Aanpassing verordening Declaratiefonds

Geldend van 01-07-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Aanpassing verordening Declaratiefonds

De raad van de gemeente Goes;

Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van Goes van 23 april 2019

Gelet op het bepaalde in artikel 108 en 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

  • -

    De verordening Declaratiefonds 2019 (zie bijlage) vast te stellen

  • -

    De ingangsdatum van de verordening te bepalen op 1 juli 2019

  • -

    De verordening Declaratiefonds 2015 per 1 juli 2019 in te trekken

  • -

    De hogere vergoeding met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 toe te passen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • 2. het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • 3. de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Goes;

  • 4. de afdeling: de afdeling Werk, Inkomen en Zorg van de Gemeenschappelijke Regeling De Bevelanden.

Artikel 2. Doel

Het doel van het Declaratiefonds is het voorkomen dat inwoners van de gemeente Goes met een laag inkomen in een sociaal-maatschappelijk isolement raken als gevolg van het om financiële redenen niet kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.

Artikel 3. Doelgroep nieuw

  • 1. De doelgroep bestaat uit inwoners van 21 jaar en ouder en hun ten laste komen kinderen tussen 0 en 18 jaar, die:

    • a.

      op datum aanvraag staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en feitelijk in de gemeente verblijven;

    • b.

      een inkomen hebben dat niet meer bedraagt dan 120% van de voor aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • c.

      een vermogen hebben dat niet meer bedraagt dan de vermogensgrens die van toepassing is in de Participatiewet, het vermogen in de eigen woning wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

  • 2. Indien sprake is van

    • a.

      beslag c.q. een rechtens afdwingbare verrekening op het inkomen van de klant; of

    • b.

      een aanvrager die is toegelaten tot de Wet natuurlijke schuldsanering wordt bij de bepaling van het in aanmerking te nemen inkomen rekening gehouden met het inkomen waarover de inwoner feitelijk kan beschikken.

    wordt bij de bepaling van het in aanmerking te nemen inkomen rekening gehouden met het inkomen waarover de inwoner feitelijk kan beschikken.

  • 3. De tegemoetkoming geldt voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden/ samenwonenden en hun ten laste komende kinderen tot 18 jaar en geldt voor ieder gezinslid afzonderlijk.

  • 4. Jongeren in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar die voor de kosten als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, geen beroep kunnen doen op de onderhoudsplicht van hun ouders, behoren ook tot de doelgroep van het Declaratiefonds.

  • 5. De jongere bedoeld in het vierde lid van dit artikel wordt in ieder geval geacht geen beroep te kunnen doen op de onderhoudsplicht van zijn ouders maken als:

    • a.

      de ouder(s) is/zijn overleden of in het buitenland woont/wonen;

    • b.

      de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst;

    • c.

      de jongere op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

    • d.

      er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de jongere zelf geen verandering kan worden gebracht.

  • 6. Van een bijdrage zijn de volgende categorieën inwoners uitgesloten:

    • a.

      studenten die een studie volgen waarvoor studiefinanciering op basis van de Wet Studiefinanciering mogelijk is;

    • b.

      vreemdelingen zonder rechtsgeldige verblijfstitel.

Artikel 4. Voorliggende voorzieningen

  • 1. Het Jeugdfonds Sport en Cultuur Zeeland geldt als voorliggende voorziening voor de kosten van deelname aan sportieve en culturele activiteiten door kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar.

  • 2. Voor de in lid 1 genoemde activiteiten dient via een intermediair een aanvraag te worden ingediend bij het Jeugdfonds Sport en Cultuur.

Artikel 5. Vergoedbare kosten

  • 1. Voor vergoeding komen in aanmerking de volgende kosten:

    • a.

      de kosten die zijn gemaakt voor of in verband met sociale, sportieve, culturele en educatieve activiteiten;

    • b.

      de kosten die noodzakelijk zijn voor maatschappelijke participatie;

  • 2. Als de vergoeding uit het Jeugdfonds Sport en Cultuur niet toereikend is om kleding of andere, voor de sport- of culturele activiteit noodzakelijke benodigdheden te kopen, komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 6. Hoogte vergoeding

  • 1. De vergoeding voor de in artikel 5 vermelde kosten bedraagt 100 procent van de kosten tot maximaal de in de bijlage bij deze verordening genoemde bedragen.

  • 2. De in de bijlage genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met het percentage vermeld in Grip op Participatiewet en afgerond op een hele euro omhoog.

