Nadere regels subsidieverstrekking Leidschendam-Voorburg 2019

Geldend van 01-10-2021 t/m 23-09-2022

Intitulé

Nadere regels subsidieverstrekking Leidschendam-Voorburg 2019

Burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019;

besluiten vast te stellen de navolgende: Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Leidschendam-Voorburg 2019

Hoofdstuk 1 Algemene nadere regels

Artikel 1:1 Definities

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

ASV: Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 en de hierna volgende wijzigingen.

Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van geformuleerde maatschappelijke effecten.

Beleidskader: een door de raad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen op een bepaald terrein zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten dienen plaats te vinden.

Initiatiefvraag: een beschrijving met de reikwijdte van een thematafel. Met hier in de doelstellingen, uitgangspunten en financiële kaders.

Inclusief aanbod: een aanbod dat voor iedereen die het betreft toegankelijk is.

Maatschappelijk effect: een op langere termijn beoogde verandering in een situatie of bij een doelgroep, die een positieve uitwerking heeft op verschillende delen van de samenleving.

Resultaat(afspraken): een concrete, waarneembare en toetsbare in woorden beschreven opbrengst, zonder gekwantificeerde normen, die een directe bijdrage levert aan het beoogde beleidsdoel.

Prestatie(afspraken): een prestatie die overeenkomt met een resultaat, maar is aangevuld met een gekwantificeerde norm.

Duurzaam ondernemen: een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij mens, milieu en middelen in balans zijn.

Artikel 1:2 Algemene nadere regels

  • 1.

    De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die het college behandelt met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks- of provinciaal beleid, alsmede met uitzondering van aanvragen voor subsidie waarop hoofdstuk 2 van toepassing is.

  • 2.

    Een subsidieaanvraag, die naar het oordeel van het college, niet of niet in voldoende mate voldoet aan een of meer ingevolge de nadere regels op die aanvraag van toepassing zijnde criteria komt niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1:3 Beleidsdoelen

  • 1.

    Activiteiten dienen onderbouwd en aantoonbaar een bijdrage te leveren aan een of meerdere door de raad vastgestelde beleidsdoelen, welke verwoord zijn in vastgestelde beleidskaders.

  • 2.

    Uit de subsidieaanvraag wordt helder hoe de beoogde doelgroep(en) bereikt wordt/ worden en met welk beoogd resultaat. Het resultaat is SMART omschreven en bevat in ieder geval het beoogd aantal gebruikers/bezoekers/deelnemers/leden en geeft inzicht in hoe het resultaat wordt vastgelegd.

  • 3.

    Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt getoetst in hoeverre zij voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten, in hoeverre gaat het hier om langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma.

    • b.

      De mate van innovatie, in hoeverre is sprake van vernieuwing ten opzichte van het bestaande aanbod.

    • c.

      De mate van uitvoerbaarheid, in hoeverre zijn activiteiten uitvoerbaar, is de begroting realistisch en is de organisatie solide.

    • d.

      De mate van gebiedsgerichte aanpak, in hoeverre is er sprake van ketenaanpak van activiteiten in eenzelfde gebied/wijk/buurt.

Artikel 1:4 Doelmatigheid

  • 1.

    Voorwaarde is een realistische verhouding tussen de verwachte resultaten en de gevraagde gemeentelijke bijdrage.

  • 2.

    De inzet van professionals is kwalitatief en kwantitatief in verhouding tot de te organiseren activiteiten en wordt ingezet tegen een realistische kostprijs.

  • 3.

    De kostprijs is bepaald op basis van een integrale kostprijs en is opgebouwd uit de volgende elementen: personele lasten, huisvestingslasten, overhead, activiteitlasten en organisatielasten.

  • 4.

    In de subsidieaanvraag wordt helder welke bijdrage van de beoogde doelgroep wordt gevraagd in financiële dan wel in personele zin.

Artikel 1:5 Samenwerking

  • 1.

    Bij een subsidieaanvraag dient te worden aangetoond dat wordt aangesloten bij én wordt samengewerkt met voorzieningen en/of organisaties in de keten.

  • 2.

    Subsidieaanvragen die samenwerking in een ketenaanpak beogen, worden in gezamenlijkheid door de ketenpartners ingediend.

  • 3.

    Subsidieaanvragen die samenwerking op het gebied van preventie, signalering, vroeghulp en behandeling beogen worden in gezamenlijkheid ingediend door ketenpartners, zowel vrijwilligersorganisaties of initiatieven als professionals.

Artikel 1:6 Eenmalige subsidie

  • 1.

    Een eenmalige subsidie is afgebakend in tijd en middelen en kan uitsluitend worden verstrekt voor zover dienaangaande specifieke nadere regels zijn gesteld.

  • 2.

    Het beschikbare budget voor alle eenmalige subsidies is het door het college vastgestelde subsidieplafond.

Artikel 1:7 Jaarlijkse subsidie

  • 1.

    Jaarlijkse subsidie wordt alleen verstrekt aan organisaties die een aantoonbare rol in de maatschappelijke keten innemen en het meest optimaal bijdragen aan de beoogde resultaten, conform het gestelde in artikel 1.2 van deze nadere regels.

  • 2.

    De organisaties (die voldoen aan de voorwaarden van het vorige lid) nemen in hun aanvraag op, op welke wijze en in welke mate zij duurzaam ondernemen en Social return implementeren in hun bedrijfsvoering. Zij verantwoorden dit in hun jaarverslag.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in de vorige leden, geldt voor organisaties die een jaarlijkse subsidie ontvangen van € 150.000,- of meer en een of meer professionele krachten in dienst hebben, de voorwaarde dat er gestreefd wordt om ten minste 5% van het ontvangen subsidiebedrag te besteden aan de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt uit de doelgroep Social return. Om deze inzet te bepalen kan gebruik worden gemaakt van het bouwblokkenmodel zoals opgenomen in de Beleidsregels Social return gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.

  • 4.

    Het college kan gelet op de aard of duur van de activiteit waar de subsidie betrekking op heeft, dan wel gelet op de regionale arbeidsmarktsituatie afwijken van het percentage als genoemd in het derde lid, indien toepassing van het percentage naar oordeel van het college tot onevenredige gevolgen zou leiden voor de subsidieontvanger.

Artikel 1:8 Algemeen

  • 1.

    Activiteiten moeten beschikbaar zijn voor alle inwoners van Leidschendam-Voorburg, uitgangspunt is zoveel mogelijk inclusief aanbod.

  • 2.

    Organisaties dragen zorg voor een goede toegankelijkheid van alle voorzieningen zowel fysiek als digitaal.

Hoofdstuk 2 Nadere regels voor maatschappelijke activiteiten.

Artikel 2:1 Toepassingsbereik

  • 1.

    Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op een of meer van de initiatiefvragen die gebaseerd zijn op: ‘het Sociaal Kompas’ en/of ‘de Cultuurvisie’.

  • 2.

    De initiatiefvragen worden gelijktijdig met het vaststellen van de begrotingsrichtlijnen door het college vastgesteld.

  • 3.

    Na vaststelling van de voorjaarsnota worden de voorlopige subsidieplafonds aan de thematafels bekend gemaakt.

  • 4.

    Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is hoofdstuk 1 van de nadere regels (‘algemene nadere regels’) niet van toepassing, tenzij een of meerdere bepalingen uit hoofdstuk 1 in deze paragraaf uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard.

  • 5.

    Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is dit hoofdstuk niet van toepassing indien op de aanvraag specifieke nadere regels als bedoeld in hoofdstuk 3 en verder van de nadere regels van toepassing zijn.

  • 6.

    De tafel kan in het uitvoeringsplan budget vrijhouden voor eenmalige subsidies die betrekking hebben op de in lid 1 genoemde initiatiefvragen, artikel 1.6 is dan van toepassing tenzij de tafel een andere procedure vastlegt in het uitvoeringsplan.

Artikel 2:2 Thematafels

  • 1.

    Onder een thematafel als bedoeld in deze paragraaf wordt verstaan: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op in ieder geval het opstellen van een uitvoeringsplan wat aansluit op de initiatiefvraag die het college heeft vastgesteld voor het betreffende thema.

  • 2.

    Het college nodigt in eerste aanleg lokale (of bestaande) deelnemers uit aan een thematafel met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf.

  • 3.

    De tafel kan indien de deelnemers daartoe beslissen nieuwe deelnemers uitnodigen voor de tafel.

  • 4.

    Het college kan met betrekking tot de thematafels spelregels vaststellen. Deze spelregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op de wijze van toegang tot de thematafel, de wijze van functioneren van de thematafel en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de thematafel. Per tafel, kunnen door de deelnemers zelf, aanvullende spelregels worden vastgesteld. Deelnemers aan de thematafel zijn gehouden aan de voor die tafel in voorkomend geval vastgestelde aanvullende spelregels.

Artikel 2:3 Criteria

  • 1.

    Het college kan een jaarlijkse subsidie verstrekken voor het uitvoeren van het in de aanvraag aangegeven onderdeel van een uitvoeringsplan.

  • 2.

    Onder een uitvoeringsplan als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan, een schriftelijk stuk dat:

    • a.

      is opgesteld door een thematafel; en

    • b.

      betrekking heeft op een van de vastgestelde initiatiefvragen (2:2 lid1); en

    • c.

      een beschrijving geeft van de op het terrein (als bedoeld onder sub b) door de deelnemers aan de thematafel te leveren bijdragen aan de vooraf gestelde doelen en resultaten uit de betreffende initiatiefvraag; en

    • d.

      ziet op een uitvoeringsperiode van maximaal twee hele kalenderjaren, te beginnen met de uitvoeringsperiode 2020-2021.

  • 3.

    In het uitvoeringsplan wordt uitgewerkt hoe de onderstaande principes worden toegepast:

    • a.

      Inwoner centraal, uitgaan van wat de inwoner zelf wil en kan;

    • b.

      Gezamenlijk verantwoordelijk, dat wil zeggen dat iedereen verantwoordelijkheid neemt voor het totaal resultaat, ongeacht of hij of zij aan de lat staat voor die specifiek taak, activiteit of opdracht.;

    • c.

      Informatie gestuurd werken zodat informatie wordt gebruikt om problemen te analysen en te prioriteren en te verantwoorden;

    • d.

      Lerende organisatie, een organisatie die zich continu op alle niveaus aanpast aan de voortdurende veranderingen in haar omgeving en permanent in staat is zich te verbeteren, te vernieuwen en te ontwikkelen ;

    • e.

      Gebieds- of wijkgericht werken betekent dat vanuit een samenwerking tussen gemeente, (maatschappelijk) partners en inwoners er gezamenlijk gekeken wordt naar waar een wijk behoefte aan heeft;

    • f.

      de mate waarmee met vrijwilligers gewerkt wordt (vrijwillig waar het kan, professioneel waar het moet);

    • g.

      de inclusieve aanpak.

Artikel 2:4 Procedure

  • 1.

    Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend op de datum die door het college uiterlijk op 1 september van het jaar voorafgaande aan het eerste jaar van de uitvoeringsperiode van het uitvoeringsplan waarop de aanvragen betrekking hebben, is vastgesteld. De indieningsdatum voor wat betreft de aanvragen die betrekking hebben op de uitvoeringsperiode 2020-2021 wordt vastgesteld op uiterlijk 15 oktober 2019. Het college is bevoegd de bij of krachtens dit artikellid vastgestelde datum te wijzigen.

  • 2.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, vergezeld te gaan van het uitvoeringsplan waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    Het college beslist binnen 10 weken op de aanvraag. Het college kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste 30 dagen verdagen.

  • 4.

    Indien na indiening van een subsidieaanvraag of na besluit door het college op ingediende subsidieaanvragen, het subsidieplafond door het college wordt verhoogd, kan door de partijen aan de thematafel een aanvullende subsidieaanvraag worden ingediend die betrekking heeft op de extra gelden. Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van een aanvullend of aangepast uitvoeringsplan conform het bepaalde in artikel 2:3.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het subsidieplafond zoals bedoeld in het vorige lid, kan het college de activiteiten benoemen waarvoor de extra gelden zijn bestemd en de termijn waarbinnen de aanvullende subsidieaanvraag moet zijn ingediend.

Artikel 2:5 Subsidie voor bijdragen die niet zijn opgenomen in een uitvoeringsplan

  • 1.

    Het college is bevoegd subsidie te verstrekken voor activiteiten of initiatieven waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een of meer van de vooraf gewenste doelen en resultaten op een van de vastgestelde initiatiefvragen en die niet zijn opgenomen in een uitvoeringsplan.

  • 2.

    Het college is slechts bevoegd om een subsidie als bedoeld in het eerste lid te verstrekken indien er naar zijn oordeel sprake is van een gegronde reden waarom de activiteit of het initiatief niet is, of kan worden opgenomen in een uitvoeringsplan.

  • 3.

    Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid wordt door het college beslist met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 1 van de nadere regels.

