Verordening Jeugdhulp gemeente Moerdijk

Geldend van 30-08-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Moerdijk

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 4 juli 2019;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 mei 2019;

gezien het advies van de commissie van sociale infrastructuur van 26 juni 219;

gelet op de artikelen 108 lid 1, 147 lid 1 en 149 van de Gemeentewet, gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, lid 3 van de Jeugdwet en artikel 8bm lid 4 van de Regeling Jeugdwet van december 2015;

Overwegende dat:

de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot:

de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.

het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk.

BESLUIT

vast te stellen de:

Verordening Jeugdhulp gemeente Moerdijk.

Artikel 1 Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • formele zorg: jeugdhulp geboden door een zorgaanbieder;

  • gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

  • hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dan hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • wet: Jeugdwet.

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

  • alle vormen van opvoed- en opgroeiondersteuning waaronder training en advies.

  • 2. De volgende vormen van niet individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • ambulante jeugdhulp;

  • toegang tot laagcomplexe zorg op basis van profielen en intensiteiten;

  • toegang tot hoogcomplexe zorg op basis van intensiteiten;

  • pleegzorg;

  • woonzorg;

  • landelijke transitie arrangementen;

  • gesloten jeugdzorg;

  • crisiszorg.

  • 3. Het college kan bij nadere regeling vaststellen welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Alvorens de jeugdhulpaanbieder de voorgestelde jeugdhulp inzet, stemt hij de geïndiceerde zorg met het college af conform contractuele afspraken.

  • 3. Indien verwijzing plaatsvindt naar een niet-gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, is vooraf toestemming van het college vereist.

Artikel 4 Melding

  • 1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een behoefte aan jeugdhulp melden bij het college. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college ten behoeve hiervan voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de jeugdige en/of zijn ouders voor een onderzoek, bedoeld in artikel 5 op de mogelijkheden gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 3. Het college maakt binnen een termijn van twee weken een afspraak voor een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders.

  • 4. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of beslist het college na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in artikel 5, en de aanvraag van de jeugdige en/of zijn ouders of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 5. Jeugdigen en/of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5 Onderzoek en gesprek

  • 1. Het college onderzoekt zo spoedig mogelijk in een gesprek tussen de jeugdhulpprofessional en de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger:

  • a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en/of zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

  • b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

  • c. welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

  • d. of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;

  • e. voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg.

  • f. hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

  • g. indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.

  • 2. De jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verlenen daarnaast medewerking aan het uitvoeren van het onderzoek.

  • 3. In overleg met de jeugdige en/of zijn ouders kunnen desgewenst ook andere deskundigen aan het gesprek deelnemen.

  • 4. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen, voor zover aan de orde, toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 6. Indien de jeugdige en/of zijn ouders de verstrekking van een pgb wensen, wordt dit in het gezinsplan vastgelegd.

  • 7. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek of anderszins afwijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 6 Verslag en gezinsplan

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en gesprek, bedoeld in de artikel 5 en legt dit vast in het gezinsplan.

  • 2. In het gezinsplan worden, onder regie van de jeugdige en/of zijn ouders en met ondersteuning van de jeugdhulpprofessional, de zorgvraag en de gezamenlijke doelen die worden nagestreefd in kaart gebracht. Afhankelijk van de aard van de problematiek wordt ook aandacht besteed aan het cliëntenprofiel.

  • 3. Het college rondt het gezinsplan binnen zestien weken na de melding af.

  • 4. Het gezinsplan wordt door de jeugdige en/of zijn ouders en het college ondertekend.

Artikel 7 Arrangement

  • 1. Indien in het gezinsplan afspraken worden gemaakt over niet-vrij toegankelijke zorg die zal worden geleverd door een externe zorgaanbieder stelt die zorgaanbieder in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders zorg een arrangement op waarin de zorgintensiteit, de inhoud van de van de te leveren zorg en de wijze waarop de te verlenen zorg zal worden geëvalueerd, wordt beschreven.

  • 2. Het arrangement behoeft instemming van het college.

  • 3. Het arrangement wordt ondertekend door de zorgaanbieder, de jeugdige en/of zijn ouder en wordt als bijlage toegevoegd aan het gezinsplan.

