Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Altena houdende regels omtrent evenementen (Beleidsregel evenementen Altena 2019)

Geldend van 13-06-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Altena houdende regels omtrent evenementen (Beleidsregel evenementen Altena 2019)

Hoofdstuk 1. Voorwoord en kaderstelling inzake evenementen

1.1 Algemeen

De gemeente Altena is door het volgen van een herindelingsproces ontstaan uit de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem. Deze gemeenten kenden ieder afzonderlijk een evenementenbeleid, gebaseerd op de Gemeentewet en de Algemene plaatselijke verordeningen van deze respectievelijke gemeenten.

De gemeente Altena is een jonge, dynamische gemeente met ruim 54.000 inwoners verdeeld over 21 kernen. De gemeente bezit een bruisend verenigingsleven, een veelheid aan feesten, evenementen en andere originele festiviteiten. Bij evenementen gaat het dan om zowel grootschalige, gemiddelde, als kleine evenementen die in vele gevallen jaarlijks terugkeren, maar ook incidenteel van karakter zijn.

De gemeente Altena bezit een positieve houding ten aanzien van haar evenementencultuur, hierbij voortbouwend op de evenementencultuur van de 3 oorspronkelijke gemeenten.

Evenementen geven kleur, gezelligheid en vertier en geven identiteit aan een gemeente die zich, vanuit haar gemeenschapszin, op deze wijze op een aantrekkelijke manier wil presenteren, ook vanuit economische beweegredenen en sociale cohesie.

De beschreven herindeling noopt tot harmonisatie en actualisering van het evenementenbeleid. Het formuleren en vaststellen van een gericht juridisch kader en een hieruit voortspruitend beleidskader versterkt de relatie tussen de gemeente, de hulpdiensten, de organisatoren van evenementen, de bezoekers van evenementen alsmede de andere belanghebbenden en betrokkenen die met deze evenementen op locatie worden geconfronteerd en (eventueel) belast. Hierdoor ontstaat er een balans tussen de positieve uitstraling van evenementen voor onze gemeente en de mogelijke overlast die evenementen met zich mee kunnen brengen.

Hierin voorziet deze beleidsregel.

1.2 Doelstelling

Deze beleidsregel kent de volgende doelstelling:

“Het in het belang van de handhaving van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het behartigen van de verkeersveiligheid en de veiligheid van personen of zaken en het beschermen van de volksgezondheid en het milieu, formuleren van beleidstandpunten inzake de besluitvorming in de zin van artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening Altena 2019 (hierna te noemen: APV)”.

Deze beleidsregel biedt aldus een objectief en instruerend kader voor de belangenafweging ten behoeve van de besluitvorming bij evenementen.

Hoofdstuk 2. Beleidsregel

2.1 Opzet beleidsregel

De realisering van deze beleidsregel geschiedt aan de hand van de volgende inrichting en verdere uitwerking.

  • 1.

    De juridische status van de beleidsregel;

  • 2.

    De afbakening van het begrip “evenement”;

  • 3.

    Van toepassing zijnde beleidstandpunten bij besluitvorming ten aanzien van evenementen;

  • 4.

    Inzet operationele diensten/veiligheidsaspecten;

  • 5.

    Toezicht en handhaving van (vergunnings)voorschriften en gevolgen van overtredingen.

2.2 Juridische status beleidsregel

Dit evenementenbeleid betreft een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 1:3, vierde lid, Awb definieert de term “beleidsregel” als volgt:

“een bij besluit vastgestelde regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”.

De hoofdregel bij de vaststelling van een beleidsregel is dat een bestuursorgaan alleen beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende bevoegdheid.

Beleidsregels geven aan hoe een bestuursorgaan in de praktijk omgaat met deze bevoegdheid. Ze binden daarmee het bestuursorgaan zelf en niet de burger.

Dit betekent voor de vaststelling van beleidsregels inzake evenementen dat primair de burgemeester hiertoe bevoegd is. Deze bevoegdheid ontleent de burgemeester aan het gestelde in artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet (Gemw) waarin is bepaald dat de burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.

In het verlengde hiervan bepaalt artikel 2:25, eerste lid, van de APV dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

De burgemeester heeft een zekere mate van vrijheid, dan wel beslisruimte, bij de uitoefening van zijn bevoegdheid om de vergunning voor een evenement te verlenen of te weigeren.

Om vooraf duidelijkheid te geven over de invulling van deze beslisruimte kan de burgemeester een beleidsregel vaststellen. In deze beleidsregel wordt aangegeven hoe de burgemeester zelf met deze vrijheid wenst om te gaan.

Een bijkomend voordeel van een beleidsregel is dat die bij de motivering van een afzonderlijk besluit (evenementvergunning) mede kan worden gebruikt, naast de feiten en omstandigheden (artikel 4:82 Awb). Een beleidsregel dient schriftelijk, bij besluit van het bevoegde bestuursorgaan, te worden vastgesteld (artikel 1:3, vierde lid, Awb).

2.3 Hardheidsclausule

Met toepassing van het gestelde in artikel 4:84 Awb (de zogenaamde “inherente afwijkingsbevoegdheid”) is de burgemeester bevoegd van deze beleidsregel af te wijken indien strikte toepassing van dit beleid voor één of meer belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met dit beleid te dienen doelen. In dat uitzonderlijk geval is de burgemeester – hoewel wordt gesproken van een bevoegdheid - verplicht om van deze beleidsregel af te wijken.

Bij de toetsing van dit beleid moet de burgemeester alle omstandigheden betrekken, met inbegrip van omstandigheden die bij het opstellen van de beleidsregel zijn verdisconteerd. Vervolgens dient de burgemeester te bezien of deze omstandigheden moet worden aangemerkt als “bijzondere omstandigheden” in de zin van artikel 4:84 Awb op grond waarvan van het beleid zou moeten worden afgeweken (ECLI:NL:RVS:2016:2840).

2.4 Het college van burgemeester en wethouders

Inzake de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot de besluitvorming bij evenementen wordt opgemerkt dat de burgemeester bij de vrije afweging of het evenement kan plaatsvinden, in overkoepelende zin, ook het verkeersbelang, dan wel andere belangen afweegt die onder de verantwoordelijkheid van het college vallen.

Als zodanig is de burgemeester – en niet het college- op grond van artikel 174 Gemw bevoegd om geluidsvoorschriften op te nemen in de evenementenvergunning (ABRS 13-12-1999, JG 00.0055).

In dit kader wordt overigens gewezen op het gestelde in artikel 2:10, eerste en tweede lid, van de APV waarin in het eerste lid een verbod is opgenomen om een openbare plaats, of een gedeelte daarvan, anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan zonder voorafgaande vergunning van (a) het bevoegde bestuursorgaan (lees: het college van B&W).

Het tweede lid, onderdeel a, van dit artikel stelt dat het verbod, genoemd in het eerste lid, niet geldt voor evenementen.

Als zodanig is de besluitvorming door de burgemeester om een evenement op een specifieke locatie toe te staan niet afhankelijk van de opstelling van een ander bestuursorgaan, zijnde het college.

2.5 Afbakening begrip “Evenement”

Om het bereik van deze beleidsregel in objectieve zin vast te stellen, is het gewenst om de bepalende term in deze beleidsregel: - het begrip “evenement”- duidelijk te omschrijven. Hiertoe dient deze paragraaf.

De APV definieert in artikel 2:24, eerste lid, de term “evenement” als volgt:

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak , met uitzondering van:

  • a.

    Bioscoopvoorstellingen;

  • b.

    Markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet (jaarmarkten of gewone marktdagen) en artikel 5:22 van deze verordening (snuffelmarkten);

  • c.

    Kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

  • d.

    Het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

  • e.

    Betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

  • f.

    Activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 (straatartiest) en 2:39 (speelgelegenheid) van deze verordening.

Artikel 2:24, tweede lid, APV verstaat onder “evenement” mede:

  • a.

    Een herdenkingsplechtigheid ;

  • b.

    Een braderie;

  • c.

    Een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

  • d.

    Een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

  • e.

    Een straatfeest, of buurtbarbecue op één dag.

Op grond van artikel 2:25, eerste lid, APV is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2.5.1 Meldingsplichtig evenement

Het vierde lid van artikel 2:25 APV bepaalt dat voor een evenement geen vergunning is vereist, indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    Het totaal aantal aanwezigen op enig moment bedraagt niet meer dan 250 personen;

  • b.

    Het betreft uitsluitend afzonderlijke evenementen die niet kunnen worden aangemerkt als een deel van een groter evenement;

  • c.

    Er sprake is van een ééndaags evenement;

  • d.

    Het evenement wordt niet gehouden op een rivierstrand en/of een natuurterrein;

  • e.

    Het evenement wordt, indien gehouden in de openlucht, niet gehouden op terreinen welke zijn gelegen binnen een afstand van 150 meter van een vulpunt van een LPG-verkooppunt of enig ander risicovol object;

  • f.

    Het evenement wordt gehouden op maandag tot en met zaterdag tussen 09.00 en 24.00 uur of op zondag tussen 13.00 en 24.00 uur;

  • g.

    Er wordt geen muziek ten gehore gebracht vóór 09.00 uur of na 24.00 uur en op zondag vóór 13 uur;

  • h.

    Het maximale geluidsniveau van versterkte muziek bij een evenement in de openlucht bedraagt maximaal 70 dB(A), gemeten op de dichtstbijzijnde gevel van derden;

  • i.

    Het betreft geen: dancefeest, houseparty of vergelijkbaar feest in de openlucht of in een niet daartoe bestemd en uitgerust gebouw, vechtsportevenement, motortreffen of vergelijkbaar feest van een motorclub;

  • j.

    Het evenement vindt niet plaats op wegen waar de maximumsnelheid hoger mag zijn dan 30 km per uur;

  • k.

    Het evenement vindt niet plaats op een busroute en vormt geen belemmering voor het overige verkeer en de hulpdiensten;

  • l.

    Er worden slechts objecten geplaatst met een oppervlakte van minder dan 30 m2 per object;

  • m.

    Er is een organisator;

  • n.

    De organisatie stelt de burgemeester ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement hiervan in kennis met een melding.

Het vijfde lid van artikel 2:25 APV bepaalt dat de burgemeester binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding kan besluiten een evenement als bedoeld in het vierde lid te verbieden indien er aanleiding is om te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Samengevat gaat deze beleidsregel uit van de volgende wettelijke randvoorwaarden in de APV:

  • Een evenement is een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak;

  • Een evenement is in principe vergunningplichtig tenzij wordt voldaan aan de vereisten van een meldingsplichtig evenement;

  • Het centrale artikel inzake het bestaansrecht van deze beleidsregel is artikel 2:25, eerste lid, APV waarin de (vergunnings)bevoegdheid van het bestuursorgaan “burgemeester” wettelijk is verankerd om aldus een evenement te kunnen legaliseren.

2.5.2 Juridisch kader meldingsplichtig evenement

Een meldingsplichtig evenement is op grond van artikel 2:25, vierde lid, APV weliswaar een evenement, maar geen vergunningplichtig evenement.

Nu er geen vergunning is vereist, maar de organisator kan volstaan met een melding, is er geen sprake van een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Awb waardoor er geen voorschriften aan het evenement kunnen worden verbonden.

De mogelijkheid van de burgemeester om het meldingsplichtige evenement (schriftelijk) te verbieden (artikel 2:25, vijfde lid, APV), en het in voorkomende gevallen daadwerkelijk daartoe overgaan, levert wel een beschikking op waartegen (direct) belanghebbenden een bezwaar- en/of beroepprocedure kunnen instellen.

