Regeling vervallen per 19-10-2023

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent subsidie (Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019)

Geldend van 13-06-2019 t/m 18-10-2023

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent subsidie (Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019)

De raad van de gemeente Amersfoort;

heeft het voorstel van het college van burgemeester en wethouders gelezen van , sector DIR/JDA (nr. 5964875);

heeft artikel 147 van de Gemeentewet gelezen;

besluit vast te stellen:

Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • begrotingssubsidie: subsidie op basis van artikel 4:23, derde lid, onderdeel c, van de Awb;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort;

  • controleprotocol: handleiding voor de accountant voor de controle op de besteding van het subsidiebedrag;

  • controleverklaring: accountantsverklaring als bedoeld in Boek 2, artikel 393, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek;

  • directe loonkosten: het totaal van het bruto loon volgens de loonstaat, de vakantie-uitkering, de niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering of 13e maand, de werkgeverslasten (werkgeversdeel pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie en bijdrage Zorgverzekeringswet) en de overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen;

  • Europees staatssteunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;

  • exploitatiesubsidie: subsidie ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke dekking van de exploitatie van een subsidieontvanger om activiteiten met een voortdurend karakter of jaarlijks terugkerende activiteiten in stand te houden;

  • gelieerde rechtspersoon: een rechtspersoon met één of meerdere van de volgende kenmerken:

    • o

      de subsidieaanvrager heeft de rechtspersoon in het verleden een groter bedrag dan € 500 om niet ter beschikking gesteld, en kan op enig moment weer de beschikking over het bedrag krijgen;

    • o

      de subsidieaanvrager heeft ten aanzien van de rechtspersoon een beslissende invloed op de besteding van de middelen, dan wel invloed op de benoeming van één of meer bestuursleden;

    • o

      de rechtspersoon kent statutaire bepalingen waaruit blijkt dat de rechtspersoon mede ten doel heeft de subsidieaanvrager financieel te ondersteunen of op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de subsidieaanvrager kunnen toevloeien, of

    • o

      de rechtspersoon heeft de subsidieaanvrager opgericht;

  • incidentele subsidie: subsidie op basis van artikel 4:23, derde lid, onderdeel d, van de Awb;

  • meerjarige subsidie: subsidie voor een tijdvak dat langer is dan een jaar;

  • prestatievoorstel: een activiteitenplan met een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarvoor per activiteit benodigde personele en materiële middelen, de daarmee nagestreefde doelstellingen en een omschrijving op hoofdlijnen van de doelgroep of het publiek dat wordt bereikt met de activiteiten;

  • projectsubsidie: subsidie in de vorm van een eenmalige aanspraak op financiële middelen, verleend voor een eenmalig project van een subsidieontvanger, ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke dekking van de begroting van dat project;

  • rekenkamercommissie: de door de gemeenteraad bij of krachtens verordening ingestelde rekenkamercommissie;

  • subsidieregeling: regeling als bedoeld in artikel 6.

Artikel 2 Reikwijdte verordening en bevoegdheden college

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle besluiten omtrent subsidie, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

  • 2. Titel 4.2 van de Awb en deze verordening zijn van toepassing op aanspraken op financiële middelen die bij of krachtens deze verordening uitsluitend kunnen worden verstrekt aan rechtspersonen die krachtens publiek recht zijn ingesteld, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

  • 3. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 4. Indien de begroting niet is vastgesteld dan wel goedgekeurd door de raad, verleent het college subsidies alleen onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Het college wijst hierop in de verleningsbeschikking.

  • 5. Het college is bevoegd ter uitvoering van deze verordening nadere regels vast te stellen.

  • 6. Het college is bevoegd in subsidieregelingen af te wijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 3 Staatssteunkader

  • 1. Een subsidieregeling waarin is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees staatssteunkader verwijst naar het desbetreffende steunkader.

