Wijziging Gemeenschappelijke Regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente

Geldend van 04-07-2019 t/m heden

Intitulé

Wijziging Gemeenschappelijke Regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente

Het College van Gedeputeerde Staten van

  • 1.

    de PROVINCIE OVERIJSSEL,

De Colleges van Burgemeester en Wethouders van

  • 2.

    de GEMEENTE ALMELO, en

  • 3.

    de GEMEENTE BORNE, en

  • 4.

    de GEMEENTE ENSCHEDE, en

  • 5.

    de GEMEENTE HENGELO;

tezamen verder ook wel (deelnemende) partijen of deelnemers te noemen;

overwegende, dat:

  • A.

    partijen in 2005 de gemeenschappelijke regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente zijn aangegaan voor onbepaalde tijd met als doel te komen tot een gezamenlijke ontwikkeling, realisatie en beheer van een, qua verschijningsvorm hoogwaardig, grootschalig en duurzaam bedrijventerrein van bovengemeentelijke betekenis, aard en omvang, door partijen genoemd XL Businesspark Twente;

  • B.

    partijen deze gemeenschappelijke regeling per 9 december 2015 op onderdelen hebben bijgesteld vanwege de wijziging van de Wet Gemeenschappelijke regelingen per 1 januari 2015 (Staatscourant, nummer 15705);

  • C.

    er een wettelijke noodzaak is tot wijziging van de regeling naar een collegeregeling en tegelijkertijd de regeling op onderdelen moet worden geactualiseerd;

  • D.

    er geen aanleiding is om inhoudelijke uitgangspunten bij te stellen;

gelet op:

het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, meer in het bijzonder op het bepaalde in de artikelen 51 en volgende van die wet alsmede op het bepaalde in de Provinciewet en de Gemeentewet;

besluiten partijen:

de gemeenschappelijke regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente met instemming van Provinciale Staten respectievelijk de gemeenteraden te wijzigen, zodanig dat de regeling als volgt komt te luiden:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Openbaar Lichaam

Er is een Openbaar Lichaam als bedoeld in artikel 8, lid 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, te weten de publiekrechtelijke rechtspersoon Regionaal Bedrijventerrein Twente, gevestigd te Almelo.

Artikel 2. Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      Colleges: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende colleges van burgemeester en wethouders en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel;

    • c.

      De regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • d.

      Deelnemende gemeente/provincie: de aan deze regeling deelnemende provincie en gemeenten;

    • e.

      Deelnemers: de aan deze regeling deelnemende colleges;

    • f.

      Het rechtsgebied: het totale grondgebied van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • g.

      Het Regionaal Bedrijventerrein Twente: het Openbaar Lichaam, bedoeld in artikel 1 van de regeling en verder ook wel aan te duiden als het RBT;

    • h.

      Het RBT-gebied: het al dan niet aaneengesloten gebied of de gebieden, waarop is en zal worden gerealiseerd het in de considerans sub A bedoelde bedrijventerrein, zoals weergegeven op de bij deze regeling behorende kaart (bijlage 1) en zoals bij de vaststelling van deze regeling gelegen op het grondgebied van de gemeente Almelo in het gebied dat globaal wordt begrensd door het Twentekanaal (zijkanaal naar Almelo), de Rijksweg 35 en de Doorbraak;

    • i.

      Het RBT-profiel: het profiel waaraan die bedrijven uit de sector grootschalige industriële productie en de sector transport en distributie voldoen (conform de staat van inrichtingen behorende bij het geldende bestemmingsplan), wier situering op het regionaal bedrijventerrein in het bijzonder is aangewezen in verband met het te hanteren terreinquotiënt van 20 tot 50 arbeidsplaatsen per hectare en hun terreinbehoefte vanaf 2 hectare;

    • j.

      Programmeringsoverleg Bedrijventerreinen Twente: het overlegcircuit waarbinnen tussen vertegenwoordigers van de diverse overheden afspraken worden gemaakt over de (wenselijke) ontwikkelingen op en ten aanzien van bedrijventerreinen in Twente;

    • k.

      Grondexploitatie: (de administratieve en financiële vertaling van) het omvormen van (agrarische) grond en opstallen binnen het RBT-gebied naar openbare ruimte en bouwgrond die wordt verkocht of in erfpacht uitgegeven;

    • l.

      XL Businesspark Twente: de handelsnaam die gebruikt wordt voor het RBT;

    • m.

      De coöperatie: het Coöperatief Parkmanagement XL Businesspark Twente U.A, de vereniging belast met het uitvoeren van parkmanagement over het bedrijventerrein;

    • n.

      Erfpachtbedrijf: de voorraad gronden en terreinen, waarvoor geldt dat de grondwaarde niet ineens maar in termijnen is/wordt afgekocht door bedrijven;

    • o.

      Parkmanagement voorzieningen: de door RBT aangebrachte en aan te brengen coöperatieve terreinvoorzieningen.

