Regeling vervallen per 01-01-2024

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie sociale basis (Subsidieregeling Sociale Basis)

Geldend van 01-11-2019 t/m 31-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-09-2019

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie sociale basis (Subsidieregeling Sociale Basis)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2013: Algemene subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b.

    aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling: draagt binnen de organisatie zorg voor de borging van procedures voor het handelen bij huiselijk geweld en kindermishandeling (De Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2019) en treedt op als expert bij een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    dagelijks bestuur: bestuur van een bestuurscommissie en lokaal verlengd bestuur;

  • e.

    ervaringsdeskundige: iemand die opgeleid is om eigen ervaringen te benutten om anderen te ondersteunen;

  • f.

    gebiedsgerichte uitwerking sociale basis: jaarlijks voorafgaand aan subsidiejaar door DB vast te stellen plan waarin wordt bepaald wat nodig is om gebiedsgerichte opgaven te realiseren passend binnen het kader Samen vooruit en de daarbij benoemde focus vanuit het college;

  • g.

    maatje: een door een professionele organisatie opgeleide en begeleide vrijwilliger die één-op-één gekoppeld wordt aan een burger die een al dan niet gearticuleerde ondersteuningsvraag heeft;

  • h.

    mantelzorger: geeft langdurig, intensief en onbetaald zorg en ondersteuning aan iemand met wie hij/zij een persoonlijke band heeft;

  • i.

    penvoerder: organisatie die namens een samenwerkingsverband de aanvraag indient en verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering van de beschikking;

  • j.

    preventie: voorkomen en vroegtijdig ingrijpen bij problemen;

  • k.

    positieve gezondheid: het vermogen van mensen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven;

  • l.

    “Samen vooruit”: beleidskader 2020-2023 voor de sociale basis;

  • m.

    sociale accommodatie: laagdrempelige en toegankelijke plek voor en door wijkbewoners; bedoeld als een knooppunt om elkaar te ‘vinden’ (ontmoeten) en om te ‘verbinden’ (participeren en activeren). Bewoners (zowel volwassenen als jeugd) van de wijk worden er gefaciliteerd om initiatieven te ontplooien en kunnen in sociale accommodaties deelnemen aan activiteiten;

  • n.

    sociale basis: breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk, om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad;

  • o.

    sociale opgaaf: te doen wat nodig is om de gewenste situatie op het sociale domein te realiseren. Deze opgaaf is breder dan die op de sociale basis alleen;

  • p.

    vrijwillige inzet: onbetaalde inzet voor een ander of groep met een ondersteuningsbehoefte of voor activiteiten (in de buurt);

  • q.

    vrijwilliger: iemand die zich onbetaald en belangeloos inzet voor anderen die hulp of zorg nodig hebben, of bijdraagt aan activiteiten (in de buurt);

  • r.

    vrijwilligersorganisaties: organisatie met een maatschappelijke doelstelling zonder winstoogmerk, die met enige regelmaat activiteiten organiseert in het algemeen belang waarbij de uitvoering door vrijwilligers wordt gedaan;

  • s.

    wijkteam: een professioneel team dat als bedieningsgebied een wijk heeft. In Amsterdam zijn wijkteams naar 22 gebieden georganiseerd;

  • t.

    zelfredzaamheid: het vermogen om dagelijkse activiteiten zelfstandig te kunnen doen.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling

Deze regeling is van toepassing op de sociale basis. Het doel van deze regeling is het versterken van de sociale basis zoals beschreven in het kader “Samen Vooruit”.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan voor de activiteiten in de sociale basis, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van deze regeling periodieke of éénmalige subsidie verlenen.

  • 2. In hoofdstuk 2 kunnen voor een activiteit in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 1 bepalingen zijn opgenomen.

Artikel 1.5 Subsidieplafond

Het college stelt voor de verschillende activiteiten genoemd in artikel 2.1 jaarlijks een subsidieplafond voor éénmalige en een subsidieplafond voor periodieke subsidie vast.

Artikel 1.6 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1. Aanvragen om éénmalige subsidie kunnen vanaf 1 november voor het jaar waarop ze betrekking hebben worden ingediend en worden behandeld in volgorde van binnenkomst.

  • 2. Aanvragen voor periodieke subsidie voor vergelijkbare activiteiten, die niet worden geweigerd op grond van artikel 1.9 worden gerangschikt naar de mate waaraan wordt bijgedragen aan het beleid.

  • 3. Bij de rangschikking worden de volgende criteria gehanteerd:

    • -

      de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van deze subsidieregeling;

    • -

      de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de prioriteiten van het college met betrekking tot de sociale basis;

    • -

      de mate waarin de aanvraag aansluit bij de gebiedsgerichte opgave(n);

    • -

      de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft, over verbinding met (organisaties in) de wijk en de buurt te beschikken en voldoende kennis heeft over de verhoudingen en omstandigheden in de wijk of de buurt;

    • -

      de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners is geborgd;

    • -

      aantoonbare samenwerking met partners rondom de brede sociale opgaaf;

    • -

      gerichtheid op preventie, inclusie en cultuursensitiviteit;

    • -

      de mate van continuïteit van dienstverlening aan de Amsterdammer;

    • -

      de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis met betrekking tot (het werken met) kwetsbare groepen;

    • -

      de prijs-kwaliteitsverhouding;

    • -

      de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken;

  • 4. De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde van de rangschikking.

