Horecabeleid gemeente Best 2019

Geldend van 31-07-2019 t/m heden

Intitulé

Horecabeleid gemeente Best 2019

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

1. Inleiding

De gemeente Best wil graag een leefbaar en attractief dorp zijn. Inwoners, bezoekers en ondernemers moeten zich thuis kunnen voelen in Best. De aanwezigheid van horecabedrijven binnen de gemeente zorgt voor een levendige woonomgeving. Voor veel mensen is de horeca een sociale ontmoetingsplaats. Daarnaast vervult de horeca een ondersteunende rol voor toerisme en voor verschillende activiteiten zoals winkelen en diverse evenementen.

De exploitatie van horecabedrijven kan echter ook leiden tot ongewenste effecten. De horeca heeft invloed op de openbare orde en veiligheid, kent een volksgezondheidsaspect in de zin van drankgebruik en is soms een bron van overlast voor omwonenden.

Negatieve gevolgen zijn in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de ondernemer zelf. Maar ook de gemeente heeft hierbij een belangrijke rol. Het is van belang dat de gemeente evenwichtig optreedt tegen ongewenste situaties, of deze situaties zoveel mogelijk probeert te voorkomen. Gemeentelijk beleid helpt hierbij. Beleid geeft duidelijkheid over de regels en de uitvoering van deze regels in de praktijk.

Uitvoeringsbeleid

Het doel van deze beleidsnota is het scheppen van kaders en hiermee een bijdrage te leveren aan het bereiken van een goede balans tussen horeca als belangrijke economische en recreatieve/ontspannende functie en het bewaken van de woon- en leefsituatie en gezondheid. De nota beschrijft voor een belangrijk deel welke wettelijke en gemeentelijke bepalingen er gelden ten aanzien van de exploitatie van horecabedrijven. Of het nu gaat om het verstrekken van alcoholhoudende drank of alleen maar om het verstrekken van eetwaren. Daarnaast geeft deze nota het (uitvoerings)beleid aan dat bij het verlenen van diverse vergunningen en besluiten en de voorbereiding daarvan van toepassing is.

Tot op heden (vanaf 2012) hadden we als uitvoeringsbeleid het ‘Horeca- en evenementenbeleidsplan gemeente Best’. Dit beleid sluit echter niet meer aan bij de bestaande wet- en regelgeving en bij de praktijk. Zo is intussen de Algemene plaatselijke verordening (APV) grondig herzien en is de Drank- en Horecawet gewijzigd.

Technisch-inhoudelijke actualisatie

Om juridische en praktische belemmeringen te voorkomen is een aanpassing van het uitvoeringsbeleid op korte termijn noodzakelijk. Het gaat meer om een technisch-inhoudelijke actualisatie en niet zozeer om nieuw inhoudelijk beleid. Op een later moment zal het horecabeleid, mede op basis van een strategische visie, en met participatie, integraal tegen het licht worden gehouden. Naast deze reparatie met betrekking tot de actuele wet- en regelgeving zijn in deze nieuwe beleidsnota de leesbaarheid en inzichtelijkheid verbeterd.

Vanwege de inzichtelijkheid en hanteerbaarheid kiezen we nu voor twee separate beleidsnota’s: ‘Horecabeleid’ en ‘Evenementenbeleid’. Beide thema’s hebben raakvlakken met elkaar. In beide beleidsnota’s zal dan ook, indien relevant, naar elkaar worden verwezen.

2. JURDISCH KADER

2.1 Drank- en horecawet

De DHW is een belangrijke wet voor de horeca. Deze is bedoeld om de verkoop van alcohol op een verantwoorde manier te laten gebeuren. De wet richt zich met name op de verkopers (verstrekkers) van alcohol in horeca, sportkantines en slijterijen. Het toezicht op de naleving van de DHW ligt bij de gemeente.

In dewet wordt onderscheid gemaakt in:

  • .

    Horecabedrijf: bedrijf waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt.

  • .

    Slijtersbedrijf: bedrijf dat bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank aan particulieren verstrekt voor gebruik elders dan ter plaatse.

  • .

    Paracommercieel rechtspersoon: een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Voorbeelden hiervan zijn buurthuis, sportclub, welzijnsinstelling.

 

In 2013 heeft de DHW een belangrijke wijziging ondergaan. Het doel van die wijziging is gezondheidsschade door alcohol bij jongeren voorkomen en verstoring van de openbare orde door alcoholmisbruik onder jongeren terug te dringen. In 2014 maakte een aanpassing van de wet onder meer dat de leeftijdsgrens voor het kopen en in het openbaar meenemen van alcohol werd aangepast van 16 naar 18 jaar. Ook moeten gemeenten verplicht een preventie- en handhavingsplan opstellen waarin ze beschrijven hoe ze ervoor zorgen dat er geen alcohol wordt geschonken aan jongeren onder de 18 jaar. En hoe ze als gemeenten vormgeven aan handhaving van deze regel.

 

De Drank- en Horecawet stelt dat de gemeente in een verordening regels opneemt voor paracommerciële instellingen. Deze regels hebben betrekking op schenktijden en het voorkomen van oneerlijke concurrentie met de commerciële horeca, zoals activiteiten die niet met de paracommerciële activiteiten te maken hebben.

 

De horecabedrijven waar alcoholhoudende drank wordt verstrekt worden in de praktijk ook wel de ‘natte horeca’ genoemd, om daarmee het onderscheid te maken met de ‘droge horeca’, zoals snackbars. De DHW regelt niets ten aanzien van de ‘droge horeca’.

2.2 Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Best (APV)

In de APV worden verschillende onderwerpen geregeld die horeca (zowel natte als droge) betreffen, zoals:

  • .

    De exploitatievergunning (inclusief een terras).

  • .

    De sluitings- en schenktijden van de horeca-inrichtingen.

  • .

    Het tegengaan van geluidhinder van horeca-inrichtingen.

  • .

    De regulering van kansspelautomaten.

  • .

    Nadere regels met betrekking tot paracommerciële rechtspersonen.

 

2.3 Wet op de kansspelen

Voor de aanwezigheid van speelautomaten (kansspelautomaten) is een vergunning nodig op grond van de Wet op de kansspelen. Deze wet bevat onder andere regels die betrekking hebben op het verlenen van een vergunning voor een speelautomaat. De uitwerking van met name het aantal aanwezige automaten is geregeld in de APV. Artikel 2:40 van de APV stelt dat in hoogdrempelige inrichtingen twee kansspelautomaten zijn toegestaan. In laagdrempelige inrichtingen zijn geen kansspelautomaten toegestaan.

De wet op de kansspelen verstaat onder een hoogdrempelige inrichting:

  • .

    een inrichting die in het bezit is van een geldige drank- en horecawetvergunning

  • .

    een bezoek aan deze ruimte op zichzelf staat en er geen andere activiteiten plaatsvinden en

  • .

    de activiteiten zich in belangrijke mate richten op personen van achttien jaar of ouder (3).

Een voorbeeld hiervan is een café.

Een laagdrempelige inrichting is een inrichting die niet voldoet aan de criteria van een hoogdrempelige inrichting. Bijvoorbeeld een snackbar of broodjeszaak.

2.4 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Het Activiteitenbesluit is een Algemene Maatregel van Bestuur op basis van de Wet milieubeheer. Dit besluit bevat onder andere regels op het gebied van geluid waar horeca-inrichtingen zich aan moeten houden. Bij verordening (in de Apv) kan het gemeentebestuur een ontheffing verlenen van het bepaalde in het Activiteitenbesluit. Artikel 4:2, eerste lid, van de Apv stelt bijvoorbeeld dat de geluidsnormen als bedoeld in het Activiteitenbesluit niet voor de door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen gelden. Artikel 4:3, eerste lid, van de APV stelt bovendien dat maximaal vijf incidentele festiviteiten per kalenderjaar gehouden mogen worden waarbij de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit niet gelden. Ook zijn in deze artikelen de tijdens een ontheffing geldende geluidsnormen opgenomen.

