Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ (Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatie-wet, IOAW en IOAZ Werkzaak Rivierenland)

Geldend van 10-07-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ (Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatie-wet, IOAW en IOAZ Werkzaak Rivierenland)

Het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland,

overwegende dat het wenselijk is het beleid omtrent de inkomstenvrijlating vast te leggen in beleidsregels;

gelet op artikel 31 van de Participatiewet, artikel 8 van de IOAW en artikel 8 van de IOAZ;

Besluiten vast te stellen Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ Werkzaak Rivierenland,

Artikel 1 - Begripsbepaling

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Bijstand: algemene bijstand op grond van de Participatiewet, een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • b.

      Bijstandsperiode: een periode dat algemene bijstand op grond van de Participatiewet wordt ontvangen of een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      Inkomsten uit arbeid: alle (parttime) inkomsten uit arbeid in loondienst;

    • d.

      Inkomstenvrijlating: de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder n en r van de Participatiewet, artikel 8 lid 2 en 5 van de IOAW en artikel 8 lid 3 en 9 van de IOAZ.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet(ten).

Artikel 2 - Inkomstenvrijlating

  • 1. Bij het ontvangen van inkomsten uit arbeid wordt in alle gevallen voldaan aan de voorwaarde dat de inkomsten moeten bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende.

  • 2. De inkomstenvrijlating is alleen van toepassing op inkomsten uit arbeid die na de ingangsdatum van de bijstand zijn aangevangen.

  • 3. Bij het ontvangen van inkomsten uit arbeid bij instroom in de bijstand, geldt de inkomstenvrijlating vanaf het moment dat er sprake is van een structurele urenuitbreiding van minimaal vijf uur per week.

  • 4. Als inkomsten uit arbeid in deeltijd worden mede aangemerkt:

    • a.

      Doorbetaling van loon door de werkgever tijdens ziekte;

    • b.

      Een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg in verband met zwangerschap en bevalling;

    • c.

      Een uitkering op grond van de Ziektewet in verband met ziekte als gevolg van zwangerschap en bevalling; of

    • d.

      Inkomen uit arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep als deeltijd zelfstandige.

  • 5. De inkomstenvrijlating geldt voor zover de totale inkomsten minder bedragen dan de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm of grondslag.

  • 6. Het recht op inkomstenvrijlating bestaat één keer per bijstandsperiode.

  • 7. Als dezelfde bijstandsperiode wordt aangemerkt:

    • a.

      De periode waarin een uitkering aaneengesloten of na een onderbreking die korter is dan 30 dagen wordt voortgezet;

    • b.

      De situatie waarin de uitkering wordt hersteld, na een onderbreking wegens verblijf in detentie, verblijf in het buitenland of verblijf in een inrichting, ongeacht de duur van deze onderbreking;

    • c.

      De situatie waarin sprake is van voortzetting van een uitkering die in een andere gemeente al werd verstrekt;

    • d.

      De situatie waarin na wijziging van bijvoorbeeld woon- of gezinssituatie de uitkering met een andere norm wordt voortgezet.

Artikel 3 - Vaststelling

  • 1. Het recht op inkomstenvrijlating wordt ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft een beschikking af, waarin in ieder geval de aanvangsdatum van de inkomsten-vrijlating en de wettelijke grondslag van de inkomstenvrijlating wordt vermeld.

  • 3. In de situatie van gehuwden heeft een ieder een individueel recht op de inkomstenvrijlating.

Artikel 4 – Uitsluiting, herziening en intrekking recht inkomstenvrijlating.

  • 1. Geen recht op inkomstenvrijlating bestaat als belanghebbende illegale inkomsten uit arbeid verworven heeft.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan het recht op een inkomstenvrijlating herzien of intrekken;

    • a.

      Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet of artikel 13 IOAW en IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte toepassen van een inkomstenvrijlating op de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag van een uitkeringsgerechtigde;

    • b.

      Als anderszins een inkomstenvrijlating ten onrechte op de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag vaneen uitkeringsgerechtigde toegepast is.

Artikel 5 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 juli 2019.

  • 2. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatie-wet, IOAW en IOAZ Werkzaak Rivierenland”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland op 17 juni 2019.