Artikel 1.7 De aanvrager

Als sprake is van een samenwerkingsverband dient één van de betrokken partijen als penvoerder de aanvraag in, namens het samenwerkingsverband en draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de beschikking

Artikel 1.8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • a.

    een activiteitenplan waarin naast het omschrijven van de activiteiten wordt uitgewerkt:

    • -

      op welk gebied of gebieden de aangevraagde subsidie betrekking heeft

    • -

      de criteria uit artikel 1.6

    • -

      de doelgroep(en) waarop met activiteiten wordt gericht

    • -

      voor zover van toepassing, de aanvullende verplichtingen uit artikel 1.10

  • b.

    een begroting uitgesplitst naar activiteit, gebied en mate van co-financiering.

Artikel 1.9 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds heeft plaatsgevonden.

  • 2. In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASA 2013 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

    • a.

      de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling en/of niet in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid;

    • b.

      de activiteiten naar oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan de prioriteiten die het college met de sociale basis heeft;

    • c.

      de activiteiten naar het oordeel van het college niet passen binnen de subsidiabele activiteiten zoals in deze regeling omschreven;

    • d.

      de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende aansluiten bij de gebiedsgerichte opgave;

    • e.

      er naar het oordeel van het college al voldoende aanbod is in het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft wat in de vraag voorziet;

    • f.

      de aanvrager naar het oordeel van het college niet of onvoldoende beschikt over verbinding met het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • g.

      sprake is van een activiteit waarin reeds op andere wijze wordt voorzien of waarvoor financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is;

    • h.

      de activiteiten naar het oordeel van het college te grote risico’s met zich mee brengen voor de ontwikkeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of andere betrokkenen.

Artikel 1.10 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, kunnen aan de subsidieverlening de volgende verplichtingen worden verbonden:

    • a.

      accommodaties waar de activiteiten plaatsvinden zijn bereikbaar, fysiek toegankelijk en bruikbaar en de activiteiten zijn sociaal toegankelijk voor alle Amsterdammers;

    • b.

      in communicatie over activiteiten dient er rekening te worden gehouden met Amsterdammers die laaggeletterd zijn of visuele of auditieve beperkingen hebben;

    • c.

      activiteiten worden aangekondigd op het daartoe door het college aangewezen digitale online-platform;

    • d.

      de subsidieontvanger heeft een geïmplementeerde Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en wijst een aandachtsfunctionaris binnen de organisatie aan. Kleine informele partijen bij wie dit niet haalbaar is, maken samenwerkingsafspraken met een aandachtsfunctionaris bij een andere organisatie;

    • e.

      een eventueel te vragen bijdrage voor deelname aan een activiteit wordt voor aanvang van de activiteit gecommuniceerd met deelnemers en wordt zo vastgesteld dat deze geen drempel vormt voor Amsterdammers met een laag inkomen;

    • f.

      ervaringsdeskundigen worden betrokken bij het ontwikkelen, organiseren en uitvoeren van activiteiten;

    • g.

      er wordt gewerkt binnen stedelijke uitvoeringsafspraken tussen uitvoerders en gemeente;

    • h.

      het hebben van een vastgesteld vrijwilligersbeleid;

    • i.

      het voorkomen van ongezond gedrag;

    • j.

      het creëren van een veilig sportklimaat;

    • k.

      professionals en vrijwilligers die rechtstreeks werken met jeugdigen en/of kwetsbare volwassenen/ouderen/Amsterdammers met regieverlies, zijn in het bezit van een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG);

    • l.

      het hanteren van gedragsregels met betrekking tot het voorkomen van en omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Artikel 1.11 Bij verantwoording in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 wordt bij de aanvraag vaststelling subsidie een financiële verantwoording met een gelijke indeling als de bij de aanvraag verlening ingediende begroting overlegd.

Hoofdstuk 2 Activiteiten sociale basis

Paragraaf 2.1 Algemeen

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

Het college kan éénmalige of periodieke subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten gericht op:

  • a.

    samenredzaamheid: perspectief dankzij een sterk netwerk voor alle Amsterdammers;

  • b.

    zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen volwassenen;

  • c.

    zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen jeugd;

Paragraaf 2.2 Samenredzaamheid: perspectief dankzij een sterk netwerk voor alle Amsterdammers

Artikel 2.2 Activiteiten samenredzaamheid

De activiteiten waarvoor subsidie kan worden verleend zijn:

  • a)

    beheer en exploitatie van sociale accommodaties of tenminste ondersteuning aan hen die dit uitvoeren;

  • b)

    coördinatie van programmering van sociale accommodaties of tenminste ondersteuning aan hen die dit uitvoeren;

  • c)

    ontvangen, verwijzen en toeleiden van Amsterdammers naar passende activiteiten en/of voorzieningen;

  • d)

    stimuleren van ontmoeting, netwerkvorming en een kansrijke omgeving;

  • e)

    ondersteunen en faciliteren van zelforganisaties en bewoners(groepen) bij het organiseren van activiteiten waarin een divers, samenhangend aanbod met voldoende spreiding binnen de sociale basis het uitgangspunt is;

  • f)

    het stimuleren van vrijwillige inzet en het werven, matchen, toerusten en begeleiden van vrijwilligers;

  • g)

    het stimuleren en toerusten van vrijwilligers en professionals om (jonge) mantelzorgers te herkennen, bereiken en toe te leiden naar passende ondersteuning;

  • h)

    preventie en vroegsignalering;

  • i)

    bevorderen van de inclusiviteit van de samenleving.