2.5.3 Juridisch kader vergunningplichtig evenement

Omdat een evenementenvergunning wel een beschikking is in de zin van artikel 1:3 van de Awb kunnen aan deze vergunning voorschriften worden verbonden. Ook biedt een dergelijke vergunning de mogelijkheid van rechtsbescherming aan (direct) belanghebbenden; zij kunnen bezwaar en beroep instellen.

De procedure voor de beoordeling van een vergunningaanvraag gaat uit van de eventuele aanwezigheid van weigeringsgronden.

De gronden voor het weigeren van een evenementenvergunning zijn opgenomen in artikel 1:8 van de APV. Deze gronden zijn:

  • a.

    De openbare orde;

  • b.

    De openbare veiligheid;

  • c.

    De volksgezondheid;

  • d.

    De bescherming van het milieu.

Deze gronden dienen door de burgemeester te worden afgewogen in het kader van de toe te passen besluitvorming (discretionaire (vrije afwegings)bevoegdheid).

Ook biedt artikel 2:25, tweede lid, APV de burgemeester de mogelijkheid om een aanvraag voor een evenementvergunning niet te behandelen indien de aanvraag wordt ingediend minder dan twaalf weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft.

Afgezien van de eventuele toets van de burgemeester om in een voorkomend geval, op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB), kunnen andersoortige belangen geen zelfstandige weigeringsgrond opleveren (ABRS 29-03-2003, LJN-nr. AF8028).

Ook is het niet toegestaan om (subjectieve) kwaliteitsnormen aan een evenement als weigeringsgrond op te voeren (bijvoorbeeld het geval waarbij een gemeente alleen evenementen toestaat die een aantoonbare meerwaarde voor de betreffende gemeente opleveren).

Juridisch uitgangspunt voor de beoordeling van evenementaanvragen en de beoordeling van meldingsplichtige evenementen is dus het juridisch kader zoals dit in de APV en in deze beleidsregel wordt aangetroffen.

2.6 Politiecapaciteit

In voorkomende gevallen is het niet altijd mogelijk dat, vooral bij grootschalige risico-evenementen, de vereiste politiecapaciteit kan worden ingezet. Ook doet zich een zodanige situatie voor indien onverwacht een groot evenement wordt aangevraagd en de noodzakelijke politie-inzet om deze reden niet kan worden gegarandeerd.

Een dergelijke situatie levert een directe grond op voor de burgemeester om het betreffende evenement te weigeren omdat het belang van de openbare orde dit vergt (Rb Haarlem, 06-05-2004, LJN-nr. A09076).

Teneinde de weigering van de vergunning te voorkomen, kan de burgemeester in een dergelijke situatie nadere voorschriften in de evenementvergunning opnemen ter waarborging van de openbare orde bij het plaatsvinden van het evenement (bijvoorbeeld de verplichting aan de organisatie om particuliere beveiliging in te zetten). Indien deze maatregel, dan wel een andersluidende maatregel met hetzelfde motief, door de organisatie niet kan worden nagekomen, wordt de gevraagde vergunning geweigerd, dan wel ingetrokken, vanwege strijdigheid met de openbare orde.

2.7 Leges

Voor het reguleren/legaliseren van een evenement zijn, met name voor grotere evenementen, meerdere besluiten vereist. Hierbij kan worden gewezen op de verlening van, bijvoorbeeld, een:

  • Evenementenvergunning;

  • Ontheffing op grond van de Drank- en Horecawet

  • Andere besluiten, afhankelijk van de aard en inhoud van het specifieke evenement.

Voor het in behandeling nemen van aanvragen van een organisator van het evenement voor de verkrijging van de vereiste besluiten brengt de gemeente leges in rekening.

Leges betreffen het bedrag dat door de gemeente in rekening wordt gebracht voor het gebruik van een dienst (het in procedure nemen van een aanvraag, veelal resulterend in de verlening van een vergunning dan wel een ontheffing).

Ten behoeve van de heffing van leges heeft de raad van de gemeente Altena een legesverordening vastgesteld. In de tarieventabel van deze legesverordening zijn de respectievelijke hoogten van de bedragen “voor het in behandeling nemen van een aanvraag” vastgesteld. Op grond hiervan wordt in deze beleidsregel verwezen naar de Legesverordening.

Hoofdstuk 3. Beleidstandpunten bij besluitvorming t.b.v. evenementen

3.1. Algemeen

Dit hoofdstuk vormt de kern van deze beleidsregel.

In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden in de vorm van beleidstandpunten opgenomen die de burgemeester als standaardgegeven toepast bij de besluitvorming inzake evenementen. Deze beleidstandpunten worden per thema weergegeven en kennen als geheel de status van beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb.

Deze weergave per thema kent telkens dezelfde opbouw; eerst wordt kort informatief ingegaan op de belangrijkste aspecten van het onderwerp waarna wordt overgegaan tot formulering van de beleidstandpunten die als zodanig in deze beleidsregel worden vastgesteld.

De volgende beleidstandpunten worden beschreven en vastgesteld:

  • 3.2

    Categorisering van evenementen;

  • 3.3

    Kermis;

  • 3.4

    Circus;

  • 3.5

    Wedstrijd door meerdere gemeenten;

  • 3.6

    Vechtevenementen en vechtsportgala’s;

  • 3.7

    Evenementen op zondag;

  • 3.8

    Besloten feesten;

  • 3.9

    Evenementen in horeca-inrichtingen;

  • 3.10

    Standplaatsen;

  • 3.11

    Locaties voor evenementen;

  • 3.12

    Evenementencoördinator;

  • 3.13

    Vergunningverlening;

    • Aanvraagformulier;

    • Evenementenkalender;

    • Elkaar overlappende evenementen;

  • 3.14

    Inzet verkeersregelaars bij evenementen;

  • 3.15

    Verkeersaspecten;

  • 3.16

    Tijdelijke verkeersmaatregelen;

  • 3.17

    Eindtijden van evenementen;

  • 3.18

    Geluidsproductie bij evenementen;

  • 3.19

    Plaatsing van tenten en tijdelijke constructies;

  • 3.20

    Afvalverwerking bij evenementen

  • 3.21

    Beschikbaar stellen van materialen;

  • 3.22

    Alcoholconsumptie bij evenementen;

  • 3.23

    Medische voorzieningen en hygiënezorg;

  • 3.24

    Verantwoordelijkheid/Aansprakelijkheid en rolverdeling;

  • 3.25

    Gemotoriseerde evenementen.

3.2. Categorisering van evenementen

3.2.1. Algemeen

De APV maakt een onderscheid tussen meldingsplichtige en vergunningplichtige evenementen. In aanvulling hierop wordt in deze beleidsregel een verdere verdeling van de verschillende soorten vergunningplichtige evenementen gemaakt die afhankelijk is van de verbonden risico’s en de uitstraling op de omgeving.

Deze onderverdeling is als volgt (zie schema 1).

afbeelding binnen de regeling

Schema 1.

3.2.2. Meldingsplichtig evenement

In de regel betreft het kleinschalige, statische en eendaagse evenementen zoals een straatfeest of buurtbarbecue. Het aantal bezoekers is beperkt, er is een laag risicoprofiel en inzet van de hulpdiensten is niet bij voorbaat vereist. De administratieve lasten die een evenementenvergunning teweegbrengt, staan niet in verhouding en in het belang van de burger is daarom in artikel 2:25, vierde lid, APV gekozen voor een meldingsplicht en hoeft er geen evenementenvergunning te worden aangevraagd. Om in aanmerking te komen voor een meldingsplicht dient het evenement te voldoen aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in artikel 2:25, vierde lid, APV.

Deze criteria zijn reeds weergegeven op pagina 3 van deze beleidsregel in paragraaf 2.4 “Afbakening begrip evenement” en subparagraaf “Meldingsplichtig evenement”.

De voorwaarden zijn cumulatief; zodra er aan één of meerdere van bovenstaande voorwaarden niet wordt voldaan, is het evenement niet meldings- maar vergunningplichtig.

De burgemeester kan het meldingsplichtige evenement binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding verbieden met een beroep op de toetsings- c.q. weigeringsgronden. In alle andere gevallen wordt de melding geaccepteerd en mag het evenement plaatsvinden. Ondanks het ontbreken van een vergunning kan de gemeente toezicht houden op het naleven van de voorwaarden en, bij het constateren van een overtreding, handhavend optreden.

3.2.3. Vergunningplichtig evenement

De categorisering van de vergunningplichtige evenementen is als volgt.

Regulier evenement – categorie A.

Er is een beperkte impact op de omgeving en op het verkeer. De risico’s voor de veiligheid zijn van dien aard dat het treffen van aanvullende maatregelen niet noodzakelijk is. De kans op het ontstaan van risico’s voor de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid of milieu is hoogst onwaarschijnlijk.

Ook is het onwaarschijnlijk dat het daartoe bevoegde gezag maatregelen of voorzieningen moet treffen om een eventuele dreiging weg te nemen of schadelijke gevolgen te beperken.

Aandacht evenement – categorie B.

Hieronder vallen alle evenementen die een gemiddeld risicoprofiel hebben.

De risico’s voor de veiligheid zijn van dien aard dat het treffen van aanvullende maatregelen mogelijk nodig is. De kans op het ontstaan van risico’s voor de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid of milieu wordt voorspelbaar geacht. Ook is het waarschijnlijk dat het daartoe bevoegde gezag maatregelen of voorzieningen moet treffen om een dreiging weg te nemen of schadelijke gevolgen te beperken.

Risicovol evenement – categorie C.

Indeling in deze categorie is afhankelijk van de impact van het evenement qua bezoekers, locatie en opzet. De risico’s voor de veiligheid zijn van dien aard dat het treffen van aanvullende maatregelen noodzakelijk is. De kans op het ontstaan van risico’s voor de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid of milieu wordt zeker of zeer waarschijnlijk geacht.

Om tot een passende risicoklasse te komen maakt de burgemeester gebruik van een zogenaamde “risicoscan”. Dit is een instrument dat aan de hand van een kwantitatieve analyse van het soort evenement, de locatie en het publiek tot een classificatie komt. De risicoscan wordt beschikbaar gesteld door de Veiligheidsregio Midden en West-Brabant (VRMWB) en is om de volgende redenen een behulpzaam middel:

  • Naarmate men in de voorbereiding op het evenement uitgaat van een zwaardere risicoklasse, rust er eveneens een zwaardere (administratieve) verplichting op de organisatie. Door gebruik te maken van een risicoscan wordt een aanvraag objectief getoetst en is dit niet puur afhankelijk van een persoonlijk oordeel van de behandelend ambtenaar. Hierdoor blijft de behandelend ambtenaar in een onafhankelijke positie;

  • Het gebruik van een risicoscan is inmiddels gevestigd en zorgt voor een uniformere manier van werken onder gemeenten en hulpdiensten. De Veiligheidsregio’s, hulpdiensten en adviespartijen zijn hiermee bekend en kunnen daardoor relevante aspecten beter op elkaar afstemmen;

  • Risico’s laten zich moeilijk inkaderen in concrete en vooraf vastgelegde normen.

Het gebruik van de risicoscan is echter niet dwingend. De inhoudelijke beoordeling van de burgemeester is gewenst en kan wel degelijk de reden zijn om – in afwijking van de risicoscan – tot een andere classificatie van een risicoklasse te komen.

3.2.4. Beleidstandpunten inzake risicoclassificering van evenementen

  • Evenementen worden onderverdeeld in meldingsplichtige en vergunningplichtige evenementen;

  • Vergunningplichtige evenementen kennen een nadere categorisering in A-, B- en C- categorieën zoals beschreven in deze beleidsregel ten dienste van de te maken risicoscan en ter onderscheiding van de verbonden risico’s aan het evenement en de mate van uitstraling van het evenement op de omgeving.