  • 2. Bij subsidies waarop een Europees staatssteunkader van toepassing is:

    • a.

      verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het staatssteunkader;

    • b.

      komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende staatssteunkader, en

    • c.

      komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende staatssteunkader.

Artikel 4 Subsidieplafonds

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafonds. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan binnen de kaders van de begroting subsidieplafonds vaststellen.

Artikel 5 Subsidievormen

  • 1. Subsidie wordt verstrekt in de vorm van:

    • a.

      een projectsubsidie;

    • b.

      een exploitatiesubsidie;

    • c.

      een begrotingssubsidie die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie;

    • d.

      een begrotingssubsidie die naar haar aard kan worden aangemerkt als een projectsubsidie, of

    • e.

      een incidentele subsidie.

  • 2. Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb.

Artikel 6 Eisen aan een subsidieregeling

  • 1. Een subsidieregeling bevat ten minste:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

    • b.

      de verdelingsmaatstaf, en

    • c.

      de criteria waaraan de subsidieaanvragen worden getoetst.

  • 2. Een subsidieregeling kan de bepaling bevatten dat de subsidie zonder voorafgaande verlening wordt vastgesteld.

Artikel 7 Meerjarige subsidies

  • 1. Het tijdvak waarvoor een subsidie wordt verleend, is maximaal vier jaar.

  • 2. Een meerjarige subsidie wordt verleend onder het voorbehoud dat jaarlijks voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 8 Indieningstermijn aanvraag

  • 1. Tenzij in de subsidieregeling anders is bepaald, wordt:

    • a.

      de aanvraag voor een exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie ten minste vier maanden voor het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft ingediend;

    • b.

      de aanvraag voor een projectsubsidie of incidentele subsidie ten minste drie maanden voor het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft ingediend.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen uitstel verlenen van de verplichting bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9 Eisen aan de aanvraag

  • 1. De aanvraag vermeldt de naam, adres en woonplaats van de aanvrager en wordt door de aanvrager ondertekend.

  • 2. Indien er een (digitaal) aanvraagformulier beschikbaar is, is de aanvrager verplicht daarvan gebruik te maken.

  • 3. Tenzij het negende lid van dit artikel van toepassing is, wordt:

    • a.

      bij een aanvraag van een rechtspersoon ingediend:

      • de statuten of het reglement;

      • een opgaaf van de bestuurssamenstelling, en

      • een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

    • b.

      bij een aanvraag voor een exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie ingediend:

      • een prestatievoorstel;

      • een exploitatiebegroting;

      • de laatste jaarrekening, en

      • het laatste jaarverslag.

    • c.

      bij een aanvraag voor een projectsubsidie of incidentele subsidie ingediend:

      • een omschrijving van de activiteit en

      • een exploitatiebegroting voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

      • bij subsidieaanvragen boven de € 125.000 wordt daarnaast ingediend:

        • -

          de laatste jaarrekening, en

        • -

          het laatste jaarverslag.

  • 4. Bij een aanvraag voor een subsidiebedrag boven € 125.000 is de exploitatiebegroting, bedoeld in het derde lid, onderdeel b en c, voorzien van een risicoparagraaf.

  • 5. Het overleggen van de laatste jaarrekening en het laatste jaarverslag kan achterwege blijven als dit in verband met de datum van oprichting niet mogelijk is.

  • 6. Als sprake is van een egalisatiereserve moet de aanvrager dit bij een aanvraag voor een exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie toelichten.

  • 7. Het college kan de subsidieontvanger verplichten een overzicht te verstrekken van de met de subsidieontvanger gelieerde rechtspersonen, alsmede informatie te geven over:

    • de aard van de betrekkingen met deze rechtspersonen;

    • de financiële positie van deze rechtspersonen, en

    • de jaarrekeningen van deze rechtspersonen.

  • 8. Indien voor de beoordeling van de aanvraag aanvullende of andere gegevens of bescheiden nodig zijn, kan het college deze opvragen.

