Regeling vervallen per 01-01-2014

Beleidsregels inzake toewijzing individuele gehandicaptenparkeerplaats Capelle aan den IJssel 2008

Geldend van 13-11-2008 t/m 31-12-2013

Intitulé

Beleidsregels inzake toewijzing individuele gehandicaptenparkeerplaats Capelle aan den IJssel 2008

College van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    artikel 12 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    bijalge 1 (E6) Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990;

  • -

    artikelen 15 en 18 lid 1 sub d Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    artikel 1.3 lid 4, titel 4.1 en 4.3 Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de Beleidsregels inzake toewijzing individuele gehandicaptenparkeerplaats Capelle aan den IJssel 2008.

Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

RVV 1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

Awb: Algemene wet bestuursrecht;

CROW: Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Wateren Wegenbouw en de Verkeerstechniek;

college:het college van burgemeester en wethouders;

motorvoertuigen: alle gemotoriseerde voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder z van het RVV 1990;

parkeren: het laten stilstaan, als bedoeld in artikel 1, onder a van het RVV 1990;

wegen: alle wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

kenteken: kenteken als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g van de Wegenverkeerswet 1994;

aanvraag: de aanvraag voor het aanwijzen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats;

aanvrager: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de aanvraag indient;

gehandicaptenparkeerkaart (GPK): parkeerkaart voor personen die tengevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen;

bestuurderskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die zich pleegt te vervoeren met een door hemzelf bestuurd motorvoertuig;

passagierskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die voor verplaatsingen buitenshuis is aangewezen op vervoer door een ander;

instellingenkaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een instelling waar gehandicapten wonen dan wel verblijven;

individuele gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats voorzien van het verkeersbord E6,

zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 en een onderbord met vermelding van een kentekennummer, voor één motorvoertuig van een persoon die in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart;

wegbeheerder: het beheer van de weg is in handen van het college van burgemeester en wethouders.

Aanvraagprocedure

Artikel 2

  • 1. De aanvraag om een individuele gehandicaptenparkeerplaats dient door middel van het daarvoor bestemde aanvraagformulier te worden ingediend bij het college.

  • 2. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een kopie van de Europese gehandicaptenparkeerkaart, een kopie van het kentekenbewijs deel 1 en 2, een kopie van het legitimatiebewijs en indien het gaat om een plaats voor een bestuurder een kopie van het geldige rijbewijs.

Artikel 3

  • 1.

    Indien het aanvraagformulier niet compleet of correct is ingevuld, dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen een termijn van drie weken aan te vullen of te verbeteren.

  • 2.

    Voldoet de aanvrager niet aan het bepaalde in het vorige lid dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Beslistermijn en beoordelingscriteria

Artikel 4

  • 1. Binnen acht weken na ontvangst van het aanvraagformulier besluit het college, met inachtneming van artikel 4:5 en 4:15 van de Awb, op de aanvraag en stelt het de aanvrager van het besluit in kennis.

  • 2. Indien het besluit niet binnen de in het vorige lid vermelde termijn kan worden genomen, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 5

  • 1.

    De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt verleend aan bestuurders, en bij uitzondering aan passagiers, indien:

    • a.

      de aanvrager beschikt over een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart, zijnde een bestuurderskaart of een passagierskaart en

    • b.

      de passagier voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder of deze is permanent rolstoelgebonden;

    • c.

      voor de aanvrager geen mogelijkheid bestaat om zelf in een eigen parkeerplaats te voorzien op eigen terrein (garage, oprit, e.a.) en;

    • d.

      er een mogelijkheid aanwezig is om binnen een loopafstand van maximaal 100 meter van het woonadres van de aanvrager een individuele gehandicaptenparkeerplaats, conform de geldende richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijke normen, te realiseren en;

    • e.

      de aanwijzing van de individuele gehandicaptenparkeerplaats ter plekke niet leidt tot een onveilige verkeerssituatie of een belemmering van de doorstroming van het overige wegverkeer en

    • f.

      de parkeerdruk in de omgeving van de aan te wijzen parkeerplaats zodanig is dat het aanwijzen van een parkeerplaats als noodzakelijk moet worden beoordeeld.

  • 2.

    Het college kan van het bepaalde in lid 1 afwijken indien zij van oordeel is dat dit wegens bijzondere omstandigheden noodzakelijk is.

Aanleg en aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen

Artikel 6

  • 1.

    De aanleg van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen geschiedt conform de landelijk geldende richtlijnen van het CROW.

  • 2.

    Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd binnen een loopafstand van maximaal 100 meter van het woonadres van de aanvrager, tenzij dit technisch niet mogelijk is.

  • 3.

    De aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats geschiedt binnen een termijn van vier maanden na de dag, nadat het besluit tot toewijzing van een gehandicaptenparkeerplaats onherroepelijk is.

  • 4.

    Indien het aanleggen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats niet binnen de in het vorige lid van dit artikel vermelde termijn kan worden gerealiseerd, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de aanleg wel gerealiseerd kan worden.

  • 5.

    Op grond van artikel 29 BABW brengt het college de kosten die voortvloeien uit de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats in rekening bij de aanvrager.

Verwijdering, opzegging en wijziging van de gehandicaptenparkeerplaats

Artikel 7

  • 1. De gehandicaptenparkeerplaats blijft te allen tijde in eigendom van de wegbeheerder.

  • 2. Het college kan gehandicaptenparkeerplaatsen verwijderen wanneer blijkt dat de aanwijzing heeft plaatsgevonden op grond van onjuiste gegevens. De daarbij te maken kosten zijn voor rekening van de aanvrager.

Artikel 8

Het is verboden de individuele gehandicaptenparkeerplaats te verhuren, te verkopen of zonder toestemming van het college te verwijderen of te verplaatsen.

Artikel 9

Als het kenteken van het motorvoertuig van de gehandicapte aan wie een individuele gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen verandert, dan wordt op zijn of haar verzoek zo spoedig als mogelijk een ander onderbord geplaatst. De kosten voor de aanschaf van een nieuw onderbord komen voor rekening van de aanvrager. Wijziging van het kenteken dient zo spoedig mogelijk aan het gemeentelijke Wmo-loket te worden doorgegeven.

Artikel 10

  • 1.

    De individuele gehandicaptenparkeerplaats vervalt van rechtswege bij:

    • a.

      verhuizing van de rechthebbende op de gehandicaptenparkeerplaats;

    • b.

      overlijden van de rechthebbende;

    • c.

      het vervallen van de Europese gehandicaptenparkeerkaart (zijnde een bestuurderskaart of een passagierskaart) van de rechthebbende;

    • d.

      het niet meer in bezit zijn van een motorvoertuig (ingeval rechthebbende een bestuurder is);

    • e.

      het niet meer in bezit zijn van een geldig rijbewijs, (ingeval rechthebbende een bestuurder is).

  • 2.

    De betrokkene is verplicht de gemeente in kennis te stellen indien één van de gevallen van het bepaalde in lid 1 zich voordoet.

Slotbepalingen

Artikel 11

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels inzake toewijzing individuele gehandicaptenparkeerplaatsen 2008.

Artikel 12

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van hun bekendmaking.

TOELICHTING

1.1 Algemeen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel ontvangt regelmatig aanvragen voor een gehandicaptenparkeerkaart of voor een (individuele) gehandicaptenparkeerplaats.

Gehandicaptenparkeerkaarten

De aanvragen voor gehandicaptenparkeerkaarten worden getoetst aan de criteria voor de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten zoals die zijn neergelegd in de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart.

Voor een bestuurderskaart komt in aanmerking de bestuurder van een motorvoertuig op meer dan

twee wielen of een brommobiel die:

  • a.

    ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking heeft van langdurige aard (langer dan zes maanden), en

  • b.

    met de gebruikelijke loophulpmiddelen (rollator, wandelstok) in redelijkheid niet in staat is een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te overbruggen.

Voor een passagierskaart komt in aanmerking depassagier van een motorvoertuig op meer dan

twee wielen of van een brommobiel die:

  • a.

    ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking heeft van langdurige aard (langer dan zes maanden), en;

  • b.

    met de gebruikelijke loophulpmiddelen in redelijkheid niet in staat is een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te overbruggen, en;

  • c.

    voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder die hem/haar vervoert.

Wanneer de aanvrager permanent aan een rolstoel gebonden is komt deze zonder meer in aanmerking voor een Gehandicaptenparkeerkaart (GPK), bestuurderskaart en/of passagierskaart.

Het gebrek of de aantoonbare loopbeperking wordt vastgesteld door het, door het college daartoe aangewezen, medisch indicatieorgaan.

Wanneer de aanvraag betrekking heeft op en verlenging/vernieuwing van de gehandicaptenparkeerkaart en de medische situatie van de aanvrager is niet gewijzigd behoeft niet opnieuw medisch onderzoek plaats te vinden.