Hoofdstuk 3 Specifieke nadere regels overige maatschappelijke subsidies

Artikel 3:1 Vigerend beleidskader

De beleidskaders voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn:

Naam huidige activiteit(en)

Beleidskader waar dit op herleidbaar is (niet een oud subsidiekader)

Datum vaststelling raad

Sporten met beperking

Verantwoord voorruit kerntakendiscussie 2011

Raadsbesluit 587008

Amateurkunst

Verantwoord voorruit kerntakendiscussie 2011

Raadsbesluit 587008

Behoud erfgoed (salamander en archeologische werkgroep)

Monument Houtzaagmolen De Salamander aan de Wiek 21 te Leidschendam

Raadsbesluit 2005/20566 10 augustus 2005

Reddingsbrigade

Ondersteuning door reddingsbrigade Leidschendam van de politie in haar toezicht op de handhaving van de veiligheid van de recreant in natuur- en recreatiegebied Vlietland te Leidschendam en de begeleiding van diverse activiteiten c.q. evenementen (St. Nicolaas) op de wateren binnen Leidschendam-Voorburg.

Raadsbesluit 3668 3 dec. 1990

Slachtofferhulp

Verzoek provincie Zuid-Holland aan gemeenten om bijdrage te leveren

Raadsbesluit 2001/240856

Ondernemersfondsen

Oprichten ondernemersfonds ten behoeve van de winkelgebieden Oud Voorburg, De Julianabaan en Leidschendam-Centrum

Raadsbesluit 852760 april 2013

Onderwijs achterstandsbeleid

OAB/LEA

Raadsbesluit 1702097

Hospice

WMO, huishoudelijke ondersteuning

Voorjaarsnota 2010

Archeologie

Nota archeologie herijking 2013

Raadsbesluit 928224 d.d. 4 februari 2014

MVV

Programma maatschappelijk verantwoord verenigen

Raadsbesluit 1460489 08-12-2015

Participatieraad

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016

Raadsbesluit 1984184 03-01-2018 (laatste wijziging)

Duurzaamheid

Klimaatplan 2009-2020, Groenstructuurplan 2012-2022

Raadsbesluit 1000499 en Raadsbesluit 693094

Buurtbus/buslijn47

Vervangend vervoer voor buslijn 47

Raadsbrief 713244

Musea

Cultuurvisie 2015-2030

Raadsbrief 1376430

Theater

Cultuurvisie 2015-2030

Raadsbrief 1376430

Evenementen

Evenementenbeleid 2017-2020

Verseon 1859650

 

Artikel 3:2 Wat

Binnen deze specifieke nadere regels kennen we de volgende subsidies:

  • 1.

    een jaarlijkse subsidiebijdrage bestemd voor:

    • a.

      Slachtofferhulp

    • b.

      Reddingsbrigade Vlietlanden

    • c.

      Behoud van Cultuurhistorisch erfgoed

    • d.

      Ondernemersfondsen

    • e.

      Extra onderwijsbegeleiding voor aandachtsgroepen

    • f.

      Sporten met een beperking

    • g.

      Kleine maatschappelijke organisaties

    • h.

      Huishoudelijke ondersteuning Hospice

    • i.

      Amateurkunstorganisaties

    • j.

      Participatieraad

    • k.

      Huishoudelijke ondersteuning Hospice

    • l.

      Duurzame ontwikkeling

    • m.

      Buurtbus/buslijn 47

    • n.

      Musea

    • o.

      Theater

    • p.

      Evenementen waaronder intocht van Sinterklaas

  • 2.

    Eenmalige subsidies voor:

    • a.

      Maatschappelijk verantwoord verenigen

    • b.

      Lokale educatieve agenda

Artikel 3:3 Voor Wie

Subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor: maatschappelijke organisaties die de activiteiten behorende bij artikel 3:2 in, of voor inwoners van Leidschendam-Voorburg uitvoeren.

Artikel 3:4 Criteria

  • 1.

    Voor de jaarlijkse subsidies, horende bij lid 3:2 lid 1 genoemde onderdelen, gelden de opeenvolgende criteria.

    • a.

      Het ondersteunen van slachtoffers op vrijwillige basis voor hulp en ondersteuning. Daarnaast gratis verlenen van juridische hulp aan slachtoffers.

    • b.

      Veiligheidsactiviteiten die worden uitgevoerd op wateren gelegen binnen de gemeentegrenzen.

    • c.

      Activiteiten dragen bij aan de instandhouding en conservering van het (archeologisch) erfgoed. In standhouden, toegankelijk maken, presenteren en conserveren van het cultureel erfgoed voor een breed publiek.

    • d.

      Activiteiten vastgelegd in een plan die ten goede komen aan de winkelgebieden Oud-Voorburg en Leidschendam centrum voor de thema’s promotie, belangenbehartiging, communicatie, ondernemersklimaat en uitstraling van het gebied.

    • e.

      Begeleiding van leerlingen met leerachterstanden die door diverse oorzaken zijn ontstaan . In de leeftijden van 2 tot en met 18 jaar. Activiteiten sluiten aan op het onderwijsprogramma van de school. Inzet is aanvullend op de gangbare leerlingenzorg en gericht op het zo snel als mogelijk de leerling binnen het reguliere onderwijs een toekomst te bieden.

    • f.

      Deelname aan sport voor mensen met een beperking die door de reguliere georganiseerde sport niet worden bereikt. Sport- en beweegactiviteiten staan onder deskundige leiding (met een relevant diploma).

    • g.

      Ondersteuning van mantelzorgers om (dreigende) overbelasting te voorkomen en het voorkomen/verminderen van eenzaamheid van de zorgbehoevende.

    • h.

      Hulp in de huishouding voor terminaal zieken voor 8 kamers conform klasse 1 huishoudelijke hulp PGB.

    • i.

      Een combinatie van vorming en beoefening van een van de kunstdisciplines met daarbij een minimaal aantal optredens/producties per jaar binnen de gemeentegrenzen. (Instrumentaal: 2 optredens; Vocaal: 1 optreden; Dramatische expressie: 2 producties per jaar)

    • j.

      De activiteiten van de participatieraad worden overeenkomstig de vastgestelde verordening uitgevoerd.

    • k.

      Door en voor bewoners van het Hospice wordt geen Wmo-aanvraag gedaan voor huishoudelijke ondersteuning tijdens hun verblijf in het Hospice.

    • l.

      Activiteiten of voorzieningen die een bijdrage leveren aan de beleidsplannen op de terreinen groen, klimaat en waterhuishouding. De voorzieningen moeten passend zijn in de omgeving.

    • m.

      Een vaste dienstregeling met vijf ritten per dag, ruwweg via de oude route van lijn 47.

    • n.

      De Musea zorgen voor het verwerven, behouden, onderzoeken, presenteren, documenteren en bekendheid geven aan de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving, in het biijzonder van de regio Leidschendam-Voorburg. De activiteiten voldoen zoveel mogelijk aan de museumnorm van het landelijk Museumregister. Er worden minimaal twee tentoonstellingen per jaar georganiseerd en er wordt effectief en efficiënt met andere (culturele) stakeholders samengewerkt in de uitvoering van activiteiten.

    • o.

      Een professioneel programma-aanbod op het gebied van podiumkunsten welke aansluiten bij het concept van een brede programmering. Daarnaast wordt er samenwerking gezocht met plaatselijke culturele instellingen of groepen en wordt deelgenomen aan het Cultuurmenu voor het basisonderwijs. Bezettingsgraad van de zaal is minimaal 60%. Er wordt samengewerkt met het vrijwilligerspunt.

    • p.

      Evenementen die professioneel worden uitgevoerd, waarbij de organisatiekracht van lokale instellingen en verenigingen zoveel mogelijk wordt benut. De evenementen versterken het profiel van de gemeente als aantrekkelijke groene woongemeente en zijn toegankelijk voor alle inwoners van de gemeente. De evenementen zijn op elkaar afgestemd.

  • 2.

    Aanvullende criteria voor eenmalige subsidies

    • a.

      Activiteiten die passen in de doelstellingen van maatschappelijk verantwoord verenigen.

    • b.

      Activiteiten en arrangementen vanuit de Lea gericht op leerlingen van de school maar ook uit de buurt of andere scholen, kinderopvang of andere partners zoals verenigingen en bedrijfsleven. Activiteiten geven meer inzicht in techniekonderwijs .

    • c.

      Het stimuleren en mogelijk maken van culturele activiteiten op professionele en amateurbasis die aansluiten op de cultuurvisie 2015-2030. De activiteiten dragen bij aan: culturele hotspots, aandacht voor specifieke doelgroepen, ontwikkeling van de creatieve industrie, samenwerking met andere regionale partners en dragen bij aan de zichtbaarheid en identiteit van de gemeente.

Artikel 3:5 Grondslag voor subsidiebijdrage

  • 1.

    De subsidiebijdrage voor amateurkunst is opgedeeld in verschillende normbedragen:

    • a.

      Een bedrag per jeugdlid (21 jaar) en of een bedrag per lid;

    • b.

      Een vast bedrag voor een of twee jaarlijkse optredens

    • c.

      Uitsluitend voor dramatische expressie: 50% van de kale huur of netto hypotheeklasten en/of erfpacht of huur.

  • 2.

    De subsidiebijdrage voor slachtofferhulp zijn gebaseerd op een normbedrag per inwoner;

  • 3.

    De overige subsidies zijn een bijdrage in de activiteiten en/of exploitatie.

Artikel 3:6 Procedure

  • 1.

    Aanvragen voor jaarlijkse subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Aanvragen voor een eenmalige subsidiebijdrage kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal tien weken voor aanvang van de uitvoering van het project worden ingediend. Voor maatschappelijk verantwoord verenigen wordt een datum aangekondigd in de gemeenterubriek dat aanvragen kunnen worden ingediend.

Hoofdstuk 4 Specifieke nadere regels Budget Wijkinitiatieven gemeente Leidschendam-Voorburg –Vlietwensen.

Artikel 4:1 Aanvullende begrippen:

  • 1.

    Budget wijkinitiatieven (wijkbudget): subsidie waarmee inwoners van Leidschendam-Voorburg diensten of producten kunnen inkopen om hun initiatief uit te voeren;

  • 2.

    Initiatief: een plan om de leefbaarheid in de gemeente, eigen wijk, buurt of straat in Leidschendam-Voorburg te verbeteren en/of de sociale cohesie te versterken;

  • 3.

    Initiatiefnemer(s): individuele of georganiseerde bewoners of ondernemers in de wijk, buurt of straat die een aanvraag indienen voor een initiatief/wijkbudget;

  • 4.

    Leefbaarheid: de kwaliteit van de woon- en leefomgeving;

  • 5.

    Werkgroep Vlietwensen (hierna de Werkgroep): een door het college in te stellen commissie, bestaande uit maximaal 7 bewoners uit de gemeente Leidschendam-Voorburg, die initiatieven beoordeelt en een eventueel positief oordeel aan de budgethouder meedeelt;

  • 6.

    Budgethouder: het afdelingshoofd van de afdeling MRO die door het college is aangewezen voor het beheer van het budget wijkinitiatieven. Onder beheer wordt in ieder geval verstaan: vastleggen van de aanvraag in de gemeentelijke administratieve systemen, het (doen) uitbetalen van declaraties, het ten minste halfjaarlijks rapporteren aan de Werkgroep van de administratieve voorgang van de door de Werkgroep positief beoordeelde initiatieven.

Artikel 4:2 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

  • Sociaal Kompas 2017-2020

  • Evaluatie budget wijkinitiatieven gemeente Leidschendam-Voorburg 2016-2018 en vervolg 2019 (sept 2018 BBV 789)

Artikel 4:3 Wat

  • 1.

    Het verstrekken van budgetten voor bewonersinitiatieven.

  • 2.

    Indienen kan door bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties.

Artikel 4:4 Bevoegdheid en werkwijze Werkgroep Vlietwensen

  • 1.

    Het college benoemt en ontslaat de voorzitter en drie leden van de Werkgroep. De benoeming geldt telkens voor een periode van 3 jaar.

  • 2.

    De overige drie leden van de Werkgroep worden door de in het eerste lid genoemde leden benoemd. De benoemingsperiode is ten hoogste gelijk aan de in lid a van dit artikel genoemde duur.

  • 3.

    De werkgroepleden kunnen maximaal een vergoeding ontvangen, welke gebaseerd is op de door de belastingdienst gehanteerde vrijwilligersvergoeding (artikel 2, zesde lid van de Wet op de loonbelasting 1964).

  • 4.

    Het college verleent mandaat aan het afdelingshoofd van MRO om het budget wijkinitiatieven te beheren en te verstrekken in overeenstemming met het oordeel van de Werkgroep.

  • 5.

    De Werkgroep stelt zijn eigen werkwijze vast voor de beoordeling van initiatieven.

  • 6.

    Bij de beoordeling van de initiatieven wordt gestreefd naar een redelijke verspreiding over de gemeente en het kalenderjaar.

Artikel 4:5 Doel

Stimuleren en faciliteren van initiatieven door bewoners zodat de leefbaarheid in de eigen wijk, buurt of straat in de gemeente verbetert en/of de sociale cohesie versterkt.

Artikel 4:6 Criteria

  • 1.

    De Werkgroep stelt bij haar werkwijze als bedoeld onder artikel 4:4 lid 5 tevens vast welke criteria de werkgroep hanteert bij de beoordeling als genoemd in artikel 4:5. Deze criteria worden gepubliceerd op Vlietwensen.nl en als bijlage of link meegezonden met de in artikel 4:8 lid 3 genoemde ontvangstbevestiging.

  • 2.

    Initiatieven waaruit blijkt dat activiteiten kunnen worden ondernomen die in strijd zijn met de wet, worden niet in behandeling genomen.

Artikel 4:7 Subsidieplafond en uitbetaling

  • 1.