Artikel 2.3 Aanvullende verplichtingen:

Aan de subsidie voor activiteiten onder 2.2 a geldt dat de aanvrager er zorg voor draagt dat er binnen de sociale accommodatie voldoende ruimte beschikbaar is voor activiteiten voor en door bewoners.

Paragraaf 3 Zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen

Artikel 2.4 Activiteiten zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen volwassenen:

De activiteiten waarvoor subsidie kan worden verleend zijn:

het (groepsgericht) aanbieden van activiteiten gericht op:

  • -

    het bieden van (informele) praktische hulp en steun

  • -

    het ontdekken van talenten en het vergroten en onderhouden van vaardigheden

  • -

    het ontwikkelen van kennis

op tenminste onderstaande thema’s:

  • a.

    gezonde leefstijl, sporten en bewegen en voeding;

  • b.

    financiële zelfredzaamheid;

  • c.

    sociale - en cognitieve vlak;

  • d.

    taal, rekenen en digitaal; basisvaardigheden

  • e.

    omgaan met tegenslagen of ingrijpende levensgebeurtenissen en verleiding;

  • f.

    vergroten van weerbaarheid;

  • g.

    vergroten van kansen op werk

  • h.

    op peil houden zelfredzaamheid en langer zelfstandig kunnen blijven wonen

  • i.

    vergroten bespreekbaarheid huiselijk geweld en kindermishandeling

  • j.

    mantelzorg

Artikel 2.5 Activiteiten zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen Jeugd

De activiteiten gericht op Amsterdamse jeugdigen waarvoor subsidie kan worden verleend zijn:

  • a)

    laagdrempelige ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen, met name de spelinloop;

  • b)

    activiteiten, (veelal) buiten schooltijd voor en door jeugdigen op gebied van de thema's sport en gezondheid, kunst en cultuur, natuur en techniek, media en communicatie en burgerschapsvorming en beroepsoriëntatie;

  • c)

    informatie, advies en voorlichting voor jongeren om een hulp of informatievraag te verhelderen, eventueel het gesprek daarover te voeren met ouders en om de weg naar hulp of ondersteuning te vinden;

  • d)

    laagdrempelige begeleiding of coaching voor jeugdigen die extra tijd en aandacht nodig hebben of kunnen gebruiken bij het opgroeien en hun persoonlijke en cognitieve ontwikkeling;

  • e)

    professioneel kinder- en jongerenwerk;

  • f)

    veldwerk voor jeugdigen die begeleiding nodig hebben;

Artikel 2.6 Aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder 2.5 kan worden aangevraagd door een professionele organisatie met personeel dat gekwalificeerd is voor de uitvoering van de werksoort, of door aanvragers die aantoonbaar samenwerken met één of meerdere professionele organisaties, en die aantoonbaar beschikken over voldoende pedagogische kwaliteiten.

Artikel 2.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5 van de ASA 2013 wordt bij de aanvraag verlening voor activiteiten zoals genoemd onder artikel 2.5 indien sprake is van een niet-professionele aanvrager, aangetoond dat pedagogische kwaliteiten die nodig zijn voor de uitvoering van activiteiten zijn geborgd.

Artikel 2.8 Aanvullende verplichtingen

  • 1. In aanvulling op artikel 1.10 wordt als aanvullende verplichting voor activiteiten onder artikel 2.5 aan de verlening verbonden:

    • a.

      gezondheid: op activiteiten met jeugdigen wordt geen ongezond eten en drinken aangeboden, niet gerookt, geen alcohol geschonken en geen reclame gemaakt voor ongezonde producten;

    • b.

      activiteiten hebben plaats in een fysiek & sociaal veilige omgeving;

    • c.

      kennis van beleid “in veilige handen” en van pedagogische afspraken in het gebied;

    • d.

      werken met de verbeterde meldcode kindermishandeling;

  • 2. In aanvulling op artikel 1.10 kan als aanvullende verplichting voor activiteiten onder artikel 2.5 aan de verlening worden verbonden:

    • a.

      samenwerking met (preventieve) jeugdhulp (o.a. ouderkindteams & aanbieders vanuit het Flexibel Preventief Aanbod Jeugd), SamenDOEN, onderwijs, voorscholen, Jeugd en Veiligheid;

    • b.

      kunnen signaleren van problematiek die zwaardere vormen van hulp vereisen;

    • c.

      competent zijn om te gaan met de doelgroep en beschikken over culturele sensitiviteit;

    • d.

      aansluiten bij belevingswereld van jeugdigen en zijn geschoold in het ondersteunen van vraagstukken die onder jeugdigen spelen;

    • e.

      actief binnenhalen van kwetsbare groepen.

