Beleidsregels investeringsregeling basale sportvoorzieningen gemeente Rijssen-Holten 2020

Geldend van 23-08-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-08-2019

Intitulé

Beleidsregels investeringsregeling basale sportvoorzieningen gemeente Rijssen-Holten 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de Rijssen-Holten;

gelet op artikel 4:81, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening;

besluit vast te stellen:

“Beleidsregels investeringsregeling basale sportvoorzieningen gemeente Rijssen-Holten 2020”

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Rijssen-Holten;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten;

  • c.

    sportraad Rijssen-Holten: de adviesraad voor de sport in de ruimste zin van het woord;

  • d.

    toewijzingscommissie: een commissie bestaande uit leden van de sportraad en ambtelijk vertegenwoordigers die het college adviseren over de ingediende subsidieaanvragen;

  • e.

    instelling: een sportvereniging of stichting of een op een andere wijze georganiseerde groep sportbeoefenaars die zich in amateurverband (zonder winstoogmerk) met de sport in de gemeente Rijssen-Holten bezig houdt en die is aangesloten bij een van de erkende sportbonden (NOC/NSF);

  • f.

    basale sportvoorzieningen: onroerende sportvoorzieningen die strikt noodzakelijk zijn voor de beoefening van de betreffende sport en voldoen aan de definitie en geldende normen en eisen zoals vermeld in het rapport Basale voorzieningen sport;

  • g.

    investeringskosten: de door de toewijzingscommissie goedgekeurde investeringskosten in basale sportvoorzieningen;

  • h.

    normering: adviezen en richtlijnen zoals deze worden afgegeven door (overkoepelende) sportbonden en andere belangenorganisaties.

Artikel 2 Achterliggende voorziening

Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening van de gemeente Rijssen-Holten van toepassing.

Artikel 3 Subsidiabele kosten

  • 1. Het college kan een investeringssubsidie basale sportvoorzieningen toekennen aan instellingen in de investeringskosten voor 50% van de subsidiabele kosten. Alvorens een besluit te nemen wint zij advies in van de toewijzingscommissie.

  • 2. De opzet en uitvoering van de investering waarvoor een subsidie wordt gevraagd dient naar het oordeel van het college sober en doelmatig te zijn gelet op de activiteiten waarvoor de basale sportvoorziening wordt opgericht.

  • 3. De instelling kan voor dezelfde of een soortgelijke basale sportvoorziening binnen de termijn van de technische levensduur slechts een keer voor een subsidie in aanmerking komen. Wel kan het college besluiten om een instelling meerdere subsidies te verstrekken voor verschillende (deel)voorzieningen.

  • 4. Investeringssubsidies worden alleen toegekend voor zover het investeringen betreft in of op accommodaties die gelegen zijn binnen de grenzen van de gemeente Rijssen-Holten.

  • 5. Het college kan een investeringssubsidie basale sportvoorzieningen toekennen ten behoeve van investeringskosten, niet zijnde exploitatiekosten, voor:

    • a.

      de aankoop of eerste stichting van nieuw te realiseren permanente kapitaalswerken;

    • b.

      vervangingsinvesteringen van kapitaalswerken waarvan naar het oordeel van het college de technische levensduur is verstreken;

    • c.

      de eerste inrichting van de accommodatie (roerende goederen) zoals die voor de “kerntaak” van de betreffende voorziening noodzakelijk worden geacht door het college.

Artikel 4 Subsidieplafond

De raad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor deze regeling.

Artikel 5 Subsidieaanvraag en te overleggen gegevens

  • 1. Toekenning van de investeringssubsidie, vindt uitsluitend plaats op aanvraag. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van het aanvraagformulier dat door het college is vastgesteld.

