Nadere regels verordening leerlingenvervoer gemeente Hardinxveld-Giessendam

Geldend van 28-06-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 10-05-2019

Intitulé

Nadere regels verordening leerlingenvervoer gemeente Hardinxveld-Giessendam

Het college van Burgemeester en Wethouders van Hardinxveld-Giessendam

Besluit op 7 mei 2019 vast te stellen de volgende:

Nadere regels behorende bij de verordening Leerlingenvervoer gemeente Hardinxveld-Giessendam

1. Afstand en reistijd

Basis: artikel 1, 10, 12, 13, 17, 18 en 19 van de Verordening

Nadere regels:

1.1. Berekening van de afstand per fiets

De afstand van vervoer per fiets wordt bij toetsing van de aanvraag gemeten via de ANWB Routeplanner. Mocht het adres nog niet bekend zijn of de gemeente constateert dat de aangegeven route feitelijk onjuist is, dan is de gemeente gerechtigd een andere methode te gebruiken.

Bij de berekening van de afstand van huis naar school wordt de kortst begaanbare route per fiets aangehouden. Bij het bepalen van de kortste voor de leerling begaanbare en veilige weg tussen de woning en de school wordt de route via de veerdienst Hardinxveld-Giessendam en Werkendam buiten beschouwing gelaten, tenzij de ouders bekostiging naar een school aan de zuidzijde van de rivier de Merwede wensen.

Als de afstand tussen de woning en school zes kilometer of korter is, wordt bij een negatieve beschikking op de aanvraag, een uitdraai meegestuurd ter onderbouwing van de weigering.

Toelichting

De achtergrond van het niet meetellen van de route via de veerdienst Hardinxveld-Giessendam en Werkendam is niet gelegen in het feit dat de route niet veilig is, maar in het feit dat de kosten voor ouders met kinderen die daarop aangewezen zijn onevenredig groot zijn in vergelijking tot de kosten die ouders maken als hun kind een school bezoekt binnen 6 kilometer van hun woning en zij geen gebruik behoeven te maken van de veerdienst.

1.2 Berekening van de afstand per auto

De gemeente kan ouders toestemming verlenen om hun kind zelf met de auto naar school te brengen. Als aanspraak bestaat op bekostiging van de kosten van aangepast vervoer, krijgen ouders een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto. De afstand wordt gemeten via de ANWB Routeplanner. Mocht het adres nog niet bekend zijn of de gemeente constateert dat de aangegeven route feitelijk onjuist is, dan is de gemeente gerechtigd een andere methode te gebruiken.

Bij de berekening van de afstand van huis naar school wordt de kortst begaanbare route per auto aangehouden. Als de afstand tussen de woning en school zes kilometer of korter is, wordt bij een negatieve beschikking op de aanvraag, een uitdraai meegestuurd ter onderbouwing van de weigering.

1.3 Vaststellen van de reistijd

Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de Reisinformatiegroep BV via 0900-9292 of https://9292.nl/ of de informatie van de afzonderlijke vervoerders op moment van toetsing. De bepaling van de looptijd in de reisplanner van OV9292 gaat uit van een gemiddeld persoon. De ervaring leert dat kinderen jonger dan 9 jaar langzamer lopen dan een gemiddeld persoon. Het college houdt hier in het bepalen van de looptijd rekening mee door de, door de reisplanner opgegeven, totale looptijd voor kinderen jonger dan 9 jaar te verruimen met 20%.

2. (Gewijzigde) Schooltijden in relatie tot vervoer

Basis: artikel 1, 9 en 16 van de Verordening

Nadere regels:

2.1. momenten van vervoer

De voorziening in het kader van het leerlingenvervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids of periodiek rooster. Uitgangspunt voor de voorziening is dat de leerling maximaal tweemaal per schooldag de vervoersbeweging maakt over het traject woning – school.

2.2. Aangepaste schooltijden in verband met een handicap

De leerling die door zijn handicap structureel aangepaste schooltijden heeft, wordt, in afwijking van de schoolgids of het periodieke rooster, vervoerd op basis van de voor hem geldende aangepaste schooltijden. Nadere regel 2.3 tot en met 2.10 is op de leerling niet van toepassing.

2.3. Bijzondere activiteiten

Als de school de schooltijden wijzigt vanwege bijzondere activiteiten of aangelegenheden, vindt op basis van de gewijzigde schooltijd geen leerlingenvervoer plaats, tenzij:

  • a.

    de gewijzigde schooltijd voor alle leerlingen in het vervoermiddel geldt; en

  • b.

    de vervoerder in staat is de gewijzigde schooltijd in te plannen in zijn vervoersplanning; en

  • c.

    er geen extra kosten verbonden zijn aan het vervoer.