Hoofdstuk 3

Artikel 3.1 Looptijd regeling

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2019 en werkt terug tot en met 1 september 2019.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024.

  • 3. De Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017 vervalt met ingang van 1 januari 2020.

  • 4. De Subsidieregeling lokale sportstimulering vervalt met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 3.2 Overgangsbepaling

  • 1. Een aanvraag om verlening en vaststelling van subsidie op grond van de Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017, of op grond van de Subsidieregeling lokale sportstimulering, waarop bij de inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist wordt afgedaan volgens de bepalingen van betreffende regeling.

  • 2. Een subsidie die is verleend op grond van de Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017, of op grond van de Subsidieregeling lokale sportstimulering, wordt vastgesteld volgens de bepalingen van betreffende regeling.

  • 3. Een langlopende/meerjarige subsidie verleend op grond van de Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017, kan tussentijds gewijzigd worden, en wordt aan het einde van de langlopende/meerjarige periode vastgesteld, volgens de bepalingen van die regeling.

Artikel 3.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Sociale Basis.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Femke Halsema,

burgemeester

Peter Teesink,

Gemeentesecretaris

Toelichting bij de subsidieregeling

Algemene toelichting

Activiteiten in de sociale basis zijn veelvormig en houden zich niet aan gemeentelijke indelingen.

Ze richten zich veelal op meerdere doelen en vinden soms plaats in meerdere stadsdelen of juist in een buurt op de grens tussen 2 gebieden. Dit vraagt om een brede inhoudelijke afweging van alle subsidieaanvragen.

Om die afweging te kunnen maken is gekozen voor grofmazige plafonds, waardoor budgetten niet vastzitten op thema, en financiering op integrale aanvragen eenvoudiger wordt.

In de gebiedsgerichte uitwerking van de sociale basis die de dagelijks besturen in de stadsdelen jaarlijks vaststellen, wordt de opgave vastgelegd die zij voor het aankomende jaar zien in de gebieden in het stadsdeel.

Op basis van de opgave en de beoordelingsgronden uit artikel 1.6 worden afwegingen gemaakt om tot de meest passende mix van activiteiten te komen die optimaal bijdraagt aan de vastgestelde opgave, binnen het beschikbare budget.

De activiteiten die onder samenredzaamheid zijn benoemd zijn voor een groot deel activiteiten die ondersteunend zijn om de sociale basis goed te laten functioneren zodat Amsterdammers zelfredzaam kunnen blijven en betekenisvol mee kunnen doen als onderdeel van de samenleving. De vrijwilligers en mantelzorgers die onder samenredzaamheid worden ondersteund zijn van essentieel belang voor de activiteiten die onder zelfredzaamheid worden georganiseerd.

In het stedelijk kader “Samen Vooruit”, is vastgelegd dat er de komende jaren wordt gewerkt aan meer herkenbaarheid in de stad. Activiteiten moeten niet alleen aansluiten op het gebied en de collegeprioriteiten, soms moeten ze ook aansluiten bij stedelijke uitvoeringsafspraken om ze herkenbaar te maken voor Amsterdammers en zodat voor Amsterdammers en professionals duidelijk is wat ervan verwacht kan worden van bepaalde activiteiten.

Waar de regeling basisvoorzieningen zich uitsluitend richtte op hetgeen in stadsdelen werd gesubsidieerd, richt deze regeling, zich op de sociale basis in de breedte. De grens tussen hetgeen bij stadsdelen of directies hoort is bewust onscherp. Waar er twijfels zijn over waar een aanvraag thuis hoort, heeft de gemeente de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de aanvraag wordt behandeld daar waar ze de meeste kans op toekenning heeft en ervoor te zorgen dat aanvragen niet worden afgewezen als ze onder meer dan één financiering zouden kunnen passen.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen:

Artikel 1.1 Begripsomschrijving

1.1 k: positieve gezondheid: In het begrip Positieve Gezondheid wordt gezondheid gezien als het vermogen van mensen om zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Het concept is uitgewerkt in zes dimensies die bijdragen aan dit vermogen: lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, sociale en maatschappelijke participatie en dagelijks functioneren. Met de nadruk op het vermogen van de mens, in plaats van op ziekte of problemen, en met de breedte van de zes dimensies, behelst positieve gezondheid een brede (integrale) en positieve kijk op gezondheid.

1.1 l: “Samen vooruit”: “Op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam”. Stedelijk kader 2020-2023. Dit stedelijk kader geeft de richting en uitgangspunten weer van het raamwerk waarbinnen de sociale basis in Amsterdam wordt vormgegeven. Het kader vormt samen met het tweejaarlijkse overzicht van collegeprioriteiten in de sociale basis, de jaarlijkse gebiedsgerichte uitwerking in de stadsdelen en deze subsidieregeling, de basis voor het verstrekken van subsidies.