    Waar in deze regeling artikelen van enige wet of andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van provincie/gemeente, Provinciale Staten/gemeenteraad, Gedeputeerde Staten/burgemeester en wethouders en de Commissaris (van de Koning)/burgemeester onderscheidenlijk het RBT, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

Artikel 3. Algemene taakstelling omtrent te bereiken doelen en te behartigen belangen

  • 1. Het RBT heeft tot taak het ontwikkelen, realiseren, exploiteren en beheren van het in bijlage 1 van deze regeling bedoelde bedrijventerrein, ten tijde van de vaststelling van deze regeling bruto groot ongeveer 180 hectare. Onder deze taak is alles begrepen, wat in de ruimste zin des woords met de ontwikkeling en realisering en de exploitatie en het beheer samenhangt.

  • 2. Tot de te behartigen belangen worden tevens gerekend die welke gebaat zijn bij een duurzame ontwikkeling van het bedrijventerrein.

  • 3. Ontwikkeling en realisering betreffen alle procedures, regelingen en handelingen om het regionaal bedrijventerrein feitelijk te realiseren. Een en ander kan gefaseerd plaatsvinden.

  • 4. Exploitatie en beheer omvatten het totale instrumentarium dat zowel ten behoeve van de verdere ontwikkeling en realisering van dit regionaal bedrijventerrein als ten behoeve van de instandhouding ervan kan worden ingezet.

  • 5. Als onderdeel van – en sturingsmiddel binnen – deze ontwikkeling, realisering, exploitatie en beheer is een belangrijk instrument de grondexploitatie, waarmee de in dit artikel omschreven doelen bereikt kunnen worden.

  • 6. Het verkopen, verhuren en in erfpacht uitgeven van kavels.

  • 7. Het (tijdelijk) beheer van parkmanagementvoorzieningen, totdat deze zijn overgedragen aan de coöperatie.

  • 8. Het (tijdelijk) beheer van de openbare ruimte, totdat de daartoe behorende onroerende zaken in eigendom worden overgedragen aan de gemeente Almelo, al dan niet na uitgifte in erfpacht aan de coöperatie. Onder beheer is mede begrepen het feitelijk beheer van het bedrijventerrein, bestaande uit de feitelijke uitvoering van allerhande beheersmaatregelen in de openbare ruimte, waartoe in ieder geval behoren de wegen en trottoirs, de groenvoorzieningen en de (ondergrondse) infrastructuur, teneinde deze openbare ruimte op een adequate manier in goede orde te kunnen onderhouden.

  • 9. Het (tijdelijk) beheer van het erfpachtbedrijf, totdat de gemeenschappelijke regeling wordt geliquideerd of de grondwaarde volledig is afgekocht.

  • 10. Indien zulks ter uitvoering van de omschreven (deel)taken nodig wordt geacht kan het RBT besluiten tot de oprichting van rechtspersonen teneinde bepaalde ondernemingsgerichte activiteiten op privaatrechtelijke wijze te doen uitvoeren.

  • 11. Ter behartiging van de in deze regeling met de ontwikkeling en realisering van het bedrijventerrein gemoeide belangen is – indien zulks onvermijdelijk is – een samenwerking met private partijen in P(ubliek) P(rivaat) S(amenwerkings)-verband niet op voorhand uitgesloten, doch wel een laatste optie.

Artikel 4. Het afsprakenkader

A. Ten aanzien van de (ruimtelijke) ontwikkeling en realisering van het Bedrijventerrein

  • 1. De gemeente Almelo en de provincie Overijssel verlenen medewerking aan – en leveren een maximale inspanning bij – de te voeren procedures op het gebied van de ruimtelijke ordening en het milieu.

  • 2. De deelnemers stemmen hun ruimtelijk beleid en planologie af en richten dit op de ontwikkeling en realisering van het regionaal bedrijventerrein en waar mogelijk ook ten behoeve van een optimale exploitatie en verantwoord beheer van dit regionaal bedrijventerrein. Ook zal de provincie Overijssel via haar omgevingsvisie en in het kader van het programmeringsoverleg bedrijventerreinen de ontwikkeling in de regio van bedrijventerreinen coördineren en afstemmen op de ontwikkeling van het RBT en zal zij de vestiging van nieuwe bedrijven die voldoen aan het RBT-profiel op bedrijventerreinen in andere Twentse gemeenten ontmoedigen en zo nodig en mogelijk tegengaan.

  • 3. (Vergunning)aanvragen worden door het RBT in goed overleg met het daartoe bevoegde gezag opgesteld, waarna dat gezag zich maximaal zal inspannen om tot een vlotte afwerking van de vereiste procedures te komen.

  • 4. In het geval zich ten aanzien van de in dit artikel bedoelde planologische procedures danwel in verband met de al dan niet op basis daarvan benodigde vergunningverlening problemen voordoen danwel aankondigen, die geheel of gedeeltelijk in de weg staan van een verdere ontwikkeling en realisering van het regionaal bedrijventerrein, zijn de deelnemers gehouden om aan de hand van een daartoe strekkend advies van het Algemeen Bestuur ieder afzonderlijk te besluiten of de regeling met inachtneming van het daaromtrent hierna in de artikelen over ‘Wijziging’ en over ‘Opheffing’ bepaalde moet worden gewijzigd danwel opgeheven.

  • 5. Wat de feitelijke ontwikkeling en realisering aangaat dient de planologie in elk geval de vestiging mogelijk te maken van bedrijven met een zogenaamd RBT-profiel.