Onder bijzondere activiteiten en aangelegenheden kan bijvoorbeeld worden verstaan:

studiedagdeel voor het personeel, schoolreisje/schoolkamp, sportdag, sinterklaasviering, carnaval, religieuze feestdag, excursie, jaarafsluiting of een vrij dagdeel voorafgaande aan een feestdag of vakantie, die niet is opgenomen in de schoolgids.

Gewijzigde schooltijden moeten minimaal drie werkdagen voorafgaand aan de schooldag waarop de gewijzigde schooltijd geldt, door de ouders bij de gemeente worden gemeld. De gemeente bespreekt dan met de vervoerder of er in de planning mogelijkheden zijn voor leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd.

2.4. Weersomstandigheden

Als de school de schooltijden wijzigt in verband met de (verwachte) weersomstandigheden vindt leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd alleen plaats als een gewijzigde schooltijd voor alle leerlingen in het vervoermiddel geldt en de (verwachte) weersomstandigheden naar het oordeel van de gemeente een gevaar kunnen (gaan) vormen voor de veiligheid van het leerlingenvervoer.

2.5. Roosterwijzigingen voortgezet onderwijs

Eerste schooldag nieuwe schooljaar.

  • a.

    Als de eerste schooldag van het nieuwe schooljaar bestaat uit het ophalen van boeken en het periodieke rooster, vindt leerlingenvervoer plaats op basis van de hiervoor geldende schooltijden.

  • b.

    De schooltijden van de eerste schooldag moeten uiterlijk drie werkdagen vóór de aanvang van de eerste schooldag aan de gemeente en vervoerder kenbaar worden gemaakt.

  • c.

    Als niet is voldaan aan het voorgaande lid, vindt op de eerste schooldag geen leerlingenvervoer plaats.

2.6. Periodiek rooster

  • a.

    De aanvrager dient aan het begin van het schooljaar het periodieke rooster direct na ontvangst aan de gemeente en vervoerder doorgeven.

  • b.

    De ouders dienen nieuwe periodieke roosters, die in de loop van het schooljaar gaan gelden, uiterlijk drie werkdagen voorafgaand aan de inwerkingtreding van het rooster aan de gemeente en vervoerder kenbaar te maken, tenzij de roosters niet tijdig door de school aan de leerling beschikbaar kunnen worden gesteld.

  • c.

    Als niet wordt voldaan aan het voorgaande lid, is het de vervoerder toegestaan de leerling voor maximaal de eerste drie schooldagen na ingang van het nieuwe periodieke rooster te vervoeren volgens het periodieke rooster dat aan het nieuwe periodieke rooster voorafging.

2.7. Toetsdagen

Onder toetsdagen worden onder andere verstaan: examendagen, tentamendagen en repetitiedagen. Het vervoer van de leerling op toetsdagen vindt plaats op basis van het binnen de schooltijden in de schoolgids passende rooster voor deze toetsdagen. Het gestelde onder Nadere regel 2.2 is van overeenkomstige toepassing.

2.8. Uitval uren binnen periodieke rooster

De uitval van uren binnen het voor de leerling geldende periodieke rooster geeft geen recht op leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd.

2.9. Nablijven

Als de leerling aan het einde van de schooldag langer dan 10 minuten op school moet nablijven, vindt voor die leerling aan het einde van de schooldag geen leerlingenvervoer plaats, wanneer dit gevolgen heeft voor het vervoersschema.

2.10. Tussentijds brengen en ophalen

Bij het tussentijds brengen en ophalen van een leerling ligt de verantwoordelijkheid primair bij de ouders. Er ontstaat geen recht op een vergoeding.

3. Toekennen vervoersvoorziening

Basis: artikel 4, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 18, 19, 22 en 23 van de Verordening

Nadere regels:

3.1. Uitbetaling van de bekostiging

  • a.

    Een schooljaar wordt gesteld op 200 schooldagen of 40 schoolweken.

  • b.

    De vergoeding voor het eigen vervoer per auto wordt per half jaar achteraf uitgekeerd. Hiervoor dienen de ouders een declaratie in waaruit blijkt op welke dagen de school is bezocht.

  • c.

    De vergoeding voor het eigen vervoer per fiets wordt bij aanvang van het schooljaar voor 40 weken uitgekeerd. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd.