  • 2. Bij de aanvraag om een investeringssubsidie basale sportvoorzieningen dienen de volgende gegevens te worden overlegd:

    • a.

      een toelichting waarin de instelling aangeeft waarom de voorgenomen investering noodzakelijk wordt geacht en een omschrijving van de bestemming;

    • b.

      een nauwkeurige omschrijving van de basale sportvoorziening waarvoor subsidie wordt aangevraagd (daar waar mogelijk) voorzien van een tekening en bestek, en begroting met toelichting van de kosten van de investering;

    • c.

      de toewijzingscommissie kan overige bescheiden bij de subsidieaanvrager opvragen die nodig zijn om over de subsidieaanvraag te adviseren richting het college.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Het college weigert de aangevraagde subsidie onder andere indien:

  • 1. de basale sportvoorziening een commerciële ruimte (zoals een kantine, clubhuis, keuken en sponsorruimte) betreft of een voorziening betreft die naar het oordeel van het college niet als essentieel wordt geacht voor het uitoefenen van de kerntaak van de instelling;

  • 2. met de aanschaf en/of realisatie een aanvang is gemaakt voordat het college heeft besloten tot het verstrekken van de investeringssubsidie tenzij het college hiervoor een vrijstelling heeft verleend;

  • 3. er geen schouw heeft plaatsgevonden. De instelling dient voor het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in lid 2, voordat met de werkzaamheden wordt aangevangen een schouw door de gemeente te laten uitvoeren om de noodzakelijkheid van de werkzaamheden te kunnen beoordelen.

Artikel 7 Prioritering subsidieaanvragen

Het college geeft bij de besluitvorming inzake de toekenning van subsidie gemotiveerd aan welke aanvragen bij toekenning van subsidie prioriteit krijgen.

Artikel 8 Definitieve vaststelling subsidie

  • 1. Als de instelling de in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven investering realiseert tegen een lager bedrag dan de in artikel 3 lid 1 bedoelde goedgekeurde investeringskosten, wordt bij de definitieve vaststelling van de subsidie uitgegaan van het bij de beschikking aangegeven bedrag.

  • 2. Als de instelling de in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven investering realiseert tegen een hoger bedrag dan de in artikel 3 lid 1 bedoelde goedgekeurde investeringskosten, wordt bij de definitieve vaststelling van de subsidie uitgegaan van het bij de beschikking aangegeven bedrag.

  • 3. Als de instelling naar het oordeel van het college naar aard en hoedanigheid andere investeringen heeft gepleegd dan aangegeven in het bestek bij de subsidieaanvraag kan bij de subsidievaststelling een evenredige korting worden toegepast.

  • 4. Alvorens te besluiten tot het vaststellen van een verlaagde subsidie, conform het vorige lid, brengt het college de subsidieontvanger schriftelijk op de hoogte van hun voornemen daartoe.

Artikel 9 Indieningstermijn

De instelling dient uiterlijk op 31 augustus voorafgaand aan het kalenderjaar waarbinnen de basale sportvoorziening gerealiseerd c.q. geëffectueerd wordt, een subsidieaanvraag bij het college in te dienen.

Artikel 10 Beslistermijn subsidieverlening

  • 1. Het college besluit over een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 3 lid 1 vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Het college kan het besluit als bedoeld in het eerste lid met opgave van redenen, uiterlijk 12 weken verdagen.

Artikel 11 Realisatie- en betalingstermijn investering c.q. voorziening

  • 1. De instelling rond de werkzaamheden uiterlijk 2 jaar na de verzenddatum van de subsidiebeschikking af.

  • 2. De bevoorschotting / betaling van de toegekende subsidie wordt afgestemd op de daadwerkelijke realisatie van de werkzaamheden vermeld in lid 1 van dit artikel.

  • 3. Bij niet nakoming van de termijn als bedoeld in het eerste lid, kan het college besluiten tot intrekking van de subsidiebeschikking.

Artikel 12 Wijziging investering

  • 1. De instelling dient wijzigingen binnen de basale sportvoorziening investering waarop de subsidiebeschikking is gebaseerd opnieuw ter beoordeling voor te leggen aan het college indien dit gevolgen kan hebben voor de hoogte van de toegekende subsidie.

  • 2. Dit kan ertoe leiden dat een subsidiebeschikking wordt aangepast c.q. wordt ingetrokken.

Artikel 13 Beslistermijn subsidievaststelling

  • 1. De instelling moet binnen 3 maanden na realisatie van de basale sportvoorziening een financiële verantwoording bij het college indienen.

  • 2. Het college stelt het subsidiebedrag definitief vast, voorzover dit binnen de raming blijft, voor 31 december van het jaar, volgend op het jaar waarin de investering gerealiseerd wordt.

Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden

In onvoorziene omstandigheden en voor zover toepassing van deze regeling zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het in deze regeling bepaalde.

Artikel 15 Terugbetaling/verrekening

  • 1. Wanneer het gebruik van de sportvoorziening geheel of gedeeltelijk wordt onttrokken aan de bestemming, op grond waarvan deze bijdrage is verleend, kan deze bijdrage met inachtneming van de technische levensduur geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 2. Wanneer de instelling, nadat de investeringsbijdrage is verleend, haar activiteiten staakt of het gebouw of de inrichting overdraagt, dient deze bijdrage te worden terugbetaald. Voor elk volgend kalenderjaar, gerekend van het verlenen van de bijdrage tot de datum waarop de genoemde wijzigingen plaatsvinden, wordt afhankelijk van de technische levensduur een percentage van de terug te betalen som in mindering gebracht.

  • 3. De instelling dient onder redelijke voorwaarden medegebruik door derden toe te staan zodra de accommodatie, naar het oordeel van het college, geen redelijke bezetting kent. De bijdrage kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd indien de vereniging medegebruik aan derden niet toestaat.

Artikel 16 Slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 augustus 2019.

  • 2. De beleidsregels sportinvesteringen gemeente Rijssen-Holten 2009 wordt met ingang van 1 augustus 2019 ingetrokken.

  • 3. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels investeringsregeling basale sportvoorzieningen gemeente Rijssen-Holten 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten op 19 februari 2019.

A.C. van Eck, A.C. Hofland

de secretaris, de burgemeester

Toelichting bij de Beleidsregels investeringsregeling basale sportvoorzieningen gemeente Rijssen-Holten 2020

Artikelen of leden van artikelen die voor zich spreken worden niet nader toegelicht.

Artikel 1 begripsomschrijving

Toewijzingscommissie

Er zal een toewijzingscommissie worden ingesteld bestaande uit 3 leden van de sportraad Rijssen-Holten en 2 ambtelijk vertegenwoordigers. De sportraad zal uit hun midden deze leden aanwijzen. Vanuit de ambtelijke organisatie zullen een beleidsmedewerker sport uit het team Sociaal, strategie en ondersteuning en de toezichthouder sportaccommodaties vanuit het ruimtelijk domein zitting nemen in de toewijzingscommissie.

Basale sportvoorzieningen

Ter verduidelijking van de omschrijving “basale voorziening” heeft het college op 6 juni 2017 de rapportage Basale voorzieningen sport vastgesteld.

In paragraaf 4.2 van het rapport Basale sportvoorzieningen zijn de definities basale sportvoorzieningen per sport opgenomen. In deze paragraaf worden per sport de eisen genoemd voor een basale sportvoorziening. We passen deze als volgt toe:

• voor bestaande sportvoorzieningen dienen de eisen van een basale sportvoorziening per sport als “meetlat” om de sportvoorziening te waarderen en toekomstige investeringen te waarderen in relatie tot de definitie,

• voor nieuwe sportvoorzieningen dienen de eisen voor basale sportvoorzieningen, bestaande uit de definitie van basale sportvoorzieningen per sport en aangevuld met relevante trends en ontwikkelingen, als uitgangspunt voor haalbaarheidsstudies en programma’s van eisen.

Bij deze eisen voor basale sportvoorzieningen per sport wordt verwezen naar de normen en reglementen die ten tijde van het opstellen van de rapportage (februari 2017) van toepassing waren. Er kan niet worden uitgesloten dat elementen niet zijn benoemd, dan wel normen en reglementen inmiddels geactualiseerd zijn. In die gevallen dient de beschreven methodiek in paragraaf 4.1 van het rapport Basale sportvoorzieningen als toetsingskader om te bepalen of er sprake is van een basale sportvoorziening.