    Het jaarlijks plafond is gebaseerd op het in de begroting opgenomen bedrag voor wijkinitiatieven verminderd met de jaarlijkse vergoeding voor de werkgroep leden (artikel 4:4 lid 3).

  • 2.

    Het college bepaalt hoe de eventueel resterende budgetten worden bestemd. De werkgroep kan daartoe een voorstel indienen bij het College.

  • 3.

    Betalingen van een initiatiefbudget vindt plaats aan de hand van de werkelijke kosten voor het initiatief, voor ten hoogste de begrote kosten.

  • 4.

    In uitzonderingsgevallen kan van lid 1, lid 8 worden afgeweken, indien de spoedeisendheid van het initiatief daartoe aanleiding geeft en het initiatief niet meer dan € 1.000 behelst. Van deze uitzondering kan door de initiatiefnemer slechts één keer per jaar gebruik worden gemaakt. De budgethouder neemt het beheer over in overleg met de Werkgroep.

Artikel 4:8 Aanvragen

  • 1.

    Initiatiefnemers kunnen een aanvraag voor een initiatiefbudget alleen indienen bij de Werkgroep.

  • 2.

    De aanvraag wordt schriftelijk ingediend met het aanvraagformulier van Vlietwensen.nl en kan ten hoogste 1/3-de deel van het jaarbudget bedragen.

  • 3.

    De Werkgroep stuurt zo spoedig mogelijk een schriftelijke ontvangstbevestiging. Onder schriftelijk wordt mede verstaan een e-mail.

Artikel 4:9 Verlening budget wijkinitiatieven

  • 1.

    De Werkgroep beoordeelt het initiatief zo spoedig mogelijk na de indiening daarvan en geeft uiterlijk na 10 werkdagen een reactie.

  • 2.

    Het oordeel van de Werkgroep wordt schriftelijk aan de initiatiefnemer mede gedeeld. Onder schriftelijk wordt mede verstaan een e-mail.

  • 3.

    Over het oordeel zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel kan niet worden gecorrespondeerd.

  • 4.

    Van een positief oordeel van de Werkgroep wordt een kopie aan de budgethouder verstrekt.

  • 5.

    Een positief oordeel van de Werkgroep kan door de budgethouder alleen worden geweigerd op basis van in artikel 9:1 van de ASV genoemde weigeringsgronden en:

    • a.

      als het beheer en onderhoud van eventueel voorgestelde fysieke verbeteringen van de leefomgeving door de gemeente niet kunnen worden gewaarborgd.

    • b.

      het initiatief plaatsvindt buiten de gemeente Leidschendam-Voorburg.

  • 6.

    Binnen 10 werkdagen na ontvangst van het oordeel genoemd onder lid 4 brengt de budgethouderschriftelijk de initiatiefnemer op de hoogte van zijn beslissing. Hiervan wordt een kopie verzonden aan de werkgroep.

  • 7.

    De initiatiefnemer en/of de Werkgroep kan binnen 6 weken na de beslisdatum een herziening van deze beslissing vragen van het College.

Artikel 4:10 Verplichtingen van de initiatiefnemer

  • 1.

    De initiatiefnemer zorgt ervoor dat het initiatiefbudget wordt besteed aan de uitvoering van het initiatief en administreert de uitgaven zorgvuldig, door middel van betaalbewijzen. De initiatiefnemer vervult een actieve rol bij de uitvoering van het initiatief.

  • 2.

    De initiatiefnemer doet zo spoedig mogelijk mededeling aan de Werkgroep van veranderde omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van het initiatief.

  • 3.

    Een initiatief dient in ieder geval uiterlijk 31 december van het volgende subsidiejaar te zijn uitgevoerd.

  • 4.

    Aan het beheren van een initiatiefbudget kan door de Werkgroep de verplichting worden verbonden dat binnen een bepaalde termijn met de uitvoering van het initiatief wordt gestart.

Artikel 4:11 Vaststelling en betaling van de initiatiefbudgetten

  • 1.

    Binnen twaalf weken na uitvoering van het initiatief dient de initiatiefnemer een aanvraag tot vaststelling in bij de budgethouder met daarbij de bewijzen van de uitgaven.

  • 2.

    Het te laat indienen van de declaratie leidt tot verval van de subsidie, behoudens bijzondere omstandigheden die ter beoordeling zijn aan de Werkgroep en de Budgethouder.

  • 3.

    Betaling vindt plaats:

    • a.

      door in te kopen diensten en producten door de budgethouder te laten betalen;

    • b.

      op basis van facturen, in te dienen bij de budgethouder.

Hoofdstuk 5 Peuteropvang

Artikel 5:1 Vigerend beleidskader

Het omvormingsplan Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang 30 mei 2017

Artikel 5:2 Aanvullende begrippen

  • a.

    bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete;

  • b.

    doelgroep peuter: peuter die op indicatie van de JGZ in aanmerking komt voor een peuterplek VVE;

  • c.

    houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteertdat in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf;

  • d.

    inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar;

  • e.

    kinderdagverblijf: locatie waar dagopvang voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang;

  • f.

    kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk (Belastingdienst) aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang;

  • g.

    Landelijk Register Kinderopvang (LRK): register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

  • h.

    ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplek voor hun kind, hetzij regulier, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden;

  • i.

    ouders: ouder(s) in de zin van de Wet kinderopvang;

  • j.

    overdrachtsformulier: het in de gemeente Leidschendam-Voorburg gebruikte overdrachtsinstrument waarmee pedagogisch medewerkers op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter beschrijven. Dit document wordt overgedragen aan de basisschool. Ingeval vaneen doelgroep peuter vindt een ‘warme overdracht’ plaats, een overdrachtsgesprek bij voorkeur in aanwezigheid van de ouders. Het is toegestaan dat peuteropvang en basisschool in gezamelijk overleg een andere overdrachtsmethode hanteren;

  • k.

    peuters: in de gemeente Leidschendam-Voorburg geregistreerde kinderen van 2,5 tot 4 jaar;

  • l.

    peuteropvang: opvang van peuters, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de Wet kinderopvang;

  • m.

    peuterplek regulier: plek waar peuters 240 tot 320 uur per jaar peuteropvang krijgen aangeboden;;

  • n.

    peuterplek VE: plek waar doelgroeppeuters in anderhalf jaar 960 uur VE krijgen aangeboden met een maximum van 6 uur per dag;

  • o.

    tabel ouderbijdrage peuteropvang: tabel op basis waarvan voor gesubsidieerde peuteropvang een inkomensafhankelijke tariefstelling voor peuteropvang kan worden vastgesteld. Deze tabel gebaseerd op de door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde tabel voor de ouderbijdrage peuterwerk;

  • p.

    verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin;

  • q.

    Voorschoolse educatie (VE): peuteropvang voor doelgroep-peuters;

Artikel 5:3 Wat

Het college verstrekt subsidie voor activiteiten die een bijdrage leveren aan het realiseren van de in artikel 5:5 genoemde doelstelling. Op grond van deze regeling kunnen kinderopvangorganisaties subsidie aanvragen voor bezette peuter- en VE-plaatsen.

Artikel 5:4 Voor wie

Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters:

  • a.

    peuters die een peuterplek regulier bezetten en waarvan de ouders aantoonbaar geen recht hebbenop kinderopvangtoeslag;

  • b.

    doelgroep-peuters die een peuterplek VE bezetten en waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • c.

    doelgroep-peuters die een peuterplek VE bezetten en waarvan de ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag.

Artikel 5:5 Welk doel

Deze subsidieregeling heeft tot doel:

  • a.

    te zorgen voor kwalitatief hoogwaardige en veilige VE voor VE-geïndiceerde peuters.

  • b.

    peuteropvang toegankelijk maken voor niet VE-geïndiceerde peuters waarvan de ouders niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag.

  • c.

    Het voorkomen, vroegtijdig opsporen en aanpakken van taal- en onderwijsachterstanden bij peuters

Artikel 5:6 Criteria/Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek

  • 1.

    Het toetsen of ouders in aanmerking komen voor een gesubsidieerde peuterplek doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag die als bijlage 2 bij deze nadere regels is gevoegd, in combinatie met een inkomensverklaring van (bei)de ouder(s). De inkomensverklaring heeft betrekking op het meest recent voltooide kalenderjaar. Wordt een peuter in de periode tussen 1 januari en 1 juli geplaatst, is een inkomensverklaring van het daaraan voorafgaande jaar (2 jaar oud) voldoende.

  • 2.

    Als het inkomen van ouders in het lopende jaar zodanig wijzigt dat er sprake is van een lager inkomen, dan kan herinschaling aangevraagd worden via de houder. De inkomensgegevens kunnen in dat geval overlegd worden op basis van de meest recente loonstroken of indien sprake is van werkloosheid, een uitkeringsbeschikking van het UWV.

  • 3.

    Indien sprake is van inkomenswijziging door werkloosheid, kunnen kinderopvangtoeslaggerechtigde ouders nog enige tijd conform de regeling van de Belastingdienst aanspraak maken op de kinderopvangtoeslag. Nadat deze termijn verstreken is, kunnen zij in aanmerking komen voor de subsidieregeling peuteropvang.

  • 4.

    Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt dat ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag (beide ouders werken/studeren), dan vervalt het recht op de subsidieregeling peuteropvang 3 maanden nadat het recht op kinderopvangtoeslag is ingegaan. Ouders zijn verplicht dit te melden aan de houder.

Artikel 5:7 De Ouderbijdrage

  • 1.

    De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de houder bepaald op basis van de door de ouders te overleggen inkomensverklaringen en eventueel aanvullende documenten zoals genoemd in artikel 5:6, tweede lid.

  • 2.

    Na bepaling van het verwachte verzamelinkomen stelt houder de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de tabel ouderbijdrage peuteropvang.

  • 3.

    De houder int de inkomensafhankelijke ouderbijdrage en is verantwoordelijk voor een eventueel optredend debiteurenverlies.

Artikel 5:8 Voorwaarden

  • 1.

    Voorwaarden om in aanmerking te komen voor subsidie peuteropvang Subsidie peuteropvang wordt uitsluitend verstrekt aan houders die:

    • a.

      peuteropvang aanbieden die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals benoemd in de Wet kinderopvang en het Besluit kwaliteit kinderopvang;

    • b.

      peuteropvang aanbieden in 240 tot 320 uur per jaar;

    • c.

      kunnen aantonen dat zij van ouders die aangeven recht te hebben op een gesubsidieerd tarief voor peuteropvang een verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag als bedoeld in bijlage 2 hebben ontvangen. De houder is verplicht deze verklaring op verzoek van burgemeester en wethouders te tonen;

    • d.

      peuteropvang aanbieden in groepen die bestaan uit minimaal acht en maximaal zestien peuters. Hierbij wordt gekeken naar het gemiddeld aantal peuters per groep per jaar;

    • e.

      gebruik maken van een VVE-programma, aan te schaffen met impulssubsidie (art. 5:11 lid 2 a), waarbij de ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd met een kind volgsysteem;

    • f.

      van ouders die aangeven recht te hebben op een gesubsidieerd tarief voor peuteropvang een verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag als bedoeld in bijlage 2 hebben ontvangen. De houder is verplicht deze verklaring op verzoek van burgemeester en wethouders te tonen.

  • 2.

    Subsidie VE wordt uitsluitend verstrekt aan houders die:

    • a.

      met een specifieke VE-registratie in het LRK staan vermeld;

    • b.

      peuteropvang aanbieden die voldoet aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

    • c.

      in anderhalf jaar 960 uur VE aanbieden;

    • d.

      bij plaatsing van een peuter op een beschikbaar gekomen peuterplek doelgroeppeuters voorrang geven;

Artikel 5:9 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks het uurtarief voor peuteropvang vast met de tabel ouderbijdrage peuteropvang. Het uurtarief en deze tabel worden bekend gemaakt op www.lv.nl.

    2. Voor de in artikel 5:4 genoemde doelgroepen gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

    • a.

      Voor de in artikel 5:4, onder a., genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek het door het college vastgestelde uurtarief per uur tot een maximum van 320 uur per jaar minus de jaarlijkse ouderbijdrage.

    • b.

      Voor de in artikel 5:4, onder b, genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek het door het college vastgestelde uurtarief per uur tot een maximum van 960 uur in anderhalf jaar minus de jaarlijkse ouderbijdrage.

    • c.

      Voor de in artikel 5:4, onder c, genoemde doelgroep bedraagt de subsidie per bezette peuterplek het door het college vastgestelde uurtarief per uur tot een maximum van 480 uur in anderhalf jaar.

    • d.

      De kosten van de eerste 50% van het VE-aanbod worden vergoed door de gemeente (subsidieregeling) of door de Belastingdienst (kinderopvangtoeslag), na aftrek van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage. De overige 50% van de kosten van het VE-aanbod worden volledig door de gemeente vergoed.

    • e.

      Voor de praktische berekening van de hoogte van subsidies wordt verwezen naar het format subsidieaanvraag peuteropvang en VVE 2021.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen een VE-toeslag beschikbaar aan houders die in het LRK geregistreerde voorschoolse educatie aanbieden. Deze VE-toeslag bedraagt een vast bedrag per VE-groep per jaar, ongeacht het aantal bezette peuterplekken VE. Deze toeslag wordt jaarlijks, tegelijkertijd met het uurtarief, door het college vastgesteld.

  • 4.

    Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode, op basis van een volledig ingevuld format eindrapportage, door burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette VE-peuterplekken, het uurtarief en het totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen;

  • 5.

    Als de houder minder bezette peuterplekken heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd, heeft dit terugvordering tot gevolg.

  • 6. Als de houder meer bezette peuterplekken zal realiseren dan oorspronkelijk aangevraagd, dient de houder de gemeente tijdens het lopende subsidiejaar hiervan op de hoogte te stellen.

5:10 Aanvragen en verantwoorden

  • 1.

    Een subsidieaanvraag voor peuteropvang kan enkel worden ingediend door een houder.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in artikel 7, eerste lid van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 moet de aanvraag worden ingediend voor 1 oktober, voorafgaand aan het boekjaar tot en met de laatste dag van het boekjaar.

  • 3.

    Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overlegd te worden:

    • a.

      het aanvraagformulier voor subsidie Peuteropvang van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

    • b.

      het format subsidiegegevens peuteropvang.

  • 4.

    Bij een aanvraag voor subsidie VE moeten houders onverlet het bepaalde in het derde lid onder a ook een werkplan VE indienen. Hiervoor maken houders gebruik van het format ‘aanvraag en verantwoording VE-subsidie’

  • 5.

    Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuteropvang bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan de subsidieverlening worden herzien of ingetrokken.

  • 6.

    In aanvulling van het gestelde in artikel 12 lid 1 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 levert houder op uiterlijk 15 juli van het lopende subsidiejaar een tussenrapportage over de periode januari tot en met juni van dat jaar aan burgemeester en wethouders aan, middels het format tussenrapportage peuteropvang.

  • 7.

    In afwijking van het gestelde in artikel 16 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2019 levert houder op uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een verzoek in tot subsidievaststelling. Bij het verzoek tot subsidievaststelling wordt naast een inhoudelijk verslag van de uitgevoerde activiteiten het format eindrapportage peuter-opvang aan burgemeester en wethouders aangeleverd. VE-locaties leveren bj de aanvraag tot subsidievaststelling een evaluatie van het werkplan VE aan zoals ingediend bij de aanvraag.

  • 8.

    Vervallen

  • 9.

    Indien de gemeente inzage in gegevens, genoemd onder artikel 5:8 lid 1 onder c opvraagt, worden deze door de houder enkel anoniem, niet tot de persoon te herleiden, verstrekt.

  • 10.

    De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van hetgeen gesteld in artikel 5:9 lid 4, op basis van de informatie uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 5:10 lid 7.

  • 11.

    Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het werkelijk gehanteerde uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het werkelijk gehanteerde uurtarief voor de door burgemeester en wethouders gesubsidieerde peuterplekken, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie herzien of lager vaststellen.

  • 12.

    Indien de gemeente inzage in gegevens, genoemd onder artikel 5:8 lid1 opvraagt, worden deze door de houder enkel anoniem, niet tot de persoon te herleiden, verstrekt.

  • 13.

    De subsidieontvanger kan burgemeester en wethouders verzoeken om uitstel van de in het zesde en zevende lid genoemde verplichting. Een dergelijk verzoek wordt minimaal vier weken voor de genoemde datum voorzien van een motivering ingediend.

  • 14.

    De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van hetgeen gesteld in artikel 5:9 lid 4, op basis van de informatie uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 5:10 lid 7.

  • 15.

    Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat het werkelijk gehanteerde uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het werkelijk gehanteerde uurtarief voor de door burgemeester en wethouders gesubsidieerde peuterplekken, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie herzien of lager vaststellen.

Artikel 5:11 Bijzondere bepalingen

Hardheidsclausule: Burgemeester en wethouders kunnen van deze subsidieregeling afwijken voor zover toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 6 Specifieke nadere regels restauratie monumenten Leidschendam-Voorburg

Artikel 6:1 Aanvullende begrippen

  • a.

    Aannemer: degene die gebouwde monumenten restaureert houdt zich aan de ERM-uitvoeringsrichtlijn met technische afspraken, de juridische en de procedurele aspecten van het werk aan monumenten.

  • b.

    Abonnement Monumentenwacht: een abonnement inhoudende een recht op een periodieke inspectie en rapportage ten aanzien van een bepaald monument, uitgevoerd door de Monumentenwacht Zuid-Holland, teneinde sneller kleine gebreken te ontdekken en vervolgschade te voorkomen.

  • c.

    Bouwconstructie: een onderdeel van een bouwwerk (het begrip bouwwerk als omschreven in de Woningwet) dat bestemd is om belasting te dragen.

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg.

  • e.

    Eigenaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom heeft op een monument.

  • f.

    Erkend boomverzorgingsbedrijf: bedrijf waarbij de uitvoerend boomverzorger minimaal beschikt over het certificaat Europaean Treeworker en lid is van de Kring van Praktiserende Boomverzorgers.

  • g.

    Karakteristiek gebouw: pand, geen monument zijnde, ouder dan 50 jaar in een van de rijksbeschermde dorpsgezichten.

  • h.

    Kosten van voorzieningen: de door het college goedgekeurde kosten van de voorzieningen die de instandhouding van waardevolle (onder)delen van de gevels (conform de redengevende omschrijving) of de constructie van het (groen)monument tot doel hebben.

  • i.

    Leidraad instandhouding monumenten: de lijst met subsidiabele voorzieningen waar aanvragen aan worden getoetst. Deze hoort bij de nadere regels en is als bijlage bij dit hoofdstuk opgenomen.

  • j.

    Meerjaren Onderhoudsplan: een overzicht voor een periode van tenminste zes jaar van de aard en de omvang van voorgenomen werkzaamheden, een omschrijving van de beoogde resultaten (bestek, besteksparagraaf of werkomschrijving) en een meerjarenbegroting. Het plan moet gebaseerd zijn op een bouwkundig inspectierapport dat is opgesteld door bijvoorbeeld een architect of de Monumentenwacht. Het inspectierapport mag niet ouder zijn dan twee jaar.

  • k.

    Monument: onroerende zaak, groenstructuur of terrein, die of dat overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening gemeente Leidschendam-Voorburg door het college beschermd is en als bedoeld in artikel 2.2 lid 1 onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit zijn:

    • i.

      Gemeentelijk monument: onroerende zaak of terrein, die of dat van algemeen belang is wegens zijn esthetiek, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde.

    • ii.

      beeldbepalende zaak: zaak waarvan de hoofdvorm van algemeen belang is als kenmerkende uitdrukking van een bepaalde bouwwijze, architectuur, verkaveling of typologie of als kenmerkend overblijfsel van de historische ontwikkeling en als zodanig overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beeldbepalend zaak is aangewezen;

    • iii.

      gemeentelijk groenmonument: een boom of een groep van bomen, al dan niet een compositie vormend met de directe omgeving, welke door de cultuurhistorische context en verschijning, beeldbepalend en kenmerkend is voor het karakter van de gemeente Leidschendam-Voorburg, die overeenkomstig de Erfgoedverordening gemeente Leidschendam-Voorburg is aangewezen als beschermd gemeentelijk groenmonument;

  • l.

    Monumentenlijst: de lijst waarop de overeenkomstig de Erfgoedverordening gemeente Leidschendam-Voorburg als gemeentelijk monument aangewezen zaken zijn geregistreerd.

  • m.

    Monumentensubsidiebudget: het door de gemeenteraad vastgestelde budget, waaruit de subsidies worden verleend.

  • n.

    Onderhoud: periodieke werkzaamheden noodzakelijk om een monument in goede staat te houden c.q. in bestaande staat te behouden en/of om toekomstig groot onderhoud en restauraties te voorkomen of te verminderen, zoals preventieve werkzaamheden tegen water/vochtoverlast, het schilderen van kozijnen en incidentele reparaties aan gevelelementen zoals goten, houtwerk en dakpannen. Onderhoud is niet subsidiabel.

  • o.

    Redengevende omschrijving: een omschrijving, bedoeld voor (groen)monu-menten, beeldbepalende zaken en dorpsgezichten die bestaat uit algemene gegevens, een omschrijving van de bestaande toestand en een waardestelling.

  • p.

    Restauratie: het treffen van voorzieningen tot opheffing van (bouwtechnische) gebreken, het normale onderhoud te boven gaand, noodzakelijk voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarde van het monument. De voorzieningen zijn onderdeel van een meerjaren Onderhoudsplan en bedoeld om de cultuurhistorische waarden te behouden. Bij instandhouding van groenmonumenten wordt geen onderscheid gemaakt in restauratie of onderhoud, maar spreekt men uitsluitend van onderhoud.

  • q.

    Voorzieningen: alle werkzaamheden aan monumenten die volgens de Bijlage bij hoofdstuk 6: Leidraad instandhouding monumenten, subsidiabel zijn.

  • r.

    Welstands- en monumentencommissie: de op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 door de raad ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Erfgoedverordening Gemeente Leidschendam-Voorburg en het gemeentelijk erfgoedbeleid.

Artikel 6:2 Vigerend beleidskader

De subsidie wordt uitsluitend verleend ten behoeve van monumenten en karakteristieke gebouwen die ingevolge de Erfgoedverordening gemeente Leidschendam-Voorburg zijn aangewezen. Voor groenmonumenten is het kader daarnaast de Bomennota Gemeente Leidschendam-Voorburg, beheerdeel en beleidsdeel 2017.

Artikel 6:3 Wat

Subsidie wordt verstrekt voor sobere en doelmatige voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de duurzame instandhouding en beeldkwaliteit van het monument en karakteristiek gebouw en die voldoen aan de Bijlage: Leidraad instandhouding monumenten, en voor het laten vervaardigen van een Meerjaren Onderhoudsplan.

Artikel 6:4 Voor wie

  • 1.

    Het college kan een subsidie verlenen:

    • a.

      aan de eigenaar van een gemeentelijk monument, niet gelegen binnen het rijks beschermd dorpsgezicht ‘Oude dorpskern Voorburg’ of ‘Sluiscomplex en omgeving’;

    • b.

      aan de eigenaar van een karakteristiek gebouw, geen (rijks)monument zijnde, gelegen in een rijks beschermd dorpsgezicht;

    • c.

      aan de eigenaar van een groenmonument;

    • d.

      aan de eigenaar van een onderneming, horecagelegenheid of winkel in de dorpsgezichten ‘Oude dorpskern Voorburg’ of ‘Sluiscomplex en omgeving’.

Artikel 6:5 Doel

Het doel van de subsidieverstrekking is het goed beschermen en beleefbaar maken van het monumentale erfgoed van Leidschendam-Voorburg.

Artikel 6:6 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond, voor de verstrekking van subsidies zoals opgenomen in artikel 6:7, is gelijk aan het in de begroting opgenomen bedrag voor subsidiëring monumentenzorg DVB.

  • 2.

    Het college verdeelt het maximale subsidiebedrag genoemd in het eerste lid op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen.

  • 3.

    Indien het subsidieplafond is bereikt, schuiven de aanvragen, op volgorde van ontvangst, door naar het eerstvolgende subsidiejaar. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 6:7 Subsidiebedrag

  • 1.

    Een subsidie als bedoeld in artikel 6:4 lid 1, sub a en b, kan eens per drie jaar worden aangevraagd en is ten hoogste 60% van de subsidiabele kosten van de restauratie, met een maximum van € 7.500,-; en voor het laten vervaardigen van een Meerjaren Onderhoudsplan met een maximum van € 1.000,-.

  • 2.

    Een subsidie als bedoeld in artikel 6:4 lid 1, sub c, kan eens per vijf jaar per boom worden aangevraagd en is maximaal 50% van de kosten voor de maatregelen, met een maximum van € 500,-. Dus bij een rekening van € 800,- wordt € 400,- vergoed, bij een rekening van € 1.000,- wordt € 500,- vergoed. Bij een rekening van € 1.200,- wordt ook € 500,- vergoed.

  • 3.

    Een eigenaar van meer dan één (groen)monument en/of karakteristiek pand kan per kalenderjaar maximaal € 7500,- instandhoudingsubsidie ontvangen. Het volgende kalenderjaar kan deze eigenaar dan wederom maximaal € 7500,- subsidie ontvangen voor een ander monument of karakteristiek pand dan waar het voorafgaande kalenderjaar subsidie voor is ontvangen. Als het gaat om hetzelfde monument of karakteristiek pand dan geldt de cyclus van drie jaar zoals beschreven in lid 1 en vijf jaar zoals beschreven in lid 2.

  • 4.

    Een subsidie als bedoeld in artikel 6:4 lid 1, sub d, kan aangevraagd worden voor een nieuwe reclame-uiting op of aan dat pand. De subsidie bedraagt 25% van de kosten voor het ontwerp, de fabricage en de plaatsing van de reclame-uiting, met een maximum van € 500,-.

  • 5.

    Een subsidie als bedoeld in artikel 6:4 lid 1, sub d, kan eenmalig worden aangevraagd om detonerende reclames te verwijderen of te verbeteren. Deze stimuleringsmaatregel is tot maximaal € 500, - per aanvrager.

Artikel 6:8 Voorwaarden

  • 1.

    Als de subsidieaanvraag volledig en op tijd is ingediend, wordt binnen 12 weken een besluit genomen door het college. Het college kan, indien daartoe naar haar oordeel gegron­de redenen bestaan, deze termijn met ten hoogste acht weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennisgeeft binnen de termijn van 12 weken;

  • 2.