  • d.

    De bijdrage voor het openbaar vervoer wordt bij aanvang van het schooljaar op basis van de kosten van een jaarabonnement (in prijs gelijk aan 10 maandabonnementen) vergoed. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd. Waarbij een schooljaar op maximaal 200 schooldagen wordt gesteld;

  • e.

    In de bijdragen genoemd onder b tot en met d is de eventuele eigen bijdrage al verwerkt.

3.2. Co-ouderschap

Voor het in aanmerking komen voor een bekostiging naar de adressen van beide ouders dienen de ouders afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.

Toelichting

Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze Nadere regels als volgt omschreven. Ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de moeder, als de vader in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Bij co-ouderschap kan er recht zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft.

3.3. Vaststellen kosten openbaar vervoer

Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep BV beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292, https://9292.nl/ of de informatie van de afzonderlijke vervoerders op het moment van toetsing. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd waarbij een schooljaar gesteld wordt op maximaal 200 dagen.`

3.4. Volgorde van toekenning leerlingenvervoer

Als de verordening aangeeft dat er een vergoeding in het kader van het leerlingenvervoer mogelijk is dan is dat in principe in de volgende volgorde:

  • Als het kind kan fietsen dan is de vergoeding een fietsvergoeding

  • Als het kind onder begeleiding kan fietsen, dan is de vergoeding een fietsvergoeding voor de begeleider en het kind.

  • Kan het kind zonder begeleiding met het OV reizen, dan wordt er een vergoeding OV uitgekeerd.

  • Kan het kind onder begeleiding met het OV, dan wordt er een vergoeding voor zowel het kind, als de begeleider vergoedt.

  • Als bovenstaande opties allemaal niet van toepassing zijn voor het kind, dan pas komt een kind in aanmerking voor aangepast vervoer (lees: taxivervoer of besloten busvervoer)

  • Als ouders zelf rijden, kunnen zij, na toestemming van het college, een vergoeding ontvangen. Deze vergoeding is afhankelijk van het soort vervoer waar een kind voor in aanmerking komt.

3.4.1. hoogte vergoeding Reisregeling binnenland

Als er een beroep wordt gedaan op de Reisregeling binnenland dan geldt voor de vergoeding fiets een vergoeding van € 0,09 per kilometer volgens de kortst vastgestelde route.

Als een leerling recht heeft op aangepast vervoer kan het college toestemming geven om eigen vervoer te bekostigen. De vergoeding is dan € 0,37 per kilometer volgens de kortst vastgestelde route. Deze vergoeding geldt alleen voor de ritten waarin de leerling ook in de auto zit.

Wanneer de gemeente de voor het leerlingenvervoer noodzakelijke vervoersbewegingen van de chauffeur vergoedt, dan rekent de gemeente met het gehalveerde bedrag van € 0,19 per kilometer van de kortst vastgestelde route met een maximum van 4 dagelijkse ritten.

Toelichting

Met de diverse samenwerkingsverbanden is afgesproken dat zelfredzaamheid en ouderparticipatie belangrijk is. Hierbij wordt opgemerkt dat vooral de mogelijkheden van het kind de basis zijn voor het toekennen van de vergoeding.

3.5. vervoersstichtingen

Als de kosten voor het aangepast vervoer aan een stichting moeten worden vergoed, dan is de berekening als volgt. De berekening van de kosten voor het aangepast vervoer gaat uit van de kosten van het meest logische voertuig op basis van de gegunde aanbesteding tenzij anders is afgesproken. Bij een toekenning lopende of een deel van het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd. Waarbij een schooljaar op maximaal 200 schooldagen wordt gesteld.

Als de kosten voor Openbaar Vervoer aan een stichting moeten worden vergoed, dan wordt er door de gemeente jaarlijks een bedrag berekend en vooraf met de stichtingen gecommuniceerd.

Voor ouders van kinderen die een SBO-instelling bezoeken, die gezamenlijk een vervoersstichting oprichten, om zelf een vervoerder in te huren, is een extra jaarlijkse bijdrage voor de stichting mogelijk van maximaal € 4.000,-- per jaar onder de volgende voorwaarden:

  • Er moet gebruik gemaakt worden van een bus die niet onder het taxivervoer valt.

  • De kosten die de stichting moet maken om de leerlingen te vervoeren moeten hoger zijn dan de totale vergoeding die door de gemeente wordt betaald voor de betreffende leerlingen. Om dit vast te stellen zal er contact gelegd worden met de stichting aan het begin van het schooljaar.