  • 9. Als stukken als bedoeld in het derde lid reeds in bezit van het college zijn, kan het overleggen hiervan achterwege blijven indien er in de stukken geen verandering is gekomen.

Artikel 9a Eisen aan de exploitatiebegroting en prestatievoorstel

  • 1. In de exploitatiebegroting zoals genoemd in artikel 9, derde lid, onderdeel b en c, staan in ieder geval vermeld:

    • a.

      de begrotingsposten, ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien. Bij afwijkingen in inkomsten of uitgaven ten opzichte van vorige begrotingsjaren bevat de toelichting een beschrijving van het verschil;

    • b.

      een dekkingsplan van de inkomsten dat een opgave bevat van bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen aangevraagde subsidies, fondsen of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan, en

    • c.

      eventuele door de subsidieontvanger over de subsidie verschuldigde BTW.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid staat in de exploitatiebegroting zoals genoemd in artikel 9, derde lid, onderdeel b, een overzicht van de voor meerdere boekjaren geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten over het lopende jaar en de komende jaren waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 3. Bij een meerjarige aanvraag omvat het prestatievoorstel meerdere jaren.

  • 4. Indien er een (digitaal) formulier voor het prestatievoorstel beschikbaar is, dient de subsidieontvanger daarvan gebruik te maken.

Artikel 10 Subsidiabele kosten en indexering

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt in verband met kosten die:

    • a.

      doelmatig zijn;

    • b.

      redelijkerwijs nodig zijn voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten, en

    • c.

      rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de uitvoering van de subsidiabele activiteiten.

  • 2. Directe loonkosten van bestuurders of medewerkers van een subsidieaanvrager, of een daaraan gelieerde rechtspersoon, die een uurtarief van € 95 te boven gaan, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 3. Het uurtarief bedoeld in het tweede lid wordt bepaald door de directe loonkosten van de betrokken bestuurder of medewerker te delen door 1.600.

  • 4. Een meerjarige exploitatiesubsidie of meerjarige begrotingssubsidie wordt jaarlijks geïndexeerd.

  • 5. Voor meerjarige incidentele subsidies bepaalt het college bij de beoordeling van de aanvraag of het subsidiebedrag wordt geïndexeerd.

  • 6. Het college bepaalt de indexering aan de hand van de loon- en prijsontwikkelingen in de overheidssector en ramingen van het Centraal Planbureau.

Artikel 11 Beschikking op de aanvraag

  • 1. Tenzij in de subsidieregeling anders is bepaald, wordt:

    • a.

      de beschikking op een aanvraag voor een exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie bekendgemaakt binnen vier maanden na ontvangst van een volledige aanvraag;

    • b.

      de beschikking op een aanvraag voor een projectsubsidie of incidentele subsidie bekendgemaakt binnen drie maanden na ontvangst van een volledige aanvraag.

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening bevat ten minste een zo concreet mogelijke omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend, het maximale bedrag van de subsidie per activiteit, de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn gebonden.

Artikel 12 Weigeringsgronden

  • 1. Naast de weigeringsgronden in de Awb kan de subsidieaanvraag tevens worden geweigerd indien:

    • a.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • b.

      de hiervoor benodigde gelden niet in de gemeentebegroting zijn opgenomen;

    • c.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd niet (voornamelijk) is gericht op inwoners van Amersfoort of op de promotie van Amersfoort;

    • d.

      uit de bij de aanvraag ingediende bescheiden blijkt dat de aanvrager zelf in de kosten van de activiteit kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, waaronder met de aanvrager gelieerde rechtspersonen;

    • e.

      de doelstellingen of middelen van de aanvrager in strijd zijn met de Nederlandse wetgeving of het algemeen belang, of

    • f.

      dit voortvloeit uit deze verordening of een subsidieregeling.

  • 2. De subsidieverstrekking kan worden geweigerd of ingetrokken als is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 3 VERPLICHTINGEN

Artikel 13 Toestemming voor bepaalde handelingen

  • 1. De ontvanger van een exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie heeft voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college voor:

    • a.

      het oprichten van, dan wel deelnemen in, een rechtspersoon, en

    • b.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling, met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt.