    De subsidie dient aangevraagd te worden voordat de voorzieningen uitgevoerd zijn;

  • 3.

    De voorzieningen voor restauratie zijn getroffen binnen 12 maanden nadat de beschikking is verleend;

  • 4.

    De eigenaar van een monument of karakteristiek gebouw dient een abonnement op de Monumentenwacht te hebben. Dit geldt niet voor groenmonumenten;

  • 5.

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien de eigenaar van een monument (geen groenmonument zijnde) of karakteristiek gebouw, een door het college goedgekeurd of nog goed te keuren Meerjaren Onderhoudsplan indient;

  • 6.

    De begroting als bedoeld in artikel 6:9 lid 2, sub a, voor het bomenonderhoud moet zijn opgesteld door een erkend boomverzorgingsbedrijf;

  • 7.

    Subsidieontvangers zijn verplicht om de gesubsidieerde voorzieningen voor groenmonumenten te laten uitvoeren door een erkend boomverzorgingsbedrijf;

  • 8.

    Aan de door het college met controle belaste personen wordt te allen tijde:

    • a.

      toegang verleend door de eigenaar tot het gebouwde onroerend erfgoed en erf,

    • b.

      inzage verleend van de op de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen,

    • c.

      de op de voorzieningen betrekking hebbende gegevens verstrekt,

    • d.

      gelegenheid gegeven tot het controleren van de op de voorzieningen betrekking hebbende gegevens.

  • 9.

    De eenmalige vergoeding als bedoeld in artikel 6:4 lid 1, sub d, wordt verstrekt als het ontwerp voor de reclame door de Welstands- en monumentencommissie is goedgekeurd en voldoet aan de welstandseisen.

  • 10.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6:7 wordt slechts verstrekt indien voor het treffen van een bepaalde voorziening, binnen 15 jaar voorafgaand aan de indiening van een subsidie als bedoeld in artikel 6:7, voor diezelfde voorziening geen geldelijke steun van een overheid is verleend.

Artikel 6:9 Aanvragen

  • 1.

    Aanvragen voor een restauratiesubsidie worden ingediend door middel van het aanvraagformulier op de website van de gemeente;

  • 2.

    Naast het in lid 1 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag te zijn voorzien van:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een werkomschrijving of bestek;

    • c.

      tekeningen op schaal, ten minste 1:100, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand;

    • d.

      ingeval van een gemeentelijk monument of karakteristiek gebouw: de monumentenvergunning en/of bouwvergunning;

    • e.

      in geval van een gemeentelijk monument of karakteristiek gebouw: een afschrift van het abonnement op de Monumentenwacht;

    • f.

      een Meerjaren Onderhoudsplan;

    • g.

      de naam en het adres van de architect/bouwkundige en van de boomverzorger of aannemer;

  • 3.

    Het college kan nadere informatie vragen, indien dat voor een goede beoordeling van de aanvraag nodig is.

  • 4.

    Het college kan vrijstelling verlenen van de vereisten genoemd in het tweede lid.

  • 5.

    Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het eerste en tweede lid stelt het college de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens te overleggen;

  • 6.

    Het college geeft een verleningsbeschikking af binnen 12 weken nadat de aanvraag is ontvangen, dan wel de ontbreken¬de gegevens, als bedoeld in het tweede lid, genoegzaam zijn aangevuld. Zij kunnen, indien daartoe naar hun oordeel gegron¬de redenen bestaan, deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennisgeven binnen de termijn van 12 weken.

Artikel 6:10 Gereedmelding en aanvraag tot vaststellen en uitbetaling van de subsidie

  • 1.

    De subsidieontvanger meldt de restauratie zo spoedig mogelijk na voltooiing van de voorzieningen gereed bij het college via het op de website beschikbaar gestelde formulier voor vaststelling of verantwoording subsidie. Dit formulier met bijlagen wordt intern, ambtelijk voorgelegd aan handhaving voor gereedmelding;

  • 2.

    Binnen 10 weken na de aanvraag tot vaststelling wordt na controle en goedkeuring van de eindverantwoording, rekeningen en betaalbewijzen het definitieve subsidiebedrag door het college vastgesteld. Dit bedrag kan nooit hoger zijn dan in de verleningsbeschikking is opgenomen.

  • 3.

    Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de door het college goedgekeurde werkelijke kosten met als maximum het bij de subsidieverlening toegekende bedrag.

  • 4.

    De uitbetaling van het definitief vastgestelde subsidiebedrag vindt plaats binnen 4 weken na vaststelling van de subsidie door het college.

  • 5.

    De vaststelling gaat vergezeld van een gespecificeerde opgave van de kosten van de restauratie met alle daarop betrekking hebbende rekeningen en betaalbewijzen.

Artikel 6:11 Toezicht op de naleving

Burgemeester en wethouders kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 Awb aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

Artikel 6:12 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Dit hoofdstuk 6 van de Nadere Regels subsidieverstrekking Leidschendam-Voorburg 2019 treedt in werking per 1 september 2020, en vervangt het eerder vastgestelde Hoofdstuk 6.

  • 2.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 september 2020 zijn de bepalingen van het eerder vastgestelde Hoofdstuk 6 van toepassing.

Artikel 6:13 Bijzondere bepalingen

  • 1.

    Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als “Nadere Regels subsidieverstrekking Leidschendam-Voorburg 2019 Hoofdstuk 6 restauratie monumenten”.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen, in het belang van de monumentenzorg, afwijken van de bepalingen van deze regeling.

  • 3.

    Het college kan, indien het een monument of karakteristiek gebouw betreft en de voorzieningen in het belang van de instandhouding met spoed dienen te worden getroffen een voorschot op de later vast te stellen subsidie uitbetalen voor het treffen van voorzieningen tot gedeeltelijke opheffing van bouwtechnische gebreken.

Hoofdstuk 7 Duurzaamheid

Artikel 7:1 aanvullende begrippen

  • a.

    Een particuliere eigenaar van een woning, waaronder ook begrepen de individuele woningeigenaar binnen een VVE voor het deel dat niet gezamenlijk is en waarvan hij volgens de splitsingsakte eigenaar is;

  • b.

    Schone energie: energie opgewekt uit schone energiebronnen zoals zon, water, wind en warmte afkomstig uit de warmte van lucht en/of (bodem)water.

  • c.

    Duurzame maatregel: een duurzame energiebesparende maatregel.

  • d.

    Energiebesparende Maatregel: een verandering/aanpassing aan een woning of complex die het energieverbruik reduceert. Hieronder wordt in deze regeling verstaan het aanbrengen van: HR++ glas, energiezuinig glas voor monumenten/beschermd dorpsgezicht of vergelijkbare woningen, vloer-, bodem-, (spouw) muur-, gevel- of dakisolatie.

  • e.

    HR++ glas: glas met een hoog rendement, volgens een isolatiewaarde (U-waarde). Het is dubbelglas met in de spouw een edelgas en een coating. Onder HR++ glas wordt niet verstaan de overige glassoorten zoals: enkel glas, voorzetraam, gewoon dubbel (HR) glas, HR+ glas én het bijbehorende frame/kozijn.

  • f.

    Energiezuinig glas voor monumenten/beschermd woongezicht of vergelijkbare woningen: speciaal energiezuinig glas voor monumenten of woningen in beschermd dorpsgezicht of woningen die vergelijkbaar zijn met monumenten of woningen in beschermd dorpsgezicht

  • g.

    Vloerisolatie: materiaal ter verhoging van de warmte-isolatiewaarde van de vloer van een woning of appartementencomplex.

  • h.

    Bodemisolatie: materiaal op de bodem ter verhoging van de warmte-isolatiewaarde van de vloer van een woning of appartementencomplex.

  • i.

    Muur- of gevelisolatie: isolatiemateriaal aan buitenkant of binnenkant van de muur ter verhoging van de warmte-isolatiewaarde van de buitenmuur van een woning of appartementencomplex.

  • j.

    Spouwmuurisolatie: materiaal ter verhoging van de warmte-isolatiewaarde van de buitenmuur van een woning of appartementencomplex.

  • k.

    Dakisolatie: materiaal ter verhoging van de warmte-isolatiewaarde van het dak van een woning of appartementencomplex.

  • l.

    Groendaken: een vegetatie dak.

  • m.

    Woning: een, volgens het bestemmingsplan vastgesteld, voor bewoning bestemd gebouw. De woning moet kadastraal bekend zijn bij de gemeente Leidschendam-Voorburg.

  • n.

    Bijgebouw: dakkapel, serre, garage verbonden aan de bestaande woning.

  • o.

    Appartementencomplex: een verzameling van meerdere bij elkaar behorende woningen.

  • p.

    VVE: vereniging waarvan een woning- of appartementeigenaar van rechtswege lid is. De Vereniging van Eigenaren is verantwoordelijk voor en heeft zeggenschap over (gemeenschappelijke delen van) het gebouw en de bijbehorende grond.

  • q.

    Particulier verhuurder: de natuurlijke persoon die één of meer woningen voor permanente bewoning verhuurt.

  • r.

    Offerte: een kopie van een door een erkend installatie- of aannemersbedrijf opgestelde offerte.

  • s.

    Factuur: een kopie van een door een erkend installatie- of aannemersbedrijf opgestelde rekening van de duurzame maatregel waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • t.

    Betalingsbewijs: een kopie van een bankafschrift dat aantoont dat de betaling is overgemaakt aan het bedrijf dat de DE-voorziening geïnstalleerd heeft.

  • u.

    Energielabel van de woning: Een energielabel is een maatstaf om te zien hoe energiezuinig de woning is.

Artikel 7:2 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 7:3.

  • 2.

    Het college verdeelt het maximale subsidiebedrag genoemd in het eerste lid op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen. Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meerdere aanvragen zijn binnengekomen, dan wordt door een notaris geloot om de aanvragen van die dag in volgorde van afhandeling te zetten.

  • 3.

    Het college maakt de wijze van verdeling van de beschikbare bedragen van tevoren bekend bij de bekendmaking van de subsidieplafonds.

Artikel 7:3 Voor wie

  • Het college kan subsidie verstrekken voor de aanschaf en installatie van een of meer duurzame maatregelen aan:

    • a.

      een particuliere eigenaar van een woning, waaronder ook begrepen de individuele woningeigenaar binnen een VVE voor het deel dat niet gezamenlijk is en waarvan hij volgens de splitsingsakte eigenaar is;

    • b.

      een Vereniging van Eigenaren (VVE), of diegene die gemachtigd is namens de VVE; of

    • c.

      een particuliere verhuurder die eigenaar is van meergezinswoningen, niet zijnde een woningcorporatie, zorginstelling of stichting.

Artikel 7:4 Subsidiebedrag

  • 1.

    Subsidie voor isolerende maatregelen bedraagt 20% van de totale kosten tot een maximum van €2.500,- per woning met energielabel A,B of C en maximaal €5.000,- per woning met energielabel D of lager. Het maximale subsidiebedrag per Vereniging van Eigenaren is €25.000,-.

  • 2.

    Subsidie voor een groen dak bedraagt 25% van de totale kosten tot een maximum van €2.500,- per woning.

Artikel 7:5 Wat en tegen welke voorwaarden

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 7:3 wordt slechts verstrekt indien de voorziening een van de volgende duurzame maatregelen betreft en als deze voorziening voldoet aan de voorwaarden genoemd in tabel 1, zie bijlage.

    • a.

      HR++ glas;

    • b.

      Energiezuinig glas voor monumenten/beschermd dorpsgezicht of vergelijkbare woningen;

    • c.

      Vloerisolatie;

    • d.

      Bodemisolatie;

    • e.

      Spouwmuurisolatie;

    • f.

      Muur- of gevelisolatie;

    • g.

      Dakisolatie;

    • h.

      Groendaken;

  • 2.

    Subsidie voor een energiebesparende maatregel die niet voldoet aan de oppervlakte specificaties van tabel 1 kan niettemin worden verstrekt, indien deze subsidie tegelijkertijd wordt aangevraagd met subsidie voor een voorziening in dezelfde woning die wel voldoet aan de specificaties van tabel 1.

  • 3.

    Subsidie wordt voorts slechts verstrekt indien:

    • a.

      de energiebesparende maatregel nog niet is geplaatst op het moment dat de aanvraag voor subsidieverlening wordt gedaan;

    • b.

      de energiebesparende maatregel in bestaande bouw wordt geplaatst; deze voorwaarde is niet van toepassing als het een groen dak betreft, dit mag ook op een nieuwbouwwoning worden geplaatst, mits het om één woning gaat, niet onderdeel zijnde van een bouwproject met meerdere woningen.

    • c.

      de energiebesparende maatregel leidt tot een vermindering van het energieverbruik én tot een verbetering van de bestaande woning of appartementencomplex;

    • d.

      het totaal geïnvesteerde bedrag, waarvoor de aanvrager subsidie aanvraagt, minimaal het bedrag van € 1000,- is; [ Uitgezonderd voor HR++ glas mits er ook kozijnen worden geplaatst]. Uitgezonderd voor groene daken, hiervoor geldt een minimaal geïnvesteerd bedrag van € 250,-.

    • e.

      de aanleg of installatie van de energiebesparende maatregel uitgevoerd is conform de, op het moment van aanleg, geldende (bouw)regelgeving, geldende normen, beleid of overige wet- en regelgeving.