Artikel 7. Aanvraagprocedure

  • 1. Een aanvraag kan met terugwerkende kracht tot 1 januari van het kalenderjaar worden ingediend, mits op de datum waarop de gedeclareerde kosten zijn gemaakt, wordt voldaan aan de in artikel 3 gestelde voorwaarden.

  • 2. De aanvraag kan tot uiterlijk 1 februari worden ingediend, van het jaar dat volgt op het declaratiejaar.

Artikel 8. Controle en verantwoording

  • 1. Controle op de besteding van de tegemoetkoming vindt achteraf plaats door middel van steekproeven.

  • 2. De inwoner is verplicht de bewijsstukken over inkomen, vermogen en gemaakte kosten tot 1 jaar na toekenning te bewaren en op verzoek te overleggen.

  • 3. Als uit de controle achteraf blijkt dat onjuiste inlichtingen zijn verstrekt over het inkomen of vermogen of als de gedeclareerde kosten niet met bewijsstukken worden aangetoond, kan de verleende tegemoetkoming worden teruggevorderd.

Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de uitvoeringsorganisatie.

Artikel 10. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: 'Verordening Declaratiefonds gemeente Goes 2019'.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2019 en heeft voor wat betreft de hoogte van de maximale tegemoetkoming terugwerkende kracht tot 1 januari 2019.

De Verordening Declaratiefonds gemeente Goes 2015 wordt bij de inwerkingtreding van de nieuwe verordening ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Goes in de openbare vergadering van 9 mei 2019

de griffier

drs. B.C. van Doornum

de voorzitter

drs. M. Mulder MSc

Bijlage bij verordening Declaratiefonds gemeente Goes

De maximale vergoeding zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening bedraagt in 2019 voor alle kosten tezamen niet meer dan:

  • a.

    € 125,00 per kalenderjaar voor kinderen tussen 0 en 18 jaar

  • b.

    € 250,00 per kalenderjaar voor personen vanaf 18 jaar.

Het onder a vermelde bedrag voor een kind tussen 0 en 4 jaar wordt verhoogd met € 100,00 per kalenderjaar als voor dit kind een eigen bijdrage peuteropvang moet worden betaald.

ALGEMENE TOELICHTING

Het Declaratiefonds is een maatwerkvoorziening op grond van de Gemeentewet. Mensen die deelnemen aan maatschappelijke, culturele of sportieve activiteiten krijgen, binnen de door de gemeente gestelde kaders, de daadwerkelijke kosten van deelname aan genoemde activiteiten vergoed.

Met het Declaratiefonds beogen wij dat mensen die leven van een minimuminkomen toch deel kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer door middel van lidmaatschappen, cursussen et cetera. Dit kan een sociaal isolement voorkomen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2. Doel

Onder deelname aan het maatschappelijk verkeer kunnen tal van activiteiten worden verstaan. Te denken valt onder meer aan het onderhouden van sociale contacten, contacten met lotgenoten en vrijetijdsbesteding zoals ontspanning, recreatie, het uitoefenen van hobby’s en het volgen van cursussen.

Artikel 3. Doelgroep

Artikel 3 lid 1

De inkomensgrens voor het Declaratiefonds is 120% van de voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm. Daarnaast zijn de vermogensgrenzen uit de Participatiewet van toepassing.

Artikel 3 lid 2

Zoals dat ook geldt bij de verlening van bijzondere bijstand wordt bij aanvragers die in een WSNP of MSNP traject zitten of op wiens inkomen executoriaal beslag ligt, uitgegaan van het inkomen waarover men feitelijk beschikt.

Artikel 3 lid 3

Dit lid geeft aan dat ieder gezinslid afzonderlijk recht heeft op een tegemoetkoming uit het Declaratiefonds.

Artikel 3 lid 4

Jongeren van 18 tot en met 20 jaar moeten voor de kosten van maatschappelijke participatie een beroep doen op de onderhoudsplicht van hun ouders. Wanneer dit niet mogelijk is, kan de jongere een beroep doen op het Declaratiefonds.

Artikel 3 lid 5

In dit lid is vermeld in welke situaties de jongere in ieder geval geacht wordt geen beroep te kunnen doen op de onderhoudsplicht van zijn ouders.

