Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen houdende regels omtrent rechtspositie raadsleden (Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Achtkarspelen 2019)

Geldend van 28-01-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen houdende regels omtrent rechtspositie raadsleden (Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Achtkarspelen 2019)

De Raad van de gemeente Achtkarspelen;

Gelezen het voorstel van het presidium van 14 juni 2019;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid en 97,98, 99 en 147 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.1, vijfde lid, 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.8, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Achtkarspelen 2019.

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. raadslid: lid van de gemeenteraad.

b. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente per maand een toelage toegekend ter hoogte van maximaal driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van € 120 per maand.

Artikel 2a. Reiskostenvergoeding voor raadsleden voor reizen binnen de gemeente

  • 1. Raadsleden krijgen maandelijks een vaste reiskostenvergoeding uitgekeerd voor de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies als bedoeld in artikel 3.1.7 lid 1 onder a. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Deze vaste reiskostenvergoeding voor raadsleden, zoals hierboven omschreven in artikel 3 lid 1, wordt berekend op basis van de volgende uitgangspunten:

    • -

      vergoeding voor gemiddeld 1 dag per 5-daagse werkweek;

    • -

      214 werkbare dagen in één jaar;

    • -

      werkelijke reisafstand van woning - gemeentehuis;

    • -

      de reiskostenvergoeding per kilometer is het maximale bedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan verstrekken;

    • -

      12 maanden per jaar.

  • 3. De reiskosten voor reizen binnen de gemeente die worden gemaakt voor de uitoefening van de functie als bedoeld in artikel 3.1.7. lid 1 onder b. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers kunnen via het digitale e-hrm-systeem op basis van de daadwerkelijke kilometers worden gedeclareerd. De reiskostenvergoeding per kilometer is het maximale bedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan verstrekken.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raadsleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raadslid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raadsleden

  • 1. Een raadslid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. Het presidium beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1. Een raadslid wordt eenmaal per jaar een bedrag toegekend ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen raadsleden

  • 1. Een raadslid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Een raadslid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 8. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen drie maanden na factuurdatum of betaling door raadsleden ingediend bij de griffier.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raadsleden binnen een maand na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 9. Intrekking oude regeling

De Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Achtkarspelen 2016 wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 5 juli 2019 (de dag na publicatie) en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 11. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raadsleden gemeente Achtkarspelen 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Achtkarspelen van 4 juli 2019.

De griffier,

Mevr. J.W. van Hoppe MPM

De voorzitter,

Dhr. mr. O.F. Brouwer

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raadsleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of

krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente.

Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raadsleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raadsleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken.

Het resultaat zal het raadslid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raadsleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raadsleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer.

Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raadsleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden

Deze artikelen betreffen de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’.

Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven.

De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde twee zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en anderzijds de onderzoekscommissie.

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie geldt een vast (belast) bedrag van € 120 per maand. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raadsleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raadsleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van

een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking.

De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente.

Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raadsleden

Voor raadsleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier.

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikelen 3.1.9 Rechtspositiebesluit decentrale politieke is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

De collectieve verzekering

Sommige gemeenteraden willen deze voorziening treffen voor de raadsleden vanaf de start van de raadsperiode per maart 2018. Terugwerkende kracht is niet mogelijk. De bepaling geldt vanaf 1 januari 2019. Maar, zoals gezegd, kan de raad bij verordening bepalen dat raadsleden eenmaal per jaar een bedrag ontvangen. De raad kan dus binnen een jaar na het aantreden van de nieuwe raad kiezen voor een grondslag in de verordening. Om in dit kader aan raadsleden een bedrag toe te kennen voor hun eerste jaar als raadslid, zou die grondslag dus moeten zijn opgenomen in de verordening tussen 1 januari 2019 en 28 maart 2019. Een dergelijke keuze is gezien het ritme van de zittingstermijn van gemeenteraden ook alleszins verdedigbaar. Aldus worden gebroken jaren in de uitbetalingssystematiek zoveel mogelijk vermeden.

Op basis van artikel 5.1, zevende lid, van het besluit geldt overgangsrecht. Voor zover voor raadsleden al op grond van het (oude) Rechtspositiebesluit raadsleden collectieve verzekeringen zijn afgesloten voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden, kunnen die gehandhaafd blijven. De betrokken raadsleden ontvangen in dat geval uiteraard geen bedrag om zelf een dergelijke verzekering en/of voorziening te treffen.

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen

Het gemeentebestuur stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één computer verstrekt worden. Dit wordt verstrekt op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de

Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 8. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raadsleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Raadsleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.