3.3. Kermis

3.3.1. Algemeen

Een kermis is een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak waarvoor altijd een evenementvergunning is vereist. Dit vereiste komt voort uit het gegeven dat bij deze evenementvorm altijd in de vergunningvoorschriften moeten kunnen worden opgenomen ter waarborging van het verantwoord doen plaatsvinden van een dergelijk evenement.

Inzake de waarborging van de veiligheid van de opgestelde kermisattracties dienen alle attracties te voldoen aan het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen. Het toezicht berust bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

3.3.2. Beleidstandpunten kermis

  • Een kermis is te allen tijde een vergunningplichtig evenement in de zin van artikel 2:25, eerste lid, van de APV;

  • Iedere ondernemer/kermisexploitant van wie een attractie wordt toegelaten op een kermis dient voor iedere individuele attractie te voldoen aan het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen een en ander ter beoordeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

3.4. Circus

3.4.1. Algemeen

Een circus is een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak waarvoor een evenementvergunning is vereist. Dit vereiste wordt in deze beleidsregel vastgesteld op grond van het gegeven dat er in de gemeente Altena geen vaste circuslocatie aanwezig is. Op grond hiervan kan aan de hand van het opleggen van specifieke voorschriften in de vergunning per (variabele) locatie invulling worden gegeven aan het verantwoord plaatsvinden van het evenement, tevens ter voorkoming van mogelijke hinder en overlast voor omwonenden.

Een vergunning wordt verleend indien wordt voldaan aan de volgende beleidstandpunten.

3.4.2. Beleidstandpunten circusevenementen

  • Aan circussen wordt, na aanvraag, alleen een evenementenvergunning afgegeven indien de locatie voldoet aan de volgende ruimtebehoefte met de mogelijkheid om:

    • a.

      Een circustent te plaatsen inclusief functionele opstallen in de directe omgeving (kassa, aanloop toeschouwers, verkoopstands);

    • b.

      Circuswagens te stallen (caravans, dierenverblijven, vrachtwagens);

    • c.

      Nutsvoorzieningen voorhanden te hebben dan wel te realiseren;

    • d.

      Voertuigen en fietsen te kunnen parkeren op het terrein dan wel in de directe omgeving;

  • Het circus moet in elk geval voldoen aan de primaire en secundaire bedrijfsvoeringsregels van de Vereniging Nederlandse Circusondernemingen (VNCO) dan wel de Europese Circusassociatie (ECA).

3.5. Wedstrijd door meerdere gemeenten

3.5.1. Algemeen

Met betrekking tot een wedstrijd bepaalt artikel 2:24, tweede lid, onderdeel d, van de APV dat een wedstrijd op of aan de weg wordt beschouwd als een evenement.

Van een wedstrijd is sprake in het geval van prestatievergelijkingen tussen deelnemers of voertuigen waarbij een prijs, beloning of aandenken in het vooruitzicht wordt gesteld. Op grond van geldende jurisprudentie is ook een toertocht, waarbij een aandenken wordt verstrekt, gelijkgesteld met een wedstrijd.

In dit verband stelt het zevende lid van artikel 2:25 van de APV dat voor een dergelijke activiteit geen evenementenvergunning is vereist voor zover een en ander is geregeld in de artikelen 10 en 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

Deze artikelen bepalen dat voor een wedstrijd door meerdere gemeenten, of waarbij provinciale wegen worden gebruikt, een ontheffing dient te worden verleend door het college van Gedeputeerde Staten van, in dit geval, Noord-Brabant (GS).

Deze ontheffing wordt (overigens) door Gedeputeerde Staten alleen verleend indien er door de organisator aantoonbaar een verzekering is afgesloten in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Beleidsmatig dient de organisator van de wedstrijd te kunnen aantonen dat er goedkeuring is van de betrokken wegbeheerder en dat deze bereid is om medewerking te verlenen aan het evenement.

In de praktijk wordt deze goedkeuring vertaald in een “verklaring van geen bezwaar”. Deze verklaring wordt door de colleges van B&W van de deelnemende gemeenten aan de organisator verstrekt die deze verklaringen, als bijlagen, toevoegt aan de ontheffingsaanvraag bij GS.

Het staat de burgemeester van de deelnemende gemeente(n) vrij om voor de georganiseerde activiteiten in het kader van een dergelijke wedstrijd, een evenementenvergunning af te geven indien de specifieke situatie dit vereist (bijvoorbeeld indien er aanvullende activiteiten plaatsvinden in de vorm van het innemen van standplaatsen dan wel de opstelling van een mini-kermis). In ieder geval is een zodanige vergunning benodigd op de locatie waar de start en finish van de betreffende wedstrijd plaatsvindt.

3.5.2. Beleidstandpunten wedstrijden door meerdere gemeenten

  • De burgemeester verleent, dan wel weigert, een evenementenvergunning ter regulering van de activiteiten op de locatie waar de start en finish van de betreffende wedstrijd plaatsvindt.

  • Ter verkrijging van een ontheffing van het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant wordt door het college van B&W een verklaring van geen bezwaar verleend voor het gebruik van de wegen, na de verlening van de evenementenvergunning door de burgemeester, mits het college kan instemmen met het gebruik van deze wegen.

3.6. Vechtsportevenementen/vechtsportgala’s

3.6.1. Algemeen

Artikel 2:25, zesde lid, van de APV bepaalt dat de burgemeester een vergunning voor een vechtsportwedstrijd of vechtsportgala kan weigeren indien (één) (van) de organisator(en) van het evenement van slecht levensgedrag is.

Naast deze APV-bepaling wordt in deze beleidsregel ten aanzien van dit onderwerp een aantal nadere beleidstandpunten vastgesteld. De praktijk wijst immers uit dat bij sommige vechtsportevenementen, zoals freefight- en kickboksgala’s een verhoogde kans bestaat op ongewenste situaties rond en tijdens het evenement.

Op grond hiervan is voor een dergelijk evenement altijd een evenementenvergunning vereist vanwege de dan aanwezige juridische mogelijkheid tot het opleggen van voorschriften, verbonden aan de vergunning.

In landelijke zin, blijkend uit diverse politierapportages, signaleert de Politie in het circuit rond deze evenementen een duidelijke en zeer ongewenste vervlechting tussen onderwereld en bovenwereld.

Het niet faciliteren van criminele activiteiten achter en in de organisatie van vechtsportgala’s geldt, op grond van deze signalering, als belangrijk aandachtspunt van de burgemeester.

3.6.2. Beleidstandpunten vechtsportevenementen en vechtsportgala’s

In deze beleidsregel wordt onder de term “vechtsportevenement” dan wel “vechtsportgala” de volgende categorieën (full-contact)-vechtsportwedstrijden verstaan:

  • Mixed Martial Arts: ook wel genoemd “gemengde vechtkunst”, waaronder in ieder geval wordt begrepen: “free fight” (het vrije vechten, “vale tudo” (Braziliaans Mixed Martiel Arts) en “cage fight” (kooigevecht);

  • Kickboksen en Muay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten;

  • Ten behoeve van deze vechtsportwedstrijden dient altijd een evenementenvergunning te worden aangevraagd. In deze vergunning worden voorschriften opgenomen met betrekking tot het schenken van alcohol, leeftijden van bezoekers, transparante geldstromen en de, registratie van de bezetting van VIP-tafels;

  • Een dergelijk evenement is altijd een evenement met een hoge risicofactor (C-evenement);

  • Er wordt alleen een evenementenvergunning verleend voor vechtsportevenementen die onder toezicht staan van koepelorganisaties die zijn aangesloten bij NOC*NSF;

  • Het vechtsportevenement dient tevens te voldoen aan de richtlijn voor vechtsportevenementen van de Vechtsportautoriteit. Deze verplichting wordt als voorschrift in de evenementenvergunning opgenomen;

  • De aanvraag voor een vechtsportevenement dient tevens te voldoen aan het vastgestelde BIBOB-beleid;

  • Reguliere vecht- dan wel verdedigingssporten (judo en boksen) worden niet aangemerkt als vechtsporten in de zin van deze beleidsregel.

3.7. Evenementen op zondag

3.7.1. Algemeen

Ten aanzien van het houden van evenementen op zondag is de Zondagswet van toepassing. Artikel 4, eerste lid, van de Zondagswet bepaalt dat het verboden is om op zondag vóór 13:00 uur openbare vermakelijkheden (lees: evenementen) te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan de burgemeester ontheffing verlenen van dit verbod.

In deze beleidsregel wordt, het wettelijk kader volgend, de Zondagswet gehanteerd voor evenementen die op zondagen plaatsvinden. In concrete zin betekent dit dat als beleidsmatig uitgangspunt wordt vastgesteld dat evenementen op zondagen niet vóór 13:00 uur mogen plaatsvinden.

Afhankelijk van de classificatie, aard, grootte en inhoud van het aangevraagde evenement wordt per geval, aan de hand van de discretionaire bevoegdheid van de burgemeester, een vrije belangenafweging toegepast of het betreffende evenement vóór 13:00 uur op de zondag mag plaatsvinden.

Indien dit het geval is, wordt een ontheffing verleend in de zin van artikel 4, derde lid, van de Zondagswet.

Bij toepassing van deze belangenafweging betrekt de burgemeester de volgende aspecten.

  • a.

    De verzekering van de openbare rust op de zondag;

  • b.

    De nabijheid van kerken of andere gebouwen voor de openbare eredienst in gebruik;

  • c.

    De mate van eventuele geluidsoverlast.

Voor de periode na 13:00 uur op zondag vindt, op grondslag van een aanvraag voor het houden van het evenement, de reguliere belangenafweging plaats ter besluitvorming of tot vergunningverlening wordt overgegaan.

3.7.2. Beleidstandpunten evenementen op zondag

  • Bij het verlenen van een evenementenvergunning op zondag wordt de Zondagswet toegepast;

  • Voor evenementen op zondag is het, op grond van artikel 4 van de Zondagswet, verboden om vóór 13:00 uur een evenement te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen;

  • Van dit verbod wordt een ontheffing verleend in de zin van de Zondagswet indien de daaraan voorafgaande belangenafweging deze ontheffingverlening rechtvaardigt. Bij toepassing van deze belangenafweging betrekt de burgemeester de in deze paragraaf opgenomen aspecten;

  • In deze ontheffing kunnen voorschriften worden opgenomen ter bescherming van de openbare rust op de zondag vóór 13:00 uur (bijvoorbeeld geluidsvoorschriften ter voorkoming van geluidshinder).

3.8. Besloten feesten

3.8.1. Algemeen

Artikel 2:24, tweede lid, onderdeel d, van de APV bepaalt dat onder “evenement” mede wordt verstaan: een feest, al dan niet op de openbare weg. Wanneer een feest voor publiek toegankelijk is, is er sprake van een vergunningplichtige activiteit dan wel een meldingsplichtige activiteit; het betreft immers een evenement.

Besloten feesten vallen echter niet onder de reikwijdte van de evenementenbepaling omdat deze activiteit niet voldoet aan de definitie van “evenement” in de zin van de APV; het is immers geen voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

Een besloten feest in de zin van deze beleidsregel is een feest dat aan alle onderstaande criteria voldoet:

  • a.

    het is alleen toegankelijk voor genodigden waarbij de kring van personen in een verband met elkaar staat dat min of meer duurzaam is en niet berust op een toevallige gemeenschappelijkheid (familie of individuele organisatie);

  • b.

    een privékarakter kent (geen commerciële doelstelling/geen publieke verkoop van entreebewijzen/niet voor publiek toegankelijk);

  • c.

    de verstrekking van alcoholhoudende drank aan de bezoekers van het feest kent geen directe noch indirecte betalingsverplichting aan bezoekers van het feest;

  • d.

    het vindt plaats op privéterrein.