2.5 Wet bevordering integriteitbeoordeling openbaar bestuur (Wet Bibob)

De Wet Bibob is sinds 1 juni 2003 van kracht en is een (preventief) bestuurlijk instrument. Het biedt bestuursorganen de mogelijkheid om de achtergrond van een bedrijf of persoon te onderzoeken. Als er een ernstig gevaar dreigt dat bijvoorbeeld een vergunning wordt misbruikt, kan het bevoegde bestuursorgaan de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning intrekken. Zo wordt voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert en wordt bovendien de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd.

Dit geldt onder meer voor bouwvergunningen en horecavergunningen. Het geldt ook voor subsidies, het aangaan van vastgoedtransacties of te gunnen overheidsopdrachten. De wet ondersteunt op die manier de gemeente bij de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. De bevoegdheid van de gemeente om een dergelijk onderzoek te verrichten, voorkomt het ongewild faciliteren van criminele activiteiten en het ontstaan van vermenging van boven- en onderwereld (ondermijning).

In de aanpak van ondermijning werkt de gemeente Best met de Kempengemeenten integraal samen met partners als het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC), de politie, de belastingdienst en het openbaar ministerie (OM). De toepassing van de Wet Bibob door de gemeente Best wordt samen met de

andere Kempengemeenten een uniforme aanpak gehanteerd. Voor deze gezamenlijke aanpak is gekozen om te voorkomen dat aanvragers gaan ‘shoppen’ in de diverse gemeenten. De gemeente heeft bovendien de beleidsregel Bibob 2015 vastgesteld, waarin de praktijkregels voor de Bibobtoets zijn opgenomen.

In alle gevallen waarbij sprake is van wijzigingen van onderneming/ondernemer, vergunninghouder etc. wordt een Bibob-procedure gestart waarbij de landelijke standaardformulieren worden gehanteerd. Concreet houdt dit in dat er een eerste onderzoek wordt ingesteld aan de hand van de in te vullen formulieren en in te dienen documenten. Wanneer er na dit onderzoek geen reden tot twijfel is aan de integriteit van de aanvrager en/of andere personen, die op de aanvraag van de vergunning staan, dan wordt de vergunning verleend door de gemeente zonder een advies van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) en Landelijk Bureau Bibob (LBB). Bij twijfel kan de gemeente een verzoek indienen bij het RIEC. Indien uit dit onderzoek niets naar voren komt, kan de gemeente naar het LBB gaan voor het verrichten van nader onderzoek (Bibob-toetsing), waarna een advies van datzelfde bureau volgt. Bij een negatief advies van ofwel het RIEC of het LBB kan de gemeente besluiten geen vergunning te verlenen of een inmiddels verleende vergunning in te trekken. Het bevoegd gezag moet in dit geval duidelijk zelf motiveren waarom een vergunning wordt geweigerd of ingetrokken.

Een Bibob-procedure kan ook achteraf (na verlening van een vergunning) nog worden ingesteld wanneer blijkt dat een onderneming/ondernemer zich schuldig maakt of heeft gemaakt aan bepaalde strafbare feiten en/of criminele contacten onderhoudt waarbij de mogelijkheid aanwezig is dat crimineel verworven inkomsten worden wit gewassen.

2.6 Bestemmingsplan en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

In het bestemmingsplan is terug te vinden of een horeca-inrichting past binnen de ter plaatse geldende bestemming. Het kan zo zijn dat er op grond van de DHW geen weigeringsgronden tegen de verlening van de drank- en horecavergunning zijn, maar dat de horeca niet binnen het bestemmingsplan past. De vergunning moet formeel dan wel worden verleend, maar in de praktijk is deze op grond van het bestemmingsplan niet bruikbaar/uitvoerbaar. Het bestemmingsplan kan eventueel worden gewijzigd of een omgevingsvergunning voor strijd met het bestemmingsplan op grond van artikel 2.1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan worden verleend. Hierbij hoort een ruimtelijke onderbouwing waaruit moet blijken dat de horeca of het paracommercialisme goed is in te passen in de omgeving. Hierbij zijn verschillende aspecten van belang, zoals geluid, verkeer en parkeren.

2.7 Bouwbesluit 2012

Voor het gebruik van gebouwen waar meer dan vijftig personen tegelijk aanwezig kunnen zijn, gelden in het kader van de (brand)veiligheid de regels die zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012. Hoofdstuk 4.3 gaat verder in op het Bouwbesluit 2012.

2.8 Wetsvoorstel tot wijziging DHW

Naar aanleiding van het Nationaal Preventieakkoord en de evaluatie van de DHW ligt er een wetsvoorstel om de DHW op een aantal punten te wijzigen.

De voorgestelde wijzigingen zijn:

  • .

    Prijsacties met meer dan 25% korting zijn niet langer toegestaan.

  • .

    Regels voor verkoop van alcohol op afstand (voornamelijk online verkoop).

  • .

    Strafbaarstelling volwassenen die alcohol doorgeven aan minderjarigen, 'weder-verstrekking'.

  • .

    Uitzondering strafbaarstelling 16- en 17-jarige testkopers in het kader van toezicht

  • .

    Uitzondering strafbaarstelling 14- en 15-jarige VMBO leerlingen in het kader van horecastage.

  • .

    Grondslag voor onafhankelijke positie en vergoeding Landelijke Examencommissie.

  • .

    Intrekken Besluit eisen inrichtingen DHW.

  • .

    Veranderen van de naam van de wet in Alcoholwet.

2.9 Afwijkingsbevoegdheid

Dit horecabeleid heeft de juridische status van beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In beginsel volgt de gemeente de beleidsregels. Het kan echter voorkomen dat dit vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. In dat geval mag van de regels worden afgeweken. De burgemeester en/of het college behouden het recht om van dit beleid af te wijken in het kader van openbare orde, veiligheid en bij zaken die niet zijn voorzien bij het opstellen van dit evenementenbeleid.

3 VERGUNNINGEN VOOR HORECABEDRIJVEN

In de gemeente Best heeft (nagenoeg[1]) ieder bedrijf waar dranken worden geschonken, eten wordt verstrekt om direct ter plaatse te nuttigen of logies wordt verstrekt een exploitatievergunning (o.g.v. de APV) nodig. Wordt er ook alcoholhoudende drank verstrekt, dan is daarnaast ook een drank- en horecavergunning (o.g.v. de DHW) vereist.

3.1 Exploitatievergunning o.g.v. de APV

Doel van de exploitatievergunning

Deze vergunning is een belangrijk sturingsmiddel om het woon- en leefklimaat en de openbare orde in de omgeving van deze bedrijven te bewaken. De vergunning is ook een middel om een gezond ondernemersklimaat te bevorderen. Een vergunning kan namelijk worden geweigerd of ingetrokken indien ernstig gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten zullen worden gepleegd of uit strafbare feiten verkregen voordelen zullen worden benut. Met de Bibob-toets wordt nagegaan of hiervan sprake is.

Wie hebben een exploitatievergunning nodig?

  • .

    Bedrijven waar alcohol wordt geschonken (‘natte horeca’), zoals café, restaurant, discotheek.

  • .

    Bedrijven waar spijzen voor directe consumptie worden verstrekt (‘droge horeca’), zoals cafetaria, snackbar, shoarmazaak, pizzeria.

  • .

    Paracommerciële instellingen, zoals buurthuis, clubhuis.

  • .

    Bedrijven die logies verstrekken, zoals pension, hotel. 