Voor ouders van kinderen die een SBO instelling bezoeken, die zich verenigen binnen een stichting, en met eigen auto’s het vervoer regelen geldt een vergoeding

  • voor alle schooldagen

  • voor het door de gemeente vastgestelde aantal kilometers

  • op basis van een kilometervergoeding voor de auto, afgeleid van de Reisregeling binnenland, voor zover zij de kosten voor het openbaar vervoer (eventueel met een begeleidersvergoeding) met niet meer dan 5% overschrijden.

3.6. overige vervoersvormen

  • een elektrische fiets.

    Er wordt maximaal € 500,-- vergoed.

    Voorwaarden:

    De leerling moet recht hebben op een voorziening leerlingenvervoer;

    De vergoeding is een vergoeding voor minimaal 4 jaar. Bij een minder aantal jaren zal een verrekening plaatsvinden naar rato. De gemeente is niet aansprakelijk voor het gebruik van de fiets. De onderhouds- en verzekeringskosten zijn voor de ouders.

  • Daarnaast is het ook mogelijk om andere vormen van vervoer toe te laten. Het stimuleren van zelfstandigheid en ouderparticipatie is hierin bepalend. Echter de kosten mogen niet substantieel uitstijgen boven de volgens de verordening toegekende vergoeding.

3.7 drempelbedrag

Als er sprake is van een fietsvergoeding, wordt de eigen bijdrage berekend door het in artikel 10 van de verordening Leerlingenvervoer Hardinxveld-Giessendam genoemde afstandscriterium als drempel aan te merken.

Als er sprake is van een vergoeding voor eigen vervoer, wordt de eigen bijdrage berekend door het in artikel 10 genoemde afstandscriterium als drempel aan te merken.

Toelichting

De eigen bijdrage is bedoeld om (het door de raad vastgestelde afstandscriterium) de eerste 6 kilometer te overbruggen. Afhankelijk van het vervoermiddel wordt gekeken naar de kosten van de eerste 6 kilometer. Hierbij wordt niet bedoeld de bijkomende kosten van bijvoorbeeld een pont.

4. Vaststellen afstanden en vergoeding ten behoeve van fietsvergoeding en begeleiding kinderen speciaal basisonderwijs

Basis: artikel 10, 11, 13 en 17 van de Verordening

Nadere regels:

4.1 vaststellen afstanden ten behoeve van de fietsvergoeding

Voor kinderen die regulier Basisonderwijs bezoeken geldt er een maximale afstand woning-school waarvan in principe wordt geacht dat zij deze afstand kunnen fietsen, deze is als volgt:

Zit het kind in groep 8: maximale afstand 13 km

Zit het kind in groep 7: maximale afstand 11 km

Zit het kind in groep 6: maximale afstand 9 km

Zit het kind in groep 5: maximale afstand 7 km

In al deze gevallen moet het kind op 1 augustus (begin schooljaar) minimaal 9 jaar zijn, omdat het college er vanuit gaat dat een kind onder de 9 jaar nog niet in staat geacht mag worden zelfstandig de genoemde afstand te fietsen.

Voor kinderen die speciaal Basisonderwijs bezoeken geldt er een maximale afstand woning-school waarvan in principe wordt geacht dat zij deze afstand kunnen fietsen, deze is als volgt:

Zit het kind in de laatste groep: maximale afstand 13 km

Toelichting:

Als er kan worden aangetoond dat een kind door zijn handicap niet in staat is te fietsen, kan er een afwijkend besluit worden genomen.

4.2 vaststellen vergoeding begeleiding kinderen Speciaal Basis Onderwijs

Voor kinderen die het SBO (Speciaal Basis Onderwijs) bezoeken die geen recht hebben op aangepast vervoer geldt, voor wat betreft het vaststellen of er begeleiding nodig is, in aanvulling op de verordening dat:

  • een kind dat negen jaar of ouder is en

  • niet in de laatste groep van het SBO zit en

  • gebruik maakt van het openbaar vervoer, of van een vervoersstichting, recht heeft op een vergoeding op basis van openbaar vervoer met een begeleidersvergoeding.

5. Beoordeling noodzaak aangepast vervoer op basis van handicap

Basis: artikel 12 en 18 van de Verordening

Nadere regels:

5.1. bepaling handicap

Ouders die aanspraak willen maken op aangepast vervoer, dienen bij de eerste aanvraag eenverklaring met bewijsstukken mee te zenden van de toekenningscommissie, waarin wordt onderbouwd waarom voor de leerling aangepast vervoer noodzakelijk is. Aanvullende bewijsstukken kunnen zijn: een recente verklaring van een arts, specialist of andere deskundige over de aard van de handicap van de leerling. Deze verklaring is vereist bij elke eerste aanvraag.