  • 6. Per gronduitgifte wordt afgedragen aan de gemeente Almelo, als vergoeding voor de door de gemeente te realiseren en nog te realiseren bovenwijkse voorzieningen. Deze afdracht is thans vastgesteld op € 6,- per m2 uitgeefbaar terrein, gebaseerd op het laatst door Almelo vastgestelde raadsbesluit. De gemeente zendt jaarlijks per 31-12 een factuur aan RBT, die op haar beurt de kosten doorbelast aan de deelnemers, op basis van de in deze gemeenschappelijke regeling vastgelegde verdeelsleutel.

  • 7. Het regionaal bedrijventerrein zal feitelijk gefaseerd worden gerealiseerd, totdat alle grond binnen het RBT-gebied voor het eerst is uitgegeven. Het bouwrijp maken van het bedrijventerrein geschiedt in opdracht van het RBT, zal eveneens gefaseerd plaatsvinden, waarbij de fasering zal worden afgestemd op het tempo, waarin de grond door het RBT kan worden uitgegeven.

B. Ten aanzien van de exploitatie en het beheer van het bedrijventerrein

  • 8. Ter uitvoering van de in artikel 3 omschreven doelen hebben deelnemende gemeenten – ook met het oog op de in dat artikel beoogde belangenbehartiging – de verplichting om bedrijven die voldoen aan het RBT-profiel en die zich binnen het rechtsgebied willen vestigen danwel verplaatsen, naar het regionaal bedrijventerrein te verwijzen.

  • 9. Van de in het vorige lid bedoelde verplichting kan in zeer incidentele gevallen door een deelnemende gemeente worden afgezien op voorwaarde dat de betrokken gemeente een financiële compensatie aan het RBT voldoet. Zolang niet alle grond in het RBT-gebied is uitgegeven bedraagt die compensatie 25% van de verkoopwaarde van een even groot stuk grond in het RBT-gebied van het laagste prijsniveau. In uitzonderlijke gevallen kan het voltallige Dagelijkse Bestuur van het RBT bij unaniem besluit afzien van deze compensatieverplichting.

  • 10. Het Algemeen Bestuur kan met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen besluiten om de in lid 9 bedoelde compensatieverplichting te herzien.

  • 11. De hiervoor bedoelde compensatieverplichting geldt ook en onverkort indien de gronduitgifte na de inwerkingtreding van de regeling te eniger tijd door of samen met een private partij in PPS-verband plaatsvindt, voorzover dat PPS-verband wordt aangegaan na 1 juni 2005.

  • 12. Indien een grootschalig bedrijf van binnen danwel van buiten het rechtsgebied van het RBT zelf uitdrukkelijk de voorkeur geeft aan vestiging op het regionaal bedrijventerrein, maar dit bedrijf niet geheel binnen het RBT-profiel past, kan het Dagelijks Bestuur in bijzondere gevallen hiervan in redelijkheid en billijkheid ontheffing verlenen.

  • 13. Tot de feitelijke taken in het kader van exploitatie en beheer van het regionaal bedrijventerrein behoren het onderhoud en het beheer van de openbare ruimte, totdat de daartoe behorende onroerende zaken aan de gemeente Almelo in eigendom worden overgedragen, al dan niet na uitgifte in erfpacht aan de coöperatie.

  • 14. Wat betreft het beheer en onderhoud van het regionaal bedrijventerrein wordt gewerkt aan een overdracht van verantwoordelijkheden aan de coöperatie waarbij het wenselijk geoordeelde kwaliteitsniveau wordt gebaseerd op het geldende beeldkwaliteitsplan en waarbij tevens aansluiting wordt gezocht bij de bij de deelnemers gebruikelijke eisen voor het beheer en onderhoud van openbare ruimte. Additionele wensen komen voor rekening van de gevestigde bedrijven.

  • 15. De reëel te maken kosten voor beheer en onderhoud worden vergoed door de gemeente Almelo, zulks aan de hand van een daartoe door het Dagelijks Bestuur in overleg met de gemeente Almelo opgesteld en door het Algemeen Bestuur jaarlijks vastgesteld overzicht van de te verwachte kosten voor beheer en onderhoud (dat in de begroting is geïntegreerd). De gemeente Almelo stelt jaarlijks een overzicht beschikbaar van de verkregen opbrengsten uit de aan eigenaren en gebruikers van gronden in het RBT-gebied opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelasting (OZB) welke gelden als referentiekader. Dit overzicht wordt in het jaarverslag van het RBT geïntegreerd.

  • 16. De in het kader van de exploitatie en beheer door het RBT te plegen acquisitie is gericht op bedrijven met een RBT-profiel. De deelnemers richten hun acquisitieactiviteiten daar eveneens op en stemmen het binnen hun eigen gemeente te voeren acquisitiebeleid daar zoveel mogelijk op af.

Hoofdstuk II. Bestuur

Artikel 5. Het Algemeen Bestuur

  • 1. De colleges wijzen uiterlijk binnen 3 maanden na aanvang van elke zittingsperiode van de raden of staten uit hun midden ieder twee leden van het algemeen bestuur aan.

  • 2. De colleges wijzen uit hun midden twee plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur aan die de door hen benoemde leden bij ontstentenis of verhindering vervangen.