    • f.

      de aanleg of installatie van de energiebesparende maatregel uitgevoerd is conform de, op het moment van aanleg, geldende (bouw)regelgeving, geldende normen, beleid of overige wet- en regelgeving;

    • g.

      voor de voorziening niet eerder subsidie is verstrekt of een subsidieregeling bestaat bij een ander bestuursorgaan, mits deze niet is uitgeput.

    • h.

      het subsidieplafond nog niet bereikt is.

Artikel 7:6 Bijzondere voorwaarden

  • 1.

    Woningeigenaren met woningen met bouwjaar vóór 1995 kunnen subsidie aanvragen voor alle duurzame energievoorzieningen. Woningeigenaren met woningen met bouwjaar na 1995 kunnen alleen subsidie aanvragen voor groendaken. Woningen van na 1995 worden verondersteld al goed geïsoleerd te zijn.

  • 2.

    Vloer-, bodem-, dak-, muur-, gevel- en spouwmuurisolatie moet worden aangebracht door een erkend bedrijf met uitzondering van een groendak, deze mag door de eigenaar zelf worden geplaatst.

  • 3.

    Voor HR++glas en monumentaal energiezuinig glas moet duidelijk het aantal m2 gespecificeerd worden op de offerte en de factuur.

  • 4.

    Op de offerte dient een duidelijke beschrijving te worden beschreven van de duurzame maatregel waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 5.

    De factuur is voorzien van het bedrag en het type duurzame maatregel en een datum waarop de duurzame maatregel is geplaatst. In de factuur moet een specifiek onderscheid zijn gemaakt tussen de verschillende kostenposten. Bij géén of onvoldoende onderscheid tussen kozijnen en HR++ glas wordt uitgegaan van € 85,- per m2 voor HR++ glas inclusief plaatsing en btw [berekend].

  • 6.

    Het bankafschrift moet voorzien zijn van de originele datum, naam en/of nummer van de aanvrager. De overige gegevens die niet van belang zijn voor de behandeling van deze aanvraag kunnen onzichtbaar gemaakt worden. Bij contante betaling geldt als betalingsbewijs een kopie van de bon, mits op de factuur ook wordt benoemd dat er contant is voldaan.

Artikel 7:7 Aanvraag subsidieverlening

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidieverlening wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier subsidieverlening.

  • 2.

    Het aanvraagformulier wordt ondertekend en gaat vergezeld van:

    • a.

      een offerte van de energiebesparende maatregel van een daartoe gespecialiseerd bedrijf;

    • b.

      een kopie van een voorlopig energielabel van de woning, met uitzondering van aanvragen voor alleen een groen dak en woningen die al energielabel A hebben.

    • c.

      bij en thuisaccu, infraroodpanelen en een inductiekookplaat eventueel vergezeld van een bewijs van plaatsing van PV-cellen of PVT-cellen door middel van een factuur.

  • 3.

    Indien de aanvrager een individuele woningeigenaar is binnen een VVE voor een deel dat niet gezamenlijk is:

    • a.

      een kopie van een splitsingsakte waarin de juiste passage wordt gearceerd en

    • b.

      een verslag van de ledenvergadering waaruit blijkt dat de VvE goedkeuring verleent voor de voorgenomen installatie/aanleg.

  • 4.

    Indien de aanvraag is ingediend door een VVE bevat de aanvraag ook een verslag van de ledenvergadering waaruit blijkt dat de VvE goedkeuring verleend aan de voorgenomen installatie van de energiebesparende maatregel.

Artikel 7:8 Behandeling aanvraag en beslistermijn subsidieverlening

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidieverlening wordt pas in behandeling genomen als deze aan alle gestelde vereisten voldoet.

  • 2.

    Volledige aanvragen worden in volgorde van binnenkomst geregistreerd en in behandeling genomen.

  • 3.

    Het college bevestigt direct schriftelijk de ontvangst van de aanvraag.

  • 4.

    Indien een aanvraag niet voldoet aan alle gestelde vereisten, wordt de aanvrager binnen drie weken na ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag binnen een door het college gestelde termijn aan te vullen. Indien de gevraagde gegevens en bescheiden voldoende zijn om de aanvraag te beoordelen, wordt de aanvraag alsnog als een volledige aanvraag aangemerkt en als zodanig geregistreerd. Het college stelt de aanvrager daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. Als datum van registratie geldt de datum waarop het college de aanvullende gegevens en bescheiden heeft ontvangen.

  • 5.

    Indien de aanvraag niet binnen de door het college gestelde termijn als bedoeld in het vierde lid wordt aangevuld, besluit het college de aanvraag niet verder te behandelen, tenzij de aanvrager een gemotiveerd verzoek om verlenging van de gestelde termijn heeft gedaan. Indien het college het verzoek om verlenging toewijst, geeft het college aan de aanvrager een laatste nieuwe termijn om de aanvraag aan te vullen.

  • 6.

    Het college beslist binnen acht weken op een volledige aanvraag. Het college kan deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 7:9 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    Binnen een termijn van 20 weken na de subsidieverlening dient de aanvrager een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    Een aanvraag voor subsidievaststelling wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier subsidievaststelling voor energiebesparende maatregelen.

  • 3.

    Het aanvraagformulier wordt ondertekend en gaat vergezeld van:

    • a.

      een kopie van een gespecificeerde factuur; en

    • b.

      een kopie van het betalingsbewijs; en

    • c.

      een kopie van een gecertificeerd certificaat met het energielabel van de woning, met uitzondering van een aanvraag voor alleen een groen dak of een woning die al energielabel A heeft.

    • d.

      voor groene daken ook vergezeld van: een foto van het aangelegde groendak.

  • 4.

    Indien voor de aanleg en installatie van een duurzame maatregel een omgevingsvergunning (voorheen: bouw- of monumentenvergunning) is vereist, dient de aanvrager, in afwijking van het eerste lid, binnen een termijn van 24 weken na de verlening van de omgevingsvergunning een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

Artikel 7:10 Beslistermijn subsidievaststelling en uitbetaling

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken op een aanvraag om subsidievaststelling. Het college kan deze termijn eenmaal met ten hoogste twee weken verdagen.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na subsidievaststelling uitbetaald door overmaking van het bedrag op het bankrekeningnummer van de aanvrager. Als bankrekeningnummer van een VVE of van een verhuurder van meergezinswoningen wordt aangemerkt het bankrekeningnummer zoals dat is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 7:11 Weigeringsgronden

  • De subsidie wordt geweigerd, indien:

    • a.

      de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 7:5 en 7:6;

    • b.

      een eventuele benodigde omgevingsvergunning (bouw- of monumentenvergunning) is geweigerd;

    • c.

      een bewoner/eigenaar van een woning of appartementencomplex een subsidie aanvraagt die door de gemeente Leidschendam-Voorburg al verstrekt is aan een andere partij (bijvoorbeeld een VVE);

    • d.

      het maximum subsidiebedrag wordt overschreden; dit is € 2.500,- per woning of appartement met energielabel A, B of C en € 5.000,- per woning of appartement met energielabel D of lager, € 2.500,- per woning voor een groen dak en € 25.000,- per VvE's.

    • e.

      en voor zover het subsidieplafond bij verlening wordt overschreden;

    • f.

      er gegronde vrees bestaat dat de aanvrager de voorgenomen voorziening niet, of niet naar behoren heeft gerealiseerd;

Hoofdstuk 8 gereserveerd

Hoofdstuk 9 gereserveerd

Hoofdstuk 10 gereserveerd

Hoofstuk 11 Slotbepalingen

Artikel 11:1 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11:2 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Aanvragen voor eenmalige subsidies 2019 worden afgedaan volgens de ASLV 2016

  • 3.

    Vaststellingen van aanvragen gedaan onder de ASLV2016 worden overeenkomstig deze verordening afgehandeld.

  • 4.

    De Subsidieregeling peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie Leidschendam-Voorburg 2019 wordt ingetrokken met ingang van de dag na de bekendmaking als bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    Aanvragen voor subsidie voor het kalenderjaar 2020 en verder, ingediend vóór 1 januari 2020 worden afgedaan volgens de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Leidschendam-Voornburg 2019’.

Artikel 11:3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Leidschendam-Voorburg 2019’

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 11 juni 2019.

de wnd. secretaris, de voorzitter

M.R. Gorsse, K. Tigelaar

BIJLAGEN BIJ HOOFDSTUK 2: MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES

Bijlage1: Spelregels subsidietafels

Toetredingsvoorwaarden, Spelregels en Proces

Gemeente en organisaties zijn samen verantwoordelijk voor de transformatie en voor het realiseren van maatschappelijk nut. Ieder heeft daarin ook een eigen, soms uiteenlopend, belang. Daarom zijn er spelregels hoe we met elkaar de komende jaren ingaan. Deelnemen aan een ‘thematafel’ betekent dat spelregels erkend en geaccepteerd worden. Alle deelnemers leggen dit vast bij de eerste bijeenkomst.

A Voorwaarden om ‘aan tafel’ te mogen deelnemen

  • 1.

    Toegang tot de tafel staat open voor iedere organisatie die de spelregels onderschrijft en zich met zijn activiteiten en voorstellen richt op het realiseren van gevraagde resultaten en alleen met die bedoeling aan tafel komt. Deze voorwaarde wordt door de tafel zelf getoetst.

  • 2.

    Voor het subsidiejaar 2020 zullen alleen de bestaande partners door de gemeente worden uitgenodigd.

  • 3.

    Instroommomenten voor nieuwe partners zijn jaarlijks op 1 april voorafgaand aan een subsidiejaar. Instromen na 1 april kan alleen op uitnodiging van de tafel.

  • 4.

    Indien de deelnemers van een subsidietafel een nieuwe partner bij het uitvoeringsplan willen betrekken kunnen zij een nieuwe partner uitnodigen.

B Regels aan de thematafel

 

  • 1.

    De reikwijdte van de tafel wordt bepaald door het maatschappelijke resultaat uit ‘het sociaal kompas’ waarvoor de betreffende tafel in het leven is geroepen.

  • 2.

    De ‘tafel’ neemt geen besluiten. Zij heeft een adviserende rol naar het college van burgemeester en wethouders. Het college van burgemeester en wethouders neemt de besluiten op basis van de voorgestelde uitvoeringsplannen. Bij het ontbreken van een gezamenlijk uitvoeringsplan vraagt het college aan de afzonderlijke partijen alsnog plannen in te dienen.

  • 3.

    Deelnemende organisaties dienen afzonderlijke plannen altijd bij de tafel in. Daar krijgen zij gelegenheid deze toe te lichten. Het is aan de tafel om te adviseren of en hoe deze plannen betrokken worden bij het opstellen van het gehele uitvoeringsplan. Deze regel geldt ook voor tussentijdse verzoeken om activiteiten te kunnen organiseren. Indienende organisaties moeten dit tijdig doen teneinde de tafel de tijd te geven te kunnen adviseren. In beginsel is deze termijn minimaal twaalf weken voor de beoogde start van de activiteit. De tafel mag hier om haar moverende redenen van afwijken. Die moeten dan blijken uit het advies.

  • 4.

    Een uitvoeringsplan wordt door de tafel op basis van een overwegende meerderheid ingediend. Uit het plan wordt duidelijk welke afwegingen zijn gemaakt. Dit geldt ook voor de activiteiten waarover negatief wordt geadviseerd.

  • 5.

    De ‘tafel’ volgt de uitvoering van de plannen van aanpak en de aandachts- en ontwikkelpunten. Zij kan initiatief nemen tot en adviseren over het bijstellen van afspraken of veranderen van de aanpak.

  • 6.

    Het uitvoeringsplan is voor de gemeente de basis voor de verantwoording naar de gemeenteraad en naar de partijen. Organisaties dienen zich eerst met elkaar te verstaan over de wijze waarop de verantwoording wordt opgesteld, onverminderd de eisen die door de gemeente aan het uitvoeringsplan zijn gesteld. Deze wordt door de tafel opgesteld en uiterlijk 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarop het plan of een deel van het plan (in het geval er meerjarige afspraken zijn gemaakt) betrekking had aan het college aangeboden.

  • 7.

    Omdat aan een ‘tafel’ geen subsidie verstrekt kan worden, zal de verantwoording in de praktijk stukken van meerdere organisaties bevatten.

  • 8.

    Organisaties die deelnemen aan een ‘tafel’ zijn verplicht elkaar tussentijds te informeren over de voortgang van de activiteiten in relatie tot het doel waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 9.

    Organisaties die deelnemen aan de tafel en de gemeente kunnen Inkooppartners, onderwijs of GR-en betrekken bij het uitvoeringsplan. Deze partijen kunnen op inhoud worden betrokken maar kunnen geen aanspraak maken op subsidie.

  • 10.

    De gemeente faciliteert het proces van de ‘tafels’. Zij levert in beginsel de voorzitter, zorgt voor verslaglegging en geeft ruimte aan de tafel zodat die zijn werk optimaal kan doen.

  • 11.

    Deelname aan de ‘tafel’ garandeert geen subsidie of andere wijze van inkomsten.

  • 12.

    Organisaties streven een cultuur van wederzijdse professionaliteit na.

  • 13.

    Informatie en stukken die aan ‘tafel’ gedeeld worden of aan de ‘tafel’ zijn gericht worden gedeeld op een platform wat wordt gefaciliteerd door de gemeente. De vastgestelde uitvoeringsplannen worden openbaar gemaakt op de website van de gemeente www.lv.nl 

  • 14.