3.8.2. Brandveilig gebruik van een tent bij een besloten feest

Artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van het “Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen” (Besluit) bepaalt dat het verboden is om zonder, of in afwijking van, een gebruiksmelding bij het bevoegde gezag een plaats of een gedeelte van een plaats in gebruik te nemen of te gebruiken indien een verblijfsruimte op die plaats is bestemd voor meer dan 150 personen tegelijk.

Op grond van het derde lid van dit artikel is het voorgaande niet van toepassing indien een evenementenvergunning is vereist en op grond daarvan de in dit Besluit genoemde gegevens worden aangeleverd.

Voor een besloten feest is echter geen evenementenvergunning vereist. Dit betekent concreet dat, indien in het kader van een feest dat als “besloten” wordt aangemerkt, op grond van de in deze paragraaf genoemde criteria, er een gebruiksmelding is vereist op grond van genoemd besluit indien een tent wordt geplaatst waarin zich meer dan 150 personen tegelijk kunnen ophouden.

Deze gebruiksmelding dient te worden ingediend met inachtneming van de in de artikelen 2.2. en 2.3 van het Besluit genoemde vereisten.

3.8.3. Beleidstandpunten besloten feesten

  • Een besloten feest valt, indien aan alle in paragraaf 3.7 genoemde vereisten wordt voldaan, niet onder de definitie van evenement en is daardoor vergunnings- dan wel meldingsvrij;

  • Wanneer een feest al dan niet besloten “op of aan de weg” plaatsvindt, is dit een vergunningplichtige activiteit (geen privéterrein in de zin van criterium d) omdat het plaatsvindt op doorgaans voor het publiek toegankelijk gebied. Het feit dat het feest besloten is, doet daar niets aan af;

  • Indien een tent wordt geplaatst in het kader van het te houden besloten feest, waarin zich meer dan 150 personen tegelijk kunnen ophouden, dient een gebruiksmelding op grond van genoemd besluit te zijn aangevraagd en verleend.

3.9. Evenementen in horeca-inrichtingen

3.9.1. Algemeen

In artikel 2:24, eerste lid, onderdeel d, van de APV wordt het in een horeca-inrichting gelegenheid geven tot dansen uitgezonderd van het begrip “evenement”. Dit betreft echter de reguliere “dansbezigheid” die bij een horeca-inrichting (met name een discotheek) wordt aangeboden en is dus niet een “dance-event” of een “houseparty”.

Met betrekking tot dit onderwerp dient de burgemeester vast te stellen, indien er een feest wordt georganiseerd, of dit feest een evenement betreft in de zin van de APV of dat er sprake is van de exploitatie van het reguliere horecabedrijf op grond waarvan in dit kader het betreffende feest plaatsvindt.

Inzake deze belangenafweging neemt de burgemeester het standpunt in dat, indien het feest ,met beoordeling van de grootschaligheid, de muziekstijl, het soort publiek dat wordt verwacht, de mogelijke verlengde sluitingstijd en de extra politie-inzet, geen activiteit betreft die tot de normale bedrijfsvoering van de horeca-inrichting kan worden gerekend, en het feest aldus moet worden gekwalificeerd als een evenement waarvoor een evenementenvergunning is vereist (200502967/1, LJN: AU9388 “The Royce”), deze vergunning dient te worden aangevraagd.

3.9.2. Beleidstandpunt evenementen in horeca-inrichtingen

  • Indien de te houden activiteit in de horeca-inrichting geen activiteit betreft die tot de reguliere bedrijfsvoering van de horeca-inrichting kan worden gerekend, dan wordt deze activiteit als een evenement in de zin van de APV aangemerkt, op grond waarvan een evenementenvergunning is vereist.

3.10. Standplaatsen

3.10.1. Algemeen

De verhouding van het innemen van standplaatsen in relatie tot het plaatsvinden van een evenement kent 2 vormen:

  • a.

    Het innemen van standplaatsen als onderdeel van het betreffende evenement;

  • b.

    Het (moeten) wijken van reguliere standplaatsen in het kader van het plaatsvinden van een evenement op deze locatie.

Ad. a.

Indien het innemen van een standplaats deel uitmaakt van het evenement en deze standplaats(en) is gelegen op het evenemententerrein, is voor een dergelijke standplaats geen standplaatsvergunning vereist omdat een dergelijke situatie wordt gelegaliseerd door de evenementenvergunning waarin deze standplaats, evenals op de aanvraag met situatietekening, wordt vermeld al dan niet onder het opnemen van specifieke voorschriften.

Ad. b.

Op grond van artikel 5:18, eerste lid, van de APV is het verboden om zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders een standplaats in te nemen of te hebben.

Indien in de verleende (individuele) standplaatsvergunning voorschriften zijn opgenomen die de standplaatssituatie regelen ten opzichte van het al dan niet moeten wijken voor een evenement, dan is deze situatie hiermee afdoende juridisch ondervangen.

Indien een dergelijke situatie niet aldus is ondervangen wordt het standpunt ingenomen dat de organisator van een evenement rekening dient te houden met de vergunde reguliere standplaatsen die binnen het evenemententerrein komen te liggen. Aldus geniet de standplaatshouder op voorhand bescherming. Uitsluitend in overleg met de houder van de betreffende standplaats, de organisator van het evenement en de evenementencoördinator dan wel marktmeester, kan worden afgesproken dat de standplaatshouder, voor de duur van het evenement, op vrijwillige basis een andere standplaats inneemt.

3.10.2. Beleidstandpunt standplaatsen

  • Een standplaats, niet zijnde een evenementstandplaats, wordt ten opzichte van het plaats te vinden evenement op de locatie van de standplaats, in juridische zin beschermd tenzij in de voorschriften van de specifieke standplaatsvergunning een andere regeling is opgenomen inzake het al dan niet tijdelijk wijken van de standplaats voor het plaatsvinden van evenementen op de specifieke standplaatslocatie.

3.11. Locaties voor evenementen

3.11.1. Algemeen

Vergunningplichtige evenementen worden gehouden op locaties die qua afmeting, inrichting, risicoverwachting (te verwachten invloed op de directe woonomgeving) en mogelijke inzet van hulpdiensten geschikt worden geacht voor het doen plaatsvinden van het aangevraagde evenement op die locatie. Hierbij zijn de volgende aspecten van belang:

  • De (positieve en negatieve) ervaringen die zijn opgedaan met eerdere evenementen op de betreffende locatie;

  • De eventueel binnengekomen klachten naar aanleiding van gehouden evenementen.

3.12. Evenementencoördinator

3.12.1. Algemeen

Ten behoeve van het op een zo efficiënt mogelijke wijze afwikkelen van het proces van aanvraag tot vergunningverlening is het gewenst dat dit proces wordt begeleid door een deskundig ambtelijk medewerker die fungeert als deskundig aanspreekpunt voor niet alleen de organisator van het evenement maar ook voor alle interne en externe betrokkenen/belanghebbenden in iedere fase van dit proces.

3.12.2. Beleidstandpunten evenementencoördinator

  • Ten behoeve van de begeleiding van het proces inzake de besluitvorming met betrekking tot evenementenvergunningen fungeert een evenementencoördinator;

  • De evenementencoördinator fungeert als centraal aanspreekpunt voor de organisator van het evenement, de bestuurlijke en ambtelijke organisatie alsmede de operationele diensten;

  • Deze evenementencoördinator verstrekt actief informatie over het evenementenbeleid en verzorgt de website inzake evenementen.

3.13. Vergunningverlening

3.13.1. Algemeen

Voor de juridisch inhoudelijke toelichting inzake de procedure van besluitvorming met betrekking tot evenementen wordt verwezen naar paragraaf 3.2. “Afbakening begrip evenement” op pagina 3 van deze beleidsregel.

3.13.2. Aanvraagformulier

3.13.2.1. Algemeen

Omdat het verschaffen van de vereiste informatie met betrekking tot een zorgvuldige voorbereiding en beoordeling van het evenement essentieel wordt geacht, wordt uitgegaan van het hanteren van een standaardaanvraagformulier dat een organisator van een evenement wordt gevraagd in te vullen.

Artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt in deze zin dat de burgemeester voor het indienen van een aanvraag (voor het plaatsvinden van een evenement) een daartoe strekkend formulier kan vaststellen. De vaststelling door de burgemeester van een dergelijk formulier geschiedt in een separaat besluit. Als meerwaarde kan aan de hand van een dergelijk aanvraagformulier, door middel van een gerichte vraagstelling, direct een compleet beeld worden geschapen van de aard, grootte en inhoud van het specifieke evenement.

Tevens wordt inzicht verkregen in de eventuele noodzakelijke verlening van andere vergunningen en ontheffingen die in het kader van het plaatsvinden van het evenement benodigd zijn. Hiernaast kunnen in een vroegtijdig stadium de operationele diensten worden geïnformeerd, dan wel om advies worden gevraagd, ten behoeve van de besluitvorming door de burgemeester.

In digitale zin kan een en ander worden gerealiseerd door middel van “doorlinkmogelijkheden”.

3.13.2.2. Beleidstandpunten aanvraagformulier

  • Bij het aanvragen van een evenementenvergunning dient de organisator van het evenement gebruik te maken van het daarvoor bestemde (digitale) aanvraagformulier;

  • De vaststelling van een dergelijk formulier door de burgemeester geschiedt in een afzonderlijk besluit ex. artikel 4:4 van de Awb;

  • Een aanvraag die anders dan via het voorgeschreven formulier is vastgesteld, kan op grond van het bepaalde in artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gelaten;

  • Een besluit om de aanvraag niet te behandelen, omdat geen gebruik is gemaakt van het vastgestelde aanvraagformulier, wordt niet genomen indien een afwijkende aanvraag alle vereiste informatie bevat om tot een zorgvuldige beoordeling van het evenement te kunnen overgaan;

  • Voor het meldingsformulier geldt een identiek beleidstandpunt.

3.13.3. Evenementenkalender

3.13.3.1. Algemeen

Een evenementenkalender is een overzicht waarin alle evenementen staan vermeld waarvoor een vergunning is verleend, dan wel een melding is geaccepteerd.

Organisatoren, buurtbewoners en andere geïnteresseerden kunnen, door middel van raadpleging van de gemeentelijke website, deze kalender raadplegen om kennis te nemen van het plaatsvinden van evenementen.

De evenementenkalender fungeert in deze zin tevens als planningsinstrument voor organisatoren die op deze wijze inzicht verkrijgen in reeds geplande evenementen om overlapping dan wel ongewenste concurrentie tussen evenementen te voorkomen.

Een evenementenkalender heeft geen juridisch afdwingbare status.

3.13.3.2. Beleidstandpunten evenementenkalender

  • De evenementenkalender wordt te allen tijde up-to-date gehouden ten behoeve van een optimale raadpleging door belanghebbenden en belangstellenden;

  • De inhoud van de evenementenkalender heeft geen rechtsgevolg.

3.13.4. Elkaar overlappende evenementen

3.13.4.1. Algemeen

Van “elkaar overlappende evenementen” is sprake indien uit aanvragen voor evenementenvergunningen wordt afgeleid dat:

  • evenementen, hetzij op dezelfde dag(en) plaatsvinden, hetzij een gedeeltelijke overlapping in het aantal dagen kennen, en;

  • er bij deze overlapping sprake is van conflicterende situaties tussen evenementen die op een negatieve wijze van invloed zijn op één van deze evenementen, dan wel op beide, die zodanig van aard zijn dat deze evenementen niet gelijktijdig kunnen plaatsvinden.