  • 3. Indien tussentijds de plaats van een (plaatsvervangend) lid vacant komt, wijst het college van de betrokken deelnemer binnen 8 weken een nieuw (plaatsvervangend) lid aan.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 13 van de wet eindigt het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het algemeen bestuur op de dag aangegeven in artikel c4 van de Kieswet. Aftredende leden blijven hun functie waarnemen totdat opnieuw in de benoeming is voorzien, tenzij betrokkene geen zitting meer heeft in het college.

  • 5. Het (plaatsvervangend) lidmaatschap eindigt eveneens op het moment van uittreding uit deze regeling van een deelnemer die door het (plaatsvervangend) lid wordt vertegenwoordigd.

  • 6. Het Algemeen Bestuur wijst in verband met een eventueel wenselijk te achten roulerend voorzitterschap als eerste voorzitter aan het lid, dat als zodanig wordt voorgedragen door en uit GS Overijssel en kan tevens bepalen hoe lang die voorzitter in functie blijft alsook door wie die voorzitter nadien in beginsel wordt opgevolgd.

  • 7. Het Algemeen Bestuur wijst plaatsvervangende voorzitters aan en bepaalt hun volgorde van optreden.

  • 8. Wanneer door een lid van het Algemeen Bestuur gehandeld is in strijd met het bepaalde in artikel 52, lid 1 jo. artikel 20, lid 1 van de wet is op de voet van artikel 52, lid 2 van de wet het bepaalde in artikel X 7, lid 1 tot en met 5 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Bevoegdheden Algemeen Bestuur

Aan het algemeen bestuur komen alle taken toe die bij of krachtens deze regeling aan de het Algemeen Bestuur zijn opgedragen, en niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter zijn opgedragen. Tot deze taken en bevoegdheden behoren in ieder geval:

  • 1.

    Het vaststellen en wijzigen van de begroting, grondexploitatie, meerjarenraming en vaststellen van de jaarrekening.

  • 2.

    Het vaststellen en wijzigen van een reglement van orde voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Het overeenkomstig artikel 212 Gemeentewet jo. artikel 216 Provinciewet vaststellen en wijzigen van een verordening over de uitgangspunten voor het financiële beleid, en van regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie.

  • 4.

    Het overeenkomstig artikel 213 Gemeentewet jo. artikel 217 Provinciewet vaststellen en wijzigen van een verordening met regels voor de controle op het financiële beheer, en van de inrichting van de financiële organisatie.

  • 5.

    Het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling, met de toetreding tot of de uittreding uit de regeling van een of meer deelnemers en in verband met de opheffing van deze gemeenschappelijke regeling.

Artikel 7. Inlichtingenplicht en verantwoordingsplicht tussen RBT en deelnemers

  • 1. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken de raden, de staten en de colleges ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door hen gevoerde en te voeren bestuur nodig is.

  • 2. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden en de staten de door één of meer leden daarvan overeenkomstig het reglement van orde van die raad en staten verlangde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3. Een verzoek om inlichtingen als bedoeld in lid 2 kan schriftelijk of mondeling worden ingediend bij het betreffende orgaan.

  • 4. Het betreffende orgaan verstrekt de gevraagde inlichtingen binnen een maand na ontvangst van het verzoek.

Artikel 7a. Inlichtingen en verantwoordingsplicht tussen lid algemeen bestuur en deelnemers

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur voorziet de raad en het college van zijn gemeente dan wel de staten en het college van zijn provincie van alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door hem in het algemeen bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig is.

  • 2. Het RBT verleent daartoe de nodige medewerking door onder meer tijdig de agenda’s van vergaderingen van het algemeen bestuur ter inzage te leggen voor de raad dan wel de staten.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur geeft de raad van zijn gemeente dan wel de staten de door één of meer leden daarvan, overeenkomstig het reglement van orde van die raad dan wel de staten verlangde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad en het college van zijn gemeente dan wel de staten of het college van zijn provincie verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde bestuur.

Artikel 7b. Ontslag

Artikel 8. Het Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit vijf leden van het Algemeen Bestuur, één lid van elke deelnemer. Het Algemeen Bestuur wijst daartoe de door de respectievelijke colleges van GS en B&W voorgedragen leden aan.

  • 2. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters van het Algemeen Bestuur bekleden dezelfde functie in het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Het einde van het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur impliceert van rechtswege het einde van lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur.

  • 4. In geval van ontstentenis van een lid van het Dagelijks Bestuur of van een naar het oordeel van de voorzitter te langdurige verhindering anderszins tot het vervullen van zijn taak als zodanig wijst het Algemeen Bestuur het plaatsvervangende lid van de deelnemer aan als lid van het Dagelijks Bestuur.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan een taakverdeling vaststellen voor de leden.