Artikel 8 Identificatie

Bij het onderzoek stelt het college uiterlijk na afronding van het concept-gezinsplan als bedoeld in artikel 6, eerste lid,de identiteit van de jeugdige en/of zijn ouders vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 9 Deskundig oordeel en advies

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 10 Aanvraag en beschikking

  • 1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college, nadat onderzoek en gesprek als bedoeld in artikel 5 zijn afgerond.

  • 2. Het college kan een door de jeugdige en/of ouders mede voor akkoord ondertekend gezinsplan aanmerken als een aanvraag.

  • 3. Het college kan -mits sprake is van een door de jeugdige en/of ouders medeondertekend gezinsplan- beslissen dat dit gezinsplan wordt aangemerkt als een beschikking als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. In dat geval zendt het college het gezinsplan toe onder vermelding van de mogelijkheid tot bezwaar.

  • 4. Het bepaalde in het derde lid lijdt tot uitzondering:

  • a. bij weigering van een gevraagde individuele voorziening;

  • b. indien de individuele voorziening bestaat uit de toekenning van financiële middelen zoals een pgb.

Artikel 11 Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. De hoogte van een pgb voor formele zorg:

  • a. wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld plan met begroting, waarin in ieder geval uiteen is gezet

  • I. welke jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort de jeugdige en/of zijn ouders van het budget willen betrekken, en

  • II. indien van toepassing, welke hiervan de jeugdige en/of zijn ouders willen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

  • b. wordt berekend op basis van een tarief of prijs:

  • i. waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb de jeugdige of zijn ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp van derden te betrekken, en

  • ii. waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de jeugdige on/of zijn ouders de jeugdige willen betrekken, en;

  • iii. waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in het derde lid gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de jeugdige en/of zijn ouders de mogelijkheid heeft om de betreffende jeugdhulp te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

  • c. bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura.

  • 3. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het eigen sociale netwerk indien het tarief of de prijs, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder i., voor jeugdhulp verleend door een derde, niet zijnde op onverplichte basis verleende jeugdhulp door een hulp uit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling jeugdwet, het wettelijk minimum loon bedraagt of zoveel meer, tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura, als noodzakelijk is om:

  • I. te verzekeren dat het budget de jeugdige en/of zijn ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp te betrekken of verlenen, en

  • II. op gepaste wijze rekenschap te geven aan de gezinssituatie en van de relevante werkervaring en kwalificaties van deze persoon.

  • 4. De persoon die behoort tot het eigen sociale netwerk kan slechts bij de jeugdhulp worden betrokken indien deze persoon heeft aangegeven dat de jeugdhulp voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 5. Tussenpersonen of belangenbehartigers worden niet uit het pgb betaald.

Artikel 12 Opschorting betaling vanuit het pgb

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogte dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoel in artikel 13, derde lid, onder d.

  • 3. Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 13 Voorkomen en bestrijding en onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet

  • 1. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele herziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a. de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b. de jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

  • c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d. de jeugdige langer dan vier weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

  • e. de jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening of het pgb.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten pgb invorderen.

  • 6. Als toezichthouders die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden aangewezen de medewerkers van het team Wegwijs en de medewerkers belast met toezicht en handhaving van de gemeente Moerdijk.

Artikel 14 Onderzoek naar recht- en doelmatigheid arrangementen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 15 Klachtregeling

Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en/of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

Artikel 16 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk Slotbepalingen

Artikel 17 Intrekking

De Verordening jeugdhulp gemeente Moerdijk, vastgesteld op 30 oktober 2014 en in werking getreden op 1 januari 2015, wordt ingetrokken.

Artikel 18 Overgangsrecht

  • 1. Een recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Moerdijk 2015 blijft gehandhaafd, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee die voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de verordening, bedoeld in het eerste lid, en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de ingetrokken verordening.

  • 3. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Moerdijk 2015, wordt beslist met inachtneming van de ingetrokken verordening.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na bekendmaking in het Gemeenteblad;

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Jeugdhulp gemeente Moerdijk’

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 4 juli 2019

De griffier,

H.D. Tiekstra,

De voorzitter,

J.P.M. Klijs.