Verordening participatie en inspraak gemeente Rucphen

Geldend van 01-07-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening participatie en inspraak gemeente Rucphen

De raad van de gemeente Rucphen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 mei 2019;

overwegende dat

- in de Toekomstvisie Puur Rucphen 2030 ambities zijn opgenomen om te komen tot participatie;

- participatie op verschillende manieren vorm gegeven kan worden en dit in praktijk ook gebeurt;

- de huidige inspraakverordening enkel voorziet in de mogelijkheid van inspraak;

- het daarom wenselijk is de bestaande Inspraakverordening te vervangen voor een verordening die tevens betrekking heeft op participatie;

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet en de Toekomstvisie Puur Rucphen 2030;

besluit vast te stellen de:

VERORDENING PARTICIPATIE EN INSPRAAK GEMEENTE RUCPHEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

b. bestuursorgaan: gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders of burgemeester;

c. inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid dat gereed is voor bestuurlijke besluitvorming;

d. omgevingsdialoog: het voeren van overleg over (de voorbereiding van) een plan met omwonenden en / of direct betrokkenen door de initiatiefnemer;

e. participatie: het in een vroeg stadium betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, ontwikkeling, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid.

Artikel 2 Bevoegdheid

1. Elk bestuursorgaan kan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluiten of de mogelijkheid van participatie en / of inspraak wordt geboden.

2. Het college van burgemeester en wethouders kan het voeren van een omgevingsdialoog verlangen van een initiatiefnemer bij de voorbereiding van een plan.

Artikel 3 Mogelijkheid tot participatie, inspraak en dialoog

1. De mogelijkheid tot participatie of inspraak wordt geboden aan ingezetenen en belanghebbenden.

2. De mogelijkheid tot deelname aan de omgevingsdialoog wordt geboden aan omwonenden en direct betrokkenen.

3. Voor zover het onderwerp zich ervoor leent en geen van de omstandigheden genoemd in artikel 4 zich voordoet, wordt een mogelijkheid tot participatie of inspraak geboden.

Artikel 4 Uitzonderingen

De mogelijkheid tot participatie of inspraak wordt niet geboden:

a. indien participatie of inspraak bij of krachtens de wet is uitgesloten;

b. indien het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

c. ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid of beleidsvoornemens;

d. ten aanzien van een beleidsvoornemen dat rechtstreeks voortvloeit uit een beleidsvoornemen waarover reeds participatie of inspraak heeft plaatsgehad en dat tijdens deze participatie of inspraak het beleidsvoornemen redelijkerwijs te voorzien was;

e. ten aan zien van de kadernota, begroting en de hoogte van belastingen en tarieven;

f. ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente

g. indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie of inspraak niet kan worden afgewacht.

Artikel 5 Participatieproces

1. Het bestuursorgaan geeft na het besluit tot het starten van een participatieproces kennis van:

a. het onderwerp en doel van het participatieproces;

b. de wijze waarop deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

2. Indien participatie wordt verleend bij de voorbereiding van een raadsvoorstel wordt de raad hiervan in kennis gesteld voor zover het participatieproces niet eerder is aangekondigd.

Artikel 6 Eindverslag participatieproces

1. Ter afronding van de participatie maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

2. Het eindverslag bevat in elk geval:

a. een overzicht van het gevolgde participatieproces;

b. een weergave van de inbreng van degenen die hebben deelgenomen aan de participatie;

c. indien van toepassing een overzicht van de afspraken die op basis van het participatieproces zijn gemaakt;

d. een reactie van het bestuursorgaan op de inbreng als bedoeld onder b., waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

3. Het college van burgemeester en wethouders brengen het eindverslag ter kennis aan de raad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

Artikel 7 Inspraakprocedure

1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing met uitzondering van de termijn als bedoeld in artikel 3:16 lid 1.

2. In afwijking van artikel 3:16, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht is de inspraaktermijn gesteld op vier weken.

3. Het bestuursorgaan kan in afwijking van lid 2 besluiten een andere inspraaktermijn vast stellen.

Artikel 8 Eindverslag inspraakprocedure

1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

2. Het eindverslag bevat in elk geval:

a. een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

b. een weergave van de reacties die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

c. een reactie van het bestuursorgaan op de reacties, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

3. Het college van burgemeester en wethouders brengt het eindverslag ter kennis aan de raad indien het inspraak bij een raadsvoorstel betreft.

Artikel 9 Omgevingsdialoog

1. Het college van burgemeester en wethouders kan het voeren van een omgevingsdialoog verlangen van een initiatiefnemer bij de voorbereiding van een plan om te borgen dat omwonenden en direct betrokkenen tijdig meegenomen worden bij planvorming;

2. De omgevingsdialoog wordt gevoerd op basis van een nader door het college vast te stellen richtlijn.

3. Het college van burgemeester en wethouders kan indien daar aanleiding toe bestaat afwijken van de richtlijn zoals genoemd in lid 2.

4. De initiatiefnemer stelt een eindverslag op van de omgevingsdialoog en stuurt dit naar het college van burgemeester en wethouders.

5. Het college van burgemeester en wethouders betrekt dit verslag bij de verdere besluitvorming over het plan.

Artikel 10 Intrekking oude verordening

De Inspraakverordening, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Rucphen op 13 december 1994, wordt ingetrokken per 1 juli 2019.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2019.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatie- en inspraakverordening.

Aldus vastgesteld door

de raad van de gemeente Rucphen

in zijn openbare vergadering van 19 juni 2019,

de griffier, J.C.W.M. Rosiers-Goorden MSc.

de voorzitter, mr. M. van der Meer Mohr.