Daarnaast zal bij de overgang naar een ander schooltype of van speciaal onderwijs naar voortgezet speciaal onderwijs een dergelijke verklaring moeten worden overlegd.

Zonder deze bewijsstukken wordt een aanvraag niet in behandeling genomen.

Een handicap moet structureel zijn. Structureel is minimaal 6 maanden

5.2. extra informatie

Het college behoudt zich het recht voor om een onafhankelijk advies aan te vragen.

Toelichting

In de artikelen 12 en 18 wordt aangegeven dat leerlingen op basis van hun handicap aanspraak kunnen maken op aangepast vervoer. In beide artikelen gaat het om leerlingen die, gelet op hun lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, niet in staat zijn – ook niet onder begeleiding – van het openbaar vervoer gebruik te maken.

De toelichting bij de verordening stelt dat de toekenningscommissie, ambulante begeleider of andere deskundigen dienen te adviseren over de noodzaak van het gebruik van het aangepast vervoer dan wel openbaar vervoer met begeleiding.

6. Stagevervoer

Basis: artikel 1 en 3 van de Verordening

Nadere regel:

6.1 stagevervoer

De vergoeding van het vervoer naar het stageadres, voor zover dat binnen het aangepast vervoer valt, wordt in principe alleen vergoed als de tijden gelijk zijn aan de schooltijden.

7. Afwijken van bepalingen

Basis: artikel 23 van de Verordening

Nadere regels:

7.1 toepassen hardheidsclausule

De verordening kent een mogelijkheid voor het college om in bijzondere gevallen af te wijken van hetgeen in de verordening is bepaald, de zogenaamde hardheidsclausule. Dit houdt in dat het college voor wat betreft het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders kan afwijken van de verordening.

Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld. Dit betekent dat in gevallen die niet in de verordening geregeld zijn en waarin dit tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden er met een beroep op deze bepaling alsnog bekostiging van leerlingenvervoer kan worden verleend. In deze Nadere regels is bepaald dat de hardheidsclausule in een aantal situaties niet zal worden toegepast.

7.2. werkende ouders

Het afwijken van bepalingen wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen of begeleiden.

Toelichting:

De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet kunnen begeleiden. Immers ook ouders die geen aanspraak maken op leerlingenvervoer zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het vinden van een oplossing voor het combineren van arbeid en zorg. De genoemde omstandigheden kunnen wel in combinatie met andere relevante omstandigheden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule.

7.3. jurisprudentie

De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er over gelijksoortige omstandigheden reeds jurisprudentie bestaat. En dat uit deze jurisprudentie blijkt dat het toepassen van de hardheidsclausule niet aan de orde is.

Toelichting

De rechtelijke macht heeft zich ondertussen al meerdere malen uitgesproken over wat van ouders mag worden verwacht. Met name rondom de begeleiding en ouderparticipatie zijn er diverse uitspraken die duiden dat er veel van een ouder mag worden verwacht in de begeleiding van zijn kind(eren). Ook over andere zaken leerlingenvervoer aangaande, zal bestaande jurisprudentie leidend zijn.

7.4 Overgangsregels:

Overgangsregeling vergoeding naar Ds. Koelmanschool.

Alle kinderen die op 1 augustus 2015 ingeschreven staan op de Ds. Koelmanschool en op 1 augustus 2015 in Hardinxveld-Giessendam woonachtig zijn, hebben maximaal 8 jaar recht op een vergoeding met in achtneming van de fietsregels. Daarnaast stellen we vast dat de laatste uitkering in het kader van de overgangsregeling geldt voor het schooljaar 2024-2025. De eigen bijdrage kan voor deze groep ook vastgesteld worden zoals de verordening voorschrijft.

Toelichting

Deze regel is bedoeld om de feitelijke situatie te behouden, met uitzondering van de fietsregels. De uitzondering voor de fietsregels is gemaakt omdat zelfredzaamheid één van de pijlers is die afgesproken zijn met de samenwerkingsverbanden in het kader van het Passend Onderwijs.

Overgangsregeling vergoeding Openbaar Vervoer kinderen naar het Voortgezet Speciaal Onderwijs.