  • 2. Het college kan voorschriften aan de toestemming verbinden.

  • 3. Het college beslist binnen vier weken over de te verlenen toestemming.

  • 4. De beslistermijn kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verlengd.

Artikel 14 Meldingsplicht en informatieplicht

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. De ontvanger van een exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon, of

    • e.

      het doen van aangifte tot faillissement of aanvragen van zijn surseance van betaling.

Artikel 15 Overig onderzoek

De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek door het college of de rekenkamercommissie naar de besteding van de subsidiegelden of de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16 Voorzieningen en egalisatiereserve bij exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie

  • 1. Het college kan de ontvanger van een exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie verplichten tot het vormen van voorzieningen en reserveringen.

  • 2. Het college kan de ontvanger van een exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie verplichten een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in artikel 4:72 van de Awb.

  • 3. Als de subsidieontvanger de activiteiten conform de verleningsbeschikking heeft uitgevoerd tegen lagere kosten, of met hogere inkomsten, dan waarvoor subsidie is verleend, dan voegt de subsidieontvanger waarop het tweede lid van toepassing is het verschil als egalisatiereserve toe aan de reserves.

Artikel 17 Vergoeding voor vermogensvorming

  • 1. In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, aan het college daarvoor een vergoeding verschuldigd.

  • 2. Het college bepaalt de hoogte van de vergoeding als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Bij de bepaling van de waarde van het vermogen gaat het college uit van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 4. In afwijking van het derde lid wordt bij verlies of beschadiging van eigendommen uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen, vermeerderd met de restwaarde.

  • 5. Indien het een onroerende zaak betreft, wordt de waarde bepaald door een of drie door het college in overleg met de subsidieontvanger aan te wijzen onafhankelijke deskundigen.

  • 6. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan het aandeel van de gemeente in de vermogensvorming.

  • 7. Het college kan op verzoek van subsidieontvanger beslissen dat deze geen vergoeding verschuldigd is indien:

    • a.

      de activiteiten worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met gelijke of nagenoeg gelijke doelstellingen als de subsidieontvanger;

    • b.

      de realisatie van de doelstelling niet in gevaar komt, en

    • c.

      de activa en passiva tegen boekwaarde, bepaald op grond van historische kostprijs, worden overgenomen door de rechtspersoon die de activiteiten overneemt en voortzet.

Artikel 18 Doelgebonden en niet doelgebonden verplichtingen

  • 1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan het college aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Awb, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2. Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot de wijze waarop of de middelen waarmee de activiteit wordt verricht. Deze verplichtingen kunnen betrekking hebben op:

    • a)

      gelijke behandeling;

    • b)

      toegankelijkheid van activiteiten voor mensen met een beperking;

    • c)

      social return on investment, of

    • d)

      duurzaamheid.

HOOFDSTUK 4 VASTSTELLING SUBSIDIES

Artikel 19 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Indien er een (digitaal) formulier voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie beschikbaar is, dient de subsidieontvanger daarvan gebruik te maken.

  • 2. De subsidieontvanger dient de aanvraag tot vaststelling van een subsidie in binnen drie maanden na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. Het college kan bij de verlening bepalen dat het een meerjarige subsidie jaarlijks vaststelt. In dat geval dient de subsidieontvanger jaarlijks binnen drie maanden na het einde van een kalenderjaar een aanvraag tot tussentijdse vaststelling in.

  • 4. De volgende stukken moeten bij de aanvraag tot vaststelling van een subsidie worden ingediend:

    • -

      een inhoudelijk verslag;

    • -

      de financiële verantwoording, en

    • -

      een controleverklaring voor subsidiebedragen groter dan € 125.000.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan het college bij de subsidieverlening een ander bedrag bepalen waarboven de subsidieontvanger een controleverklaring overlegt.