Bij het bepalen of de zogenaamde ‘sporten in opkomst’ als basaal mogen worden beschouwd, gelden de uitgangspunten zoals beschreven in paragraaf 3.4.2 van het rapport Basale sportvoorzieningen:

• erkenning: de organisatie (bijvoorbeeld een vereniging) is in Rijssen-Holten gevestigd en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, de beoogde sport(activiteit) is aangesloten bij één van de door NOC*NSF erkende sportbonden;

• leden: de organisatie/vereniging heeft minimaal 50 uit Rijssen-Holten afkomstige actieve leden;

• activiteiten: in geval van een nieuwe vereniging heeft het beoogde activiteitenaanbod een duidelijk toegevoegde waarde ten opzichte van het bestaande lokale en regionale aanbod;

• continuïteit: er is sprake zijn van een duidelijke organisatiestructuur (vereniging of eventueel stichting) die waarborgen biedt voor een continuïteit van de sportbeoefening (vastgelegd in statuten),

• de sport laat gedurende de laatste vijf jaar landelijk jaarlijks een toename zien van het aantal deelnemers;

• laagdrempeligheid: de vereniging en de accommodaties zijn laagdrempelig toegankelijk voor een groot deel van de lokale bevolking. Er worden geen voor de sportbeoefening niet-functionele criteria aangewend om mensen niet toe te laten.

De volgende sportvoorzieningen worden in ieder geval aangemerkt als basale sportvoorzieningen:

• wedstrijdvelden en trainingsvelden dan wel oefenhoeken

• sportmeubilair (ballenvangers, veldafscheiding voor zover vereist voor wedstrijdvelden, doelen exclusief netten)

• verlichting van oefenvelden en velden die gecombineerd gebruikt worden voor wedstrijd en training (mits een verlichting voor training noodzakelijk is)

• kleedlokalen, scheidsrechterkleedlokalen en ruimtes voor technische bouwkundige installaties, waaronder ook de technische installaties die betrekking hebben op het gebruik van de basale voorziening

• E.H.B.O. ruimte (gecombineerd met kleedkamer, inclusief voorziening voor koud en warm water, exclusief inrichting E.H.B.O.-materiaal en behandeltafel)

In het kader van het rijksbeleid met betrekking tot het verminderen van gezondheidsrisico’s in de sport wordt er op aangedrongen kleed/wasaccommodaties standaard te voorzien van een dergelijke ruimte en wordt dit als een basisvoorziening gezien.

• Dug Outs (maximaal 2 voor het hoofdveld)

Door de KNVB is de aanwezigheid van Dug outs op het hoofdveld verplicht gesteld. Mede gelet op de uniformiteit van de velden, worden Dug outs als een basisvoorziening gezien en dan beperkt tot maximaal 2 voor het hoofdveld

• Investeringen/voorzieningen die nodig zijn om het sporten voor mensen met een beperking te vorderen (gaat om basale voorzieningen die nodig zijn om de sport te kunnen beoefenen)

• sport- en spelmaterialen die nodig zijn om (de leden van) een instelling op een hoger niveau te brengen. (ter beoordeling van deze aanvraag zal veelal advies worden opgevraagd bij de desbetreffende overkoepelende sportbond).

Niet in aanmerking voor subsidie vanuit deze regeling komen de volgende voorzieningen:

• Bestuurskamers

• Vergaderruimten

• Sponsorruimten

• Kantines/clubhuizen inclusief keukens

• Overdekte tribunes

• Kassahokjes

• Zonnepanelen

• Roerende zaken, oftewel gebruiksmaterialen zoals netten, ballen, hoekvlaggen, zitbanken, stoelen en dergelijke, tenzij het college de roerende goederen noodzakelijk acht voor de kerntaak van de betreffende voorziening (artikel 3, lid 5c).

Ten aanzien van het bepalen van wat wel of niet een basisvoorziening is zal er altijd een grijs gebied blijven bestaan. Het is ter beoordeling van het college (op advies van de toewijzingscommissie) om te bepalen of een bepaalde investering wel of niet onder de regeling valt.

Normering

Na bepaling van de basisvoorzieningen dient de investeringsaanvraag getoetst te worden aan normen. Voor wat betreft de normen worden er in Nederland door diverse (overkoepelende) sportbonden en belangenorganisaties adviezen en richtlijnen gegeven. De kwalitatieve en kwantitatieve richtlijnen zijn sterk afhankelijk van de tak van sport en de bouwtechnische en financiële mogelijkheden. Natuurlijk is alle voor de bouw geldende wettelijke regelgeving (bouwbesluit, milieu, legionella et cetera) een minimale vereiste.