3.13.4.2. Beleidstandpunt elkaar overlappende evenementen

  • Organisatoren van concurrerende evenementen lossen deze kwestie op door middel van het principe van zelfregulering: de organisatoren van deze evenementen wordt verzocht in goed overleg zelf een oplossing te vinden en de evenementencoördinator hierover te informeren;

  • Indien geen bevredigende oplossing wordt gevonden, bemiddelt de evenementencoördinator;

  • Indien deze bemiddeling niet het gewenste resultaat oplevert, wordt, ter beoordeling van de burgemeester, één van de vergunningaanvragen geweigerd met als weigeringsgrond: het niet kunnen garanderen van de openbare orde.

3.13.5. Omgevingsvergunning, al dan niet vereist?

3.13.5.1. Algemeen

Evenementen vinden vaak plaats op een locatie, waar het bestemmingsplan niet voorziet in het houden van evenementen. Bijvoorbeeld binnen de bestemming “Sport”. Veel evenementen zullen daardoor strijdig zijn met de planvoorschriften. Het is mogelijk voor deze (tijdelijke) situaties met een omgevingsvergunning af te wijken van de vigerende planvoorschriften. Op basis van jurisprudentie is inmiddels een kader gevormd in welke situaties het gebruiken van gronden bij evenementen ook omgevingsvergunningpichtig is.

Bij de aanvragen om een omgevingsvergunning wordt met name het planologisch regime beoordeeld en de – eventuele – ruimtelijke impact. Kleinschalige en/of incidentele evenementen kunnen om die reden worden vrijgesteld van het aanvragen voor tijdelijk afwijkend gebruik.

3.14. Inzet verkeersregelaars bij evenementen

3.14.1. Algemeen

De “Regeling verkeersregelaars 2009” bevat regelgeving met betrekking tot het aanstellen van verkeersregelaars bij evenementen met een verkeersaantrekkende werking. Deze evenementenverkeersregelaars verrichten in dit kader eenvoudige verkeersregelende taken.

3.14.2. Beleidstandpunt en inzet verkeersregelaars bij evenementen

  • In deze beleidsregel wordt de “Regeling Verkeersregelaars 2009” van toepassing verklaard;

  • Evenementenverkeersregelaars zijn vereist als het evenement een verkeersaantrekkende werking heeft en/of met het toepassen van alleen verkeersmaatregelen de veiligheid van bezoekers en omwonenden van het evenement onvoldoende kan worden gegarandeerd;

  • De burgemeester besluit, op advies van de Politie, of en in welke mate evenementenverkeersregelaars worden ingezet;

  • Deze inzet wordt als voorschrift in de evenementenvergunning opgenomen.

3.15. Verkeersaspecten 3.15.1. Algemeen

Klachten bij vooral grotere evenementen hebben vaak betrekking op wegafsluitingen, parkeeroverlast en een toename van de (gewijzigde) verkeersintensiteit. Ook de afgedwongen bereikbaarheid van de hulpdiensten speelt hierbij een rol.

3.15.2. Afsluiting van wegen en terreinen

In deze beleidsregel wordt voor de invulling van de term “openbare weg” aangesloten bij de definitie van “weg” in de zin van artikel 1:1, aanhef, 12e aandachtsstreepje, van de APV: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan. Dit betreft: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

De afsluiting van wegen geschiedt door de organisatie van het evenement conform het voorschrift in de evenementenvergunning dat deze afsluiting reguleert.

In voorkomende gevallen wordt de afsluiting uitgevoerd door of namens de gemeente Altena indien deze afsluiting dermate complex dan wel grootschalig is dat deze redelijkerwijs niet aan de organisatie kan worden overgelaten dan wel toevertrouwd.

Een en ander wordt wederom als voorschrift in de betreffende evenementenvergunning opgenomen.

In dit kader wordt gewezen op het feit dat de gemeente Altena (het college van burgemeester en wethouders in haar hoedanigheid van wegbeheerder) een zorgplicht heeft voor de openbare weg en de vrije ruimte. Bij de verlening van een vergunning aan een organisator van een evenement blijft de gemeente deze zorgplicht ten aanzien van de veiligheid van de openbare weg houden, ook al is het beheer van het weggedeelte waar het evenement op wordt gehouden in gebruik gegeven aan de organisator. De gemeente kan dus aansprakelijk worden gesteld wanneer ze niet heeft voldaan aan deze zorgplicht.

Op grond hiervan wordt in de betreffende evenementenvergunning, indien van toepassing, altijd de afsluiting van wegen in de voorschriften van de evenementenvergunning gereguleerd.

3.15.3. Gebruik van de openbare weg voor evenementen

De openbare weg is er niet alleen voor het verkeer. Ook andere activiteiten moeten op de openbare weg mogelijk zijn waarbij het normale gebruik van de openbare weg in bepaalde gevallen moet wijken voor het bijzondere gebruik.

3.15.4. Beleidstandpunten afsluiting van wegen

  • Afsluiting van een weg ten behoeve van een evenement vindt op grond van deze beleidsregel niet plaats als de verkeersveiligheid niet kan worden gewaarborgd en er geen redelijk alternatief voorhanden is voor de doorstroming van het doorgaand verkeer. Als gevolg hiervan wordt er geen evenementenvergunning verleend dan wel wordt een meldingsplichtig evenement door de burgemeester verboden op deze locatie op grond van het motief “openbare veiligheid”;

  • Afsluiting van wegen ten behoeve van het plaatsvinden van een evenement gebeurt door de organisatie van het evenement dan wel door functionarissen van de gemeente op grond van het daartoe strekkende voorschrift in de evenementenvergunning.

In deze beleidsregel worden 4 categorieën van wegen onderscheiden met betrekking tot de afsluiting ervan voor evenementen. Binnen deze categorieën is een duidelijk onderscheid aan te geven inzake verkeersintensiteit en doorstroming van het verkeer. Deze categorieën zijn:

  • 1.

    Wegen gelegen in verblijfsgebieden (30-kilometerzones);

  • 2.

    Wegen gelegen in verkeersgebieden (50- en 80-kilometerzones);

  • 3.

    Wegen in gebruik als hoofdroute voor hulpdiensten;

  • 4.

    Wegen in gebruik als busroute voor reguliere buslijnen.

Ad. 1.

Ten aanzien van deze categorie kunnen deze wegen worden afgesloten ten behoeve van het plaatsvinden van een evenement omdat de afsluiting van verblijfsgebieden in algemene zin nauwelijks of geen verkeerstechnische belemmeringen oplevert. Met verwijzing naar artikel 2:25, vierde lid, onderdelen j en k, van de APV is het toegestaan op deze wegen meldingsplichtige evenementen te houden.

Specifiek beleidstandpunt:

  • Indien het een weg betreft die ook moet worden beschouwd als een weg in de zin van categorie 3 en 4, wordt verwezen naar het gestelde aldaar.

Ad. 2.

Ten aanzien van deze categorie wordt in principe afsluiting van wegen toegestaan in het kader van het plaatsvinden van een evenement, tenzij deze wegen van belang zijn voor de doorstroming van het verkeer of de algehele bereikbaarheid van een kern ernstig wordt belemmerd.

Specifieke beleidstandpunten

  • Indien er sprake is van een risicovol evenement, dit ter beoordeling van de evenementencoördinator (eventueel in overleg met de burgemeester) dient de organisatie zorg te dragen voor een verkeersplan en een omleidingsroute. In het verkeersplan worden aspecten als capaciteitsberekening, verkeersroutering, verkeersbeïnvloeding, parkeerbeleid en calamiteitenroutes vastgesteld;

  • In dit kader is een dergelijk verkeersplan slechts verplicht indien de aard van het evenement met zich meebrengt dat er sprake is van een relatief groot aantal te verwachten bezoekers en daarmee gepaard gaande verkeerstromen in relatie tot de verkeerstechnische beperkingen van de specifieke locatie;

  • Indien het een weg betreft die ook moet worden beschouwd als een weg in de zin van categorie 3 en 4, wordt verwezen naar het gestelde aldaar.

Ad. 3.

Specifiek beleidstandpunt

  • Ten aanzien van deze categorie wordt in principe afsluiting van wegen toegestaan vanwege het plaatsvinden van een evenement tenzij deze wegen op een zodanige wijze van belang zijn voor de hulpdiensten en de uitvoering van hun taken dat een specifieke afsluiting belemmerend werkt.

Ad. 4.

Specifiek beleidstandpunt

  • Ten aanzien van deze categorie worden deze wegen alleen afgesloten ten behoeve van het plaatsvinden van een evenement indien er minimaal 6 weken voorafgaande aan het houden van het evenement met de vervoerder overleg heeft plaatsgevonden en de vervoerder instemt met een alternatieve route.

3.16. Tijdelijke verkeersmaatregelen

3.16.1. Algemeen

Als evenementen worden gehouden op of nabij een rijweg kan het gewenst of noodzakelijk zijn dat de rijweg wordt afgezet of de gehele straat tijdelijk voor het verkeer wordt afgesloten. Ook worden dan vaak inrijdverboden, parkeerverboden en omleidingsroutes ingesteld. Deze verkeersmaatregelen zijn, in het kader van het plaatsvinden van een evenement, vaak niet langer dan enkele dagen noodzakelijk.

Het instellen van tijdelijke verkeersmaatregelen ten behoeve van het verkeersveilig plaatsvinden van het evenement dienen door de organisator te worden aangegeven op het aanvraagformulier.

Afhankelijk van de uitkomsten van het, al dan niet in te dienen verkeersplan door de organisator van het evenement (zie hieromtrent het gestelde in paragraaf 3.3.14) wordt per evenement beoordeeld of en in welke mate tot tijdelijke verkeersmaatregelen wordt besloten.

Ten behoeve van deze beoordeling staat het “overkoepelend verkeersbesluit bij evenementenbeleid” ten dienste, op grond waarvan, in voorkomende gevallen, wordt overgegaan tot het nemen van een verkeersbesluit indien het juridisch kader dit voorschrijft.

3.16.2. Beleidsuitgangspunt tijdelijke verkeersmaatregelen

  • Afhankelijk van het al dan niet ingediende verkeersplan bij het aanvraagformulier voor het evenement wordt individueel besloten welke tijdelijke verkeersmaatregelen als voorschrift in de evenementenvergunning worden opgenomen dan wel welke andere nadere besluiten dienen te worden verleend;

  • In dit kader wordt toepassing gegeven aan het Overkoepelend verkeersbesluit bij evenementenbeleid.

3.17. Eindtijden van evenementen

3.17.1. Algemeen

De eindtijden van een evenement moeten niet worden verward met de sluitingstijden van openbare inrichtingen (lees: horecabedrijven) die worden gereguleerd in artikel 2:29, eerste lid van de APV.

Om te voorkomen dat evenementen in de nachtelijke uren overlast veroorzaken, dient de eindtijd van een evenement voor betrokkenen objectief vast te staan.

Daarbij moet een belangenafweging worden toegepast waarbij de belangen van de bezoekers en de organisator bij het (eventueel commercieel) uitbaten van het evenement worden afgezet tegen de belangen van andere betrokkenen en omwonenden die met dit evenement worden geconfronteerd, mogelijkerwijze in de belastende sfeer.

Om een geleidelijk vertrek van bezoekers van het evenement mogelijk te maken, wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • De eindtijd van het voortbrengen van geluid (muziek al dan niet versterkt, omroepinstallatie);

  • De beëindiging van de verstrekking van dranken (vooral alcoholische drank);

  • De beëindiging van het evenement zelf.