  • 6. Indien de subsidieontvanger ingevolge een wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening, dient hij in afwijking van het tweede en derde lid de aanvraag tot vaststelling in binnen een maand nadat hij de jaarrekening moet hebben opgesteld.

  • 7. Indien het college artikel 16 heeft toegepast, dient in de balans met toelichting als onderdeel van de jaarrekening per subsidie inzichtelijk te zijn welk gedeelte van de reserves, waaronder eigen vermogen en bestemmingsreserves, is gevormd met subsidiegelden die het college heeft verstrekt.

  • 8. Indien voor de beoordeling van de aanvraag andere of aanvullende gegevens of bescheiden nodig zijn, kan het college deze opvragen.

  • 9. Het college kan in bijzondere gevallen uitstel verlenen van de verplichting om voor een bepaalde datum rekening en verantwoording af te leggen.

Artikel 19a Bescheiden voor subsidieverantwoording

  • 1. Het inhoudelijke verslag zoals genoemd in artikel 19, vierde lid, bevat een overzicht van en toelichting op de uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde prestaties, waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de opgelegde verplichtingen hebben plaatsgevonden.

  • 2. Het inhoudelijk verslag bestaat uit het jaarverslag van de subsidieontvanger of een tekstueel verslag.

  • 3. De financiële verantwoording zoals genoemd in artikel 19, vierde lid, bevat een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten en bestaat uit:

    • a.

      een rapportage over de mogelijke risico’s en de bedrijfsvoering, en

    • b.

      de jaarrekening van de subsidieontvanger, of een financieel verslag indien de subsidieontvanger niet verplicht is een jaarrekening op te stellen.

  • 4. Indien de subsidieontvanger verplicht is bij de aanvraag tot vaststelling een controleverklaring in te dienen, is hij verplicht het van toepassing zijnde controleprotocol voorafgaand aan de controle aan de accountant te sturen. Dit betreft het controleprotocol subsidies gemeente Amersfoort of het landelijk accountantsprotocol financiële productieverantwoording Wmo en Jeugdwet.

  • 5. De ontvanger van een exploitatiesubsidie, of begrotingssubsidie die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie, kan tegelijk met de verantwoording van deze subsidie de verantwoording van een projectsubsidie indienen. De projectsubsidie moet dan een onderdeel zijn van het jaarverslag en de jaarrekening.

  • 6. Als inhoudelijk verslag voor de projectsubsidie als bedoeld in het vijfde lid kan worden volstaan met een bijlage in het jaarverslag van de organisatie.

  • 7. Als financieel verslag voor de projectsubsidie als bedoeld in het vijfde lid kan worden volstaan met een bijlage in de jaarrekening of, indien de subsidieontvanger niet verplicht is een jaarrekening op te stellen, het jaarverslag van de organisatie.

  • 8. De subsidieontvanger die een rechtspersoon is, is conform het Burgerlijk Wetboek verplicht de administratie zeven jaar na de vaststelling van de subsidie te bewaren.

  • 9. De subsidieontvanger die geen rechtspersoon is, is verplicht de administratie twee jaar na de vaststelling van de subsidie te bewaren.

Artikel 20 Beslistermijn vaststelling van de subsidie

  • 1. Het college beslist:

    • a.

      op de aanvraag tot vaststelling van een projectsubsidie of incidentele subsidie binnen drie maanden na ontvangst van de volledige aanvraag.

    • b.

      op de aanvraag tot tussentijdse vaststelling of vaststelling van een exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie binnen negen maanden na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2. Indien de subsidieontvanger van een exploitatiesubsidie of begrotingssubsidie ook een projectsubsidie of incidentele subsidie ontvangt, geldt voor beide aanvragen tot vaststelling de beslistermijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 21 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken indien toepassing van de bepalingen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 22 Intrekking

De Algemene subsidieverordening 2015, zoals vastgesteld op 10 februari 2015, wordt ingetrokken.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

Artikel 24 Overgangsbepaling

  • 1. Deze verordening vervangt de Algemene subsidieverordening 2015.