Gehandicaptenparkeerplaatsen

Voor gehandicaptenparkeerplaatsen is geen toetsingskader beschikbaar. Gebleken is dat voor toetsing van deze aanvragen de gemeente niet kan terugvallen op beleids(regels), omdat van rijkswege geen nadere regels zijn gesteld met betrekking tot de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen (noch voor algemene parkeerplaatsen noch voor individuele parkeerplaatsen).

Het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de Wegenverkeerswet 1994,

mede gezien de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders tot het nemen van een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994 mogen burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel beleidsregels inzake de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen vaststellen.

Het beleid van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot gehandicaptenparkeerkaarten- en plaatsen is erop gericht het recht op een gehandicaptenparkeerplaats helder vast te leggen en parkeervoorzieningen te treffen voor inwoners van de gemeente

Capelle aan den IJssel, die om strikt medische redenen problemen ondervinden in het gemotoriseerd bereiken van de eigen woning.

Het beleid wordt hieronder artikelsgewijs toegelicht.

1.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

De inhoud van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2, lid 1

In artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk wordt ingediend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dat betekent dat er altijd een eerste handeling van de kant van de aanvrager noodzakelijk is: er moet eerst een aanvraag worden ingediend. Een persoon uit de doelgroep van deze wet kan dus niet verwachten dat vanuit de gemeente op eigen initiatief iets in zijn of haar richting wordt ondernomen.

Op het aanvraagformulier wordt door de aanvrager reeds aangegeven of hij/zij de mogelijkheid heeft om zelf in een eigen parkeerplaats te voorzien op eigen terrein (garage, oprit, e.a.). Bovendien wordt na ontvangst van de aanvraag de locatie ter plekke bekeken.

Artikel 3, lid 1

Het aanvraagformulier dient volledig ingevuld, gedateerd en ondertekend te zijn. In dit artikel is bepaald dat de aanvraag plaats dient te vinden op een daartoe beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

De aanvraag in het kader van de wet die niet op het beschikbaar gestelde aanvraagformulier is ingediend, kan echter niet zonder meer buiten behandeling worden gelaten. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt immers dat de aanvraag in ieder geval naam en adres van de aanvrager en een aanduiding van de beschikking die gevraagd wordt, dient te bevatten en verder ondertekend moet zijn. Jurisprudentie leert dat een ondertekend formulier, dat overigens niet is ingevuld, geaccepteerd dient te worden als de overige benodigde bescheiden daarbij zijn gevoegd. Het ligt voor de hand in een dergelijke situatie te verzoeken om aanvulling van de gegevens. In dit artikel wordt tevens geregeld dat de aanvrager gedurende

drie weken in de gelegenheid wordt gesteld de aanvraag te complementeren.

Artikel 3, lid 2

Indien de aanvrager niet in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart kan er vooralsnog geen aanvraag worden ingediend voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

De aanvrager dient allereerst of gelijktijdig een gehandicaptenparkeerkaart aan te vragen bij het

Wmo-loket.

Artikel 4

Artikel 4:5 Awb stelt met betrekking tot het al dan niet in behandeling nemen van een aanvraag het volgende:

  • 1.

    Het college kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

  • a.

    de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of;

  • b.

    de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of;

  • c.

    de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

  • 2.

    Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.

  • 3.

    Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.

  • 4.

    Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

In artikel 4:15 Awb ten slotte is het volgende te lezen:

De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan krachtens artikel 4:5 de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 5, lid 1 sub a

Zie de toelichting bij artikel 3, lid 2.

Alleen bij uitzondering wordt een individuele gehandicaptenparkeerplaats verleend aan passagiers die over een passagierskaart beschikken. Voor het beoordelen of de passagier in aanmerking komt voor de gehandicaptenparkeerplaats, zijn de volgende uitgangspunten van toepassing.

De betrokkene is voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk van de hulp van de bestuurder of is permanent rolstoelgebonden. Daarnaast is het mogelijk om op grond van zwaarwegende aantoonbare beperkingen anders dan loopbeperkingen een gehandicaptenparkeerplaats toe te kennen.

Voor de eventuele toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor passagiers gelden voor het overige dezelfde regels als voor de toewijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen voor bestuurders.

Artikel 5, lid 1 sub c

Afhankelijk van de aard van de handicap (wel/geen rolstoel) wordt bekeken of de desbetreffende eigen parkeergelegenheid toereikend is. Wanneer dit het geval is, dient de aanvrager in eerste instantie zelf de ter beschikking staande parkeergelegenheid aan te passen.