Speelvelden (wedstrijd en training)

Het NOC/NSF heeft voor diverse takken van sport normen ten aanzien van het aantal velden vastgesteld. Het aantal benodigde velden is gerelateerd aan het aantal teams en equivalenten voor de jeugdteams.

Verlichtingsinstallaties

Ook de verlichting is afhankelijk van het gebruik: training of wedstrijd. Bij trainingsaccommodaties wordt uitgegaan van een lichtinstallatie conform vastgestelde normen. Bij combinatievelden (die voor zowel trainingen als wedstrijden worden gebruikt) wordt van een andere verlichtingsnorm uitgegaan.

Kleedlokalen

De norm voor het aantal kleed/waslokalen is gerelateerd aan het aantal velden volgens de norm. Landelijk zijn er 2 normen voor de bepaling van het aantal kleed/waslokalen. De VNG norm en de NOC/NSF norm. Deze laatste wordt ook door de KNVB gehanteerd. Het vertrekpunt voor de norm zijn de benodigde kleedlokalen bij een voetbalaccommodatie. Andere sporttakken worden hiervan afgeleid.

De VNG-norm is twee kleedlokalen per veld. De NOC/NSF norm eveneens twee kleedlokalen per wedstrijdveld maar per 3 intensief gebruikte wedstrijdvelden, aanvullend twee kleedlokalen zoals weergegeven in het onderstaande schema. Geen onderscheid wordt gemaakt tussen complexen met één, twee of drie benodigde wedstrijdvelden.

Wij stellen voor de VNG norm te hanteren met een plus. (VNG+). Dit wil zeggen dat afhankelijk van de omstandigheden kan worden afgeweken van de norm. Deze omstandigheden zijn:

• gemengde sporten (dames en heren);

• een veld dat intensiever gebruikt wordt (WETRA / kunstgras). Doorstroomproblemen vanwege kortere “Kleedkamer-wisseltijd”;

• gebruik van een veld door meerdere verenigingen;

• veel jonge jeugd.

Aan de hand van het aanwezig zijn van een of meerdere van deze omstandigheden, kan het aantal aanvullende kleedlokalen worden bepaald, waarbij in principe 2 aanvullende kleedlokalen uitgangspunt is.

Als vloeroppervlak wordt 25 m2 gehanteerd voor de “droge” en “natte” ruimte.

kleed/was accommodaties voor scheidsrechters.

Het aantal kleedruimtes voor de scheidsrechters is ook afhankelijk van het aantal speelvelden. Deze ruimten kunnen voor 1 of meerdere personen worden aangelegd en voor gebruik door trainers in de week. Tevens dient rekening te worden gehouden met gescheiden ruimtes voor mannen en vrouwen.

E.H.B.O. ruimte.

Deze ruimte kan worden gecombineerd met een kleedlokaal en dient bereikbaar te zijn voor ambulance en toegankelijk voor brancards en voorzien van een wastafel met koud en warm water. Voor combinatie met een kleedlokaal wordt 7 m2 extra aangehouden.

Dug Outs.

Uitgegaan wordt van een sobere maar solide constructie, die bescherming biedt aan ongeveer 5 spelers tegen regen en wind (onderdeel inrichting hoofdveld).

Materiaalruimte.

Materiaalruimte is onder meer nodig voor trainingsballen en attributen en de opslag van onderhoudsmaterieel. Door NOC/NSF wordt per ruimte minimaal 10m2 aanbevolen. De afmetingen zijn sterk afhankelijk van de grootte van de vereniging en dienen per geval te worden bekeken.

Installatieruimte.

Voor CV, warm water en elektra wordt een ruimte van 8 m2 aangehouden.

Normbedragen

Bij het vaststellen van een investeringsbijdrage wordt uitgegaan van normbedragen. De investeringsbijdrage wordt gerelateerd aan het volgens de norm vastgestelde aantal velden, kleedlokalen en bijbehorende ruimten. Maatwerk is nodig vanwege kosten die niet volgens normen zijn vast te stellen, maar per project afzonderlijk bekeken moeten worden. Hierbij valt te denken aan extra fundering, aansluiting nutsvoorzieningen, sloopkosten, asbestonderzoek, infrastructuur, kosten van toezicht.

De praktijk laat zien dat normbedragen de afgelopen jaren ontzettend zijn gestegen. De hieronder vermelde normbedragen zijn tot stand gekomen door indexering van de normbedragen 2009 .