TOELICHTING

In artikel 150 van de Gemeentewet is aan de raad de verplichting opgelegd een verordening vast te stellen waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken. De gemeenteraad van Rucphen heeft op 13 december 1994 de inspraakverordening vastgesteld en hiermee invulling gegeven aan de Gemeentewet.

Inspraak en participatie zijn onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en hebben een drieledig doel:

1. Aan inwoners en belanghebbenden wordt de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken.

2. Daarnaast bieden participatie en inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging; de kwaliteit van het beleid kan daardoor worden verhoogd.

3. Derde doel is het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens. Het betrekken van inwoners en belanghebbenden bij planvorming is niet iets dat exclusief voor "de gemeente" is. Initiatiefnemers voor met name ruimtelijke plannen worden gestimuleerd de omgeving te betrekken via de omgevingsdialoog. De afgelopen jaren is hier mee geëxperimenteerd. Het college stelt een richtlijn vast met betrekking tot de procedure voor het volgen van een omgevingsdialoog.

Vanwege maatschappelijke ontwikkelingen is het gewenst inwoners en belanghebbenden eerder en vaker bij de totstandkoming van gemeentelijk beleid te betrekken. Door de komst van de nieuwe Omgevingswet is gekeken hoe inwoners en belanghebbenden beter in het voortraject betrokken kunnen worden. In de huidige inspraakverordening zijn hierover geen bepalingen opgenomen.

De modelverordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) bevat geen bepalingen over participatie. De participatiebepalingen in de Participatie- en inspraakverordening sluiten aan bij de eigen praktijk van participatie. Wat betreft het participatieproces is ervoor gekozen om zo min mogelijk in deze verordening voor te schrijven, zodat er ruimte is voor maatwerk.

De Participatie- en inspraakverordening biedt de basis door middel van verschillende instrumenten inwoners en belanghebbenden te betrekken bij de totstandkoming van gemeentelijk beleid.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

a. beleidsvoornemen: het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat hierbij niet om de vaststelling van verordeningen, concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

b. bestuursorgaan: de verschillende bestuursorganen van de gemeente: gemeenteraad, college van burgemeester en wethouder en bestuursorgaan "burgemeester"

c. inspraak: in de definitie is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Aan de wettelijke tekst is toegevoegd dat het beleid klaar moet zijn voor bestuurlijke besluitvorming. Hiermee wordt het verschil met participatie geduid. Participatie vindt in een vroeg stadium plaats en is in beginsel vormvrij; inspraak vindt aan het eind van het proces plaats en is formeler dan participatie.

d. omgevingsdialoog: initiatiefnemers van een plan voeren een dialoog met de omgeving om te borgen dat omwonenden en direct betrokkenen tijdig meegenomen worden bij planvorming;

e. participatie: gekozen is voor een ruime definitie. Alle vormen van participatie vallen in beginsel onder deze verordening.

Artikel 2 Bevoegdheid

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of participatie of inspraak wordt verleend. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt. Het college van burgemeester en wethouders kan ter voorbereiding van een raadsvoorstel besluiten participatie en / of inspraak te organiseren. Het staat de raad vrij om zelf ook inspraak of participatie te organiseren.

In het tweede lid is opgenomen dat het college initiatiefnemers kan verlangen om een omgevingsdialoog te voeren. Dit kan bijvoorbeeld voorafgaand aan een principeverzoek voor planologische medewerking zijn, of een voorwaarde zijn die bij principemedewerking als voorwaarde mee gegeven wordt.

Artikel 3 Mogelijkheid tot participatie, inspraak en dialoog

In het eerste lid is de omschrijving van participatie - en inspraakgerechtigden gebaseerd op de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip 'belanghebbende' is in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedefinieerd. In lid 2 is opgenomen wie betrokken moeten worden bij een omgevingsdialoog. Dit is een beperktere groep omdat het gaat om draagvlak in de directe omgeving van een initiatief (bijvoorbeeld een bestemmingsplan voor een woning). In het derde lid is vastgelegd dat participatie of inspraak altijd uitgangspunt is.

Artikel 4 Uitzonderingen

In dit artikel zijn uitzonderingen opgenomen wanneer geen participatie of inspraak verleend wordt.

Artikel 5 Participatieproces

Het is niet de bedoeling om in de verordening de vorm van participatie voor te schrijven. Dit is afhankelijk van het type beleidsvoornemen en kan verschillende vormen zijn (denk bijvoorbeeld aan een inspraakavond of projectgroep). Indien de participatie wordt gevoerd ter voorbereiding op een raadsvoorstel wordt de raad hiervan in kennis gesteld, voor zover niet eerder is aangekondigd dat dit proces gestart zou worden.

Artikel 6 Eindverslag participatieproces

Aan het einde van het participatieproces wordt een eindverslag opgesteld. De inhoud hiervan is beschreven in artikel 6.

Artikel 7 Inspraakprocedure

Net als in de huidige verordening is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. De termijn voor inspraak is echter in lid 2 beperkt tot vier weken in plaats van zes weken. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het derde lid de inspraaktermijn worden gewijzigd.

Artikel 8 Eindverslag

Aan het einde van de inspraakprocedure wordt een eindverslag opgesteld. De inhoud hiervan is beschreven in artikel 8.

Artikel 9 Omgevingsdialoog

De omgevingsdialoog is een nieuw instrument dat is opgenomen in de verordening. In het artikel is bepaald hoe de procedure gehanteerd wordt. Voor initiatiefnemers die een omgevingsdialoog op moeten wordt een richtlijn vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 10 Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken per 1 juli 2019.

Artikel 11 Inwerkingtreding

-

Artikel 12 Citeertitel

-