    Woon- en leefklimaat

    Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag wordt gekeken naar de mogelijke invloed op het woon- en leefklimaat en het karakter van de (winkel)straat of buurt. Ook de wijze van de exploitatie kan een rol spelen. Over het algemeen geldt dat een restaurant een andere uitstraling en een andere invloed op het woon- en leefklimaat heeft dan een café of discotheek. De verhouding tot reeds in de omgeving aanwezige horecabedrijven kan bij de toetsing een rol spelen. Uiteraard wordt de aanvraag ook aan het bestemmingsplan getoetst. Het terras maakt onderdeel uit van de exploitatievergunning. Daarmee kunnen ook de negatieve effecten van een terras zoveel mogelijk worden uitgebannen.  Voorts is het van belang dat een terras geen schade toebrengt aan de weg of gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik van de weg. In paragraaf 4.2 komt het terras ruimer aan de orde.

     

    Overgangstermijn voor bestaande bedrijven

    Nieuwe ondernemingen moeten direct beschikken over een exploitatievergunning. Voor bestaande bedrijven geldt een overgangstermijn tot 1 november 2021. Mocht er echter iets wijzigen in de ondernemingsvorm, de inrichting of de aard van het bedrijf dan moet ook een bestaand bedrijf direct een exploitatievergunning aanvragen.

3.2 Drank- en horecavergunning o.g.v. de DHW

Voor het uitoefenen van een horecabedrijf is naast de exploitatievergunning een drank- en horecavergunning vereist in het geval ook alcoholhoudende drank (anders dan om niet) verstrekt zal worden. De drank- en horecavergunning is bestemd voor een horecabedrijf of een slijterij (een inrichting) en kent zijn basis in de Drank- en Horecawet (DHW). Het motief voor deze vergunningplicht is het bewaken van de volksgezondheid.

Voor het verkrijgen van een vergunning moet de aanvrager voldoen aan een aantal kwaliteitseisen en aan eisen van goed gedrag. Daarnaast moet ook de inrichting voldoen aan een aantal eisen. De wet geeft hier aan gemeenten geen beleidsvrijheid; dat wil zeggen dat de burgemeester verplicht is een vergunning af te geven als de aanvrager en de inrichting aan de gestelde eisen voldoen. Met andere woorden: er zijn dan

geen weigeringsgronden.

Een drank- en horecavergunning is persoonsgebonden en kan daarom nooit overgedragen worden aan een andere ondernemer.

Wanneer vergunning aanvragen?

Een drank- en horecavergunning moet aangevraagd worden als:

  • .

    een horecabedrijf of slijterij wordt gestart, overgenomen of nieuw wordt geopend;

  • .

    een bestaand bedrijf dat al een vergunning heeft dusdanig verbouwt dat de inrichting verandert;

  • .

    de ondernemingsvorm verandert, bijvoorbeeld van VOF naar eenmanszaak.

De vergunning kan slechts worden aangevraagd wanneer:

  • .

    de aanvrager/leidinggevende(n) 21 jaar of ouder is,

  • .

    niet in enig opzicht van slecht levensgedrag

  • .

    beschikt over een Verklaring Sociale Hygiëne.

 

Wijziging vergunning

De vergunning is in beginsel voor onbepaalde tijd geldig. De vergunning blijft geldig tot het moment dat er een wijziging plaatsvindt van één of meerdere van de op de vergunning vermelde gegevens.

Het betreft dan wijzigingen in:

  • .

    de natuurlijke of rechtspersoon of -personen aan wie de vergunning is verleend;

  • .

    de bedrijfsuitoefening tot welke de vergunning strekt;

  • .

    de plaats waar de inrichting zich bevindt;

  • .

    de situering en de oppervlakten van de horeca- of slijtlokaliteiten en terrassen;

  • .

    voorschriften of beperkingen welke aan de vergunning zijn verbonden.

Wanneer deze wijzigingen niet binnen 30 dagen worden gemeld aan de burgemeester, kan dit leiden tot intrekking van de drank- en horecavergunning.

 

Intrekken vergunning

Een verleende vergunning kan door de burgemeester ook worden ingetrokken onder andere als:

  • .

    de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van de aanvraag de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • .

    zich in de inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het niet-intrekken van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

  • .

    de vergunninghouder zich niet aan de regels uit de DHW of de aan de vergunning/ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet nakomt;

  • .

    uit Bibob onderzoek blijkt dat de vergunning wordt gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen. 

De vergunning komt bij een wijziging van leidinggevende niet te vervallen. Bij een wijziging van een leidinggevenden wordt het aanvullingsblad, dat een onderdeel is van de vergunning, aangepast.

Een drank- en horecavergunning is niet vereist als er zwak-alcoholhoudende drank wordt verkocht voor gebruik anders dan ter plaatse, bijvoorbeeld in een supermarkt.

  

Sluitingstijden conform de APV

Voor openbare inrichtingen (lees: commerciële horecabedrijven) gelden ingevolge artikel 2:29, eerste lid van de APV de volgende sluitingstijden:

• Op maandagnacht tot en met woensdagnacht tussen 01.00 uur en 06:00 uur;

• Op donderdagnacht en zondagnacht tussen 02:00 uur en 06.00 uur;

• Op vrijdagnacht, zaterdagnacht en feestdagen tussen 03.00 en 06.00 uur.

 

In de APV is bepaald dat de burgemeester een ontheffing ten aanzien van de gestelde sluitingstijden kan verlenen. Deze ontheffingsmogelijkheid is zowel van toepassing op commerciële horeca-inrichtingen als op paracommerciële rechtspersonen. Op paracommerciële rechtspersonen wordt hierna in hoofdstuk 3.3 verder ingegaan.

 

Schenktijden conform de APV

De schenktijden van alcoholhoudende drank zijn voor commerciële horecabedrijven gelijk aan de openingstijden van de inrichting.

[1]De terminologie ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn’ komt letterlijk uit de DHW. Daarmee wordt met name gedoeld op het strafrechtelijk of fiscaalrechtelijk niet teveel op je kerfstok hebben.

3.3 Paracommerciële rechtspersonen

Paracommercie is de verzamelterm voor horeca-activiteiten die plaatsvinden in paracommerciële instellingen. Paracommerciële instellingen zijn niet-commerciële ‘rechtspersonen’ zoals stichtingen of verenigingen die zich in de eerste plaats richten op het stimuleren van activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Het verstrekken van alcohol behoort niet tot de hoofd activiteiten.

Artikel 3.3.1 Drank- en Horecawet

Wanneer binnen de lokaliteit van een paracommercieel rechtspersoon alcoholhoudende drank wordt geschonken, is een drank- en horecavergunning op grond van de DHW vereist. Voor de aanvraag van de vergunning stelt het bestuur van de instelling/vereniging een reglement vast dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting vanuit het oogpunt van sociale hygiëne op verantwoorde wijze geschiedt. Het reglement moet in de inrichting aanwezig zijn. Dit reglement bevat in ieder geval welke kwalificatienormen worden gesteld aan de voorlichtingsinstructie van sociale hygiëne die barvrijwilligers krijgen en de wijze waarop door of namens het bestuur wordt toegezien op de naleving van het reglement. De vereniging houdt ook een registratie bij van barvrijwilligers die aanwezig zijn in de inrichting. De vergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend, maar vervalt bij wijziging in de bedrijfsvoering of bedrijfsvorm. Bij wijzigingen in het bestuur, van de leidinggevenden of van de inrichting dient binnen 30 dagen een wijziging van de vergunning te worden aangevraagd.

Een paracommerciële instelling moet twee gekwalificeerde leidinggevenden (op de vergunning) hebben.

3.3.2 Nadere regels in de APV

De DHW verplicht de gemeente in een verordening regels op te nemen voor paracommerciële instellingen. Deze regels hebben betrekking op schenktijden en het voorkomen van oneerlijke concurrentie met de horeca. In de memorie van toelichting op de DHW staat dat de regering er van uitgaat dat de gemeenten de belangrijke maatschappelijke functie van de verschillende paracommerciële instellingen in acht zullen nemen en geen onnodige beperkingen zullen opleggen daar waar de mededinging niet in het geding is en er geen sprake is van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren.

