Algemene Subsidieverordening Gemeente Ameland 2019

Geldend van 01-08-2019 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Gemeente Ameland 2019

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland;

b. raad: raad van de gemeente Ameland;

c. activiteit: het resultaat van samenhangend handelen van een organisatie, meetbaar in tijd, kwantiteit, kwaliteit en geld.

d. evenement: een gebeurtenis die verplaatsbaar is en waarbij muziek, kunst, cultuur, sport, wetenschap of een combinatie van deze centraal staat. Een evenement is in de meeste gevallen publiek toegankelijk. Een evenement kan terugkerend of eenmalig zijn.

e. subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb),

inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het

oog op het uitvoeren van bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan betaling voor de

aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

f. incidentele subsidie: een subsidie voor een activiteit die een eenmalig karakter heeft;

g. structurele subsidie:een subsidie die wordt verstrekt voor activiteiten die gedurende een geheel of een gedeelte van een kalenderjaar worden verzorgd of gedurende meerdere kalenderjaren;

h. subsidieontvanger: een rechtspersoon, een over een beperkte rechtsbevoegdheid beschikkend organisatorisch verband of een groep van natuurlijke personen die erop is gericht zonder winstoogmerk activiteiten te ontplooien, welke een gemeentelijk algemeen belang dienen;

i. subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Awb, te weten het bedrag dat

gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor vormen van subsidies die op

basis van deze verordening en de geldende nadere regels worden verstrekt;

j. subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit, waardoor de

aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde

activiteit dan wel de investering verricht, en zich aan de eventueel aan hem opgelegde overige

verplichtingen houdt;

k. subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van

een bepaald bedrag, hetgeen het bestuursorgaan tot uitbetaling verplicht;

l. Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellings-verordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

m. de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

n. onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

o. verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

1. De Raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

a. algemeen bestuur;

b. openbare orde en veiligheid;

c. verkeer, vervoer en waterstaat;

d. economische zaken;

e. onderwijs;

f. sport, cultuur en recreatie;

g. sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

i. volksgezondheid en milieu;

j. ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheid college

1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies (verlening en vaststelling) met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en – indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd – onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Artikel 4. Europees steunkader

1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen.

2. In dat geval bepalen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling de wijze van verdeling

van de betrokken subsidie.

3. De raad kan een subsidieplafond verlagen:

a. als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en of

b. als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 3 AANVRAGEN SUBSIDIE

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Bij voorkeur via

het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens:

a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

b. de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan

dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente

of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

c. een begroting van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd.

Voor een subsidieaanvraag vanaf € 4.000,- moet in ieder geval ook een dekkingsplan

worden ingeleverd. Het dekkingsplan bevat indien aan de orde een opgave van bij andere

bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen

ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

d. Bij een subsidie vanaf € 4.000,- de balans op het moment van de aanvraag of op 1

januari voorafgaand aan het moment van de aanvraag;

e. Indien van toepassing bij een structurele subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het

moment van de aanvraag of op 1 januari voorafgaand aan het moment van de aanvraag;

f. als de aanvrager een onderneming is:

- 1e een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

- 2e een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).

3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een structurele subsidie aanvraagt, kan inzage worden gevraagd in de volgende documenten: oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de

jaarrekening, inclusief balans.

4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid

genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag

noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

1. Een aanvraag voor een structurele subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 oktoberin het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

2. Een aanvraag voor een subsidie voor een evenement wordt gedaan uiterlijk 1 april in het jaar dat het evenement plaatsvindt.

3. Een aanvraag voor een incidentele subsidie kan het gehele jaar door worden ingediend, maar

moet minimaal 8 weken voor aanvang van de activiteiten worden ingediend.

4. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

5. Indien de aanvraag niet is ingediend binnen de daarvoor geldende aanvraagtermijn, kan het college de aanvraag buiten behandeling laten.

Artikel 8. Beslistermijn

1. Het college beslist op een aanvraag voor een structurele subsidie uiterlijk vóór 31 december

voorafgaand aan het jaar (de jaren) waarop de subsidie betrekking heeft.

2. Het college beslist op een aanvraag voor subsidie voor een evenement binnen 8 weken na 1 april in het jaar dat het evenement plaatsvindt.

3. Het college beslist op een aanvraag voor een incidentele subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 8 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

4. In bijzondere gevallen kan het college de in artikel 8 genoemde beslistermijnen verlengen.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Weigeringsgronden

1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

2. Onverminderd de vorige leden weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

a. subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

b. de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

3. Onverminderd het vorige lid kan het college een aanvraag voor subsidie weigeren:

a. indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar inwoners;

b. indien niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

c. indien de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

d. indien de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

e. als de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet;

f. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

4. De aanvraag voor subsidie vanaf € 4.000,- kan geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien

het college van mening is dat het eigen vermogen van dusdanige omvang is dat de subsidie niet

(geheel) nodig is. Het college kan hiervoor nadere regels vaststellen.