  • 2. Verwijzingen in de subsidieregelingen naar de artikelen van de Algemene subsidieverordening 2015 worden geacht te verwijzen naar artikelen van deze verordening waarin hetzelfde onderwerp wordt geregeld.

  • 3. De Algemene subsidieverordening 2015 blijft van toepassing op subsidies die zijn verleend voor inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening 2019 en op lopende meerjarige subsidies.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad op 28 mei 2019

de voorzitter

de griffier

Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Amersfoort 2019

Uitgangspunten Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019

Aan de Algemene subsidieverordening Amersfoort 2019 (hierna: ASV) liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag:

· vereenvoudiging van de subsidieregelgeving;

Het subsidieproces is zo eenvoudig en helder mogelijk gehouden, zodat bij de uitvoering zo min mogelijk onduidelijkheden ontstaan voor zowel de subsidieaanvrager, het gemeentebestuur als de betrokken ambtenaren.

· afstemming van de ASV op de eventuele wijzigingen in het proces die voortvloeien uit het project Vereenvoudiging subsidieproces;

Het subsidieproces zoals beschreven in de ASV sluit aan op het feitelijke besluitvormingsproces zoals dat in de gemeentelijke organisatie verloopt. Zo zijn de indienings- en beslistermijnen afgestemd op de planning- en controlcyclus van de gemeente Amersfoort. Waar mogelijk is ook rekening gehouden met het werkproces bij de subsidieontvanger.

· houdbaarheid;

De ASV moet de komende jaren weer een duidelijk kader bieden waarbinnen aanvragen worden behandeld. Een houdbare verordening betekent dat de verordening vooral algemene bepalingen bevat, zodat veel verschillende situaties eronder kunnen worden geschaard en niet om de haverklap een wijziging van de verordening noodzakelijk is. Verder is de beleidsregel financiële spelregels subsidiëring 2015 in de ASV verwerkt. Hierdoor is het voor een ontvanger direct duidelijk welke regels er gelden en hoeft hij hiervoor niet in meerdere stukken te zoeken.

In de subsidieregelingen zijn de subsidiabele activiteiten en specifieke bepalingen opgenomen. In deze verordeningen mag worden afgeweken van de ASV (artikel 2, zesde lid), maar uitgangspunt is dat de algemene bepalingen in de ASV voor de meeste subsidies bruikbaar zullen zijn.

Reikwijdte Algemene subsidieverordening

De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verplicht de gemeente bij wettelijk voorschrift - dus in subsidieverordeningen - aan te geven voor welke activiteiten een subsidie kan worden verkregen (artikel 4:23, eerste lid). De ASV is op grond van artikel 2 van toepassing op alle besluiten omtrent subsidie, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Inhoud en opbouw ASV 2019

De ASV 2019 bestaat uit vijf hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2 Subsidieverlening

Hoofdstuk 3 Verplichtingen

Hoofdstuk 4 Vaststelling subsidies

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Korte toelichting per hoofdstuk

Hoofdstuk 1, de algemene bepalingen, omvat onder meer de begripsbepalingen, de reikwijdte van de verordening en bepalingen waarin bevoegdheden worden toebedeeld aan het college. Onder andere delegeert de gemeenteraad in artikel 2, vijfde en zesde lid, de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen aan het college.

In hoofdstuk 2 zijn de bepalingen over het indienen van en beslissen op aanvragen om subsidies opgenomen waaronder het gebruik van een aanvraagformulier, in te dienen gegevens en indienings- en beslistermijnen en weigeringsgronden.

Hoofdstuk 3 bevat de verplichtingen die worden of kunnen worden opgelegd. Niet-naleving van deze verplichtingen kan leiden tot het intrekken, wijzigen of lager vaststellen van de subsidie. De verplichtingen maken het mogelijk een goed zicht te krijgen of te houden op het verloop van de gesubsidieerde activiteiten en de (financiële) ontwikkelingen.