In de gemeente Best zijn de regels met betrekking tot paracommercie opgenomen in de APV.

Sluitingstijden

Voor een kantine van een sportvereniging gelden op grond van artikel 2:29, tweede lid van de APV de volgende sluitingstijden:

  • .

    Op maandag tot en met zondag tussen 24:00 en 06:00 uur.

Voor overige paracommerciële rechtspersonen gelden de volgende sluitingstijden:

  • .

    Op maandagnacht tot en met donderdagnacht  tussen 24:00 uur en 06:00 uur;

  • .

    Op vrijdagnacht, zaterdagnacht en feestdagen tussen 02:00 uur en 06:00 uur;

  • .

    Op zondagnacht tussen 01:00 en 06:00 uur.

 

In de APV is bepaald dat de burgemeester een ontheffing ten aanzien van de gestelde sluitingstijden kan verlenen.

Schenktijden

In artikel 2:34b van de APV zijn de volgende schenktijden opgenomen.

 

  • 1.

    Voor sportverenigingen:

  • a.

    Jeu de boules-/petanque en tennisverenigingen

  • .

    Maandag tot en met vrijdag van 14:00 uur en 24:00 uur;

  • .

    Zaterdag en zondag van 12:00 uur tot 24:00 uur.

  • b.

    Overige sportverenigingen

  • .

    Maandag tot en met vrijdag van 17:00 uur tot 24:00 uur;

  • .

    Zaterdag en zondag van 12:00 uur tot 24:00 uur.

uitsluitend gedurende de activiteiten die passen binnen de doelstelling van de vereniging.

 

  • 2.

    Voor overige paracommerciële rechtspersonen gelden de volgende schenktijden:

    • Maandag tot en met donderdag van 14:00 uur tot 24:00 uur;

    • Vrijdag, zaterdag en op feestdagen van 12:00 uur tot 02:00 uur;

    • Op zondag van 12:00 uur tot 01:00 uur.

    uitsluitend vanaf één uur voor de aanvang en tot uiterlijk één uur na afloop van de activiteit (die past binnen de statutaire doelen van de rechtspersoon)

 

Een paracommercieel rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

 

Afwijken van schenktijden sportinrichtingen

Volgens artikel 2:34b, derde lid, van de APV kunnen sportinrichtingen in afwijking van de bovenstaande tijden, tijdens ten hoogste vijf dagen per jaar (maximaal twee aaneengesloten dagen) bij activiteiten of bijeenkomsten voor leden of personen die rechtstreeks bij de activiteiten van de sportvereniging zijn betrokken, alcoholhoudende drank verstrekken overeenkomstige de sluitingstijden van artikel 2:29 van de APV. Zie hiervoor paragraaf 3.1.2. De vereniging moet hier uiterlijk vier weken vooraf melding van doen bij de burgemeester.

3.3.3 Beleidsregels sportinrichtingen

Sportinrichtingen zijn in beginsel bedoeld voor sportbeoefening. Hierbij kan gedacht worden aan (oefen)wedstrijden, (collectieve) trainingen en clubvergaderingen. Een sportinrichting mag activiteiten organiseren waar alcoholhoudende drank wordt verstrekt voor zover deze vallen binnen de statutaire doelstelling. Van de tijden waarbinnen alcohol mag worden geschonken kan na aanvraag, voor sportinrichtingen tijdens toernooi-, of competitiedagen maximaal 5 dagen per jaar worden afgeweken (maximaal twee aaneengesloten dagen). Tijdens onderstaande aanverwante activiteiten mag alcoholhoudende drank worden verstrekt, maar hierbij geldt wel een maximum van 5 sport-gerelateerde feesten bijvoorbeeld:

  • .

    Kampioenschapsfeest

  • .

    Jaarfeest of afsluiting seizoen

  • .

    Vrijwilligers-/sponsoravond

  • .

    Feestavond bij een toernooi.

  • .

    Jubileumfeest van de club (5, 12½, 25, 50, 75, 100, 125 jaar etc.)

  • .

3.3.4 Buurthuizen en welzijnsaccommodaties, m.u.v. JC Todo

Buurthuizen en welzijnsaccommodaties moeten activiteiten kunnen faciliteren die vallen binnen hun statutaire doelstelling. Vaak zijn dit activiteiten die worden georganiseerd door verenigingen en stichtingen die gebruik maken van deze accommodaties, zoals cursussen, workshops en vergaderingen. Tijdens de uren dat in deze accommodaties activiteiten plaatsvinden die vallen binnen hun statutaire doelstelling mag alcoholhoudende drank worden verstrekt. Tijdens onderstaande aanverwante activiteiten (maximaal 5 keer per jaar, ongeacht de vereniging of stichting die deze organiseert) mag alcoholhoudende drank worden verstrekt bij gelegenheid van bijvoorbeeld een:

  • .

    Jubileumfeest van de accommodatie of van de verenigingen en stichtingen die wekelijks dan wel maandelijks gebruik maken van de accommodatie (5, 12½, 25, 50, 75, 100, 125 jaar etc.);

  • .

    Jaarfeest of carnavalsactiviteit of vrijwilligers-/sponsoravond.

3.3.5 Jongerencentrum JC Todo

Het jongerencentrum Todo is bedoeld voor ontmoetingen, opvang en begeleiding van jeugdige personen. Tijdens de uren dat in het jongerencentrum activiteiten plaatsvinden die vallen binnen de statutaire doelstelling, mag onder verantwoordelijkheid van de jeugdorganisatie of jeugdinstelling alcoholhoudende drank worden verstrekt. Aan jeugdigen onder de 18 jaar mag geen alcoholhoudende drank worden verstrekt.

3.3.6 Beleidsregels introduceren

Voor de bovengenoemde inrichtingen geldt dat indien de activiteit een besloten karakter heeft, het per medewerker, vrijwilliger, sponsor of lid is toegestaan één introducé mee te nemen naar de bijeenkomst.

3.3.7 Sociaal-culturele instellingen en overige educatieve inrichtingen

Sociaal-culturele en educatieve instellingen zijn bedoeld voor de activiteiten waarvoor de instelling is opgericht en dus niet voor commerciële activiteiten of bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals o.a. bruiloften en partijen, persoonlijke jubilea of andere bijeenkomsten met een feestelijke karakter die geen verband houden met de hoofddoelstelling van de stichting of vereniging.

Er mag alcoholhoudende drank worden verstrekt tijdens de uren dat in deze accommodaties activiteiten plaatsvinden die vallen binnen hun statutaire doelstelling. Tijdens onderstaande aanverwante activiteiten mag alcoholhoudende drank worden verstrekt, maar er is wel een maximum van in totaal vijf per jaar per accommodatie toegestaan:

  • .

    Jubileumfeest van de accommodatie of van de verenigingen en stichtingen die wekelijks dan wel maandelijks gebruik maken van de accommodatie (5, 12½, 25, 50, 75, 100, 125 jaar etc.) (dus alleen toegankelijk voor leden);

  • .

    Sociaal-culturele evenementen (ook voor publiek toegankelijk);

  • .

    Jaarfeest of carnavalsavond of vrijwilligers-/sponsoravond, ongeacht de vereniging of stichting die deze organiseert);

  • .

    Afstudeerbijeenkomsten/diploma-uitreiking;

  • .

    Eindejaarsfeest.

 

Op grond van artikel 4 van de DHW kan de burgemeester, met het oog op bijzondere omstandigheden van zeer tijdelijke aard, voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen een ontheffing verlenen van de beperkende regels voor paracommerciële rechtspersonen. Een (afschrift van de) ontheffing moet in de inrichting aanwezig zijn.