Artikel 3, lid 6

Dit lid beschrijft welke personen geen aanspraak maken op een vergoeding uit het Declaratiefonds. Het gaat om studenten die een beroep (kunnen) doen op een regeling op grond van de Wet Studiefinanciering en vreemdelingen zonder rechtsgeldige verblijfstitel.

Artikel 4. Voorliggende voorziening

Artikel 4 lid 1

Het Jeugdfonds Sport en Cultuur is bedoeld voor kinderen van 0 tot 18 jaar die om financiële redenen geen lid kunnen worden van een sportvereniging of kunnen deelnemen aan culturele activiteiten.

Het fonds hanteert hierbij een inkomensgrens van 120 procent van het sociaal minimum.

Voor sport betaalt het fonds de volledige contributie rechtstreeks aan de sportvereniging. Daarnaast is er, afhankelijk van de hoogte van de contributie, nog een tegemoetkoming beschikbaar voor sportkleding en –materialen. Deze tegemoetkoming wordt verstrekt in de vorm van een tegoedbon. De maximale vergoeding van het fonds voor sport bedraagt € 225,00 per kind per jaar. De voorwaarde is dat het om structurele (wekelijkse) activiteiten moet gaan bij een erkende organisatie/docent.

Voor culturele activiteiten geldt een maximale vergoeding van € 450,00 per kind per jaar. De meest voorkomende activiteiten zijn dansvormen, scouting en muzieklessen.

Voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar die willen deelnemen aan een sportieve en/of culturele activiteit, is het Jeugdfonds Sport en Cultuur een voorliggende voorziening doordat gemeenten zijn aangesloten bij beide fondsen. In bepaalde situaties kan daarnaast nog een vergoeding uit het Declaratiefonds worden verstrekt. Zie verder de toelichting op artikel 5, tweede lid.

Artikel 4 lid 2

Om een vergoeding van het Jeugdfonds Sport en Cultuur te krijgen, moet een aanvraag ingediend worden via een intermediair. De gemeente kan ook als intermediair fungeren en kinderen/jongeren hiervoor aanmelden.

Artikel 5. Vergoedbare kosten

Artikel 5 lid 1

Op grond van dit lid wordt een tegemoetkoming verstrekt voor kosten voor of in verband met sociale, sportieve, culturele en educatieve activiteiten.

Hieronder worden voorbeelden genoemd van de kostensoorten die in ieder geval voor vergoeding in aanmerking komen. Deze opsomming is niet limitatief.

A. Abonnementen, seizoenskaarten en entreegelden

Bezoek musea, schouwburg, bioscoop

Zowel de kosten van een abonnement als de entreeprijs van een losse voorstelling komen voor vergoeding in aanmerking. De reiskosten i.v.m. een activiteit worden ook vergoed.

(Sport)evenementen en attracties

Het betreft hier de toegangsprijzen van diverse evenementen en attracties zoals zwemparadijzen, excursies, tuinen, concerten, tentoonstellingen, rondvaarten, beurzen, pretparken en dierentuinen en de reiskosten voor deze activiteit.

Zwemles

Zwemlessen voor personen van 18 jaar of ouder komen voor vergoeding in aanmerking.

Voor zwemlessen voor jongeren tot 18 jaar is het Jeugdfonds Sport en Cultuur de voorliggende voorziening. Soms betalen ouders daarnaast een deel van de zwemlessen zelf omdat de vergoeding via JSF een maximum kent. Die meerkosten kunnen ook op grond van het Declaratiefonds worden vergoed.

Zwembad

Kosten van abonnementen en zogenaamde 10-badenkaarten, evenals losse toegangsbewijzen van zwembaden, komen voor vergoeding in aanmerking.

Bibliotheek

Lidmaatschapsgeld komt in aanmerking voor vergoeding.

Cultureel Jongerenpaspoort

Met een Cultureel Jongerenpaspoort ontvangen jongeren tot 30 jaar kortingen op film, theater, concerten, musea en reizen. De kosten van aanschaf van de pas komen voor vergoeding in aanmerking.

Kranten

De abonnementskosten, maar ook de losse verkoop van kranten komen voor vergoeding in aanmerking.

Internet of mobiel internet

De abonnementskosten van een internetaansluiting komen voor vergoeding in aanmerking. De abonnementskosten kunnen worden verdeeld over het aantal gezinsleden vanaf zes jaar.

Bij een all-in-one abonnement (bellen, sms’en in internet) voor een mobiele telefoon wordt alleen dat deel van het abonnement vergoed dat betrekking heeft op internet.