• Kleedlokalen spelers (droge en natte ruimte inclusief installatie) 25 m² € 46.000,00

• Maximaal 1 kleedlokaal gecombineerd met E.H.B.O. 32 m² € 52.500,00

• Kleed/waslokalen scheidsrechters per 1 m² € 1.650,00

Conform onderstaand schema:

Velden Ruimte

1 2 x 7 m² 14 m²

2 2 x 7 m² 14 m²

3 1 x 7 m² 1 x 8 m² 15 m²

4 1 x 7 m² 1 x 10 m² 17 m²

5 1 x 7 m² 2 x 8 m² 23 m²

• Materiaalruimte bij 0 tot 6 kleedlokalen 10 m² € 5.900,00

Voor elk kleedlokaal boven de 6 per kleedlokaal 1 m² extra 1 m² € 450,00

• Installatieruimte 8 m² € 4.700,00

• Dug outs (maken veelal onderdeel uit van inrichting hoofdveld)

Artikel 2 achterliggende voorziening

In de Algemene subsidieverordening van de gemeente Rijssen-Holten zijn bepalingen opgenomen die van toepassing zijn op deze regeling en die als zodanig in deze regeling niet herhaald worden. Het betreft hier de artikelen 1, 7, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 24 en 25.

Artikel 3 subsidiabele kosten

Lid 1: Op basis van de ingediende aanvragen zal het college, na advies te hebben ingewonnen bij de toewijzingscommissie, besluiten.

Lid 2: met deze bepaling wordt gewaarborgd dat de investering sober en doelmatig wordt gerealiseerd. Hierbij zal de vooraf vastgestelde normering een belangrijk uitgangspunt vormen. Voor bijvoorbeeld een kleedaccommodatie wordt uitgegaan van een vaste oppervlakte/normbedrag. Mocht een instelling de kleedkamers extra groot willen realiseren dan zal het extra investeringsbedrag volledig voor rekening van de betreffende instelling komen.

Lid 3: met deze bepaling wordt voorkomen dat een instelling voor dezelfde accommodatie meerdere keren voor subsidie in aanmerking komt. Wanneer een instelling bijvoorbeeld voor het uitbreiding van kleedkamers in een bepaald jaar een investeringsbijdrage heeft ontvangen waarbij ook rekening is gehouden met een E.H.B.O.-ruimte dan kan het niet zo zijn dat zij binnen de termijn van de technische levensduur bij een volgende uitbreiding van kleedkamers opnieuw voor een extra E.H.B.O.-ruimte in aanmerking komen. Wel kan een instelling in een bepaald jaar voor meerdere investeringsbijdragen in aanmerking komen wanneer het gaat om verschillende voorzieningen. Wanneer er bijvoorbeeld een uitbreiding van wedstrijd/trainingsvelden is gerealiseerd kan het voorkomen dat een instelling voor zowel uitbreiding van kleedkamers als uitbreiding van een lichtinstallatie in aanmerking komt.

Lid 4: de gemeente is niet bereid bij te dragen in investeringen van accommodaties die gelegen zijn buiten de grenzen van de gemeente Rijssen-Holten, ook niet in die gevallen waarbij (groepen) inwoners van de gemeente Rijssen-Holten gebruik maken van een dergelijke accommodatie. Wanneer bijvoorbeeld inwoners uit de gemeente Rijssen-Holten in het kader van paardrijden voor gehandicapten gebruik maken van een manege buiten de grenzen van de gemeente Rijssen-Holten zal de gemeente niet bereid zijn een investeringsbijdrage te leveren aan deze accommodatie.

Lid 5: met deze bepaling wordt omschreven waarvoor het college een investeringssubsidie kunnen toekennen. Hierbij is nadrukkelijk gesteld dat het geen investeringen mogen betreffen in de exploitatie. Wel kan het vervangingsinvesteringen betreffen waarbij het college, op advies van de toewijzingscommissie, kan bepalen of de redelijke levensduur van de basale sportvoorziening is verstreken.

De toewijzingscommissie adviseert het college over de maximale technische levensduur.