  • 6. Op leden van het Dagelijks Bestuur is het bepaalde in artikel 5, lid 8, hiervoor van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9. Bevoegdheden Dagelijks Bestuur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is belast met:

    • a.

      het voorbereiden van al hetgeen door het Algemeen Bestuur zal worden voorgesteld aan de deelnemers en van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing wordt voorgelegd, voorzover die voorbereiding niet aan anderen is opgedragen;

    • b.

      het uitvoeren van besluiten van het Algemeen Bestuur, waaronder die met betrekking tot de uitvoering van de begroting en grondexploitatie, grondaankoop en gronduitgifte;

    • c.

      het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van het RBT;

    • d.

      het nemen van besluiten tot het voeren van rechtsgedingen en tot het aangaan van minnelijke schikkingen ter voorkoming danwel beëindiging daarvan alsmede het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit;

    • e.

      het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van het RBT, alsmede op al wat het RBT aangaat;

    • f.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel;

    • g.

      het behartigen van de belangen van het RBT bij andere overheidslichamen en instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor het RBT van belang is;

    • h.

      het afkondigen van besluiten, waarvan de afkondiging bij de wet, bij deze regeling of bij besluit van het Algemeen Bestuur is voorgeschreven;

    • i.

      het desgevraagd dienen van bericht en raad over alle zaken, het RBT betreffende, aan de departementen van het landelijk bestuur, aan het provinciaal bestuur van Overijssel en aan de besturen van de deelnemende gemeenten, tenzij zulks van het Algemeen Bestuur wordt verlangd;

    • j.

      het vaststellen van plannen en voorwaarden van aanbesteding of uitvoering van werken en leveranties, welker vaststelling het Algemeen Bestuur zich niet heeft voorbehouden;

    • k.

      het houden van toezicht op de handelingen van de directeur;

    • l.

      het vaststellen en wijzigen van een bezoldigingsverordening;

    • m.

      het vaststellen en wijzigen van het directiestatuut;

    • n.

      het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen met uitzondering van die als bedoeld in artikel 31a van de wet.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen de in het eerste lid genoemde taken, voorzover zij daarvoor in aanmerking komen, mandateren dan wel volmachtigen aan één of meer van zijn leden, de secretaris, of de directeur.

  • 3. Ten behoeve van een slagvaardig bestuur en beheer kan het Dagelijks Bestuur ook wijzigingsbesluiten nemen ten aanzien van de begroting en de grondexploitatie alsmede wijzigingsbesluiten nemen ten aanzien van de onderwerpen, genoemd in artikel 6 lid 3 tot en met 5, mits deze besluiten bij unanimiteit van stemmen in het Dagelijks Bestuur zijn genomen en – voorzover dat niet het geval is – bij de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur wel met 2/3 meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen achteraf worden bekrachtigd.

    Wijzigingsbesluiten inzake de begroting en/of de grondexploitatie, waaraan financiële gevolgen zijn verbonden die uitstijgen boven het laatst vastgestelde grondexploitatietekort en risico kunnen door het Dagelijks Bestuur slechts bij unanimiteit worden genomen en dienen door het Algemeen Bestuur achteraf ook steeds bij unanimiteit worden bekrachtigd.

  • 4. Ten behoeve van een slagvaardig bestuur en beheer kan het Dagelijks Bestuur de in dit artikel genoemde taken en bevoegdheden uitoefenen door middel van het nemen van besluiten die – mits passend binnen het totaal van de begroting – in financieel opzicht 10% mogen afwijken van hetgeen ingevolge de vigerende begroting zou hebben te gelden.

Artikel 10. Informatie- en verantwoordingsplicht tussen Dagelijks Bestuur en Algemeen Bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 11. Vergaderingen

  • 1. In de vergadering van het Dagelijks en Algemeen Bestuur worden geen besluiten genomen indien niet ten minste de meerderheid van de leden, waaronder in ieder geval de voorzitter, van het bestuur aanwezig is.

  • 2. Voor het nemen van een besluit in het Dagelijks en Algemeen Bestuur wordt de volgende stemverdeling toegepast: de provincie Overijssel en de gemeenten Almelo, Enschede en Hengelo elk twee (2) stemmen per lid en de gemeente Borne één (1) stem per lid.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of één van zijn leden dit verzoekt.

  • 4. Voor de besluitvorming in het Dagelijks Bestuur en de oplegging en opheffing van de verplichting tot geheimhouding zijn de bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Provinciewet voor het College van Gedeputeerde Staten en Gemeentewet voor het college dan Burgemeester en Wethouders van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De door het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur vastgestelde reglementen van orde voor hun vergaderingen alsmede de daarin aan te brengen wijzigingen worden zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht van de deelnemers.

  • 6. Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur kunnen personen uitnodigen als adviseur aan hun vergaderingen deel te nemen.

Artikel 12. Stemverdeling

  • 1. In vergaderingen van het Algemeen Bestuur wordt met gewone meerderheid van stemmen van de leden besloten, tenzij in deze regeling anders is aangegeven. Er kan niet bij volmacht worden gestemd. Indien een lid verhinderd is, kan de plaatsvervanger zijn plaats innemen. Er kan ook een schriftelijke stem worden ingebracht. Bij het staken der stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 2. In vergaderingen van het Dagelijks Bestuur wordt met gewone meerderheid van stemmen van de leden besloten, tenzij in de regeling anders is aangegeven. Er kan niet bij volmacht worden gestemd. Er kan ook een schriftelijke stem worden ingebracht. Bij het staken der stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 3. Besluiten met betrekking tot de in artikel 6 genoemde bevoegdheden kunnen met een gewone meerderheid van stemmen binnen het Algemeen Bestuur worden genomen, tenzij in deze regeling anders is aangegeven.