3.17.2. Beleidstandpunten eindtijden van een evenement

De eindtijden van vergunningplichtige evenementen zijn als volgt.

  • Van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag geldt een eindtijd van 02:00 uur met dien verstande dat uiterlijk om 01:00 uur het voortbrengen van geluid wordt beëindigd en om 01:30 uur de drankverstrekking wordt beëindigd;

  • Van zondag tot en met donderdag geldt een eindtijd van 01:00 uur met dien verstande dat, in analogie met het gestelde onder punt a, uiterlijk om 24:00 uur het voortbrengen van geluid wordt beëindigd en om 00:30 uur de drankverstrekking wordt beëindigd;

  • De burgemeester kan per evenement afwijkende tijden vaststellen;

  • De afwijkende eindtijden met betrekking tot de beëindiging van de geluidsproductie en het evenement zelf, worden als voorschrift in de betreffende evenementenvergunning opgenomen;

  • De afwijkende eindtijd inzake de verstrekking van zwakalcoholhoudende drank wordt opgenomen in de betreffende ontheffing op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet.

3.18. Geluidsproductie bij evenementen

3.18.1. Algemeen

Op elk evenement wordt geluid geproduceerd: stemgeluid van bezoekers, muziek (al dan niet versterkt), geluid van omroepinstallaties, attracties en voertuigen van komende en vertrekkende bezoekers. Geluidsoverlast als gevolg van een evenement wordt beschouwd als een negatieve factor in de omgeving die tevens schadelijke gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid. Gelet hierop dienen de maximale geluidsniveaus van evenementen te worden vastgesteld alsmede de wijze van het meten van het geluid.

3.18.2. Beleidstandpunten geluidproductie bij evenementen

  • Definities:

    • a.

      Versterkte muziek: muziek ten gehore gebracht, hetzij live geproduceerd, hetzij afgespeeld van een geluidsdrager, waarvan de geluidsterkte kan worden gevarieerd langs mechanische of elektronische weg;

    • b.

      dB(A): geluidsniveau in decibellen, gemeten met een genormeerd filter dat corrigeert voor het menselijk gehoor;

    • c.

      dB(C): geluidsniveau in decibellen, gemeten met een genormeerd filter, dat speciaal geschikt is voor hoge geluidsniveaus in lage frequenties (bastonen);

  • De geluidsmeting vindt in beginsel plaats op een meethoogte van 1,5 meter boven het maaiveld. Indien naar het oordeel van de toezichthouder niet op een hoogte van 1,5 meter kan worden gemeten, wordt op een hoogte tussen 1,5 en 5 meter gemeten.

  • Bij de bepaling van het gemiddelde geluidsniveau (Leq) wordt geen bedrijfscorrectie toegepast en wordt die willekeurig in metingen van 2 minuten bepaald, bij voorkeur 2 meter vóór een gevel van een woning of een ander geluidgevoelig object;

  • Het maximale geluidniveau van versterkte muziek: mechanisch versterkt stemgeluid en handelingen met toestellen of geluidsapparaten bij een evenement in de openlucht bedraagt maximaal 80 dB(A) en 95 dB(C), gemeten op de dichtstbijzijnde gevel van een woning van derden. Dit maximale geluidsniveau wordt als voorschrift in de individuele evenementenvergunning opgenomen.

  • Op basis van een advies van de Omgevingsdienst of een door de organisatie van het evenement ingediend (en door/namens de gemeente beoordeeld) akoestisch rapport kunnen andere maximale geluidsnormen en/of nadere eisen worden gesteld.

3.19. Plaatsing van tenten en tijdelijke constructies

3.19.1. Algemeen

Bij evenementen worden tenten, overkappingen, podia, tribunes, geluids- en lichtinstallaties, aggregaten, voorraadcontainers en andere attributen geplaatst. In deze beleidsregel worden hieromtrent onderstaand de volgende beleidstandpunten vastgesteld.

De in deze paragraaf genoemde constructies ten behoeve van evenementen moeten voldoen aan:

3.19.2. Brandveiligheidseisen tijdelijke verblijfsruimtes

Artikel 2.1., eerste lid, onderdeel c, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (verder: Besluit) bepaalt dat het verboden is om zonder, of in afwijking van, een gebruiksmelding bij het bevoegde gezag een plaats of een gedeelte van een plaats in gebruik te nemen of te gebruiken indien een verblijfsruimte op die plaats is bestemd voor meer dan 150 personen tegelijk.

Op grond van het derde lid van dit artikel is het eerste lid (van dat artikel) niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van een plaats of gedeelte van een plaats indien daarvoor een evenementenvergunning is vereist en, in het kader daarvan, de gegevens als bedoeld in artikel 2:3 van dit besluit moeten worden aangeleverd.

Concreet betekent dit dat voor een verblijfsruimte die wordt opgericht ten dienste van een evenement, geen gebruiksmelding is vereist, maar daarvoor in de plaats de in artikel 2.3 van het besluit genoemde gegevens en bescheiden dienen te worden aangeleverd.

Deze gegevens worden dan door de burgemeester in de besluitvorming betrokken. Afgewogen wordt dan of de gevraagde evenementenvergunning wordt verleend, al dan niet onder het opleggen van nadere voorschriften inzake veiligheidsaspecten met betrekking tot het betreffende bouwsel gedurende het plaatsvinden van het evenement.

De plaatsing van voorwerpen op een openbare plaats in strijd met de publieke functie is vergunningplichtig op grond van artikel 2:10, eerste lid, van de APV. Het tweede lid, onderdeel a van dit artikel bepaalt echter dat deze vergunningplicht niet geldt voor evenementen.

3.19.3. Constructieve veiligheidseisen tijdelijke verblijfsruimtes

De in deze paragraaf genoemde attributen dienen constructief veilig te zijn, een en ander ter beoordeling van de constructeur dan wel functionarissen van Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Altena.

3.19.4. Beleidstandpunten plaatsing tenten, tijdelijke constructies en verdere attributen

  • Ten behoeve van de plaatsing van tenten/ tijdelijke verblijfsruimtes in het kader van het plaatsvinden van een evenement waar meer dan 150 personen tegelijk kunnen verblijven, is vereist dat wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2.1, derde lid van het Besluit in samenhang gelezen met artikel 2:25, derde lid van de APV;

  • Dit betekent dat, ten behoeve van de besluitvorming door de burgemeester inzake de verlening van een evenementenvergunning, de gegevens moeten worden aangeleverd zoals genoemd in artikel 2.3 van het Besluit;

  • Tenten en andere constructies dienen constructief veilig te zijn ter beoordeling van de constructeur dan wel functionarissen van Bouw- en Woningtoezicht.

3.20. Afvalverwerking bij evenementen/beschikbaar stellen van materialen

3.20.1. Algemeen

Voorkomen dient te worden dat evenementenlocaties door de organisatie van het evenement niet schoon wordt opgeleverd (achterlating van evenement-gerelateerd afval).

Uitgangspunt is dat organisatoren te allen tijde zorg dragen voor een tijdige schoon opgeleverde evenementenlocatie. Het schoon opleveren van evenementenlocaties behoort immers niet tot het taakveld van de gemeentelijke overheid, in casu de gemeente Altena.

Op grond hiervan wordt, als voorschrift in de verleende evenementenvergunning, de verplichting opgenomen dat organisatoren van evenementen de evenementenlocatie schoon en afvalvrij dienen op te leveren.

Indien schoonmaakwerkzaamheden niet of onvoldoende zijn uitgevoerd, worden deze door de gemeente voor rekening en risico van de organisator van het evenement uitgevoerd na het stellen van een redelijke termijn om deze werkzaamheden alsnog uit te voeren dan wel af te ronden.

3.20.2. Beleidstandpunt afvalverwerking bij evenementen

  • In de verleende evenementenvergunning wordt het voorschrift opgenomen dat de door de organisator van het evenement gebruikte evenementenlocatie binnen een redelijke genoemde termijn, maar zo spoedig mogelijk, schoon en afvalvrij dient te worden opgeleverd;

  • Onvoldoende uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden door de organisator worden door de gemeente uitgevoerd voor rekening en risico van de organisator van het evenement.

3.21. Het beschikbaar stellen van materialen

3.21.1. Algemeen

De herindelende gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem kennen een traditie met betrekking tot het beschikbaar stellen van materialen ten behoeve van het plaatsvinden van evenementen. Deze traditie wordt in de nieuwe gemeente Altena voortgezet. In de loop van 2019 wordt deze beschikbaarstelling nader geëvalueerd naar aanleiding van de geconstateerde bevindingen en zo nodig bijgesteld.

Organisatoren van evenementen hebben de mogelijkheid om materialen, zonder kosten, bij de gemeente te lenen.

Door het beschikbaar stellen van deze materialen wordt de openbare orde en veiligheid bij evenementen bevorderd. De veilige en deugdelijke afzetting bij evenementen wordt tevens op een laagdrempelige manier gestimuleerd. De volgende materialen worden, voor zover beschikbaar, ter beschikking gesteld:

Dranghekken;

  • Hesjes voor verkeersregelaars;

  • Verkeersborden (tenzij de gemeente zelf de afsluiting van wegen verzorgt);

  • Marktkramen;

  • Vlaggenmasten (de gemeente plaatst deze zelf).

3.21.2. Beleidstandpunten met betrekking tot het beschikbaar stellen van materialen

  • Het beschikbaar stellen van materialen wordt gecontinueerd met eerbiediging van de huidige praktijk;

  • In 2019 wordt deze beschikbaarstelling van materialen geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

3.22. Alcoholconsumptie bij evenementen

3.22.1. Algemeen

Alcoholconsumptie bij evenementen is een steeds grotere bron van zorg die een steeds belangrijkere aandacht vergt, waarbij met name alcoholmatiging en de voorkoming van overmatig drankgebruik/misbruik onder jongeren prioriteit kent.

In dit kader kan regulerend worden opgetreden in overleg met de organisator van het betreffende evenement die immers verantwoordelijk is voor een verantwoord alcoholgebruik gedurende het plaatsvinden van het evenement.

Voorop staat dat de volksgezondheid (één van de in artikel 1:8 APV genoemde gronden voor de weigering van een evenementenvergunning) ook tijdens evenementen dient te worden gewaarborgd. Een dergelijke maatregel voorkomt ook openbare-ordeproblemen, vandalisme, overlast en ander uitgaansgeweld als gevolg van overmatig drankgebruik.

Op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet (DHW) is het mogelijk om buiten de reguliere horeca-inrichtingen alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse. Ten behoeve van deze verstrekking is een ontheffing benodigd die wordt verstrekt door de burgemeester.

De Drank- en Horecawet stelt de volgende eisen aan deze drankverstrekking:

  • 1.

    Een ontheffing wordt slechts verleend voor de verstrekking van zwakalcoholhoudende drank;

  • 2.

    Het betreft een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard;

  • 3.

    Het betreft een aaneengesloten periode van maximaal 12 dagen;

  • 4.

    De verstrekking geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is en tenminste 21 jaar oud is.

Naast deze wettelijke vereisten kan de burgemeester in de genoemde ontheffing aanvullende (maatwerk)voorschriften opnemen ter waarborging van een verantwoorde alcoholconsumptie bij een specifiek evenement, gelet op de aard (doelgroep), duur en grootte van het evenement.