Hoofdstuk 4 gaat over de vaststelling van de subsidie en dus ook over het afleggen van rekening en verantwoording door de subsidieontvanger. Op grond van de Awb moet iedere subsidie worden vastgesteld. In dat kader wordt rekening en verantwoording afgelegd over de al dan niet verrichte activiteiten. Bij de vaststelling wordt nagegaan of, en in welke mate, de activiteiten zijn verricht en de verplichtingen zijn nagekomen. Als de activiteiten zijn uitgevoerd overeenkomstig de verlening, dan wordt de subsidie vastgesteld op het verleningsbedrag. Zijn er echter minder activiteiten uitgevoerd, of minder kosten gemaakt, dan kan de subsidie op een lager bedrag worden vastgesteld. Welk bedrag dat is, hangt af van de wijze waarop de subsidie wordt berekend en hoe duidelijk de relatie is tussen de omvang van de subsidiabele activiteiten en de omvang van de subsidie. De situatie kan zich ook voordoen dat de activiteiten wel zijn verricht, maar dat niet aan de verplichtingen is voldaan die aan de subsidieverlening zijn verbonden, zoals het indienen van een aanvraag tot vaststelling van de subsidie of het verrichten van activiteiten onder deskundige begeleiding. Ook in die situatie kan de subsidie lager worden vastgesteld.

Hoofdstuk 5 bevat de gebruikelijke slotbepalingen zoals de intrekking van de bestaande subsidieverordening, de datum van inwerkingtreding van de ASV en de citeertitel.

Verhouding Awb

Titel 4.2 van de Awb bevat specifieke bepalingen die van toepassing zijn op subsidies. De bepalingen uit de Awb gelden naast de ASV en de subsidieregelingen. Sommige bepalingen uit de Awb bieden de mogelijkheid eigen regels te stellen, andere hebben een dwingend karakter. Zo ligt de definitie van een subsidie bijvoorbeeld vast (artikel 4:21 Awb). Volgens deze bepaling wordt onder een subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Iedere financiële relatie tussen de gemeente en een burger of instelling die voldoet aan de kenmerken van deze definitie, is een subsidie. Ook wanneer die relatie wordt vormgegeven als opdracht of overeenkomst. Ook bevat de Awb een regeling voor de situaties waarin een subsidie lager vastgesteld, ingetrokken, gewijzigd of beëindigd mag worden. Daarom zijn over deze onderwerpen geen regels in de ASV opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Overeenkomstig de uitgangspunten voor het opstellen van regelgeving zijn in de begripsbepalingen alleen de noodzakelijke begrippen en de gebruikte afkortingen opgenomen. Begrippen als subsidie of subsidieplafond zijn daarom niet opgenomen. Deze begrippen zijn gedefinieerd in de Awb en moeten daarom niet in de ASV nog worden omschreven.

De aanhef van het artikel is zo geformuleerd dat wanneer de begrippen in de subsidieregelingen worden gebruikt, daaronder hetzelfde moet worden verstaan als in deze ASV. De begrippen hoeven dus niet opnieuw in de subsidieregelingen in de begripsbepaling worden opgenomen; dat houdt de regelgeving overzichtelijk en eenduidig.

Artikel 2 Algemene grondslag en bevoegdheden college

Algemene grondslag

Het eerste lid regelt dat deze verordening van toepassing is op alle subsidies die het college verleent.

Uit het tweede lid volgt dat de subsidietitel van de Awb en deze verordening ook van toepassing zijn op aanspraken op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan publiekrechtelijke rechtspersonen. Dat betekent dat dergelijke aanspraken worden aangemerkt als subsidie en dat de regels voor subsidies daarop van toepassing zijn. Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn de Staat, provincies, gemeenten, waterschappen en openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de uitzonderingsbevoegdheid van het tweede lid, kunnen financiële aanspraken ook contractueel worden vastgelegd.