  • 4. Besluiten met betrekking tot de in artikel 9 lid 1 lid genoemde bevoegdheden kunnen met een gewone meerderheid van stemmen binnen het Dagelijks Bestuur worden genomen.

Artikel 13. De voorzitter

  • 1. De voorzitter leidt de vergaderingen van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Hij tekent met de secretaris de stukken, die van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 3. Hij vertegenwoordigt het RBT in en buiten rechte en kan die vertegenwoordiging onder de goedkeuring van het Dagelijks Bestuur overdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

  • 4. In het geval de provincie danwel een der andere deelnemers partij is in een geding waarin het RBT is betrokken, wordt het RBT vertegenwoordigd door een ander door het Dagelijks Bestuur aan te wijzen lid. Dit geldt mutatis mutandis ook voor de plaatsvervangend voorzitter.

  • 5. Hij is belast met het toezicht op de uitvoering van de besluiten van het Algemeen en Dagelijks Bestuur.

  • 6. Hij is samen met de secretaris belast met de controlling van besluiten van de directeur (zoals bedoeld in artikel 17) en de naleving van het directiestatuut.

Artikel 14. Vergoedingen

  • 1. De leden van het Algemeen en Dagelijks Bestuur en de leden van een adviescommissie kunnen met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 21 en 24 van de wet een door het Algemeen Bestuur vast te stellen vergoeding in de kosten ontvangen.

  • 2. De leden van een adviescommissie die geen deel uitmaken van de besturen van de deelnemers kunnen voor het bijwonen van de vergaderingen een vergoeding ontvangen waarvan de hoogte door het Algemeen Bestuur wordt vastgesteld.

Artikel 15. Adviescommissies

  • 1. Indien het Algemeen Bestuur met het oog op de behartiging van bepaalde in artikel 3 van deze regeling bedoelde belangen een commissie heeft ingesteld, de bevoegdheden en samenstelling daarvan heeft geregeld en voor de leden van die commissie tevens tegemoetkomingen in, of vergoedingen van de al dan niet bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen heeft vastgesteld, zijn de artikelen 93 tot en met 96 van de Provinciewet van toepassing.

Hoofdstuk III. Personeel

Artikel 16. Secretaris

  • 1. Het Dagelijks Bestuur benoemt een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. De secretaris kan niet zijn een lid van het Algemeen of Dagelijks Bestuur of van de organen waaruit en waardoor die leden zijn benoemd of aangewezen en kan niet zijn lid van de gemeenteraad of provinciale staten van de deelnemers.

  • 2. De jaarwedde van de secretaris wordt vastgesteld door het Dagelijks Bestuur.

  • 3. De secretaris is samen met de voorzitter belast met de controlling van besluiten van de directeur (zoals bedoeld in artikel 17) en de naleving van het directiestatuut.

Artikel 17. Taken van de secretaris

  • 1. De secretaris heeft tot taak het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter in alles, wat de hun opgedragen taak aangaat, behulpzaam te zijn.

  • 2. Door de secretaris worden alle stukken, die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan mede ondertekend.

  • 3. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis wordt de (plaatsvervangend) secretaris vervangen op de wijze door het Dagelijks Bestuur te bepalen.

Artikel 18. De directeur

  • 1. Het Dagelijks Bestuur benoemt een directeur. De directeur kan niet zijn een lid van het Algemeen of Dagelijks Bestuur of van de organen waaruit en waardoor die leden zijn benoemd of aangewezen en kan niet zijn lid van de gemeenteraad of provinciale staten van de deelnemers en hij kan geen (plaatsvervangend) secretaris van het RBT zijn.

  • 2. De taken, bevoegdheden en verplichtingen van de directeur worden geregeld in een directiestatuut dat door het Dagelijks Bestuur wordt vastgesteld.

  • 3. De directeur mag – behoudens machtiging daartoe van het Dagelijks Bestuur – geen handelingen verrichten als bedoeld in artikel 20, lid 1 van de wet.

  • 4. De directeur woont de vergaderingen bij van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur. Hij heeft in de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur een adviserende stem.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan een plaatsvervanger voor de directeur aanwijzen.

  • 6. De directeur mag geen andere bezoldigde betrekkingen of ambten bekleden zonder toestemming van het Dagelijks Bestuur.

  • 7. De jaarwedde van de directeur wordt door het Dagelijks Bestuur vastgesteld.

Artikel 19. Rechtspositieregelingen

  • 1. De bezoldiging van het personeel wordt geregeld door het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Tenzij het Dagelijks Bestuur anders bepaalt, zijn op hen alsmede op de secretaris en de directeur, de rechtspositieregelingen, zoals die gelden voor de medewerkers van de Regio Twente van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk IV. Financiën

Artikel 20. Inrichting van het financieel beheer

  • 1. De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht, overeenkomstig bij Algemene Maatregel van Bestuur gegeven regels.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 212 van de Gemeentewet en artikel 216 van de Provinciewet een verordening vast voor het financiële beleid en van regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie.

Artikel 21. Begroting en jaarrekening

  • 1. Het (Dagelijks) Bestuur dient vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders ter kennisname aan de raden/staten van de deelnemers sturen.