B. Lesgelden en contributies

Lesgelden

De vergoeding geldt voor alle lesgelden, zoals bijvoorbeeld muziekschool of balletschool, maar ook dansles, naailes, paardrijles of een cursus internet voor ouderen behoort tot de mogelijkheden.

Lidmaatschapskosten van verenigingen

Dit kunnen lidmaatschappen zijn van allerlei sportieve, culturele, recreatieve of maatschappelijke verenigingen. Het gaat hier niet alleen om sport en muziek, ook allerlei vormen van ontspanning zijn mogelijk, bijvoorbeeld zang en dans, toneel, biljarten, schaken, bridgen, het lidmaatschap van de postduivenvereniging, lid zijn van een volkstuinvereniging, een seizoenkaart voor het bijwonen van een voetbalwedstrijd. Ook kosten van ouderenbonden en bejaardensociëteiten. Daarbij kan ook gedacht worden aan handwerkclubjes.

C. Cursusgelden

Vergoeding is mogelijk voor diverse cursussen, bijvoorbeeld een schildercursus, cursus psychologie, klussen in huis of een workshop.

D. Vergoedingen allerjongsten

Hieronder vallen kosten van de peuterspeelzaal, babymassage, baby- en peuterzwemmen, peutergymnastiek, tuimelgroep. Zie ook artikel 6, lid 2.

E. Dierenartskosten

De kosten van een dierenarts komen voor vergoeding in aanmerking.

F. Materiaalkosten

Voor sommige activiteiten die onder het Declaratiefonds vallen is materiaal nodig om deze uit te oefenen. Denk hierbij aan sportkleding voor volwassenen,1 hobbymateriaal of instrumenten. Deze kosten kunnen eveneens uit het Declaratiefonds vergoed worden.

G. Kosten lokale initiatieven

De kosten van lokale initiatieven die in de gemeente worden georganiseerd om inwoners deel te laten nemen aan sociale, maatschappelijke activiteiten, komen voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 5 lid 2

Naast het vergoeden van de kosten voor de activiteiten zelf, kunnen ook kosten die worden gemaakt om maatschappelijk participeren mogelijk te maken, worden vergoed. Tot deze kosten behoren in ieder geval de kosten voor een identiteitskaart of paspoort of de kosten voor het verlengen van een verblijfsvergunning.

Derde lid

Zoals in artikel 4 is bepaald, geldt het Jeugdfonds Sport en Cultuur als voorliggende voorziening voor de kosten van sport en cultuur. Als er binnen de maximale vergoeding van het fonds geen ruimte is voor een vergoeding van sportkleding of andere noodzakelijke benodigdheden, komen deze kosten voor vergoeding op grond van het Declaratiefonds in aanmerking. Een kind dat bijvoorbeeld kiest voor voetbal, zal in de regel een vergoeding krijgen voor sportkleding, omdat de contributie voor voetbal onder de maximale vergoeding voor sport ligt. Maar als een kind kiest voor een sport waarvan de contributie hoger is dan de maximale vergoeding, zou de sportkleding voor eigen rekening komen. In die gevallen kan voor deze kosten een tegemoetkoming worden verstrekt. Hetzelfde geldt voor noodzakelijke benodigdheden voor activiteiten die onder Cultuur vallen.

Ook reiskosten voor de sport of culturele activiteit mogen worden gedeclareerd.

Artikel 6. Hoogte vergoeding

Artikel 6 lid 1

In dit lid is vastgelegd dat de maximale vergoeding voor alle in artikel 5 genoemde kosten samen voor kinderen tussen 0 en 18 jaar en voor volwassenen, is opgenomen in de bijlage bij de verordening.

Voor jongeren tussen 0 en 18 jaar is de maximale vergoeding in 2019 totaal € 125,00. Voor hen geldt een lagere vergoeding dan voor volwassenen omdat voor deze kinderen het Jeugdfonds Sport en Cultuur de voorliggende voorziening is voor de kosten van sport en culturele activiteiten.

De vergoeding voor een volwassen bedraagt in 2019 € 250,00 per kalenderjaar.

Bijvoorbeeld: Een aanvrager declareert voor zijn kind een bedrag van € 100,00 voor sociale activiteiten, € 29,05 voor een identiteitskaart en € 20,00 voor een sportshirt. Zijn kosten voor dit kind bedragen in totaal €  149,05. De vergoeding bedraagt dan op grond van artikel 6, lid 1 onderdeel a € 125,00, omdat dit de maximale vergoeding is voor alle in artikel 5 genoemde kosten bij elkaar.