Waarbij voor de afschrijvingstermijnen wordt aangesloten op de afschrijvingstermijnen die in de financiële verordening van de gemeente staan vermeld. Dit advies wordt over- en opgenomen in de toekenningsbeschikking.

Ook kan het college besluiten dat bij de eerste inrichting van een kapitaalswerk bepaalde roerende zaken die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het betreffende kapitaalswerk. Hier kan het bijvoorbeeld gaan om het aanbrengen van kranen en douchekoppen in een kleedaccommodatie/douche/wasgelegenheid die als roerende zaken noodzakelijk zijn.

In vastgesteld rapportage Basale sportvoorzieningen wordt verwezen naar het duurzaamheidsaspect bij kapitaalsinvesteringen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan investeringen waarbij LED - verlichting wordt toegepast. Ook voor dit soort investeringen kan het college, indien dit ingezet wordt voor of ten behoeve van de basale sportvoorziening, investeringssubsidie toekennen.

Artikel 4 Subsidieplafond

Met dit artikel wordt geregeld wat maximaal in het kader van deze regeling aan subsidie verstrekt kan worden (subsidieplafond). Er is dus geen sprake van een openeindfinanciering. Er is een investeringsfonds ingesteld dat de mogelijkheid biedt om voor bepaalde ingrijpende investeringen te reserveren. In principe zal jaarlijks een bedrag van ongeveer € 100.000,00 aan dit fonds worden toegevoegd.

Artikel 5 Subsidieaanvraag en te overleggen gegevens

Lid 2 van dit artikel regelt welke stukken een instelling moet indienen die noodzakelijk zijn om te kunnen bepalen of en zo ja, tot welk bedrag een investering voor subsidie in aanmerking komt.

De toewijzingscommissie zal dit onder meer bepalen aan de hand van een (marginale) toetsing van de bouwtekening, het bestek en de begroting. Vervolgens brengt zij advies uit aan het college. Desgewenst kan het college, mede op advies van de toewijzingscommissie om aanvullende stukken vragen die nodig zijn om de subsidieaanvraag te kunnen beoordelen.

Deze aanvullende stukken kunnen betrekking hebben op:

1. een dekkings- en financieringsplan van de investering;

2. een meerjaren-exploitatiebegroting van de basale sportvoorziening inclusief een onderhoudsplan

3. een afschrift van de oprichtingsakte dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

4. de resultatenrekening en balans van het voorgaande vereniging- of kalenderjaar;

5. een nadere omschrijving van de basale sportvoorziening zoals :aantoonbare kosten grondverwerving, bouwkosten, advieskosten, inrichtingskosten, kosten technische installaties, overige bijkomende kosten,

6. onvoorziene kosten

Artikel 6 weigeringsgronden

De in dit artikel genoemde opsomming is niet limitatief. Bedoeld wordt met dit artikel aan te geven dat alleen investeringen voor een bijdrage op grond van deze regeling in aanmerking komen voor die voorzieningen die door het college essentieel worden geacht voor het uitoefenen van de sportactiviteiten. In de toelichting bij artikel 1 is al uitvoerig in gegaan op de vraag wat wel of niet tot een basale sportvoorziening worden gerekend. Aanvragen voor kapitaalinvesteringen die strijdig zijn met het gemeentelijk beleid worden ook aangemerkt als weigeringsgrond.

Het college kan op verzoek van de instelling besluiten om vrijstelling te verlenen van de bepaling dat niet voor de subsidieverstrekking met de aanschaf c.q. realisatie van de basale sportvoorziening is begonnen. Hierbij geldt wel de voorwaarde dat de instelling, voordat met de bouwkundige werkzaamheden wordt begonnen, door de gemeente een schouw moet laten uitvoeren om de noodzakelijkheid van de werkzaamheden te kunnen beoordelen.

Artikel 7 prioritering subsidieaanvragen

Met dit artikel wordt geregeld dat wanneer het aantal investeringsaanvragen zodanig is dat het honoreren van alle aanvragen tot gevolg heeft dat het subsidieplafond zoals vermeld in artikel 4 wordt overschreden, het college de keuze welke aanvragen wel en welke niet gehonoreerd worden inhoudelijk kan motiveren. In de keuze waarop jaarlijks op basis van prioritering de kapitaalaanvragen in behandeling worden genomen, adviseert de toewijzingscommissie het college.

