Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden en bekendmaken van besluiten in één gezamenlijke procedure (Coӧrdinatieverordening gemeente Breda)

Geldend van 31-07-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden en bekendmaken van besluiten in één gezamenlijke procedure (Coӧrdinatieverordening gemeente Breda)

De raad van de gemeente Breda;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen;

gelet op artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 147 en 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

De Coördinatieverordening Breda vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    aanvrager: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend;

  • b.

    besluit: te coördineren besluiten als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);

  • c.

    bestemmingsplan: een plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wro daaronder mede begrepen een wijzigingsplan of een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a respectievelijk b van de Wro;

  • d.

    bouwen: bouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • f.

    coördineren: het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden en bekendmaken van besluiten in één gezamenlijke procedure overeenkomstig de coördinatieregeling van Afdeling 3.6 van de Wro;

  • g.

    omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo;

  • h.

    uitwerkingsplan, wijzigingsplan: een uitwerkingsplan respectievelijk wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Deze verordening, gebaseerd op artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening, is alleen van toepassing op het coördineren van de voorbereiding van een besluit:

  • a.

    om een bestemmingsplan, dan wel wijzigings- of uitwerkingsplan vast te stellen met het besluit over een of meer daarmee samenhangende omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, al dan niet met de aan de omgevingsvergunning en/of aan het bestemmingsplan gerelateerde vergunningen, afwijkingen en ontheffingen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

  • b.

    over een of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, al dan niet met de aan de omgevingsvergunning gerelateerde vergunningen, afwijkingen en ontheffingen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening

Artikel 3 Besluiten (vergunningen, afwijkingen en ontheffingen), die naast de besluiten genoemd in artikel 2 deel uit kunnen maken van de coördinatie met het besluit om een bestemmingsplan dan wel uitwerkings- of wijzigingsplan vast te stellen

De voorbereiding en bekendmaking van besluiten over onderstaande vergunningen, afwijkingen en of ontheffingen kan gecoördineerd worden met de in artikel 2 genoemde besluiten die de basis vormen voor de toepassing van de coördinatieregeling op grond van deze verordening:

  • a.

    Het besluit tot vaststelling van een hogere waarde (‘ontheffing’) als bedoeld in de Wet geluidhinder;

  • b.

    andere toestemmingen en/of vergunningen dan genoemd in artikel 2.2, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Breda;

  • c.

    en overige ruimtelijk relevante besluiten die passend zijn binnen het project, waarvan het college voor het welslagen van het project de coördinatie wenselijk acht om deze onderdeel te laten zijn van de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking.

Artikel 4 Voorwaarden waaronder besluiten kunnen worden gecoördineerd

Het college kan al dan niet op verzoek, besluiten tot een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van besluiten als bedoeld in artikel 2 en 3, indien:

  • a.

    een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1 van deze verordening tenminste deel uitmaken van de te coördineren besluiten en

  • b.

    een ander besluit, als dat bij de coördinatie wordt betrokken, is genoemd in artikel 3 en verband houdt met het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. en

  • c.

    het college heeft vastgesteld dat zich geen belemmering als bedoeld in artikel 5 voordoet en

  • d.

    de aanvrager zich schriftelijk akkoord heeft verklaard met de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking en met de gevolgen die dat voor de aanvrager heeft en

  • e.

    mogelijke andere beslissingsbevoegde organen hun medewerking verlenen aan een gecoördineerde behandeling.

Artikel 5 Geval waarin geen coördinatie op grond van deze verordening plaatsvindt

In de volgende gevallen is een gecoördineerde voorbereiding op grond van deze verordening niet mogelijk:

  • a.

    er moet op grond van artikel 7 lid 2 van de Wet milieubeheer een milieueffectrapport worden opgesteld en het betreft geen deelproject van een grotere ontwikkeling waarvoor al een milieueffectrapport is opgesteld;

  • b.

    er moet op grond van artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan worden opgesteld en er kan geen toepassing worden gegeven aan artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening;

  • c.

    indien blijkt dat het verhaal van schade niet verzekerd is door middel van een overeenkomst als bedoeld in afdeling 6.1 (artikel 6.4a) van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 6 Procedureregeling

  • a. Het college kan een procedureregeling vaststellen ten behoeve van een goede uitvoering van de coördinatieregeling.

  • b. De procedureregeling geeft in ieder geval aan binnen welke periode aanvragen ingediend moeten worden om voor coördinatie in aanmerking te kunnen komen; de procedureregeling kan bepalen hoe het college van burgemeester en wethouders toepassing geeft aan artikel 3.20 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • c. Zolang het college geen regeling als bedoeld onder a. heeft vastgesteld, is, aanvullend op de artikelen 3.30 tot en met 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening en op deze verordening, § 3.5.3 van Afdeling 3.5 "Samenhangende besluiten" van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met uitzondering van de artikelen 3.28 en 3.29 van die wet.

  • d. Bij toepassing van hetgeen opgenomen onder c. is het college het aangewezen coördinerend orgaan als bedoeld in artikel 3.22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 7 Onvolledige aanvragen

  • a. Als een termijn wordt gesteld voor het aanvullen van een aanvraag, als bedoeld in artikel 4:5 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, worden alle beslissingen op de te coördineren aanvragen opgeschort tot het moment waarop de aanvullende gegevens zijn verstrekt.

  • b. Als een aanvraag om een besluit waarop het verzoek tot coördinatie betrekking heeft buiten behandeling wordt gelaten met toepassing van artikel 4:5 vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht, kan het college ten aanzien van andere samenhangende besluiten afzien van de gecoördineerde behandeling. Het bepaalde in artikel 10 is alsdan van toepassing.

Artikel 8 Verzoek tot beëindiging

  • a. De aanvrager kan bij het college een verzoek indienen om geheel of gedeeltelijk van een verdere gecoördineerde behandeling af te zien.

  • b. Het college beslist binnen vier weken op het in lid a bedoelde verzoek.

  • c. Indien het college beslist dat behandeling van een besluit buiten de gecoördineerde behandeling mogelijk is, wordt de aanvraag behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften voor de behandeling van deze aanvraag, met inachtneming van artikel 10.

Artikel 9 Beëindiging door bevoegd gezag

  • a. Het college kan de gecoördineerde behandeling op eigen initiatief geheel of gedeeltelijk beëindigen indien een meer uitgebreide behandeling van een of meerdere aanvragen is vereist en dit zich verzet tegen de voortgang van de gecoördineerde behandeling van de andere aanvragen.

  • b. Indien het college beslist dat een of meerdere aanvragen buiten de gecoördineerde behandeling worden gelaten, worden deze aanvragen behandeld overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften voor de behandeling van deze aanvragen met inachtneming van artikel 10.

Artikel 10 Algemene terugvalregeling

Indien besloten wordt een of meerdere aanvragen uit de gecoördineerde behandeling te halen, wordt het tijdstip waarop dit gebeurt geacht het tijdstip te zijn waarop de aanvraag is ingediend. De voor deze aanvraag gebruikelijke wettelijke procedures en termijnen beginnen op dit tijdstip.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening gemeente Breda.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 4 juli 2019.

, voorzitter

, griffie