Alle leerlingen die een Voortgezet Speciaal Onderwijsinstelling bezoeken én die voor 1 augustus 2015 al bekend waren met een vergoeding Openbaar Vervoer voortvloeiend uit de verordening leerlingenvervoer, behouden deze vergoeding zolang zij dezelfde Voortgezet Speciaal Onderwijsinstelling bezoeken.

8. Ontzegging van toegang tot het vervoer door de gemeente

Basis artikel 24 van de Verordening

Nadere regel:

8.1 procedure ontzegging toegang van het vervoer

Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. Hierbij wordt het volgende protocol gehanteerd. Afhankelijk van de ernst van gedraging van de leerling en de omstandigheden kan worden afgeweken van dit protocol.

Het gaat in dit protocol over klachten in verband met agressief gedrag van leerlingen tijdens het vervoer. Uitgangspunt van het protocol is dat de vervoerder zelf de klacht oplost, conform de afspraken vastgelegd in dit protocol. Wordt de klacht niet door de vervoerder conform het protocol opgelost dan kan een medewerker van de gemeente contact opnemen met de vervoerder om zo de klacht op te lossen. De ouders worden daarvan op de hoogte gesteld.

  • 1.

    De klacht wordt eerst met de vervoerder besproken. Een medewerker van de gemeente informeert bij de vervoerder wat zij zelf al hebben ondernomen en vraagt een eventueel rapport van de chauffeur op

  • 2.

    Een eigen vooronderzoek wordt gestart door een medewerker van de gemeente. Er wordt telefonisch contact opgenomen met ouders en/of school. In het telefoongesprek met de ouders bericht de medewerker dat zij ook een waarschuwingsbrief van de vervoerder kunnen verwachten. Indien er tijdens het gesprek geen verwijtbaar gedrag wordt geconstateerd dan wordt er met ouders en school naar andersoortig vervoer gekeken;

  • 3.

    Indien de klachten gegrond zijn, volgt de 1e waarschuwingsbrief. De vervoerder wordt op de hoogte gesteld dat aan de ouders/verzorgers van leerling een waarschuwingsbrief is verstuur;

  • 4.

    Bij continuering van de klachten stap 1 en 2 herhalen. Indien de klachten terecht zijn, volgt een 2e waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers. Ouders worden er in deze brief op gewezen dat de gemeente zorgt voor een extra zitplaats in de taxi zodat ouder/verzorger mee rijdt in de taxi om de leerling te begeleiden. Als er een begeleider meegaat anders dan een ouder of verzorger en hieraan kosten verbonden zijn, dan zijn deze kosten voor de ouders/verzorgers. Ook wordt in de brief vermeld dat bij volgende klachten de leerling enig andere vorm van vervoer kan worden ontzegd en dat ouders binnen 3 werkdagen contact moeten opnemen met de gemeente.

  • 5.

    Bij een volgende klacht neemt een medewerker telefonisch contact op met ouders en school om een gezamenlijk gesprek (binnen 3 werkdagen) in te plannen. Blijkt dat de ouders hieraan niet willen meewerken of blijkt dat er gegronde redenen bestaan om leerling tijdelijk van het vervoer uit te sluiten, dan wordt er een 3e brief naar de ouders gestuurd. Er volgt een schorsing per direct tot en met 1 volle schoolweek (exclusief schoolvakanties). Als er een gesprek heeft plaatsgevonden dan in de brief verwijzen naar het gesprek. Indien er tijdens het gesprek geen verwijtbaar bedrag wordt geconstateerd dan wordt er met ouders en school naar andersoortig vervoer gekeken.

  • 6.

    Als de klachten gedurende het schooljaar blijven doorgaan na de 1e, 2e en 3e brief volgt via een 4e brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimum van 3 maanden excl. Vakanties. Vinden de klachten plaats tegen het eind van het schooljaar dan geldt de uitsluiting voor een periode van 3 maanden exclusief de zomervakantie. Dit betekent dat de uitsluiting ook in het begin van een nieuw schooljaar kan vallen. Als ouders opnieuw van leerlingenvervoer gebruik willen maken dan moeten ze aan het eind van de schorsingsperiode een nieuwe aanvraag indienen.

9. Inwerkingtreding en intrekken oude regeling

De Nadere regels treden met ingang van 10 mei 2019 in werking onder gelijktijdige intrekking van de Nadere regels verordening leerlingenvervoer gemeente Hardinxveld-Giessendam vastgesteld op 1 december 2015.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam,

de secretaris, de burgemeester,

Robert 't Hoen Dirk Heijkoop