1.1 r: vrijwilligersorganisatie: hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vrijwilliger gestuurde organisaties, die volledig door vrijwilligers worden georganiseerd, en vrijwilliger ondersteunde organisaties waarbij betaalde krachten worden ondersteund in de uitvoering door vrijwilligers.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

In de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 zijn de spelregels met betrekking tot subsidieverlening voor activiteiten op de beleidsterreinen die in de begroting zijn opgenomen vastgelegd. In deze subsidieregeling worden bepalingen uit de ASA 2013 niet herhaald, er wordt alleen aangegeven waar van de ASA wordt afgeweken of waar wordt aangevuld op hetgeen in de ASA is bepaald.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling

Deze subsidieregeling moet bijdragen aan het versterken van de sociale basis in Amsterdam:

Amsterdammers hebben baat bij een breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk. Dit helpt om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad. Dat aanbod, of dat nou op initiatief van Amsterdammers, professionele organisaties, vrijwilligersorganisaties of de gemeente wordt georganiseerd, noemen we de sociale basis. Die basis is er voor alle Amsterdammers; jong en oud, kansarm en kansrijk. Zij vergroot de burgerkracht, zorgt dat Amsterdammers mee kunnen doen en voorkomt dat Amsterdammers met een kleine zorg- of ondersteuningsvraag in een zwaar traject terechtkomen. De gemeente Amsterdam wil dat dit aanbod stevig staat en overal in de stad beschikbaar is.

In bijlage 5 bij het stedelijk kader “Samen Vooruit” staan de doelen uit het kader voor zover ze betrekking hebben op de subsidieregeling verder uitgeschreven.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Conform de inrichting van het bestuurlijk stelsel is het college bevoegd. In de verordening lokaal bestuur is geregeld dat Dagelijks Besturen in stadsdelen in mandaat mogen beslissen op aanvragen (of delen van aanvragen) die betrekking hebben op hun stadsdeel.

Artikel 1.5 Subsidieplafonds

Conform de inrichting van het bestuurlijk stelsel is het college bevoegd. In de verordening lokaal bestuur is geregeld dat Dagelijks Besturen in stadsdelen in mandaat subsidieplafonds mogen vaststellen die betrekking hebben op subsidie die voor activiteiten in het eigen stadsdeel beschikbaar wordt gesteld.

Subsidieplafonds worden zo vroeg mogelijk bekend gemaakt, onder voorbehoud van vaststelling van de begroting van het jaar waarvoor subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Het subsidieplafond moet definitief bekend zijn gemaakt voordat de periode ingaat waarop het betrekking heeft (zie ook de toelichting bij artikel 4 van de ASA 2013). Over verlening van de subsidie wordt besloten nadat de begroting voor het betreffende jaar is vastgesteld. De hoogte van de subsidieplafonds kunnen onder meer worden aangepast met een positief of negatief accres als gevolg van prijsontwikkelingen of als gevolg van bezuinigingen.

Artikel 1.6 Verdeelsleutel subsidieplafond

1e lid:

Aanvragen om éénmalige subsidie worden behandeld in volgorde van binnenkomst: éénmalige aanvragen worden vanaf 1 november voorafgaand aan het kalenderjaar waarin activiteiten worden uitgevoerd ingediend en op volgorde van binnenkomst beoordeeld. In die beoordeling worden aanvragen niet vergeleken, maar individueel beoordeeld langs de criteria zoals in het derde lid beschreven.

3e lid:

De volgorde van boven naar beneden van de criteria geeft ook de mate van prioriteit aan in de weging/rangschikking.

  • -

    de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van deze subsidieregeling:

de doelen die met het versterken van de sociale basis worden nagestreefd zijn beschreven in het stedelijk kader “Samen Vooruit”. Die doelen waaraan met deze regeling wordt bijgedragen zijn in bijlage 5 uitgeschreven.

  • -

    de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de prioriteiten van het college met betrekking tot de sociale basis: bij het vaststellen van het stedelijk kader in het college is gelijktijdig een overzicht vastgesteld van college-prioriteiten waaraan de sociale basis een bijdrage moet leveren. Dit overzicht geeft focus op hetgeen het college bewerkstelligd wil zien op haar speerpunten vanuit de sociale basis.

  • -

    de mate waarin de aanvraag aansluit bij de gebiedsgerichte opgave(n): Amsterdam is onderverdeeld in 22 gebieden. Voor die 22 gebieden geldt dat de gebiedsgerichte opgave jaarlijks wordt vastgelegd in een gebiedsgerichte uitwerking. Deze uitwerking wordt jaarlijks begin september vastgesteld en gepubliceerd. Voor een subsidieaanvraag kan gelden dat deze betrekking heeft op een gebied volgens de indeling naar 22 gebieden, maar een aanvraag kan net zo goed betrekking hebben op een specifieke buurt binnen een gebied, meerdere gebieden tegelijk, of zelfs de hele stad.

  • -

    de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners is geborgd; zonder inzet van bewoners is er geen sociale basis. We vinden het belangrijk dat zij maximaal worden betrokken bij het vormgeven en uitvoeren van activiteiten. Dit geldt ook voor het inzetten van ervaringsdeskundigen.