 

4 OVERIGE ASPECTEN BIJ HORECA

4.1 Tijdelijke ontheffing zwak-alcoholhoudende drank (artikel 35 DHW)

Op grond van artikel 35 van de DHW kan de burgemeester voor bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard een ontheffing verlenen van het verbod om zonder drank- en horecavergunning alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken. Dit kan slechts onder leiding van een persoon die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt en niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

Een afschrift van de ontheffing op grond van artikel 35 van de DHW moet altijd ter plaatse aanwezig zijn.

Voorschriften ontheffing

Aan een ontheffing artikel 35 DHW kunnen – afhankelijk van de aard en omvang van de bijzondere gelegenheid - de volgende voorschriften worden verbonden:

  • 1.

    De tapwagen en terras dienen zodanig te worden geplaatst, dat aan de zijde van de weg voldoende ruimte blijft voor een ruime en veilige doorgang van weggebruikers. Zo nodig plaatst u een afscherming, zodat klanten/bezoekers die doorgang niet blokkeren.

  • 2.

    De dranken mogen alleen in evenementenglas/veiligheidsglas worden verstrekt. Het gebruik van zwak-alcoholhoudende in blik en glaswerk is niet toegestaan.

  • 3.

    Geen zwak-alcoholhoudende drank mag worden verstrekt aan personen:

  • .

    beneden de leeftijd van 18 jaar;

  • .

    die kennelijk onder invloed van drank of andere psychotrope stoffen verkeren;

  • .

    die door hun gedrag aanstoot geven.

  • 4.

    Personen beneden de leeftijd van 18 jaar mogen geen dienst doen.

  • 5.

    Personen die dienst doen tijdens het evenement en zwak-alcoholhoudende dranken verstrekken mogen niet in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeren.

  • 6.

    Het is verboden zwak-alcoholhoudende drank te verstrekken aan een persoon waarbij het vermoeden bestaat dat die deze zwak-alcoholhoudende drank doorgeeft aan een persoon beneden de leeftijd van 18 jaar.

  • 7.

    Bij elke bar dient duidelijk met borden te worden aangegeven dat er geen alcohol wordt geschonken aan 18-minners.

  • 8.

    Het barpersoneel dient vast te stellen dat de persoon aan wie zij drank verschaffen de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Deze vaststelling geschiedt:

    • .

      aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet op de identificatieplicht dan wel op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen wijze;

    • .

      blijft achterwege, indien het een persoon betreft die onmiskenbaar de vereiste leeftijd heeft bereikt.

  • 9.

    Ter plaatse van de verstrekking is geen sterke drank aanwezig.

  • 10.

    Voor het publiek moeten steeds alcoholvrije dranken verkrijgbaar zijn, waaronder alcoholvrij bier.

  • 11.

    De verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank mag uitsluitend geschieden door de ontheffinghouder en/of door bij hem in loondienst zijnde of anderszins onder zijn onmiddellijk toezicht staande personen.

  • 12.

    Alle aanwijzingen en/of bevelen gegeven door of namens de politie, de gemeente of de brandweer, gegeven in het belang van de sociale hygiëne, volksgezondheid, openbare orde en/of veiligheid, dienen stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.

  • 13.

    Deze ontheffing of een afschrift daarvan is tijdens de verstrekking aanwezig.

  • 14

    De burgemeester kan besluiten tot het (onmiddellijk) intrekken van deze ontheffing, indien de ontheffinghouder de bij of krachtens de Drank- en Horecawet gestelde regels, dan wel de aan een deze ontheffing verbonden voorschriften en/of beperkingen niet nakomt.

4.2 Terras

Het terras maakt onderdeel uit van de horeca-inrichting. De sluitingstijd van het terras is gelijk aan de sluitingstijd van de bijbehorende horeca-inrichting, zowel commercieel als paracommercieel. Na sluitingstijd mogen klanten niet meer op het terras aanwezig zijn. Om rekening te houden met omwonenden wordt in het evenementenbeleid een onderscheid gemaakt tussen evenementen of festiviteiten binnen een lokaliteit van een inrichting en evenementen of festiviteiten buiten de lokaliteit (op het terras) en diens eindtijden.

Voor het plaatsen van een terras is op grond van artikel 2:28 van de APV een exploitatievergunning nodig.

Aan de exploitatievergunning worden voor het terras onder meer de volgende voorschriften verbonden:

  • .

    het terras moet worden geplaatst binnen het gearceerde vlak dat op de bij de exploitatievergunning horende situatieschets is aangegeven, moet;

  • .

    op trottoirs moet een vlakke en vrije doorgang van minimaal 1,80 meter aanwezig zijn;

  • .

    langs een blindengeleide route moet aan weerszijden minimaal 0,60 meter vrije doorgang zijn;

  • .

    toegangen, (nood)uitgangen en brandkranen moeten te allen tijde vrij blijven;

  • .

    terrasschermen, parasols en vlonders zijn toegestaan, indien deze binnen de toegestane breedte blijven;

  • .

    een terras wordt uitsluitend toegestaan als deze direct gelegen is aan een horeca-inrichting of een bedrijf waar drank of voedingsmiddelen voor directe consumptie worden verkocht;

  • .

    uitbreiding van een terras voor het pand van de buren is alleen toegestaan als de eigenaar/gebruiker van het buurpand hiervoor schriftelijk toestemming heeft gegeven. Bij een nieuwe eigenaar/gebruiker van het pand moet een nieuwe schriftelijke toestemming worden gegeven;

  • .

    het is niet toegestaan op het terras en/of in de openbare ruimte een permanent of tijdelijk tappunt in te richten. Bij bijzondere gelegenheden kan de burgemeester ontheffing verlenen (art. 35 DHW);

  • .

    terrasmeubilair moet na sluiting van het terras worden verwijderd of zodanig worden verankerd dat het niet versleept kan worden;

  • .

    na sluiting van het terras moet binnen een straal van 25 meter rondom het terras de openbare ruimte worden schoongemaakt;

  • .

    aanwijzingen en/of bevelen van de brandweer, politie of medewerkers van de gemeente, in het belang van de openbare orde en veiligheid gegeven, moeten direct worden opgevolgd;

  • .

    in het kader van evenementen zoals de kermis en braderie kan de vergunning/plaatsing tijdelijk worden opgeschort.

 

Drankverstrekking

Het terras behorende bij een horeca-inrichting moet op de drank- en horecawetvergunning van die horeca-inrichting vermeld staan. Zodoende mag ook op het terras alcoholhoudende drank worden verstrekt. Als een horecabedrijf buiten de horeca-inrichting een tijdelijk terras plaatst of een tappunt op gemeentegrond, dan is een artikel 35 DHW-ontheffing nodig.

 

Geluid op een terras

Een terras maakt onderdeel uit van een horeca-inrichting. Op het terras gelden daarom voor muziekgeluid dezelfde normen als voor de horeca-inrichting. Zie hierna onder 4.3.

 

Betaling voor het gebruik van openbaar terrein

Vaak staat een terras niet op eigen grond, maar op openbare grond. Voor het gebruik van het openbaar terrein moet worden betaald. De gemeente Best heft precariorechten over het gebruik van de gemeentegrond. De tarieven zijn opgenomen in een aparte (precario)tarieventabel, behorende bij de belastingverordening. Deze is te vinden op de website van de gemeente Best.

 

4.3 Geluid

Een belangrijk onderwerp met betrekking tot horeca-inrichtingen is het geluid dat daarmee gepaard gaat. De bezoekers van horeca-inrichtingen ervaren het (muziek)geluid anders dan de omwonenden. De bepalingen in de APV zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer (zie hierna). In beginsel gelden de normen uit het Activiteitenbesluit, tenzij bij gemeentelijke verordening andere normen zijn bepaald.