  • 2. De (voorlopige) jaarrekening met het verslag van de accountant, moet vóór 15 april worden aangeboden aan de raden/staten).

  • 3. De ontwerpbegroting wordt acht weken voordat deze ter vaststelling aan het algemeen bestuur wordt toegezonden, doch uiterlijk 15 april, toegezonden aan de raden/staten. De raden/staten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen hierover naar voren brengen (artikel 59 derde lid). Het Dagelijks Bestuur voegt deze commentaren bij de ontwerpbegroting zoals die aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het dagelijks bestuur stuurt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch uiterlijk vóór 15 juli aan de Minister van BZK).

  • 5. Het besluit tot vaststelling van de jaarrekening strekt – voorzover het de daarin opgenomen baten en lasten betreft – het Dagelijks Bestuur tot décharge behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

  • 6. Het algemeen bestuur stelt de begroting uiterlijk 31 juli vast.

  • 7. Het dagelijks bestuur stuurt de vastgestelde begroting van de gemeenschappelijke regeling binnen twee weken na vaststelling, doch vóór 1 augustus, toe aan de Minister van BZK.

  • 8. Nadat de begroting is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur zo nodig de begroting aan de raden van de deelnemende raden/staten, zodat zij kunnen zien wat er met hun zienswijzen is gebeurd en zodat zij deze zienswijzen waar nodig kenbaar kunnen maken bij BZK. Wanneer de ontwerpbegroting ongewijzigd wordt vastgesteld, dan is het niet nodig om deze opnieuw aan de raden/staten te zenden.

Artikel 22. Exploitatie, inbreng en risico

  • 1. De RBT-gebied wordt als één bedrijventerrein geëxploiteerd.

  • 2. Het Algemeen Bestuur besluit of een nadelig exploitatiesaldo van het RBT:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk wordt afgeschreven ten laste van de algemene reserve, danwel

    • b.

      geheel of gedeeltelijk in rekening wordt gebracht bij de deelnemers.

  • 3. Het Algemeen Bestuur besluit of een positief saldo van de jaarrekening van het RBT:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk zal worden gestort in de algemene reserve, danwel

    • b.

      geheel of gedeeltelijk zal worden uitgekeerd aan de deelnemers.

  • 4. Indien bij besluit van het Algemeen Bestuur tekorten in rekening worden gebracht bij de deelnemers of een positief saldo wordt uitgekeerd, geschiedt dat in de volgende verhouding:

    • 23% provincie Overijssel;

    • 3% gemeente Almelo;

    • 23% gemeente Enschede;

    • 23% gemeente Hengelo en

    • 8% gemeente Borne.

  • 5. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. De benodigde middelen volgen jaarlijks uit de begroting en jaarverantwoording van het RBT. Hierin wordt in ieder geval het volgende opgenomen:

    • -

      de inschatting van het grondexploitatietekort, dat door de deelnemers wordt afgedekt

    • -

      het risicoprofiel, als hulpmiddel voor de deelnemers, voor de bepaling van het benodigde weerstandsvermogen

    • -

      overige bijdragen die volgen uit deze gemeenschappelijke regeling of waartoe bij vaststelling van de begroting is/wordt besloten

  • 6. Indien aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

  • 7. Tot wijziging van de in dit artikel bedoelde verdeelsleutel kan met inachtneming van het hierna in het artikel over ‘Wijziging’ bepaalde alleen bij unanimiteit door het Algemeen Bestuur worden besloten.

  • 8. Ingebracht worden voorts de aanspraken op zowel de door een of meer van de deelnemers ten behoeve van de ontwikkeling en realisering van het RBT aangevraagde en toegekende subsidiebedragen, voorzover deze niet reeds zijn uitgekeerd en verdisconteerd in reeds in eigendom verworven onroerende zaken als op de door een of meer van de deelnemers aan te vragen subsidies.

Artikel 23. Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam/het samenwerkingsverband, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling (Archiefverordening), die aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

  • 2. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3. De archivaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

Artikel 24. Toetreding

  • 1. Tot de regeling kunnen uitsluitend colleges van gemeenten toetreden.

  • 2. De deelname gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en het bevoegde bestuursorgaan van de toetredende deelnemer.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt voor de nieuwe deelnemer een toetredingsvergoeding vast gerelateerd aan de stand van het weerstandsvermogen en andere voorwaarden waaraan de nieuwe deelnemer moet voldoen.

Artikel 25. Uittreding

  • 1. Indien een deelnemer na verkregen toestemming van zijn raad en staten heeft besloten uit de regeling te treden, doet deze van het voornemen hiertoe mededeling aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt het voorgenomen besluit onverwijld aan de andere deelnemers.

  • 2. Indien een deelnemer wil uittreden, zal deze in het kader van de afwikkeling van de financiële gevolgen daarvan een compensatie verschuldigd zijn voor de rechten en verplichtingen die RBT voor de uitvoering van taken voor deze deelnemer is aangegaan. De hoogte van de compensatie wordt nader bepaald door het algemeen bestuur op basis van de begroting over het jaar voorafgaand aan het jaar van uittreding.