3.22.2. Beleidstandpunten alcoholconsumptie bij evenementen

  • Bij de afweging of een ontheffing wordt verleend in de zin van artikel 35 van de Drank- en Horecawet wordt het wettelijk kader van de Drank- en Horecawet gevolgd;

  • In de individuele ontheffing ex artikel 35 DHW worden voorschriften opgenomen ter regulering van de alcoholconsumptie, afgestemd op het specifieke evenement.

3.23. Medische voorzieningen en hygiënezorg

3.23.1. Algemeen

In het belang van de bezoekers van en eventuele deelnemers aan het evenement dient door de organisator, in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke instantie, aandacht te worden besteed aan aspecten ten aanzien van medische voorzieningen en hygiënezorg.

De Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) Brabant Midden-West-Noord adviseert gemeenten over medische voorzieningen en hygiënemaatregelen bij publieksevenementen. Bij evenementen met weinig of geen gezondheidsrisico’s hanteert de GHOR standaardvoorwaarden die in zijn geheel, of alleen de onderwerpen die van toepassing zijn, als voorschrift aan de evenementenvergunning kunnen worden toegevoegd, een en ander ter beoordeling van de burgemeester.

Deze standaardvoorwaarden hebben aldus een vrijblijvend karakter en kunnen van toepassing worden verklaard indien de oplegging van medische voorschriften en hygiënezorg in het geval van een specifiek evenement dringend gewenst is ter waarborging van de volksgezondheid.

Deze standaardvoorwaarden bestaan uit de volgende onderdelen:

  • a.

    Bereikbaarheid van hulpdiensten;

  • b.

    Medische voorzieningen;

  • c.

    Technische hygiënezorg.

Indien er sprake is van een evenement met een verhoogd risico (C-evenement) acht de GHOR een “gezondheidskundig maatwerkadvies” wenselijk. Dit betreffen evenementen:

  • 1.

    Waarbij meer dan 2000 gelijktijdig aanwezige bezoekers en/of deelnemers worden verwacht;

  • 2.

    Met de volgende bijzonderheden of risico’s:

    • a.

      Beperkte bereikbaarheid van het evenement;

    • b.

      Zware fysieke inspanning voor de deelnemers, in het bijzonder hardloopevenementen en hindernisparcoursen;

    • c.

      Een kwetsbare doelgroep (kinderen/jongeren, ouderen, mindervaliden) indien er geen professionele begeleiding aanwezig is;

    • d.

      Aanwezigheid van dieren/levende have (vee);

    • e.

      Evenementen in, op of rondom natuurwater;

    • f.

      Evenementen met gemotoriseerde voertuigen;

    • g.

      Colour runs.

Hoewel er geen wettelijke verplichting is om bij de besluitvorming omtrent de verlening van een evenementenvergunning advies in te winnen bij de GHOR wordt dat, in het kader van de zorgvuldige voorbereiding van het besluit, wenselijk geacht.

3.23.2. Beleidstandpunten medische voorzieningen en hygiënezorg

  • De standaardvoorwaarden van de GHOR worden als voorschrift(en) in de betreffende evenementenvergunning opgenomen indien deze van toepassing zijn op de aard van het evenement dan wel een meerwaarde opleveren ter waarborging van de medische voorzieningen en hygiëne, een en ander ter beoordeling door de burgemeester;

  • Indien sprake is van evenementen met een verhoogd risico zoals beschreven in deze paragraaf onder de punten 1 en 2 wordt de GHOR structureel verzocht een gezondheidskundig maatwerkadvies uit te brengen;

  • Een dergelijk advies staat ten dienste van de zorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming omtrent het al dan niet verlenen van de gevraagde evenementenvergunning.

3.24. Verantwoordelijkheid/aansprakelijkheid en rolverdeling

3.24.1. Verantwoordelijkheid organisator

Het gegeven dat de burgemeester een evenementenvergunning heeft verleend, maakt de gemeente niet aansprakelijk voor opgetreden letsel van bezoekers en schade in welke aard, mate en vorm dan ook die voortkomt uit het plaatsvinden van het evenement.

Het motief van de verlening van een evenementvergunning is het aangeven van de juridische randvoorwaarden met betrekking tot de handhaving van de openbare orde, veiligheid en gezondheid ten behoeve van het op een verantwoorde wijze plaatsvinden van het betreffende evenement.

Voorop staat dat de organisatie van het evenement zelf (zelfs hoofdelijk) aansprakelijk is voor opgetreden schade en letsel voortkomend uit het door haar georganiseerde evenement indien deze schade dan wel dit letsel verwijtbaar is.

Zorgvuldigheidshalve wordt in deze beleidsregel het beleidstandpunt ingenomen om de organisatie van een evenement te wijzen op deze risicofactoren en de organisatie in dit kader te adviseren een evenementen- dan wel een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

Voorts is de organisator primair verantwoordelijk voor een ordelijk en veilig verloop van het evenement en het beperken/voorkomen van overlast in de omgeving. In dit kader dient de vergunninghouder de in de verleende evenementenvergunning opgenomen voorschriften stipt na te leven op straffe van intrekking van de vergunning (artikel 1:6, aanhef en onderdeel c, van de APV).

3.24.2. Verantwoordelijkheid gemeente

De burgemeester (in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan) is op grond van artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet (Gemw) verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid en het ordelijk verloop van evenementen (“openbare vermakelijkheden” in de zin van de Gemw).

Een en ander vertaalt zich in het toepassen van de relevante wet- en regelgeving, het opstellen van evenementenbeleid, het verzorgen van de vergunningverlening alsmede het verbinden van voorschriften aan de evenementenvergunning.

De burgemeester is tevens coördinerend bestuurder op het gebied van evenementen (inclusief toezicht en handhaving).

3.24.3. Beleidstandpunt verantwoordelijkheid/aansprakelijkheid en rolverdeling

  • De organisatie van een evenement wordt geadviseerd een relevante verzekering af te sluiten teneinde persoonlijke aansprakelijkheid, voortkomende uit schade of letsel van bezoekers te voorkomen;

  • In het aanvraagformulier voor de verlening van een evenementenvergunning wordt de organisatie in een, in het oog springend, kader hierop gewezen.

3.25. Gemotoriseerde evenementen

3.25.1. Algemeen

Voor een evenement waarbij gemotoriseerde voertuigen, al dan niet met een wedstrijdelement (zie hieromtrent het gestelde in paragraaf 3.4. “Wedstrijd door meerdere gemeenten” op pagina 10 waarin een definitie van de term “wedstrijd” is gegeven), zijn betrokken, is altijd een evenementenvergunning vereist.

Dit vereiste komt voort uit het gegeven dat bij deze evenementsvorm altijd in de vergunningvoorschriften moeten kunnen worden opgenomen ter waarborging van het verantwoord en verkeersveilig doen plaatsvinden van een dergelijk evenement, tevens ter voorkoming van mogelijke hinder en overlast voor omwonenden.

Indien het gemotoriseerde evenement plaatsvindt op een daarvoor ingericht terrein (crossterrein dan wel racecircuit) dan dient dit terrein daarvoor planologisch te zijn bestemd.

Hiernaast dient het college van burgemeester en wethouders, op grond van het bepaalde in artikel 5:32, tweede lid, van de APV een dergelijk terrein, via een aanwijzingsbesluit, als crossterrein te hebben aangewezen.

Het te organiseren gemotoriseerde evenement dient altijd plaats te vinden met goedkeuring van de betreffende overkoepelende bond dan wel onder toezicht van deze bond plaats te vinden. In de voorschriften van de verleende evenementenvergunning wordt daarnaar verwezen.

Toertochten met gemotoriseerde voertuigen en evenementen waarbij zogenaamde “oldtimers” centraal staan, dan wel andersoortige toertochten, vallen niet onder het begrip “gemotoriseerde evenementen”. Een toertocht is een uitgezette route op de openbare weg die samen met andere deelnemers op een bepaalde tijd en datum wordt gereden.

Op grond van geldende jurisprudentie is een toertocht waarbij een aandenken wordt verstrekt, gelijkgesteld met een wedstrijd.

3.25.2. Beleidstandpunten gemotoriseerde evenementen

  • Een gemotoriseerd evenement is altijd een vergunningplichtig evenement;

  • Een gemotoriseerd evenement dient door de betreffende sportbond aantoonbaar te zijn goedgekeurd dan wel onder toezicht van deze bond te worden georganiseerd. Deze goedkeuringseis wordt als voorschrift in de evenementenvergunning opgenomen;

  • Indien het gemotoriseerde evenement niet op de openbare weg wordt gehouden, dient de locatie van het gemotoriseerde evenement voor deze activiteit planologisch te zijn bestemd alsmede door het college van burgemeester en wethouders te zijn aangewezen als crossterrein in de zin van artikel 5:32 van de APV;

  • Toertochten met gemotoriseerde voertuigen, geen wedstrijd/evenement zijnde, (puzzeltochten/oriëntatietochten dan wel hiermee vergelijkbare tochten) vallen niet onder het begrip “gemotoriseerde evenementen”.

Hoofdstuk 4. Inzet operationele diensten/veiligheidsaspecten

4.1. Algemeen

In het kader van de openbare orde en de openbare veiligheid worden, indien vereist ter beoordeling van de burgemeester, onderstaande zaken geregeld in de vergunningvoorschriften van de evenementenvergunning.

4.2. Aanspreekpunt

Gedurende het evenement zijn twee personen van de organisatie, als contactpersoon en aanspreekpunt ten behoeve van gemeente, politie, ambulancediensten en/of brandweer beschikbaar. Deze personen zijn gedurende het gehele evenement bereikbaar en aanspreekbaar. De namen en bereikbaarheidsnummers staan vermeld in de evenementenvergunning en het veiligheidsplan.

4.3. Inzet beveiligers

Bij evenementen kan als voorwaarde worden gesteld dat erkende beveiligers moeten worden ingezet. Dit is onder meer afhankelijk van de te verwachten risicofactor en afhankelijk van de aard, grootte en doelgroep van het evenement zoals weergegeven in de risicoscan.

Het aantal beveiligers wordt in overleg met de politie bepaald waarbij als norm geldt dat per 250 gelijktijdig aanwezige bezoekers één beveiliger aanwezig dient te zijn. Beveiligingsmedewerkers dienen te voldoen aan de wettelijke eisen en als zodanig herkenbaar te zijn.

4.4. Veiligheidsplan

Bij een B- en C-evenement wordt een jaarlijks geactualiseerd veiligheidsplan verplicht gesteld.

Het veiligheidsplan maakt een effectieve multidisciplinaire voorbereiding mogelijk doordat alle betrokken hulpdiensten en gemeentelijke afdelingen/evenementencoördinator deze vanuit hun eigen invalshoek kunnen beoordelen.

In het veiligheidsplan wordt aandacht besteed aan:

  • Activiteitenprofiel: een beschrijving van de activiteiten van het evenement waar het publiek op afkomt;

  • Materiaalprofiel: analyse van de (brandgevaarlijke) materialen die tijdens het evenement worden gebruikt;

  • Publieksprofiel: schets van het publiek/doelgroep dat/die het evenement bezoekt;

  • Overlastprofiel: indicatie van de belasting van het evenement op de directe omgeving;

  • Gezondheidsprofiel: opname van maatregelen in het belang van de volksgezondheid (inzet EHBO’ers/inrichting hulpposten);

  • Verkeers- en vervoersprofiel: een beschrijving van de te nemen verkeers- en vervoersmaatregelen;

  • Ruimtelijk profiel: een omschrijving van de fysieke kenmerken van de locatie van het evenement;

  • Milieuprofiel: een uiteenzetting van de mogelijke schadelijke gevolgen voor het milieu;

  • Toezichtprofiel: een vermelding van de te nemen maatregelen in het kader van toezicht;

  • Weerprofiel: een beschrijving van de aannemelijke weersomstandigheden in relatie tot het evenement;

  • Evacuatieprofiel: een vermelding van de vluchtwegen van het evenemententerrein en de aanduiding van mogelijke opvanglocaties.