Artikel 6 lid 2

Tot de inwerkintreding van deze verordening bedroeg de vergoeding voor kinderen tussen 0 en 4 jaar maximaal € 200,00 per kalenderjaar. Zij ontvingen meer dan kinderen vanaf 4 jaar. De reden daarvan was dat kinderen van 0 tot 4 jaar geen beroep konden doen het op Jeugdfonds Sport en Cultuur. In de regel gebruikten ouders de tegemoetkoming van € 200,00 volledig voor de kosten van de eigen bijdrage van peuteropvang (voorheen peuterspeelzaal).

Nu ook voor kinderen van 0 tot 4 jaar een beroep kan worden gedaan op het Jeugdfonds Sport en Cultuur geldt voor deze kinderen ook een maximale tegemoetkoming van € 125,00 in 2019.

Sinds 2018 betalen ouders voor peuteropvang een inkomensafhankelijke eigen bedrage voor peuteropvang die gelijk is de eigen bijdrage voor kinderopvang. Dit is in 2019 € 36,40 per maand bij een inkomen van maximaal € 1619,00 bruto.

Om te voorkomen dat ouders de peuteropvang niet meer kunnen betalen, wordt de tegemoetkoming voor kinderen tussen 0 en 4 jaar verhoogd met een bedrag genoemd in de bijlage bij deze verordening, als voor dat kind een inkomensafhankelijke eigen bijdrage peuteropvang moet worden betaald.

Artikel 6 lid 3

In dit lid is geregeld dat de in de bijlage genoemde vergoedingen jaarlijks worden geïndexeerd met het percentage dat is vermeld in Grip op Participatiewet van Schulinck. Deze indexering wordt ook bij andere verordeningen en beleidsregels toegepast. De bedragen worden na indexering afgerond op een hele euro naar boven.

Artikel 7. Aanvraagprocedure

Artikel 7 lid 1

Dit lid regelt dat een aanvraag op ieder moment in het betreffende declaratiejaar kan worden ingediend met terugwerkende kracht tot 1 januari. Het is daarbij niet noodzakelijk dat de aanvrager op datum aanvraag aan de inkomens- en vermogensgrens voldoet. Van belang is dat hij op het moment waarop de kosten zijn gemaakt, voldoet of voldeed aan de voorwaarden zoals beschreven in artikel 3.

Voorbeeld: aanvrager gaat op 1 juli 2019 werken en gaat een inkomen ontvangen dat meer bedraagt dan 120% van de norm. Tot 1 juli 2019 ontving hij bijstand. De klant vraagt op 1 augustus een vergoeding aan voor kosten die in februari 2019 gemaakt zijn. In dat geval kan de aanvraag worden toegekend omdat de aanvrager in februari 2019 aan de inkomens- en vermogensgrens voldeed.

Artikel 7 lid 2

Dit lid geeft aan dat een aanvraag ook nog in het volgende jaar kan worden ingediend over het voorgaande jaar waarover men nog wil declareren. De uiterlijke datum is hierbij gesteld op 1 februari.

Artikel 8. Controle en verantwoording

Artikel 8 lid 1

Aanvragers vermelden in hun aanvraag de kosten die zij in het betreffende kalenderjaar gaan maken of gemaakt hebben. Bij de aanvraag worden geen bewijsstukken gevoegd.

Artikel 8 lid 2

De controle op het inkomen en vermogen en de verantwoording van de gedeclareerde kosten vindt achteraf en steekproefsgewijs plaats. De aanvrager moet de bewijsstukken over inkomen, vermogen en gedeclareerde kosten gedurende 1 jaar na toekenning bewaren en op verzoek overleggen.

Artikel 8 lid 3

De vergoeding wordt volledig of gedeeltelijk teruggevorderd, als uit de steekproef blijkt dat betrokkene onjuiste informatie heeft verstrekt over het inkomen en vermogen of de gemaakte kosten niet kan aantonen door middel van bewijsstukken.

De terugvordering vindt plaats op grond van het Burgerlijk wetboek.

Artikel 9. Onvoorziene omstandigheden

In onvoorziene, bijzondere omstandigheden kan het college afwijken van het gestelde in deze verordening.

Artikel 10. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.


Noot
1

Voor sportkleding voor kinderen: zie artikel 5, derde lid