  • -

    aantoonbare samenwerking met partners rondom de brede sociale opgaaf; denk hierbij bijvoorbeeld aan samenwerking om een doorlopende lijn in aanbod voor bewoners te faciliteren; bijvoorbeeld voor bewoners die stappen richting werk kunnen zetten, maar ook aan samenwerking met partners om bewoners die zwaardere vormen van zorg of ondersteuning nodig blijken te hebben adequaat door te kunnen leiden.

  • -

    gerichtheid op preventie en inclusie; bij preventie gaat het om het voorkomen van zwaardere problematiek, waardoor ook wordt voorkomen dat zwaardere vormen van zorg en ondersteuning ingezet moeten worden. Bij inclusie gaat het om gerichtheid op het betrekken en mee laten doen van alle Amsterdammers. In het ene geval kan dat betekenen dat een activiteit breder toegankelijk moet worden gemaakt, dan alleen voor de “eigen” achterban, in het andere geval betekent dit dat een activiteit juist gericht moet zijn op een specifieke doelgroep, om die groep tot haar recht te laten komen en ervoor te zorgen dat die specifieke groep mee kan blijven doen in de samenleving. Om ook inclusiviteit van Amsterdammers met een migratie-achtergrond te stimuleren, is culturele sensitiviteit van belang. Soms vraagt een specifieke groep om een specifieke benadering of aanpak passend bij de culturele achtergrond.

  • -

    de mate van continuïteit van dienstverlening aan de Amsterdammer; als het gaat om herkenbaarheid en laagdrempeligheid, is het belangrijk dat een zekere mate van continuïteit van dienstverlening wordt geborgd.

  • -

    de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis met betrekking tot (het werken met) kwetsbare groepen; Amsterdammers wonen steeds vaker en langer zelfstandig thuis. Deze Amsterdammers, bijvoorbeeld met een (licht)verstandelijke beperking, een psychische kwetsbaarheid of verslavingsproblematiek, moeten ook kunnen meedoen in de sociale basis.

Artikel 1.8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

b. een begroting uitgesplitst naar activiteit, gebied en mate van co-financiering: hier wordt bedoeld dat in de begroting naast de verschillende activiteiten ook verschillende gebieden waarop de aanvraag betrekking heeft zichtbaar worden gemaakt en de begroting sluitend is, waarin zowel geraamde subsidie-inkomsten als inkomsten van derden zichtbaar worden gemaakt.

Artikel 1.9 Weigeringsgronden

1e lid: we gaan er vanuit dat aanvragers geen activiteiten uitvoeren waarvoor financiering niet voor aanvang is geregeld

2e lid:

g. sprake is van een activiteit waarin reeds op andere wijze wordt voorzien of waarvoor financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is: denk hierbij bijvoorbeeld aan:

  • -

    de stedelijke regeling ondersteuning mantelzorg en vrijwillige inzet.

  • -

    de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), waaronder ambulante ondersteuning, dagbesteding, hulp bij huishouden, logeeropvang, maatschappelijke opvang en beschermd wonen

  • -

    volwasseneneducatie; waaronder het professioneel taalaanbod zoals stedelijk aanbesteed

  • -

    voorzieningen in het kader van de Participatiewet, waaronder activiteiten gericht op re-integratie

h. de activiteiten naar het oordeel van het college te grote risico’s met zich mee brengen voor de ontwikkeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of andere betrokkenen: hierbij gaat het bijvoorbeeld aan activiteiten waarvan uitvoering bij vrijwilligers wordt neergelegd en die het college voorbehouden acht aan professionals, maar ook aan activiteiten waarvan de beoogde locatie niet veilig wordt geacht.

Artikel 1.10 Aanvullende verplichtingen

a. accommodaties waar de activiteiten plaatsvinden zijn bereikbaar, fysiek toegankelijk en bruikbaar en de activiteiten zijn sociaal toegankelijk voor alle Amsterdammers;

b. in communicatie over activiteiten dient er rekening te worden gehouden met Amsterdammers die laaggeletterd zijn of visuele of auditieve beperkingen hebben;

c. activiteiten worden aangekondigd op het daartoe door het college aangewezen digitale online-platform;

Om te zorgen dat iedereen kan meedoen in Amsterdam, is bij de activiteiten een goede sociale, fysieke en digitale toegankelijkheid nodig. Die toegankelijkheid geldt voor activiteiten, diensten en fysieke ruimten van voorzieningen en maatschappelijke ondersteuning, evenals voor de communicatie over al deze voorzieningen.

Bij fysieke toegankelijkheid gaat het erom dat ruimten te bereiken en bruikbaar moeten zijn. Bij sociale toegankelijkheid gaat het om welkom zijn en je welkom voelen, ongeacht geaardheid, achtergrond of beperkingen. Professionals en vrijwilligers hebben competenties die nodig zijn om de sociale toegankelijkheid te borgen.

g. er wordt gewerkt binnen stedelijke uitvoeringsafspraken tussen uitvoerders en gemeente; een belangrijke doelstelling bij het versterken van de sociale basis is om herkenbaarheid en éénduidigheid te vergroten. Om hiertoe te komen is het belangrijk dat we afspraken maken, bijvoorbeeld over hoe we deskundigheidsbevordering met elkaar organiseren en hoe we aanbod inzichtelijk maken zodat voor alle betrokkenen duidelijk is welk aanbod beschikbaar is.