    Partijen committeren zich aan het direct en wederzijds oplossen van conflicten en geschillen binnen het raamwerk van deze spelregels.

  • 15.

    Als geschillen uiteindelijk niet binnen het kader van de tafel worden opgelost, is het aan de gemeente om een knoop door te hakken.

  • 16.

    Deze spelregels laten onverlet dat moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde bepalingen in de Algemene subsidieverordening en de Nadere regels subsidieverstrekking. Deze houden onder meer in dat het college subsidieaanvragen zorgvuldig moet toetsen. Naarmate de ‘tafels’ zich beter van deze taak kwijten, wordt die toetsing marginaler en kan het college verwijzen naar de zorgvuldigheid die de ‘tafel’ in acht heeft genomen.

  • 17.

    Voor de tafels is er ruimte om waar nodig een verdere onderverdeling te maken en deelnemers aan tafel uit te nodigen. In overleg met de tafels wordt het werkproces per tafel bepaald.

  • 18.

    Aan iedere tafel zijn een of meerdere medewerkers van de gemeente gekoppeld. Deze ondersteunen, modereren en bewaken het proces. Waar nodig leggen zij een relatie met andere thematafels.

  • 19.

    Een uitvoeringsplan inclusief begroting wordt uiterlijk 15 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop het plan betrekking heeft ter advisering voorgelegd aan het college. Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van het advies en laat dit besluit aan de tafel weten.

 

C Eisen aan het uitvoeringsplan en toetsing

Inhoudelijke eis

Inhoudelijk krijgen de thematafels veel ruimte om met voorstellen te komen. Het kader wordt gevormd door de maatschappelijke resultaten en bijbehorende indicatoren die in “het sociaal kompas” staan opgenomen. De uitvoeringsplannen i.c. de daarin opgenomen activiteiten moeten dus geloofwaardig daaraan bijdragen.

Informatie eis

In de plannen dient rekening gehouden te worden met het kunnen verstrekken van informatie aan de hand waarvan bepaald kan worden of resultaten daadwerkelijk bereikt worden. De basis voor deze informatie staat in het kader.

Efficiency eis

De in het uitvoeringsplan opgenomen activiteiten dienen tegen redelijke kosten te worden uitgevoerd. Redelijk betekent, dat de kosten niet het gangbare tarief voor dit type activiteiten overschrijden. Het is aan de tafel om hier rekening mee te houden. Deze afweging moet terug te vinden zijn in het uitvoeringsplan.

Het uitvoeringsplan dat uiteindelijk bij de gemeente wordt ingediend, bevat in ieder geval:

  • -

    gemaakte afwegingen;

  • -

    ambities op de beoogde resultaten;

  • -

    concretisering resultaten en indicatoren uit het kader;

  • -

    bijdragen die de afzonderlijke organisaties aan het plan leveren (begroting);

  • -

    voorstellen, inclusief argumentatie waarom daarvoor is gekozen.

De tafelgenoten hebben allen de taak om elkaar kritisch te bevragen op de bijdragen die zij leveren aan de resultaten, welke kosten daarmee gemoeid zijn en wat daarvoor nodig is.

Aan het eind van het proces (deadline 15 oktober) komt iedere tafel met een uitvoeringsplan en een begroting. In deze begroting maken de betrokken partijen expliciet welk budget in totaal nodig is, en welk bedrag per organisatie doorgerekend moet worden om tot uitvoering van het plan te kunnen komen. Bij een positief besluit van het college, wordt die voorgestelde bekostiging vervolgens gesubsidieerd.

  

BIJLAGEN BIJ HOOFDSTUK 5: PEUTEROPVANG EN VOOR-EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE LEIDSCHENDAM-VOORBURG

Behorende bij het collegebesluit tot wijziging van de Nadere regels subsidieverstrekking Leidschendam-Voorburg 2019

Gezamenlijk inkomen 2022

 

 Ouderbijdrage peuterwerk 2022

 

 

 

1e kind

2e  kind

 

 

Per uur

Per uur

lager dan

€20.584

€0,34

€0,34

€20.584

€31.648

€0,43

€0,37

€31.649

€43.550

€0,92

€0,46

€43.551

€59.235

€1,44

€0,47

€59.236

€85.146

€2,50

€0,70

€85.147

€117.989

€4,24

€1,09

€117.990

en hoger

€5,64

€2,03

 

         

Bijlage 2: Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag behorende bij artikel 5:8 onder f

 

Gegevens ouder/verzorger (aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft)

 

Voorletters en achternaam: ……………………………………………………………………………

 

Burgerservicenummer (BSN): …………………………………………………………………………

 

Straatnaam, huisnummer + toevoeging: ……………………………………………………………...

 

Postcode en woonplaats: …………………………………………………………………………………

 

Telefoonnummer: …………………………………………………………………………………………

 

Gegevens kind (kind dat gaat deelnemen aan peuteropvang):

 

Voor- en achternaam: …………………………………………………………………………………….

 

Geboortedatum: ………………………………………………………………………………………….

 

Burgerservicenummer: ………………………………………………………………………………….

  

Hierbij verklaar ik dat ik geen recht heb op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang. Dit verklaar ik door hieronder het juiste vakje aan te kruisen:

 

  • (bij 2 ouders/verzorgers)

Eén van beide ouders/verzorgers werkt niet en daarom is er geen aanspraak op kinderopvangtoeslag en wij verzoeken daarom in aanmerking te komen voor gesubsidieerde peuteropvang

 

  • (bij één ouder/verzorger)

Ik werk niet en heb geen aanspraak op kinderopvangtoeslag en verzoek daarom in aanmerking te komen voor gesubsidieerde peuteropvang

  

Als bewijsstuk voor de berekening van de ouderbijdrage is bijgevoegd:

  • Een Inkomensverklaring van mijzelf en (indien van toepassing) van mijn toeslagpartner.

Deze verklaring vraagt u gratis aan via de belastingtelefoon: 0800-0543 of www.belastingsdienst.nl

 

  • De bijgevoegde inkomensverklaring klopt niet meer, omdat: (vul reden in en lever bewijsstukken in van het huidige inkomen van de laatste drie maanden)

…………………………………………………………………………………………………………………….

  • Ik kan geen inkomensverklaring ontvangen, omdat (vul reden in)

………………………………………………………………………………………………………………………

 

Ik verklaar dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat vastgesteld kan worden of ik recht heb op gesubsidieerde peuteropvang. Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens door de gemeente op juistheid kunnen worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op gesubsidieerde peuteropvang kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling waar de peuteropvang afgenomen wordt, onder overlegging van bewijsstukken.

   

Handtekening: Plaats en datum:

  

………………………………………. ………………………………………………………………….

 

Dit formulier en bewijsstuk(ken) inleveren bij de kinderopvangorganisatie.

Toelichting bij Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag

 

Wanneer heeft u recht op gesubsidieerde peuteropvang?

Als u geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, kunt u bij gebruik van kortdurende peuteropvang in aanmerking komen voor een gemeentelijke regeling. U moet met de ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een inkomensverklaring aan de kinderopvangorganisatie verklaren dat u geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. De gemeente geeft dan subsidie aan de kinderopvangorganisatie, zodat u een lager tarief in rekening gebracht krijgt voor peuteropvang. Dit tarief is gelijk aan wat u zou betalen als u wel recht had op kinderopvangtoeslag. Om de hoogte van de ouderbijdrage te kunnen berekenen heeft de kinderopvangorganisatie uw inkomensverklaring en (indien van toepassing) die van uw toeslagpartner nodig.

 

Wat is kinderopvangtoeslag?

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

  • -

    twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen;

  • -

    een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt;

  • -

    een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, bijvoorbeeld: inburgeringcursus of sociaal-medische indicatie.

 

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de Belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken. Het te ontvangen toeslagbedrag zorgt voor een vermindering van de maandelijkse kosten voor de kinderopvang. De hoogte van het toeslagbedrag is afhankelijk van de hoogte van uw inkomen.

 

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandige ondernemers komen volgens de Wet Kinderopvang ook in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt.

Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de gemeentelijke regeling.

Als u een eigen onderneming heeft en u komt niet in aanmerking voor de tegemoetkoming van de Belastingdienst, dan kunt u gebruik maken van de gemeentelijke regeling. U moet dan de ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ aanleveren inclusief de inkomensverklaring van uzelf en (indien van toepassing) van uw toeslagpartner.

 

Wat is een inkomensverklaring en hoe vraagt u deze aan?

Een inkomensverklaring is een officiële verklaring van de Belastingdienst met uw inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar. Deze verklaring kunt u gratis aanvragen bij de Belastingdienst, via de belastingtelefoon: 0800-0543 of www.belastingdienst.nl. Zorg ervoor dat u bij het aanvragen uw burgerservicenummer(s) (BSN) bij de hand hebt.

Beide ouders/verzorgers (bij eenoudergezin één ouder/verzorger) moeten de inkomensverklaring aanvragen, ieder met hun eigen BSN. Voorwaarde voor het kunnen aanvragen van een inkomensverklaring is dat u belastingaangifte heeft gedaan.

 

Waar worden deze verklaring en inkomensverklaring/bewijsstukken voor gebruikt?

Deze verklaring en de inkomensverklaring(en) van de Belastingdienst en/of andere bewijsstukken van de hoogte van uw inkomen worden gebruikt om te kunnen bepalen of u aanmerking komt voor de gemeentelijke regeling. Daarnaast worden ze gebruikt om te kunnen beoordelen in welke inkomenscategorie u valt en welk tarief u moet betalen voor peuteropvang. U moet de gevraagde stukken inleveren vóórdat uw kind met de peuteropvang start. U krijgt dan een lager tarief in rekening gebracht voor deelname aan peuteropvang voor maximaal 240 uur per jaar. Wanneer de benodigde formulieren niet aanwezig zijn, zal het reguliere tarief in rekening worden gebracht.

  

BIJLAGE BIJ HOOFDSTUK 6 SPECIFIEKE REGELS RESTAURATIE MONUMENTEN LEIDSCHENDAM-VOORBURG

Leidraad instandhouding monumenten

INLEIDING

Deze ‘Leidraad instandhouding monumenten’ hoort bij hoofdstuk 6 van de Nadere regels subsidieverstrekking Leidschendam-Voorburg 2019. Dit is een bijlage ten behoeve van de berekening van de subsidiabele kosten bij de restauratie van gemeentelijke monumenten en karakteristieke gebouwen in Leidschendam-Voorburg. In deze leidraad wordt uiteengezet welke activiteiten subsidiabel zijn. Voorzieningen die niet voorkomen in de leidraad worden niet vergoed. Eventuele nieuwe technieken of onvoorziene vondsten, die ten tijde van de vaststelling van deze leidraad nog niet in gebruik of bekend waren, kunnen na goedkeuring door het college alsnog in aanmerking komen voor restauratiesubsidie. De eigenaar dient hiervoor een subsidieverzoek in.

Restauratie en bomenonderhoud

Voor gebouwde monumenten en karakteristieke gebouwen geldt dat alleen restauratiewerkzaamheden subsidiabel zijn, dus niet onderhoud. De term restauratie is voor groenmonumenten (monumentale bomen) wellicht verwarrend, omdat bij bomen over onderhoud wordt gesproken. In deze leidraad en in de nadere regels spreken we uitsluitend over restauratie. In het geval van groenmonumenten moet daar dus onderhoud onder worden verstaan.

Onderhoudsplicht

Monumentenzorg in Nederland is gericht op de eigen verantwoordelijkheid van monumenteneigenaren. Alle vastgoedeigenaren hebben een onderhoudsplicht ten aanzien van de instandhouding van een huis of ander gebouwd object. Dat geldt voor zowel monumenten als voor niet-monumentale panden. Het college heeft er om die reden voor gekozen de onderhoudsplicht bij de eigenaren te laten en alleen restauratiekosten (op basis van een meerjarenplan) te subsidiëren.

Subsidiabele kosten

Subsidiabel zijn de kosten van voorzieningen die strekken tot instandhouding van het beschermde monument en zijn monumentale waarden, sober, doelmatig en technisch noodzakelijk zijn en gericht op maximaal behoud van aanwezige historische materialen en constructies en de voorzieningen gericht zijn op vervanging van materialen die hun functie niet meer kunnen vervullen.

Restauratie of instandhouding van een monument of karakteristiek gebouw heeft betrekking op het casco van een gebouw: de hoofdstructuur van het gebouw bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel, te weten dak-, kap- en gebintconstructie, vloeren, balklagen dragende muren, fundering, kelder en gewelven. Daarnaast valt het in stand houden of het terugbrengen van één of meer monumentale onderdelen onder de restauratiesubsidie. Voor bomen geldt dat deze onderhouden moeten worden om instandhouding te bevorderen.

SUBSIDIABELE KOSTEN

00 KOSTEN TEN BEHOEVE VAN DE PLANONTWIKKELING – EN UITVOERING

00.01 Aannemerskosten

  • *

    Materiaalkosten op grond van deze leidraad.

  • *

    Loonkosten van het aannemerspersoneel en werkzaamheden van onderaannemers.

00.02 Doe het zelf kosten

  • *

    Materiaalkosten op basis van deze leidraad.

  • *

    De afschrijving van huur van het benodigde materiaal (in de zin van gereedschappen, e.d.).

00.03 Architect-/plankosten:

  • *

    De kosten van het opstellen van een instandhoudingsplan met de daarbij behorende stukken (zoals plan, begroting, werkomschrijving en tekeningen) tot een maximum van € 1.000,-.