  • 3. Op basis van de vastgestelde compensatie neemt de betreffende deelnemer een definitief besluit over uittreding uit de regeling. Hij zendt het definitieve besluit aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt het definitieve besluit van de deelnemer onverwijld aan de andere deelnemers.

  • 4. De uittreding uit de regeling treedt in werking met inachtneming van een termijn van een jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het uittredingsbesluit, zoals bedoeld in het tweede lid, is toegezonden.

Artikel 26. Wijziging

  • 1. Deze regeling kan op voorstel van het algemeen bestuur of van een deelnemer worden gewijzigd door een daartoe strekkend besluit van alle deelnemende colleges met toestemming van hun raden dan wel staten.

  • 2. Indien het algemeen bestuur een wijziging van deze regeling wenselijk acht, zendt het dagelijks bestuur de door het algemeen bestuur vastgestelde ontwerpwijziging met een toelichting aan de colleges.

  • 3. De colleges hebben de gelegenheid binnen acht weken na dagtekening hun zienswijzen naar voren te brengen dan wel toestemming als bedoeld in artikel 51 van de wet te vragen aan hun gemeenteraden dan wel provinciale staten en een besluit te nemen.

  • 4. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op een wijziging van de regeling die uitsluitend betrekking heeft op aanpassingen aan veranderde wettelijke bepalingen. Tot dergelijke wijziging kan worden besloten door middel van een besluit van het algemeen bestuur met gewone meerderheid van stemmen.

Artikel 27. Opheffing en liquidatie

  • 1. Een besluit tot opheffing wordt door het Dagelijks Bestuur van het RBT verzonden aan de deelnemers, zulks mede met het oog op de opname in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Indien de wet dit toelaat, kan deze gemeenschappelijke regeling op voorstel van het algemeen bestuur worden opgeheven door een daartoe strekkend besluit van de betrokken bestuursorganen van de deelnemers met toestemming van hun raad dan wel Provinciale Staten.

  • 3. Door het algemeen bestuur wordt een liquidatieplan opgesteld na alle deelnemers te hebben geraadpleegd. In het liquidatieplan worden de financiële verplichtingen en de overige gevolgen van de opheffing geregeld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. De activa worden gewaardeerd door een commissie, waarin zitting hebben een jurist, een accountant, een fiscalist, een planeconoom en een rentmeester-taxateur. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen.

  • 5. Bij een dergelijke afwikkeling geldt als basisuitgangspunt dat activa en passiva na aftrek van alle met de opheffing en liquidatie samenhangende kosten worden verdeeld naar rato van de verhoudingen zoals die golden ten tijde van de inbreng of het ontstaan van die activa en die ten tijde van het ontstaan van de passiva.

  • 6. Het liquidatieplan omvat een sociaal plan en voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel dat is aangesteld bij of in dienst is van het RBT.

  • 7. Bij de ontbinding van het RBT in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft het RBT voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.

Artikel 28. Geschillen

  • 1. Een eventueel geschil tussen een deelnemer en het RBT wordt door de ene partij schriftelijk voorgelegd aan de andere partij met het doel om gezamenlijk tot overeenstemming te komen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan ten behoeve van de beslechting van geschillen als bedoeld in het vorige lid een regeling vaststellen, onverminderd het bepaalde in artikel 136 van de Grondwet.

  • 3. Indien zich zaken voordoen waarin de gemeenschappelijke regeling of de reglementen van orde niet voorzien, treft het algemeen bestuur de nodige voorzieningen. Het algemeen bestuur doet van deze voorzieningen onverwijld mededeling aan de deelnemers.

Artikel 29. Klachtrecht

Tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18 van de Algemene wet bestuursrecht is bevoegd de Stichting De Overijsselse Ombudsman voor zover één van de deelnemende gemeenten eveneens deze stichting als ombudsman heeft aangewezen.

Hoofdstuk VI. Slotbepalingen

Artikel 30. Looptijd

  • 1. Deze regeling wordt aangegaan voor in beginsel onbepaalde tijd en is een wijziging van de op 9 december 2015 bijgestelde gemeenschappelijke regeling.

Artikel 31. Bekendmaking

  • 2. Gedeputeerde Staten zijn belast met de tijdige bekendmaking overeenkomstig artikel 53, lid 2 van de wet.

  • 3. Deze regeling treedt in werking de dag volgend op de dag van bekendmaking.

Artikel 32. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Regionaal Bedrijventerrein Twente’.

Ondertekening

B&W Almelo: 12.02.2019

Kenmerk: 1906828

 

gemeenteraad Almelo: 19.03.2019

Kenmerk: R 1905302

 

B&W Borne: 02.04.2019

Kenmerk: 19int00639

 

gemeenteraad Borne: 07.05.2019

Kenmerk: 19int00655

 

B&W Enschede: 12.03.2019

Kenmerk: 1900014037

  

gemeenteraad Enschede: 08.04.2019

Kenmerk:1900019832

  

B&W Hengelo: 26.02.2019

Kenmerk: 2333744

  

gemeenteraad Hengelo: 09.04.2019

Kenmerk: 2337588

  

GS Overijssel: 25.06.2019

Kenmerk: 2019/0188116

  

PS Overijssel: 27.02.2019

Kenmerk: PS/2019/79

Bijlage 1

afbeelding binnen de regeling