De voorschriften in het Activiteitenbesluit gaan uit van standaard geluidsnormen. Daarnaast is het mogelijk om bij verordening gebieden aan te wijzen waar de normering hoger of lager kan liggen dan de standaard geluidsnorm. Geluid is bij uitstek een milieuaspect dat betrekking heeft op de directe leefomgeving en voornamelijk een rol speelt op lokale schaal. Conform de systematiek uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening kan per gebiedstype blijken dat een standaardnorm niet passend is. Het referentieniveau speelt daarin een belangrijke rol. Aangezien de nachtperiode[1] de relevante beoordelingsperiode is voor veel horeca-inrichtingen, is vooral het heersende referentieniveau in de nachtperiode van belang.

In de gemeente Best geldt daarom in beginsel de geluidsnorm 50 dB(A)[2] op de gevel van gevoelige gebouwen. Bij motivering kan hiervan worden afgeweken. In rustige woonwijken streven we naar een waarde van 45 dB(A). Dit kan via maatwerkvoorschriften worden geëffectueerd. Op gezoneerde industrieterreinen moet het geluid van de horeca inrichting inpasbaar binnen de geluidszone zijn.

Hoofdstuk 4, afdeling 1, van de APV bevat mogelijkheden om tijdens aangewezen collectieve festiviteiten en incidentele (sport)festiviteiten van de standaardgeluidsnorm af te wijken. In dat geval geldt de maximale geluidsnorm van 75 dB(A) en 85 dB(C) uit de APV. Het evenementenbeleid gaat nader op deze ontheffingsmogelijkheid in.  

Activiteitenbesluit milieubeheer

Evenementen die plaatsvinden in een horecabedrijf en die behoren tot de normale bedrijfsvoering hebben geen evenementenvergunning nodig. In dat geval valt het horecabedrijf onder het ‘Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer’ (Activiteitenbesluit milieubeheer). Het Activiteitenbesluit geeft algemene voorschriften waaraan het horecabedrijf zich moet houden, bijvoorbeeld geluidvoorschriften. Op grond van de APV kan in Best voor incidentele festiviteiten vijf dagen per jaar van deze geluidsvoorschriften worden afgeweken, bijvoorbeeld wanneer een evenement niet binnen de reguliere bedrijfsvoering van een horecabedrijf past. Tijdens de incidentele festiviteit geldt dan niet de geluidsnorm uit het Activiteitenbesluit, maar de geluidsnorm uit de APV. Hetzelfde geldt voor de jaarlijks door het college aangewezen collectieve festiviteiten. Zie de ruimere toelichting op de festiviteitenregeling in bijlage 1.

[1]Bij het beoordelen van geluid van inrichtingen zijn in het ‘Activiteitenbesluit milieubeheer’ grenswaarden gesteld voor de dag, - avond en nachtperiode:

  • 1.

    dagperiode loopt van 07.00 uur tot 19.00 uur

  • 1.

    avondperiode loopt van 19.00 uur tot 23.00 uur

  • 1.

    nachtperiode loopt van 23.00 uur tot 07.00 uur

[2] Waar in deze beleidsnota gesproken wordt over een geluidsnorm in dB(A)/dB(C), wordt hiermee bedoeld de geluidsnorm gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 5 meter. Als we het hebben over dB staan de letters (A) en (C) voor het toegepaste filter in de geluidsmeting. Het A-filter werkt niet goed bij metingen tijdens muziek met veel lage tonen. Daarom wordt ook het C-filter gehanteerd. De meeste mensen ervaren de lage tonen als grootste overlast

 

4.4 Licht

De verlichting bij een sportinrichting moet conform het Activiteitenbesluit om 23:00 uur zijn uitgeschakeld. Als geen gebruik wordt gemaakt van de baan of het sportveld moet de verlichting in ieder geval zijn uitgeschakeld. Op grond van de APV mag een (sport)inrichting tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aanhouden ten behoeve van sportactiviteiten. De houder van de inrichting moet dan wel drie weken vooraf het college in kennis hebben gesteld. De eindtijd van het licht is in ieder geval niet later dan de sluitingstijd van de sportinrichting.

4.5 Veiligheid

De horecaondernemer is verantwoordelijk voor de veiligheid binnen zijn inrichting. Hieronder valt ook het terras. De horecaondernemer is verantwoordelijk voor het verstrekken aan alcoholhoudende drank aan jongeren boven de 18 jaar.

Brandveiligheid

De eigenaar van een gebouw is verantwoordelijk voor de brandveiligheid van en in het gebouw in de breedste zin (bouwkundig, installatietechnisch, gebruik etc.). De voorschriften met betrekking tot brandveiligheid van en in het gebouw zijn terug te vinden in het Bouwbesluit 2012 (hierna: Bouwbesluit). De eigenaar van een gebouw kan met de gebruiker, bijvoorbeeld een huurder of uitbater, in het huurcontract afspraken vastleggen over brandveiligheidsaspecten.

Kunnen er meer dan 50 personen op hetzelfde moment in het horecabedrijf aanwezig zijn, dan is de gebruiker verplicht om een melding brandveilig gebruik te doen bij de gemeente op grond van artikel 1.18 van het Bouwbesluit. Dit moet uiterlijk vier weken voor het gebouw in gebruik zal worden genomen gebeuren. Gedurende deze vier weken worden de gegevens die zijn aangeleverd gecontroleerd op volledigheid. Indien nodig wordt de melder nog in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens aan te leveren. In artikel 1.19 van het Bouwbesluit staat welke gegevens aangeleverd moet worden. Op grond van artikel 1.20 van het Bouwbesluit ontvangt de melder van de gemeente een bewijs van ontvangst waarin de datum van ontvangst staat vermeld.

Het is mogelijk dat naar aanleiding van een melding een horeca-inrichting wordt gecontroleerd om na te gaan of het gebruik van het gebouw voldoet aan de brandveiligheidseisen. De brandveiligheidseisen voor de horeca zijn opgenomen in het Bouwbesluit. Zo mag aankleding en versiering bijvoorbeeld geen brandgevaar opleveren.

Gaat het om een gebouw met een verhoogd risico, dan is geen gebruiksmelding maar een omgevingsvergunning brandveilig gebruik vereist op grond van artikel 2.2 van het Bouwbesluit. Dit geldt indien:

  • .

    panden gebruikt worden voor het bedrijfsmatig verschaffen van nachtverblijf (hotel, pension e.d.) van meer dan tien personen; of

  • .

    bedrijfsmatig dagverblijf aan meer dan tien personen jonger dan twaalf jaar of meer dan tien lichamelijke of verstandelijk gehandicapte personen wordt verschaft (doorgaans geen horeca).

 

Een omgevingsvergunning brandveilig gebruik of een gebruiksmelding kan digitaal via het omgevingsloket of op papier bij de gemeente worden aangevraagd/gemeld. De gemeente heeft, als bevoegd gezag, een toezichthoudende en handhavende taak op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Veiligheidsregio kan een brandveiligheidscontrole uitvoeren in opdracht van de gemeente.

 

4.6 Gezondheid

Elk jaar lopen er in Nederland ruim 20.000 jongeren op steeds jongere leeftijd gehoorschade op, onder andere in de horeca of tijdens een evenement of festiviteit. Vaak is gehoorschade onomkeerbaar met levenslange hinder van oorsuizen, geluidvorming en gehoorverlies als gevolg. Er is geen wet- of regelgeving die voorziet in de gehoorbescherming van bezoekers van evenementen of andere uitgaansgelegenheden. Toch wil de gemeente aandacht besteden aan dit onderwerp en streeft de gemeente Best (samen met organisatoren) naar het voorkomen van gehoorschade. De GGD heeft een aantal aanbevelingen opgesteld, bijvoorbeeld het opleggen van een maximaal geluidsniveau tijdens evenementen en in horecagelegenheden. De gemeente verstrekt deze aanbevelingen bij het verlenen van een vergunning of ontheffing.

