • 2. Onder de gevolgen van uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 3. Uittreding uit deze regeling kan geschieden met ingang van het derde kalenderjaar volgend op de toezending van het betreffende besluit van de uittredende deelnemer aan het algemeen bestuur. Bij unaniem besluit van alle deelnemers kan van deze termijn afgeweken worden.

  • 4. De procedure voor uittreding begint de dag nadat het algemeen bestuur het besluit tot uittreding van de deelnemer heeft ontvangen.

  • 5. Uittreding geschiedt onder door het algemeen bestuur na overleg met deelnemers te stellen regelen, vervat in een uittredingsplan.

  • 6. Het algemeen bestuur stelt binnen drie maanden nadat het besluit tot uittreding is ontvangen een ontwerp vast voor de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling aan de gevolgen van de uittreding en zendt dit ontwerp aan de deelnemers met het verzoek binnen drie maanden na verzending van dat ontwerp inzake de vaststelling ervan een besluit te nemen.

Artikel 24 Uittredingsplan

  • 1. Het uittredingsplan bepaalt de wijze van berekening van de financiële gevolgen van de uittreding, waaronder in ieder geval betreffen de voort te zetten verplichtingen van de uittredende deelnemer betreffende de rente en aflossing van geldleningen en andere langlopende verplichtingen met een resterende looptijd van ten minste 5 jaar.

  • 2. Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

  • 3. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het dagelijks bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 4. Het dagelijks bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de andere deelnemers in het algemeen bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden uit de deelnemers, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer en een vertegenwoordiger van algemeen bestuur.

  • 5. Ten minste zes maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 6. Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 25.

  • 7. Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het zesde lid wordt een risico-opslag van 10% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 8. Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.

Artikel 25 Te vergoeden kosten van uittreding

  • 1. De voorlopige, respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.

  • 2. Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het recreatieschap die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.

  • 3. Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het recreatieschap die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 4. Het recreatieschap brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 24, zesde lid, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 24, achtste lid, anders is vastgelegd.

  • 5. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 6. De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding, bedoeld in artikel 26, derde lid.

  • 7. Het recreatieschap is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

Artikel 26 Wijziging

Deze regeling kan slechts worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers.

Artikel 27 Opheffing en liquidatie

  • 1. Deze regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van alle deelnemers.

  • 2. In geval van opheffing van deze regeling geschiedt de liquidatie door het algemeen bestuur dat daarvoor de nodige regels stelt. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

  • 5. Een voor- of nadelig saldo van de liquidatie wordt over de deelnemers verdeeld, respectievelijk omgeslagen op overeenkomstige wijze als de omslag van een exploitatietekort.

HOOFDSTUK XI HET ARCHIEF

Artikel 28 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap.

  • 2. De directeur en de bestuurssecretaris zijn belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4. Het recreatieschap vormt één archief voor de eigen bedrijfsvoerings-, bestuurstaken en de door de deelnemers overgedragen (gedelegeerde) bevoegdheden.

  • 5. Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van Het Noord-Hollands Archief.

  • 6. Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Noord-Hollands Archief.

  • 7. De archivaris van het Noord-Hollands Archief brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het recreatieschap, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 8. Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het recreatieschap.

  • 9. De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het dagelijks bestuur de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 10. In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden vastgelegd.

  • 11. In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.

  • 12. Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de in het tweede lid bedoelde archiefbescheiden overgebracht naar de in het derde lid genoemde archiefbewaarplaats.

HOOFDSTUK XII SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 Duur en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt, na bekendmaking ervan zoals bedoeld in artikel 26 van de Wgr, in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 onder intrekking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 van de regeling die van toepassing was tot de inwerkingtreding van de nieuwe regeling.

  • 2. Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 30 evaluatie

  • 1. Het bestuur draagt tenminste één keer in de vier jaar zorg voor een evaluatie van de regeling.

  • 2. De evaluatie heeft onder meer, doch niet uitsluitend, tot doel na te gaan:

    • a.

      of, en zo ja in welke mate, de met deze regeling beoogde samenwerking is gerealiseerd;

    • b.

      of, en zo ja in welke mate, de bij deze regeling opgedragen taken, in het licht van de beoogde samenwerking, aanpassing behoeven.

Artikel 31 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als 'Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Spaarnwoude’.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van Recreatieschap Spaarnwoude op 13 december 2018 te Velsen-Zuid..

De voorzitter,

J. Chr. Van der Hoek

BIJLAGE 1 Kaart gemeenschappelijke regeling recreatieschap Spaarnwoude

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE 2

[vervallen]