Artikel 5, lid 1 sub d

De vormgeving van de gehandicaptenparkeerplaats zal zoveel mogelijk conform de landelijk gangbare richtlijnen van het Centrum Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Water en Wegenbouw en Verkeerstechniek (CROW). De precieze vormgeving en dimensionering zijn echter ook afhankelijk van de situatie ter plaatse van de gehandicaptenparkeerplaats, zoals bijvoorbeeld de breedte van het trottoir en het type parkeren (langs, haaks of schuin parkeren). De parkeerplaats zal worden aangelegd binnen een redelijke afstand van het woonadres van de aanvrager met een maximum van 100 meter, daarbij rekening houdend met het in het indicatieadvies opgenomen maximum aantal meters dat aanvrager met de gebruikelijke hulpmiddelen kan afleggen.

Artikel 5, lid 1 sub e

De aard dan wel het karakter van de omgeving waar de parkeergelegenheid wordt ingericht speelt mee bij de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Door de aanleg van een dergelijke parkeerplaats kunnen ter plekke onveilige verkeerssituaties voor de andere weggebruikers ontstaan.

Hierbij kan gedacht worden aan schoolgaande jeugd, fietsers en openbaar vervoer. Ook kan de doorstroming drastisch worden belemmerd, met name in geval van calamiteiten. Tevens speelt de verkeersfunctie van de weg bij de beoordeling een belangrijke rol.

Artikel 5, lid 1 sub f

In de regel is de parkeerdruk in de betreffende straat wel bekend. In geval van twijfel kan een parkeerdrukmeting worden verricht. Deze beoordeling van de parkeerdruk rond het huis van de aanvrager zou dan op de volgende wijze uitgevoerd worden.

Er wordt geteld op doordeweekse dagen: één keer aan het begin van de middag (rond 12.30 uur),

één keer later op de middag (rond 16.00 uur) en één keer op een avond na 18.00 uur.

Bij een parkeerdruk van minder dan 80% is redelijkerwijs te verwachten dat er in de directe omgeving parkeerplaatsen vrij zijn. Mocht na de tellingen op de doordeweekse dagen nog twijfel bestaan,

dan worden op zaterdag nog extra tellingen verricht. Bij de tellingen wordt rekening gehouden met omgevingsfactoren zoals de aanwezigheid van winkels of andere publiekstrekkende voorzieningen.

Ook wordt rekening gehouden met veranderingen in de parkeerdruk door bijvoorbeeld evenementen.

In de schoolvakanties wordt niet geteld. Het gebied waarbinnen de tellingen plaatsvinden beslaat de maximaal af te leggen loopafstand, zoals vastgesteld door het indicatieorgaan, gemeten vanaf de voordeur van de woningen van de aanvrager.

Indien een parkeerdrukmeting wordt uitgevoerd en de beslissingstermijn hierdoor in het geding komt,

zal het bestuursorgaan dit aan de aanvrager op grond van artikel 6 meedelen.

Artikel 6, lid 2

In die bijzondere omstandigheden dat het technisch niet mogelijk is om binnen een loopafstand van

100 meter van het woonadres van de aanvrager de parkeerplaats aan te leggen behoud de gemeente zich het recht voor de parkeerplaats binnen een redelijke afstand van het woonadres van de aanvrager aan te leggen, daarbij rekening houdend met het in het indicatieadvies opgenomen maximum aantal meters dat aanvrager met de gebruikelijke hulpmiddelen kan afleggen.

Artikel 6, lid 5

De kosten voor de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden separaat door het college vastgesteld. De aanvrager wordt voorafgaand aan de aanvraag op de hoogte gesteld van het te betalen bedrag. Op het aanvraagformulier dient de aanvrager aan te geven of hij/zij kennis heeft genomen van het te betalen bedrag. De kosten voor de aanleg van de gehandicaptenparkeerplaats worden niet in rekening gebracht wanneer de aanvrager voor diens deelname aan het maatschappelijk verkeer afhankelijk is van eigen vervoer, geen gebruik kan maken van de collectieve vervoersvoorzieningen en een inkomen heeft op of onder het bijstandsniveau.

Artikel 7, 8, 10 en 11

De inhoud van deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 9

Wijziging van het kenteken dient aan het Wmo- loket te worden doorgegeven door middel van het toezenden van een kopie van het deel 1 en 2 van het nieuwe kentekenbewijs.

Artikel 12

Aanvragen die zijn ingediend vóór de bekendmaking van deze beleidsregels, maar waarop vóór de bekendmaking nog niet is beslist, worden behandeld met inachtneming van deze beleidsregels.