Artikel 8 definitieve vaststelling subsidie

De volgende rekenvoorbeelden maken de bedoelingen van lid 1 van dit artikel duidelijk:

Rekenvoorbeelden

Casus: nieuwbouw kleedaccommodaties op 1 of meerdere gemeentelijke sportcomplex(en), waarbij de investering geschiedt onder verantwoordelijkheid van de instelling(en).

berekening investeringsbijdrage nieuwbouw kleedaccommodaties

• goedgekeurde investeringskosten € 350.000,00

• investeringsbijdrage instelling(en) € 175.000,00

• investeringsbijdrage gemeente € 175.000,00

correctie

Door het instellen van een plafondbedrag van bijvoorbeeld € 100.000,00 dient de investeringsbijdrage als volgt te worden gecorrigeerd:

• goedgekeurde investeringskosten € 350.000,00

• investeringsbijdrage instelling(en) € 250.000,00

• investeringsbijdrage gemeente € 100.000,00

Lid 1 afrekening realisering tegen lager bedrag dan goedgekeurde investeringskosten nieuwbouw kleedaccommodaties

• feitelijke investeringskosten € 330.000,00

• investeringsbijdrage instelling(en) € 230.000,00

• investeringsbijdrage gemeente € 100.000,00*

* in dit geval wordt er vanuit gegaan dat instellingen door zelfwerkzaamheid en sponsoring een investering tegen een lager bedrag hebben weten te realiseren (€ 330.000,00 t.o.v. € 350.000,00). Zelfwerkzaamheid en sponsoring leiden niet tot vaststelling van een lagere investeringsbijdrage van de gemeente, omdat een instelling anders gestraft wordt voor het leveren van eigen inspanningen.

Lid 2 afrekening realisering tegen hoger bedrag dan goedgekeurde investeringskosten nieuwbouw kleedaccommodaties

• feitelijke investeringskosten € 360.000,00

• investeringsbijdrage instellingen € 160.000,00

• investeringsbijdrage gemeente € 100.000,00*

* in dit geval vallen de investeringskosten hoger uit dan de oorspronkelijk goedgekeurde investeringskosten. Oorzaak zou kunnen zijn dat de instelling extra investeringen heeft gepleegd die voordien niet voorzien waren of waar geen rekening mee is gehouden (duurdere materialen, extra bouwkundige voorzieningen). Dit leidt niet tot vaststelling van een hogere investeringsbijdrage van de gemeente omdat de verantwoordelijk hiervan bij de betreffende instelling ligt.

Lid 3 biedt het college de mogelijkheid een eventuele korting toe te passen op het toegekende subsidiebedrag wanneer investeringen worden gepleegd die afwijken van het goedgekeurde bestek.

In de afweging voor het toepassen van een korting op het toegekende subsidiebedrag adviseert de toetsingscommissie het college of de offerte marktconform is. Dit is ook van toepassing indien een heroverweging aan de orde is.

Artikel 9 Indieningstermijn

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 10 Beslistermijn subsidieverlening

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 11 Realisatie- en betalingstermijn investering c.q. voorziening

Lid 1: met deze bepaling wordt beoogd dat ten minste binnen 2 jaar na toekenning van de subsidie, de kapitaal investering wordt gerealiseerd. Indien de instelling weigerachtig blijft, kan het college besluiten tot intrekking van de subsidiebeschikking.

Lid 2: met deze bepaling wordt geregeld dat de bevoorschotting van beschikt subsidiebedrag zal uitbetaald worden bij start van de bouw van de sportvoorzieningen op de volgende wijze:

• een eerste bevoorschotting tot een bedrag van € 50.000,- of maximaal 50% van de totale subsidiebijdrage,

• het restant wordt voldaan nadat een bewijs van ten minste 75% van de kapitaalinvestering is ontvangen.

Artikel 12 Wijziging investering

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 13 Beslistermijn subsidievaststelling

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel geeft het college de ruimte om in bijzondere gevallen af te wijken van de bepalingen zoals verwoord in deze beleidsregels. Het college heeft deze ruimte in ieder geval indien er sprake is van strijdigheid met het gemeentelijk beleid.

Artikel 15 Terugbetaling/verrekening

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 16 Slotbepalingen

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.