De GGD onderzoekt iedere vier jaar hoe het staat met de gezondheid en het welbevinden van de inwoners van Best. Een onderdeel van dit onderzoek is de jeugdmonitor. Deze monitor geeft informatie over de situatie van de jeugd tussen de 12 en 18 jaar in de gemeente. De meest recente jeugdmonitor komt uit 2015-2016. Uit tabellen van deze monitor blijkt dat van alle jongeren tussen de 12 en 18 jaar in de gemeente Best 27% nooit preventieve maatregelen neemt om gehoorschade te voorkomen. 29% van deze groep jongeren geeft aan wel eens last te hebben van het gehoor. In de regio Zuid Oost-Brabant neemt slechts 27% preventieve maatregelen tijdens het uitgaan om gehoorschade te voorkomen.

In de gemeente Best streven we (samen met organisatoren) naar het voorkomen van gehoorschade. De door de gemeente vastgestelde maximale geluidsnorm draagt bij aan dit streven. Het is aan de horecaondernemer om deze geluidsnorm niet te overschrijden.

Gehoorschade ontstaat als bezoekers/deelnemers te hard, te vaak maar ook te lang aan het muziekgeluid worden blootgesteld. Het inbouwen van rustperiodes tijdens het draaien van muziek kan voorkomen dat iemand te lang aan (te veel) muziekgeluid wordt blootgesteld. Ook aan de bron van het geluid kunnen maatregelen worden getroffen. Zo kan natuurlijk de muziek zachter worden gezet, maar ook de afstand van het publiek tot de boxen kan worden vergroot. Dicht bij de muziekboxen is het geluidsniveau vanzelfsprekend het hoogst. Op 2 meter afstand van de box neemt het geluid al met 15 dB(A) af. Daarnaast is het wenselijk dat horecaondernemers in de horeca inrichting oordoppen (te koop) aanbieden en bezoekers wijzen op het gevaar en eventuele gevolgen van gehoorschade. Bijvoorbeeld door communicatie via de website en sociale media en het plaatsen van een decibelmeter.

4.7 Toegankelijkheid

In een toegankelijke gemeenschap kan iedereen meedoen, ongeacht de beperking. Momenteel zijn er binnen de gemeente Best horeca-inrichtingen die het niet altijd mogelijk maken voor mensen met een beperking om de zaak te betreden en gebruik te maken van noodzakelijke faciliteiten zoals het toilet. Het is aan de horecaondernemer om zijn zaak zo in te richten dat deze (met alle faciliteiten) ook toegankelijk is voor iemand met een beperking. Het Bouwbesluit 2012 geeft aan wanneer een toegankelijkheidssector aanwezig moet zijn. Dat is een voor personen met een functiebeperking zelfstandig bruikbaar en toegankelijk gedeelte van een gebouw. Het besluit geeft het specifiek voorschrift dat een bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik (horecagelegenheid) met een gebruiksoppervlakte van meer dan 150m² ten minste een integraal toegankelijk toilet in de toegankelijkheidssector heeft. Voor locaties met een kleinere oppervlakte moet bekeken worden of een toegankelijkheidssector en dus een integraal toegankelijk toilet noodzakelijk is.

5 AANVERWANTE ONDERWERPEN

In de schaduw van dit horecabeleid is het van belang een aantal onderwerpen afzonderlijk te behandelen. Deze onderwerpen vormen geen rechtstreeks onderdeel van dit beleidsstuk, maar zijn wel een afgeleide. De afgeleide onderwerpen zijn: alcoholmatiging, drugsgebruik en –handel, het rookverbod en evenementen.

5.1 Alcoholmatiging

Uit tabellen van de eerder genoemde jeugdmonitor blijkt dat van alle jongeren tussen de 12 en 18 jaar in de gemeente Best 44% weleens alcohol heeft gedronken. 36% van deze groep jongeren heeft bij het invullen van de enquête in de afgelopen 4 weken nog alcohol gedronken. Alcoholgebruik op jonge leeftijd tast de ontwikkeling van de hersenen aan, is schadelijk voor organen en vergroot de kans op verslaving op latere leeftijd. De wettelijke grens voor alcoholverstrekking is op grond van de DHW 18 jaar.

Artikel 2:48 van de APV stelt dat het voor personen van 18 jaar en ouder verboden om op openbare plaatsen die deel uitmaken van een door het college aan te wijzen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben. Bij aanwijzingsbesluit heeft de gemeente op basis van voornoemd artikel besloten dat het aan te wijzen gebied de bebouwde kom van de gemeente Best is. Hierbij heeft het college overwogen dat het gewenst is hinderlijk drankgebruik op straat, onder meer door jeugdigen, tegen te gaan. Op grond van artikel 45 van de DHW is het jongeren onder de 18 jaar sowieso verboden om op voor publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig te hebben of voor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt.

De horecaondernemer is verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen voor een verantwoord alcoholgebruik. Daarnaast treft hij maatregelen om alcoholgebruik onder de 18 jaar te voorkomen. Aan jongeren mag onder de 18 geen alcohol worden verstrekt en jongeren onder de 18 mogen ook geen alcohol bij zich hebben.

De gemeente Best controleert in de horeca-inrichtingen op drankverstrekking aan jongeren onder de 18 jaar. Bij (herhaalde) overtreding zal niet worden geaarzeld om verdergaand te handhaven. Ook hanteert de gemeente een preventie- en handhavingsprotocol ‘alcohol’ met daarin de strategie en het beleid om gedragsverandering tot stand te brengen ten aanzien van alcoholgebruik, met name onder jongeren.

5.2 Drugsgebruik en -handel

Volgens de eerder genoemde jeugdmonitor heeft zo’n 5% van de 12 tot en met 18-jarigen in Best weleens drugs gebruikt, variërend van softdrugs tot cocaïne of heroïne. Over het algemeen geldt dat het gebruik van softdrugs onder jongeren in Best minder is dan het gemiddelde gebruik onder jongeren in de regio Zuidoost Brabant. Er is wel een toenemend gebruik van de partydrug XTC in de regio en daarbij geldt dat de samenstelling ervan steeds gevaarlijker worden. Risico’s van XTC worden vaak onderschat. In Best zijn betrekkelijk weinig signalen bekend over drugsgebruik/-overlast onder jongeren. Volgens professionals is het een ‘stille verslaving’, welke vaak pas op latere leeftijd aan het licht komt in combinatie met andere problemen.

Bezit van drugs door minderjarigen is niet toegestaan. Een gedoogbeleid geeft aan dat er geen vervolging plaatsvindt als meerderjarigen maximaal vijf gram softdrugs bij zich hebben voor eigen gebruik. Het bezit van harddrugs is nooit toegestaan. Handel in softdrug is uitsluitend binnen een coffeeshop toegestaan. Overigens geldt binnen de gemeente Best een ‘0-beleid’ met betrekking tot coffeeshops.

De gemeente streeft er naar drugshandel- en gebruik zoveel mogelijk tegen te gaan. Drugshandel en -gebruik is vooral een kwestie van toezicht en handhaving. Daarnaast ligt er een verantwoordelijkheid voor een horecaondernemer of organisator, als in een horeca-inrichting drugs worden gebruikt of verhandeld.

De gemeente Best kent bovendien een nulbeleid ten aanzien van coffeeshops. Dit is een regionaal afgesproken beleid waarbij er coffeeshops in Eindhoven en Helmond worden gedoogd, maar in de overige gemeenten niet. Het is daardoor dus niet mogelijk binnen de gemeente Best een coffeeshop te vestigen. Op grond van de APV is het daarnaast verboden om op een openbare plaats aanwezig te zijn met het doel om al dan niet tegen betaling middelen als bedoel in artikel 2 en 3 van de Opiumwet te verkopen, af te leveren of te verwerven. Ook openlijk drugsgebruik is op grond van de APV verboden. Hiermee wordt bedoeld het gebruiken, toedienen, voorbereiden of voorhanden hebben van de middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet.