  • *

    De kosten voor ontwerpwerkzaamheden.

00.04 Overige kosten

  • *

    Bouw- en kleurhistorisch onderzoek, mits voorgeschreven dan wel vooraf goedgekeurd door het college.

  • *

    Specifieke onderzoeken, mits voorgeschreven of na goedkeuring door het college, zoals bouwfysisch onderzoek (naar zout- en vochtproblemen), constructie- en/of bouwtechnisch onderzoek en werktuigbouwkundig onderzoek.

  • *

    Specialistische werkzaamheden door derden, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door het college.

  • *

    Duurzaamheidsscan zoals bedoeld in Hoofdstuk 7 is subsidiabel mits die leidt tot subsidiabele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 6:1 lid n.

01 TEN BEHOEVE VAN DE UITVOERING

01.01 bouwplaats voorzieningen

  • *

    Het (tijdelijk) inzetten van groot materiaal (zoals damwanden, steigers, hijskranen, e.d.) ten behoeve van de instandhoudingswerkzaamheden.

01.02 saneringen, verwijderingen en stutwerk

  • *

    Het tijdelijk verwijderen van materialen c.q. onderdelen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de instandhoudingswerkzaamheden inclusief het daarvoor in te zetten materiaal (zoals containers).

  • *

    Stut- en stempelwerk tijdens werkzaamheden.

  • *

    Beschermende voorzieningen voor monumentale onderdelen (zoals het bijvoorbeeld het voor en/of tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dichtleggen van een dak, afdekken van een vloer en inpakken van het orgel en meubilair).

Niet subsidiabel zijn:

  • *

    Schilderwerk is te beschouwen als normaal onderhoud en dus niet subsidiabel. Wanneer de te schilderen onderdelen worden gerestaureerd en de restauratiekosten daarvan subsidiabel zijn, is het schilderwerk van die onderdelen echter wel subsidiabel.

  • *

    De kosten voor het saneren van asbest.

  • *

    Kosten voortvloeiend uit doorbreuken ten behoeve van comfortverbetering en veranderd gebruik.

02 TERREININRICHTING EN BIJBEHOREND

02.01 Grondwerken en terreinverharding

  • *

    Het schoon en op diepte houden van sloten en andere waterwerken voor zover dit aantoonbaar van belang is voor de instandhouding van het monument of karakteristiek gebouw.

  • *

    Het aanbrengen van nieuwe beschoeiingen en vervangen van onderdelen daarvan indien nodig voor de instandhouding van de historische oeverlijn, voor zover deze deel uitmaakt van de redengevende omschrijving.

  • *

    De instandhouding van bestrating voor zover deze deel uitmaakt van het monument en de instandhouding ervan bijdraagt aan de esthetische waarde van het monument, voor zover deze deel uitmaakt van de redengevende omschrijving.

  • *

    Herstel van bestrating na herstelwerkzaamheden en onderhoudswerkzaamheden met betrekking tot het monument, voor zover deze deel uitmaakt van het monument en de instandhouding ervan bijdraagt aan de esthetische waarde van het monument.

02.02 Terreininrichting

  • *

    Instandhouding of indien noodzakelijk vervanging van bouwkundige elementen zoals hekwerken, bruggetjes, tuinornamenten, voor zover omschreven in de redengevende omschrijving.

  • *

    De instandhouding van landschappelijke elementen die bijdragen aan het historische erf- of tuininrichting en voor zover deze bijdragen aan het behoud van het karakter van het monument en voor zover omschreven in de redengevende omschrijving.

03 CASCO GEBOUWD ERFGOED

03.01 Funderingen en damwanden

  • *

    De instandhouding van funderingsconstructies en/of damwanden (hout, beton, metselwerk of staal).

  • *

    De vervanging dan wel het aanbrengen van funderingsconstructies en/of damwanden (hout, beton, metselwerk of staal).

03.02 Beton

  • *

    Herstelwerkzaamheden aan betonwerken, zowel geveldetailleringen als constructies.

  • *

    Behandelen van betonwerk als gevolg van roestende bewapening, vocht en water voor zover drainage geen oplossing biedt. Dit laatste mits door het college goedgekeurd.

03.03 Metselwerk en bijbehorend

  • *

    De instandhouding van dragend metselwerk zoals gevels, wanden, gewelven, kolommen, molenrompen, fabrieksschoorstenen, tuinmuren en dergelijke.

  • *

    Herstellen van scheuren en het vervangen van kapotte stenen (inboeten).

  • *

    Het herstellen van voegwerk indien aantoonbaar dat de waterkerende werking van de gevel niet meer voldoet en de instandhouding van het monument wordt bedreigd. De voegen dienen conform de bestaande situatie te worden vervangen met een gelijk materiaal.

  • *

    Voor het maken van dilatatievoegen bij scheurend metselwerk.

  • *

    Het met water reinigen (onder lagedruk zonder toevoegingen van chemicaliën of zand) van gevels voor de verwijdering van algen, mos en dergelijke, mits noodzakelijk voor het in stand houden van het monument.

  • *

    Het om bouwfysische redenen behandelen van metselwerk.

Niet subsidiabel zijn:

  • *

    (zand)stralen en hydrofoberen van metselwerk

03.04 Houtconstructies

  • *

    Het in stand houden en vervangen van draag-, gewelf-, kap- en vakwerkconstructies zoals onder andere balken, gootconstructies, gordingen, hijsbalken, kapspanten, muurstijlen, windveren, dakmakelaars, dakbeschot, vloerdelen, gewelfbeschot, tengels, roeflatten, sporen en bijbehorende betimmeringen. Om zowel materiaal- als bouwtechnische redenen.

  • *

    Het gaande en staande werk van molens en bruggen.

  • *

    Het vervangen van houten elementen/onderdelen aan het casco voor zover deze van belang zijn voor de instandhouding van het monument en de karakteristieke waarden van het monument.

  • *

    Behandelingen tegen houtaantasters als insecten, kevers, schimmels en zwammen.

  • *

    Bescherming tegen vocht.

03.05 Metaalconstructies

  • *

    Het vervangen van gietijzeren, smeedijzeren en/of stalen constructies.

  • *

    Roestwerende behandelingen van elementen die van belang zijn voor de instandhouding van het monument of karakteristiek gebouw, dan wel van belang zijn voor het monumentale karakter.

03.06 Rookkanalen

  • *

    Het vervangen of in stand houden van schoorstenen en bijbehorende rookkanalen en sierelementen (roosters, kappen e.d.).

03.07 Kozijnen, ramen en deuren

  • *

    Het vervangen van kozijnen, ramen en deuren voor zover materiaal technisch dan wel constructief noodzakelijk en mits vervangen door een overeenkomstig exemplaar.

  • *

    Het vervangen van dakkoepels, lichtstraten, galmborden, dakluiken en dergelijke voor zover materiaal technisch dan wel constructief noodzakelijk en mits vervangen door een overeenkomstig exemplaar.

  • *

    Het in stand houden van historisch hang- en sluitwerk.

Niet subsidiabel:

  • *

    Het inbraak werend maken van ramen en deuren door bijvoorbeeld dievenklauwen.

03.08 Dakbedekking

  • *

    Het vervangen van dakbedekking (zoals onder andere riet, pannen, leien, lood, zink en bitumineuze dakbedekking).

  • *

    Het in stand houden en plaatselijk vervangen van rietdaken.

  • *

    Het vervangen van bedekkingen (zoals koper, lood, zink, leien en natuursteen) van onder andere gevels, zijwangen van dakkapellen, ornamenten, dakranden, daklijsten, balkons, luifels, galerijen, veranda’s en dergelijke.

04 INVULLING VAN HET CASCO

04.01 Beglazing

  • *

    Het in stand houden of vervangen van glas-in-loodramen, al dan niet gebrandschilderd.

  • *

    Het in stand houden van enkele beglazing.

  • *

    Het om materiaaltechnische of andere noodzakelijke redenen vervangen van de beglazing, mits geschied op een bijpassende wijze en een bij de stijl passende glassoort.

  • *

    Het aanbrengen van achter- of voorzetramen ten behoeve van de bescherming van glas-in-lood en gebrandschilderde ramen.

04.02 Natuursteen en kunststeen

  • *

    Het in stand houden en vervangen van natuursteen en kunststeen gevelonderdelen en ornamenten voor zover deze van belang zijn voor de karakteristieken van het monument of karakteristiek gebouw.

  • *

    Het in stand houden en vervangen van natuursteen en kunststeen beeldhouwwerken aan of bij een monument voor zover deze van belang zijn voor de karakteristieken van een monument en voor zover omschreven in de redengevende omschrijving.

  • *

    Het behandelen van poreuze natuursteen of kunststeen ten behoeve van behoud van het betreffende element, mits toestemming van het college.

04.03 Stucwerken

  • *

    Het in stand houden of geheel vervangen, indien noodzakelijk om constructieve dan wel materiaal technische redenen, van stucwerk buiten.

  • *

    Het in stand houden, repareren of, indien noodzakelijk om constructieve dan wel materiaal technische redenen, geheel vervangen van stucwerkornamenten buiten.

04.04 Metaal- en kunststofwerken

  • *

    Het in stand houden of, indien noodzakelijk om constructieve dan wel materiaal technische redenen, van metaalwerken (constructieve elementen).

  • *

    Het in stand houden en zonodig vervangen van decoratieve metalen ornamenten voor zover deze bepalend zijn voor het karakter van het monument of karakteristiek gebouw (bol, haantjes, windvaan, wijzerplaat, e.d.).

  • *

    Het in stand houden en zonodig vervangen van decoratieve roosters (ontluchtings-, sneeuwroosters, e.d.).

  • *

    Het in stand houden en zonodig vervangen van hijswerken.

  • *

    Het in stand houden en zonodig vervangen van ankerwerken (gevelankers, ophangstangen, e.d.).

04.05 Hemelwaterafvoer en dakgoten

  • *

    De instandhouding en zonodig de vervanging van historische hemelwaterafvoeren, bestaande uit de dakgoten, de vergaarbak en de regenpijp.

05 GEMEENTELIJKE GROENMONUMENTEN

Onder maatregelen om een boom duurzaam in stand te houden, zijn in elk geval begrepen:

  • *

    Structurele groeiplaatsverbetering.

  • *

    Bescherming van de groeiplaats.

  • *

    Kroonsnoei (herstel- en stabilisatie-snoei).

  • *

    Kroonverankering.

  • *

    Onderzoek dat leidt tot de onder 05 genoemde maatregelen (verbetering en bescherming van de groeiplaats, kroonsnoei en kroonverankering).

06 RECONSTRUCTIE VAN VERLOREN ORNAMENTEN EN ONDERDELEN

  • *

    Het terugbrengen van verloren onderdelen (zoals luiken, glas-in-lood, ornamenten) wordt alleen gesubsidieerd als aan de hand van historische bronnen aantoonbaar gemaakt kan worden dat deze er zijn geweest en de vorm op basis van de historische bronnen kan worden gereconstrueerd.

07 RECLAME-UITINGEN

Niet-subsidiabel:

  • *

    Reclame-uitingen op markiezen, zonweringen of windschermen.

BIJLAGE HOOFDSTUK 7: STIMULERINGSREGELING DUURZAME MAATREGELEN

Bijlage 1 Tabel 1:  Samenvatting Duurzame maatregelen inclusief specificaties

 

Duurzame maatregelen

Specificaties

HR++ glas

 Minimaal oppervlak 5 m2 U-waarde (warmtegeleiding) ten hoogste 1,2 W/m2 K Plaatsing conform NPR 3577. Woningen van vóór 1995 Minimaal type HR++ glas met ventilatie.

Energiezuinig glas voor monumenten/beschermd dorpsgezicht of vergelijkbare woningen

Minimaal oppervlak 5 m2 Woningen van voor 1995 U-waarde (warmtegeleiding) minder dan 3,5 W/m2 K met ventilatie

Vloerisolatie

 Minimaal oppervlak 10 m2 Woningen van vóór 1995 Totale RC-waarde na aanbrengen isolatie groter of gelijk aan 3,5 m2K/W

Bodemisolatie

 Minimaal oppervlak 20 m2 Woningen van vóór 1995 Totale RC-waarde na aanbrengen isolatie groter of gelijk aan 3,5 m2K/W

Spouwmuurisolatie

 Minimaal oppervlak 10 m2 Woningen van vóór 1995 Totale RC-waarde na aanbrengen isolatie groter of gelijk aan 1,7 m2K/W

Muur-of gevelisolatie

 Minimaal oppervlak 10 m2 Woningen van vóór 1995 Totale RC-waarde na aanbrengen isolatie groter of gelijk aan 3 m2 K/W

Dakisolatie

 Minimaal oppervlak 35 m2 Woningen van vóór 1995 Totale RC-waarde na aanbrengen isolatie groter of gelijk aan 2,5 m2 K/W

Groendaken

Minimaal oppervlak 5 m2 Minimaal de volgende lagen: ·laag dakbedekking; ·Wortelwerende laag; · Drainagelaag; · Filtervlies; ·Substraatlaag en ·Vegetatielaag (zoals grassen, vetplanten, mossen en kruiden). De helling van het dak is niet meer dan 45°. Bij een hellingshoek tussen de 35° en 45° moeten maatregelen getroffen zijn tegen het wegglijden en uitdrogen van de groene daklaag.