5. De subsidie kan met inachtneming van de in artikel 4:35 Awb genoemde gevallen worden

geweigerd als:

a. de aanvrager doelstelling beoogt of activiteiten zal ontplooien, die in strijd zijn met de wet-

en regelgeving, hel algemeen belang of de openbare orde;

b. de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak het doel hebben het uitdragen van overtuigingen

en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard.

6. De aanvrager voor een subsidie kan naast de in artikel 4:35 Awb genoemde gevallen geheel of

gedeeltelijk worden geweigerd indien gebleken is dat:

a. de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen ten behoeve van

gesubsidieerde activiteiten heeft verkregen;

b. de activiteiten voor een eenmalige subsidie behoren tot de reguliere activiteiten van de

aanvrager.

7. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie (beschikking) geeft het college aan op welke wijze de besteding van de te ontvangen subsidie wordt verantwoord.

2. Indien een subsidie van toepassing is op meerdere kalenderjaren, kan het college besluiten deze subsidie in één keer voor de duur van meerdere (maximaal 4) kalenderjarente verlenen.

3. Het college kan aanvullende verplichtingen opleggen rondom het beheer van de subsidie en de

uitvoering van de activiteiten van de subsidieaanvrager.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 11. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan € 25.000,-, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 12. Meldingsplicht

1. De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet, niet tijdig of geheel niet zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

2. Aan de hand van een melding zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, kan het college de subsidie

lager vaststellen of intrekken.

3. Als uit de ingediende verantwoordingsstukken blijkt dat niet is voldaan aan de meldingsplicht

zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken.

Artikel 13. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor

subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening

verbonden voorwaarden geheel, niet tijdig of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon

van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in

artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 13a. Egalisatiereserve

1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer is dan een bepaald bedrag (bijvoorbeeld € 50.000) een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vormt.

2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14. Verantwoording subsidies tot en met € 4.000,-

1. Subsidies tot en met € 4.000,- worden door het college:

a. direct vastgesteld, of;

b. verleend, waarbij het college aangeeft dat de subsidie ambtshalve zal worden vastgesteld

binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, of;

c. verleend, waarbij het college – voordat het tot ambtshalve vaststelling overgaat – de

aanvrager verplicht om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten

waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie

verbonden verplichtingen.

2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de

aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten,

waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie

verbonden verplichtingen.

Artikel 15. Verantwoording subsidies boven € 4.000,- tot € 25.000,-

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 4.000,-, maar minder dan € 25.000,-, dient

de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. bij een structurele subsidie, uiterlijk vóór 1 oktober in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 9 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend;

b. bij een incidentele subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

c. bij een subsidie voor een terugkerend evenement, uiterlijk voor 1 april volgend op het jaar waarin het evenement heeft plaatsgevonden;

d. bij een subsidie voor een eenmalig evenement, uiterlijk 13 weken nadat het evenement heeft plaatsgevonden.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten,

waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en een financieel verslag (inclusief stand reserves

en voorzieningen en verslag en ondertekening kascommissie of accountant).

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en

bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,-

1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 25.000,-, dient de subsidieontvanger een

aanvraag tot vaststelling in bij het college:

a. bij een structurele subsidie, uiterlijk vóór 1 oktober in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 9 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend;

b. bij een incidentele subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

c. bij een subsidie voor een terugkerend evenement, uiterlijk voor 1 april volgend op het jaar waarin het evenement heeft plaatsgevonden;

d. bij een subsidie voor een eenmalig evenement, uiterlijk 13 weken nadat het evenement heeft plaatsgevonden.

2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel

verslag of jaarrekening);

c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

d. een verklaring (controleverklaring, beoordelingsverklaring, dan wel een samenstellingsverklaring), opgesteld door een accountant.

3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en

bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 17. Vaststelling subsidie

1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de

subsidie vast.

2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de

beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid

genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na

ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is

ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. BETALING EN BEVOORSCHOTTING

Artikel 18. Betaling en bevoorschotting

1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b,

wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot

subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 9. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

1. Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van

door het college bepaalde definities.

3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 20. Hardheidsclausule

1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of

-ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van één of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 21. Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Ameland 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 22. Overgangsbepalingen

Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend blijven de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen in de Algemene subsidieverordening gemeente Ameland 2012.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Gemeente Ameland 2019.

Behorend bij raadsbesluit

d.d. 15 juli 2019,

mij bekend,

Gerard van Klaveren, voorzitter

Jacqueline Metz, griffier

De raad van de gemeente Ameland;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 juli 2019, nummer…,

inzake de Algemene Subsidieverordening Gemeente Ameland 2019;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Algemene Subsidieverordening Gemeente Ameland 2019

Ondertekening