5.3 Rookverbod

Sinds oktober 2014 geldt een rookverbod voor de gehele horeca. Alle bezoekers (en werknemers) hebben recht op een rookvrije omgeving en daarom mag in de horeca niet worden gerookt. De controle op de naleving van het rookverbod ligt bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

5.4 Evenementen

Het evenementenbeleid geeft aan welke wet- en regelgeving voor evenementen en festiviteiten geldt en hoe de gemeente hier in de praktijk mee om gaat. Indien een horecaondernemer een evenement in zijn horeca-inrichting wil organiseren dat niet onder de normale bedrijfsvoering van het bedrijf valt, moet hij een evenementenvergunning op grond van de APV aanvragen.

Als bij een evenement de wens bestaat om alcoholhoudende drank te verstrekken moet hiervoor een ontheffing op grond van artikel 35 van de DHW worden aangevraagd. Ook hierbij wordt vanuit de gemeente (streng) toegezien op het verstrekken van alcohol <18 jaar.

Voor meer informatie over het evenementenbeleid wordt verwezen naar het ‘Evenementenbeleid gemeente Best 2019’.

6 TOEZICHT EN HANDHAVING

De gemeente Best toont zich graag een goed gastheer. Toch is het maken van regels van groot belang om activiteiten in de horeca zo goed mogelijk te reguleren en overlast voor omwonenden zoveel mogelijk te beperken. De kans bestaat uiteraard dat om uiteenlopende redenen de regels niet worden nageleefd. Dan is het zaak om naleving van de regels te controleren en waar nodig handhavend op te treden.

In eerste instantie wordt ingezet op preventie, het voorkomen van overtredingen: een goede communicatie met betrokken partijen in de reguliere bedrijfssituatie, maar zeker ook bij voorbereiding op evenementen en festiviteiten, wordt inzicht en duidelijkheid verschaft over de geldende regels. Waar mogelijk worden afspraken gemaakt waar ook de ondernemer zich in kan vinden. Vervolgens wordt toezicht gehouden op het naleven van de geldende normen en regels. Wanneer blijkt dat er niet aan deze normen en regels wordt gehouden, zal conform het geldende handhavingsbeleid (de Landelijke Handhavingstrategie) worden opgetreden. Op basis van de ernst en aard van de overtreding én de houding/gedrag van de horecaondernemer bepalen college en/of de burgemeester op welke manier handhavend wordt opgetreden.

Afwijkingsbevoegdheid

Dit horecabeleid heeft de juridische status van beleidsregel als bedoeld in artikel 1:3 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In beginsel volgt de gemeente de beleidsregels. Het kan echter voorkomen dat dit vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. In dat geval mag van de regels worden afgeweken. De burgemeester en/of het college behouden het recht om van dit beleid af te wijken in het kader van openbare orde, veiligheid en bij zaken die niet zijn voorzien bij het opstellen van dit evenementenbeleid.

Ondertekening

College van burgemeester en wethouders van BestNamens deze,

Ceciel Noordman, secretaris

Hans Ubachs, burgemeester

Bijlage 1 FESTIVITEITEN

Activiteitenbesluit milieubeheer

Naast het begrip ‘evenement’ bestaat het (juridische) begrip ‘festiviteit’. Dit begrip komt uit het ‘Activiteitenbesluit milieubeheer’, een algemene maatregel van bestuur (AMVB) van de Wet milieubeheer. Was er vroeger een milieuvergunning nodig voor een inrichting (zoals een horecabedrijf), tegenwoordig kan (vaak) worden volstaan met een melding. Het activiteitenbesluit stelt dan algemene regels voor inrichtingen. Zo zijn er algemene regels over het maximaal geluidsniveau in het pand of op het terrein van een inrichting (zoals een horecabedrijf).

Het Activiteitenbesluit milieubeheer biedt de gemeente de mogelijkheid om voor de viering van festiviteiten in/bij inrichtingen af te wijken van de geluidsnormen. Dat moet de gemeente dan wel in een verordening regelen. In Best is dat geregeld in de APV.

Festiviteiten zijn onder te verdelen in:

  • .

    Collectieve festiviteit

Festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichting is verbonden en die door het college als zodanig jaarlijks is aangewezen op grond van artikel 4:2 van de APV.

  • .

    Incidentele festiviteit

Festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.

 

Collectieve festiviteiten

Ieder jaar wijst het college bij aanwijzingsbesluit de collectieve festiviteiten voor het daaropvolgend jaar aan. In dit besluit wordt ook bepaald voor welk deel van de gemeente de aanwijzing geldt. Tijdens de collectieve festiviteiten mag een inrichting in afwijking van het Activiteitenbesluit een geluidsniveau van maximaal 75 dB(A) en 85 dB(C) produceren. Dit is inclusief onversterkte muziek. Het aanwijzingsbesluit bevat bovendien de eindtijd van een festiviteit. In hoofdstuk 6.1 zijn de geluidsnormen en eindtijden voor collectieve festiviteiten opgenomen. Voorbeelden zijn carnaval en kermis. Indien een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, kan het college terstond een festiviteit als collectieve festiviteit aanwijzen.

 

Incidentele festiviteiten

Naast collectieve festiviteiten kan er door middel van een kennisgeving een aantal incidentele festiviteiten worden gehouden. Een inrichting mag op grond van de APV jaarlijks maximaal vijf incidentele festiviteiten houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in het Activiteitenbesluit niet van toepassing zijn. De houder van de inrichting moet drie weken voor aanvang van de incidentele festiviteit het college in kennis hebben gesteld van de incidentele festiviteit. De kennisgeving moet worden gedaan met het formulier ‘Kennisgeving incidentele festiviteit’ , te vinden op de website. Voorbeelden van een incidentele festiviteit zijn een optreden van een live band of een feestavond waar wat meer geluid dan normaal bij komt kijken. Indien een incidentele festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, kan het college op verzoek van de houder de festiviteit terstond toestaan.

 

De geluidsnorm die voor de inrichting gedurende de incidentele festiviteit geldt bedraagt niet meer dan 75dB(A) en 85 dB(C). Dit is inclusief onversterkte muziek. Ramen en deuren, behoudens het doorlaten van personen en goederen, blijven gesloten. Op de regels en de voorschriften omtrent geluid wordt in hoofdstuk 6.1 van dit evenementenbeleid nader ingegaan.

 

Een evenement kan een festiviteit omvatten als een horeca-inrichting binnen een evenemententerrein is gelegen en de activiteiten niet alleen op het evenemententerrein plaatsvinden, maar ook in de horeca-inrichting (inclusief terras).

 

Incidentele sportfestiviteiten

Een (sport)inrichting mag op grond van de APV jaarlijks maximaal tien incidentele sportactiviteiten houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in het Activiteitenbesluit niet van toepassing zijn. De houder van de inrichting moet drie weken voor aanvang van de incidentele sportfestiviteit het college in kennis hebben gesteld van de sportfestiviteit. De kennisgeving moet worden gedaan met het formulier ‘Kennisgeving incidentele festiviteit’, te vinden op de website. Voorbeelden zijn een toernooi of schoolsportdag. Mocht de festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien zijn geweest, dan kan het college op verzoek van de houder de festiviteit terstond toestaan.

 

Tijdens de sportactiviteit mag het geluid op de gevel van geluidgevoelige gebouwen maximaal 60 dB(A) zijn. Voor 09:00 uur en na 19:00 uur moet weer aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit worden voldaan.