4.5. Crowdcontrol

Onder “crowdcontrol” wordt verstaan: het reguleren van bezoekersstromen dan wel het in goede banen leiden van grote groepen bezoekers van een evenement alsmede de planning daarvan.

Een ander aspect van crowdcontrol betreft het nemen van maatregelen om te zorgen dat bezoekers zich in een menigte rustig en comfortabel voelen.

In hoeverre er sprake dient te zijn van crowdmanagement bij evenementen is sterk afhankelijk van de aard, mate en inhoud van het evenement alsmede te verrichten risicoscan.

Hoofdstuk 5. Toezicht en handhaving en gevolgen van overtredingen

5.1. Inleiding

Hoe goed de samenwerking in de fase voorafgaande aan het evenement ook is geweest, er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin de toetsings- c.q. weigeringsgronden de gemeente ertoe dwingen om maatregelen te nemen om deze te beschermen.

Dit hoofdstuk beschrijft inhoudelijk welke bevoegdheden en middelen de gemeente tot haar beschikking heeft voor wat betreft toezicht en handhaving rondom evenementen. Zoals al eerder is genoemd, is de burgemeester op grond van artikel 172 en 174 Gemeentewet verantwoordelijk voor respectievelijk de handhaving van de openbare orde en (meer specifiek) het toezicht op openbare samenkomsten en vermakelijkheden.

5.2. Algemeen

Het toezicht op evenementen heeft betrekking op de regels uit de diverse wet- en regelgeving (zie paragraaf 3.1 “Juridische status beleidsregel” op pagina 2), de voorschriften uit de evenementenvergunning en de overige afspraken die correct dienen te worden nageleefd.

Wanneer er zich een situatie voordoet dat de veiligheid en gezondheid bescherming vereist, is de burgemeester exclusief bevoegd hiertoe bevelen te geven. Een voorbeeld van een dergelijk bevel is het ontruimen en sluiten van een evenemententerrein. Dergelijke situaties kunnen voortkomen uit het niet (voldoende) naleven van wet- en regelgeving, voorschriften en/of afspraken. Er kunnen zich echter ook omstandigheden voordoen die geheel los staan van de organisatie of het verloop van het evenement waardoor bescherming noodzakelijk is. Hierbij kan worden gedacht aan de plotselinge en dreigende opkomst van noodweer, een ontvangen bommelding of de dreigende confrontatie tussen rivaliserende groepen.

De burgemeester dient zich er bij het geven van bevelen wel van te verzekeren dat de reguliere wet- en regelgeving geen minder ingrijpende oplossing voor de situatie biedt, bijvoorbeeld via het verbod in de APV om tijdens een evenement de orde te verstoren of samen te scholen.

5.3. Bijzondere situaties

Deze paragraaf beschrijft een aantal bijzondere situaties die vanuit de optiek van toezicht en handhaving aandacht verdienen.

5.3.1. Verkeer en vervoer

De bereikbaarheid en de doorstroming van het verkeer is in veel gevallen een aandachtspunt rondom evenementen. Dit geldt in het bijzonder voor de vesting van Woudrichem, waar parkeren en bereikbaarheid van hulpdiensten noodzakelijk zijn om op toe te zien.

Om deze taak goed uit te kunnen voeren wordt van de organisatie van een evenement in de vesting Woudrichem verwacht dat deze maatregelen voorbereid rondom verkeer en vervoer en deze tijdig bekendmaakt en via borden aankondigt.

Tijdig bekendmaken houdt in dat een aantal weken voorafgaande aan het evenement de verkeersmaatregelen worden gepubliceerd in het lokale nieuwsblad. De bebording dient uiterlijk een aantal dagen voorafgaande aan het evenement geplaatst te zijn zodat een gemeentelijke toezichthouder een controle kan uitvoeren op de manier waarop de verkeersmaatregelen zijn aangekondigd. De tijd die tot aan het evenement resteert, maakt het mogelijk eventueel geconstateerde knelpunten weg te nemen door middel van aanvullende voorschriften, beperkingen of het geven van bevelen.

5.3.2. Meldingsplichtige evenementen

Zoals reeds eerder aan de orde kwam, zijn er evenementen die onder voorwaarden uit de APV meldingsplichtig plaats kunnen vinden. De melding wordt geaccepteerd als niet binnen 5 werkdagen na ontvangst het houden van het evenement wordt verboden.

Een meldingsplichtig evenement beschikt niet over een evenementenvergunning met voorschriften om op toe te zien. De voorwaarden uit artikel 2:25, derde lid, APV – op basis waarvan het evenement meldingsplichtig is – zijn dat echter wel. Bovendien kan overige wet- en regelgeving voldoende basis bieden om op te treden tegen overtredingen zoals de Drank- en Horecawet (alcoholverstrekking), Activiteitenbesluit (geluidshinder) en de Wegenverkeerswet 1994 (parkeer- en vervoeroverlast).

Een bijzondere situatie doet zich voor wanneer een evenement meldingsplichtig is, er onvoldoende aanleiding is om te verbieden maar er desondanks toch bezwaren zijn tegen het houden ervan.

In een dergelijke uitzonderlijke situatie kan de gemeente optreden via mogelijk strijdig gebruik van het bestemmingsplan. Er moet dan wel sprake zijn van gebruik dat niet meer valt aan te merken als incidenteel (zie paragraaf 3.10 “Locaties voor evenementen” op pagina 15).

5.3.3. Demonstraties

Bijeenkomsten waar het openbaar uiten van een mening of gevoelens centraal staat, vallen niet onder de definitie van een evenement. Toezicht en handhaving ten aanzien van het verloop van een demonstratie en/of de daaraan gestelde voorschriften of beperkingen volgt uit de artikelen 3 tot en met 5 van de Wet openbare manifestaties.

5.4. Inzet van middelen

5.4.1. Algemeen

De gemeente heeft diverse mogelijkheden in het houden van toezicht en handhaving.

Hierbij is een strikte scheiding te hanteren tussen enerzijds het houden van toezicht en anderzijds het toepassen van bestuursrechtelijke handhaving.

In het houden van toezicht zijn de volgende middelen te onderscheiden:

5.4.2. Multidisciplinaire schouw

Bij risicovolle evenementen wordt voorafgaande aan het evenement en onder regie van de gemeente de locatie bezocht. Het is gebruikelijk dat hierbij politie en brandweer aanwezig zijn. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen er meerdere hulpdiensten/gemeentelijke afdelingen aansluiten, bijvoorbeeld Bouw- en Woningtoezicht voor constructieve veiligheid of de OMWB voor controle tijdens een soundcheck. Ambtenaren van de desbetreffende gemeentelijke afdeling zijn hiervoor aangewezen als toezichthouder.

5.4.3. Capaciteit BOA

De gemeente heeft tijdens het evenementenseizoen uren beschikbaar om bij bijzondere omstandigheden de BOA in te zetten voor toezicht. De BOA is bevoegd in domein Openbare Ruimte waaronder ook het toezicht op de naleving van de APV valt. De inzet van de BOA is met name bedoeld voor mogelijke knelpunten die niet via voorschriften of beperkingen of in goed overleg met de organisatie opgelost kunnen worden.

5.4.4. Inhuur van externe toezichthouders

Wanneer eigen middelen niet toereikend zijn voor adequaat toezicht kan deze bij enkele onderwerpen extern ingehuurd worden via intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Een voorbeeld hiervan is de “horecapool Baronie” voor toezicht op de alcoholverstrekking of de OMWB voor het verrichten van geluidsmetingen.

Bij constatering van overtredingen kan de inzet van bestuursrechtelijke handhaving nodig zijn om deze te beëindigen, herhaling ervan te voorkomen of te bestraffen. De bevoegdheid tot het toepassen van bestuursrechtelijke handhaving volgt rechtstreeks uit hoofdstuk 5 van de Awb.

Hier volgt een beknopte weergave van de diverse instrumenten die rondom evenementen ingezet kunnen worden. Het is mogelijk om via handhavingsbeleid bepaalde instrumenten te koppelen aan te constateren overtredingen.

5.5. Sancties

5.5.1. Bestuursrechtelijke waarschuwing

Hoewel juridisch niet formeel vastgelegd kan het bevoegd gezag besluiten om bij een geconstateerde overtreding eerst te waarschuwen. Een dergelijke waarschuwing is er met name op gericht de onrechtmatige situatie te herstellen of niet meer voor te laten komen en kan dienen als voorloper op de definitieve inzet van bestuursrechtelijke handhaving. Via handhavingsbeleid kan de inzet van een bestuurlijke waarschuwing ook als onderdeel van een stappenplan ingebed worden.

5.5.2. Last onder dwangsom (artikel 5:31d Awb)

Om de overtreder ertoe te bewegen om aan de onrechtmatige situatie een einde te maken kan aan het uitblijven hiervan een dwangsom gekoppeld worden. Door middel van een financiële prikkel beoogt het bevoegd gezag hiermee dat de overtreder de onrechtmatige situatie zelfstandig zal herstellen.

5.5.3. Last onder bestuursdwang (artikel 5:21 Awb)

Wanneer de belangen groter zijn en de onrechtmatige situatie herstelt dient te worden, is een last onder bestuursdwang een geschikt middel. De overtreder krijgt van het bevoegd gezag de mogelijkheid om de onrechtmatige situatie te beëindigen (de last). Komt de overtreder hieraan niet tegemoet, dan verkrijgt de gemeente de mogelijkheid om de onrechtmatige situatie (op kosten van de overtreder) te beëindigen. Rondom evenementen kan het voorkomen dat beëindiging van de onrechtmatige situatie zo spoedeisend is dat de overtreder niet eens de kans wordt gegeven dit te realiseren.

5.5.4. Intrekken van de evenementenvergunning (artikel 1:6 APV)

Onder voorwaarden, genoemd in artikel 1:6 APV, is het mogelijk om een reeds verleende evenementenvergunning in te trekken of te wijzigen.

5.5.5. Bestuurlijke boete (artikel 5:40 Awb)

Er zijn overtredingen die zich beter lenen voor een bestraffende sanctie. Er is bijvoorbeeld geen sprake meer van een onrechtmatige situatie om te herstellen. Dit kan aan de orde zijn bij het constateren van alcoholverstrekking aan minderjarigen. Voorwaarde is dat de betreffende overtreding voorziet in een wettelijke grondslag voor het opleggen van de bestuurlijke boete.

5.5.6. Privaatrechtelijke handhaving

In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente gebruik maken van het privaatrecht om een onrechtmatige situatie te herstellen. Dit is pas aan de orde wanneer het op basis van bestuursrechtelijke handhaving niet mogelijk is de onrechtmatige situatie (te laten) beëindigen of deze te bestraffen. 1

Een handhavingsprocedure is vaak een ingrijpend middel om te gebruiken. De formele procedure bevat om die reden een aantal specifieke eisen die met name de overtreder beschermt. Zo gelden er eisen aan het besluit, moet deze proportioneel zijn, moet de overtreder de kans hebben zich vooraf tegen het voorgenomen besluit te verdedigen en mag eenzelfde overtreding niet meerdere malen bestraft worden.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de openbare bekendmaking.

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt als volgt geciteerd: Beleidsregel evenementen Altena 2019.

Ondertekening

Vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Altena in de vergadering van burgemeester en wethouders van 28 mei 2019.

De burgemeester,

M.A. Fränzel MSc


Noot
1

HR 26 januari 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC0965 (Windmill)