Ook kan het zo zijn dat op bepaalde college prioriteiten afspraken zijn gemaakt in aanpalende beleidskaders die vertaald moeten worden naar de sociale basis.

i. Gezondheid: op activiteiten met jeugdigen wordt geen ongezond eten en drinken aangeboden, niet gerookt, geen alcohol geschonken en geen reclame gemaakt voor ongezonde producten. Gezond eten en drinken

  • Gratis (kraan)water beschikbaar;

  • De begeleiders en organisatoren geven het goede voorbeeld m.b.t. eten en drinken;

  • Geen promotie van ongezond eten of drinken;

Voor meer informatie en inspiratie over een gezonde activiteit kijk op: https://www.amsterdam.nl/sociaaldomein/blijven-wij-gezond/wat-kan-jij-doen-als/jouw-initiatief

Rookvrij Amsterdam

  • Roken tijdens activiteiten of evenementen voor jeugd is ongewenst. Dit betekent dat: Er niet gerookt wordt door direct betrokkenen (waaronder begeleiders en organisatoren);

  • De organisatie aan alle deelnemers en toeschouwers kenbaar maakt dat roken niet toegestaan is.

een nadere toelichting is te vinden op:

https://www.amsterdam.nl/bestuur-organisatie/organisatie/sociaal/onderwijs-jeugd-zorg/zo-blijven-wij/programma/

https://www.ggd.amsterdam.nl/beleid-onderzoek/genotmiddelengebruik/tabaksontmoediging/

j. Het creëren van een veilig sportklimaat:

Veilig en inclusief sportklimaat

  • Geweld, discriminatie, bedreiging en onsportief gedrag horen niet in de sport thuis;

  • Elke sporter is welkom en is gelijkwaardig (inclusief LHBTIQ+). Idealiter hanteren alle Amsterdamse sportaanbieders een inclusief beleid en dragen dit actief uit;

  • De preventie seksueel misbruik en intimidatie;

  • Het voorkomen van excessen op en rond de sportvelden.

een nadere toelichting is te vinden op:

https://www.amsterdam.nl/sport/veilig-sportklimaat/

https://www.amsterdam.nl/sport/veilig-sportklimaat/voorkomen/

k. Professionals en vrijwilligers die rechtstreeks werken met jeugdigen en/of kwetsbare volwassenen/ouderen/Amsterdammers met regieverlies, zijn in het bezit van een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG): daar waar een VOG niet haalbaar of wenselijk is, wordt contact gezocht met de subsidieverlener om tot maatwerk te komen.

Hoofdstuk 2 Activiteiten sociale basis

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten:

De verwevenheid tussen samenredzaamheid en zelfredzaamheid is enorm groot; soms is de scheidslijn moeilijk te duiden. Daar waar wordt ingezet op het versterken van zelfredzaamheid van individuele Amsterdammers, wordt vaak ook resultaat geboekt op het gebied van samenredzaamheid, bijvoorbeeld doordat bij het meedoen aan een activiteit, ook groepsbinding ontstaat. Aanvragen worden daar ingediend, waar de hoofdactiviteit zich het meeste op richt. In de aanvraag kan wel de verwevenheid worden aangegeven.

Artikel 2.2 Activiteiten samenredzaamheid

d. stimuleren van ontmoeting, netwerkvorming en een kansrijke omgeving: bij activiteiten in dit kader denken we als het gaat om jeugd onder andere aan vrijwillig jeugdwerk, scouting, en vrijwillig speeltuinwerk.

f. het stimuleren van vrijwillige inzet en het werven, matchen, toerusten en begeleiden van vrijwilligers: onder toerusten wordt in dit kader verstaan: onder andere trainingen en cursussen ten behoeve van deskundigheidsbevordering.

i. bevorderen van de inclusiviteit van de samenleving: we denken hierbij bijvoorbeeld aan het organiseren van het gesprek hierover.

Artikel 2.5 Activiteiten zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen Amsterdamse jeugdigen

  • a)

    laagdrempelige ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen, met name de spelinloop; in deze voorzieningen is zowel aandacht voor het kind als de ouders en kan ontmoeting op een laagdrempelige manier plaats. Als dat nodig is zijn professionals gemakkelijk benaderbaar voor informatie advies en ondersteuning.

De spelinloop is algemeen toegankelijk voor ouders met jonge kinderen en in het bijzonder voor kinderen met het risico op achterstanden (de doelgroep voorschoolse educatie). Daarnaast werft de aanbieder actief kwetsbare ouders/ kinderen in samenwerking met de jeugdgezondheidszorg, volgens gemaakte afspraken. Voor deze kwetsbare groep wordt het aanbod samen met deskundigen uit of rond het Ouderkindteam (OKT) uitgevoerd. Denk hierbij aan deskundigheid vanuit de jeugdgezondheidszorg, MEE of Cordaan.

De aanbieder van de spelinloop leidt kinderen actief door naar de voorschool.