De secretaris,

mevrouw E. Boer MBA

de voorzitter,

dhr. C. Stolwijk

Toelichting

ALGEMEEN

De Participatiewet heeft een complementair karakter: bijstand is altijd aanvullend op de eigen middelen. Hieruit volgt, dat in beginsel alle middelen van de belanghebbende meetellen bij het vaststellen van het recht op en de hoogte van de bijstand. De bijstand vult de eigen inkomsten aan tot het niveau van het van toepassing zijnde sociaal minimum. De Participatiewet kent hierop een aantal uitzonderingen. In die gevallen mag de belanghebbende tijdelijk een deel van de inkomsten uit arbeid houden boven op de bijstandsuitkering. Het doel hiervan is de arbeidsparticipatie te bevorderen, omdat iemand die gaat werken dan een hoger totaalinkomen heeft en gestimuleerd wordt een gehele of gedeeltelijke baan te accepteren.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel is een aantal begrippen gedefinieerd. Voor de Ioaw en de Ioaz wordt aansluiting gezocht bij de begrippen van de Participatiewet. Wanneer een begrip niet is gedefinieerd, dient te worden terug gevallen op hetgeen hieronder in de wet(ten) en de Algemene wet bestuursrecht wordt verstaan.

Artikel 2

Voor de inkomstenvrijlating geldt dat slechts aanspraak bestaat wanneer naar het oordeel van het dagelijks bestuur de inkomsten bijdragen aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende. De inkomstenvrijlating is bedoeld als stimulans om arbeid te aanvaarden. Met arbeid doet de belanghebbende werkervaringen arbeidsritme op. Daarnaast leidt arbeid vaker tot volledige uitstroom uit een uitkeringssituatie. Tenslotte wordt rechtsongelijkheid vermeden, wanneer de inkomstenvrijlating op basis van een individuele afweging moet worden beoordeeld. Derhalve is in dit artikel geregeld, dat in alle gevallen het ontvangen van inkomsten uit arbeid bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de belanghebbende.

De inkomstenvrijlating is van toepassing op vormen van arbeid die vanuit een uitkeringssituatie worden verkregen. De inkomstenvrijlating moet mensen stimuleren om (meer) te gaan werken teneinde de uitkeringsafhankelijkheid te laten afnemen. Wanneer iemand in een uitkeringssituatie komt en op dat moment reeds gedeeltelijke inkomsten uit arbeid heeft, dan is op deze inkomsten de vrijlating niet van toepassing. De inkomstenvrijlating geldt ook voor een belanghebbende die bij de aanvang van de bijstand al parttime werk had en de werkzaamheden structureel worden uitgebreid met minimaal vijf uur per week. De vrijlating geldt dan voor de volledige inkomsten uit arbeid vanaf het moment dat de urenuitbreiding plaatsvindt.

De inkomstenvrijlating geldt voor belanghebbenden die bijstand ontvangen en daarnaast inkomsten uit arbeid. De inkomstenvrijlating geldt in de Participatiewet niet voor personen die jonger zijn dan 27jaar. De wetgever is van mening dat voor jongeren geen extra activerende instrumenten nodig zijn, die bijdragen aan de arbeidsinschakeling (artikel 31 lid 7 Participatiewet).

De inkomstenvrijlating geldt slechts éénmaal per bijstandsperiode. Indien de bijstand wordt beëindigden na een termijn van tenminste 30 dagen opnieuw wordt toegekend, kan opnieuw een periode van vrijlating worden toegepast.

Artikel 3

Bij de aanwezigheid van inkomsten uit arbeid toetst het college ambtshalve of er recht bestaat op een inkomstenvrijlating. De belanghebbende hoeft hiervoor geen verzoek in te dienen.

De inkomstenvrijlating wordt middels een beschikking kenbaar gemaakt aan de belanghebbende. Deinkomstenvrijlating op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel n Participatiewet, artikel 8 lid 2 Ioaw en artikel 8 lid 3 Ioaz geldt voor de duur van maximaal zes maanden, welke niet aaneengesloten hoeft te zijn. Als de belanghebbende geen aaneengesloten periode van zes maanden werkt, schuift de vrijlatingsperiode op.

Artikel 4

Alleen inkomsten die conform de inlichtingenverplichting van de Participatiewet gemeld zijn komen voor vrijlating in aanmerking. Blijkt achteraf dat bijvoorbeeld meer inkomsten werden genoten dan gemeld dan kan over die meerdere inkomsten niet alsnog de vrijlating worden berekend. De niet gemelde inkomsten worden volledig gekort en eventueel teruggevorderd.