  • b)

    activiteiten (veelal) buiten schooltijd voor en door jeugdigen op gebied van de thema's sport en gezondheid, kunst en cultuur, natuur en techniek, media en communicatie en burgerschapsvorming en beroepsoriëntatie: deze activiteiten vinden vooral plaats op of rond scholen en zullen daarom in samenspraak met onderwijs worden uitgevoerd. Brede talentontwikkeling stimuleert de ontwikkeling van andere dan cognitieve vaardigheden die op school worden geleerd, zoals creatieve, sportieve, communicatie vaardigheden. Hiermee komen kinderen met nieuwe onderwerpen in aanraking, worden ze op een andere manier uitgedaagd en wordt hun horizon verbreed.

  • c)

    informatie, advies en voorlichting voor jongeren om een hulp of informatievraag te verhelderen, eventueel het gesprek daarover te voeren met ouders en om de weg naar hulp of ondersteuning te vinden; denk hierbij aan thema’s als overgang naar volwassenheid, geldzaken, seksualiteit en middelengebruik.

  • d)

    laagdrempelige begeleiding of coaching voor jeugdigen die extra tijd en aandacht nodig hebben of kunnen gebruiken bij het opgroeien en hun persoonlijke en cognitieve ontwikkeling; denk hierbij aan individuele of groepsmentoraten, huiswerkbegeleiding, studiebegeleiding en hulp bij het vinden van een geschikte stageplek. Deze vormen van ondersteuning zijn vaak nodig in de overgang van school naar school, dagbesteding of werk. Activiteiten worden altijd uitgevoerd in samenspraak met de onderwijsinstelling waar de betreffende jeugdige deelneemt. Ook is het betrekken van de ouders van betreffende jeugdige een voorwaarde.

  • e)

    professioneel kinder- en jongerenwerk:

Voor alle werkers binnen het kinder- en jongerenwerk geldt dat zij samenwerken met partners in onder andere het onderwijs, de kinderopvang, de jeugdhulp, sociale wijkteams en informele partijen in de wijk. Het kinder- en jongerenwerk richt zich op het begeleiden van kinderen bij het opgroeien in de samenleving.

Het kinderwerk is gericht op alle kinderen (0-12 jaar) in de buurt, met extra aandacht voor kwetsbare kinderen. Kinderwerkers stimuleren de talentontwikkeling van kinderen tijdens leuke en leerzame activiteiten op veilige plekken in de wijk. Daarnaast signaleren zij problemen van kinderen en zorgen ervoor dat die worden opgepakt.

Het kinderwerk (4-12 jaar) richt zich op het begeleiden van kinderen bij het opgroeien in de samenleving, met extra aandacht voor kwetsbare kinderen. Kinderwerkers stimuleren de talentontwikkeling van kinderen tijdens leuke en leerzame activiteiten op veilige plekken in de wijk. Ook signaleren zij problemen van kinderen en zorgen ervoor dat die worden opgepakt.

Het jongerenwerk biedt begeleiding aan jongeren (10-23, met mogelijke uitloop tot 27 jaar) bij het volwassen worden in de samenleving. Het biedt jongeren een veilige, leuke plek waar zij deel kunnen nemen aan groepsactiviteiten en terecht kunnen voor praktische hulp of individuele begeleiding. Jongerenwerkers signaleren, motiveren, voeden op, activeren en leiden toe naar hulp, werk of opleiding. Daarbij werken ze samen met ouders, school, jeugdhulp (waaronder OKT) en politie. Het jongerenwerk vindt plaats in buurthuizen of jongerencentra, op straat, in sport- of culturele accommodaties en/of online.

  • f)

    veldwerk voor jeugdigen die begeleiding nodig hebben; het straathoekwerk/veldwerk (12-30 jaar) richt zich op de zelfredzaamheid en psychosociale ontwikkeling van jongeren en jongvolwassenen. Het richt zich op jongeren die vanwege een veelvoud aan sociale en individuele problemen de relatie met de samenleving kwijt zijn geraakt of dreigen te verliezen. Veldwerk legt actief contact met deze doelgroep en begeleidt en ondersteunt hen met passende hulp.

2.6 Aanvragers jeugd

Gezien de kwetsbaarheid van de doelgroep waarmee wordt gewerkt, is het van extra belang dat uitvoering gekwalificeerd is voor de werksoort die wordt uitgevoerd.

Met kwalificatie wordt in dit kader gedoeld op het aantoonbaar beschikken over benodigde pedagogische en didactische kennis en vaardigheden (opleiding en ervaring), de mate waarin de aanvrager blijk geeft van bestendigheid/stabiliteit, de mate waarin gebruik wordt gemaakt van specifieke methodieken die effectief zijn binnen de werksoort die wordt uitgevoerd en de manier waarop wordt samengewerkt met partners in het gebied die werken met jeugd.

Artikel 2.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 wordt bij de aanvraag verlening voor activiteiten zoals genoemd onder artikel 2.5 indien sprake is van een niet-professionele aanvrager, aangetoond dat pedagogische kwaliteiten die nodig zijn voor de uitvoering van activiteiten zijn geborgd: we denken hierbij aan het inzichtelijk maken van de manier waarop om wordt gegaan met jeugd in het plan van aanpak, pedagogische beleid dat wordt gevoerd en de manier waarop deskundigheidsbevordering vorm krijgt.