Bevoegdheden college

Het college is belast met de uitvoering van de ASV. Dat betekent dat het college niet alleen bevoegd is de beslissen op aanvragen om subsidie en tot vaststelling van subsidies, maar deze ook mag intrekken, wijzigen etc. Het college oefent daarbij ook de bevoegdheden uit die in titel 4.2 van de Awb staan.

Mocht de situatie zich voordoen dat wordt beslist op een aanvraag om subsidie voordat de raad de begroting heeft vastgesteld of goedgekeurd, dan moet het college de subsidie verlenen onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking zullen worden gesteld (het begrotingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 4:34 Awb).

Verder delegeert de raad op grond van artikel 156, eerste lid, Gemeentewet, de bevoegdheid aan het college om ter uitvoering van de ASV nadere regels (waaronder subsidieregelingen) vast te stellen. Het college stelt dus de subsidieregelingen vast waarin de concrete subsidiabele activiteiten worden opgenomen (de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, Awb). Deze subsidieregelingen bevatten algemeen verbindende voorschriften en hebben dezelfde status als een verordening.

Hoewel het de bedoeling is dat de ASV een uniforme regeling biedt voor alle wettelijke subsidies in Amersfoort is het denkbaar dat voor het goed regelen van een specifieke subsidie, afwijking van de ASV gewenst is. Deze mogelijkheid heeft het college op grond van het zesde lid.

Artikel 3 Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen, moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Het eerste en tweede lid, onderdeel a, vloeien voort uit de eis van de Europese Commissie dat subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader het toepasselijke kader expliciet vermelden.

Artikel 4 Subsidieplafonds

De gemeenteraad is bevoegd om bij vaststelling van de begroting subsidieplafonds in te stellen. Het college stelt de wijze van verdelen vast (lid 1).

Omdat het in voorkomende gevallen om ‘algemene’ bedragen gaat die niet zijn uitgesplitst per subsidiabele activiteit, kan het nodig zijn dat er na vaststelling van de begroting nadere besluitvorming plaatsvindt over de subsidieplafonds. In dat geval is het college bevoegd om subsidieplafonds in te stellen. Vanzelfsprekend dient het college zich daarbij te houden aan de budgetten die de raad in zijn algemeenheid voor een bepaald programma op de begroting beschikbaar heeft gesteld.

Artikel 5 Subsidies op grond van de Awb

Artikel 4:23, eerste lid, Awb schrijft voor dat een bestuursorgaan alleen subsidie mag verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift. In Amersfoort is dat een subsidieregeling. Het derde lid van artikel 4:23 Awb geeft echter enkele uitzonderingen op deze regel: dat zijn de zogenaamde buitenwettelijke subsidies.

De bevoegdheid om te beslissen op aanvragen om buitenwettelijke subsidies wordt in artikel 5 aan het college overgedragen. De artikelen 13 en 14, tweede lid, zijn alleen van overeenkomstige toepassing op begrotingssubsidies die naar hun aard kunnen worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie, omdat het niet voor de hand ligt of niet nodig zal zijn deze verplichtingen op te leggen bij de andere buitenwettelijke subsidies.

lid 1

Onder a Projectsubsidie

Bij een projectsubsidie gaat het om subsidie voor producten, activiteiten of een samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in de tijd. Projectsubsidies zijn altijd gericht op een specifiek eindresultaat. De in het kader van het project uitgevoerde activiteiten behoren op het moment van de subsidieaanvraag niet tot de alledaagse bedrijfsvoering. Het gaat hier dus niet om de reguliere activiteiten van de aanvrager, maar om eenmalige en specifieke projecten, die zonder subsidie niet tot stand zouden komen. Voorbeelden van projectsubsidies zijn subsidie voor sport en bewegen, subsidie voor deskundigheidsbevordering, etc. Projectsubsidies worden altijd verstrekt op basis van een subsidieregeling.

Onder b Exploitatiesubsidie

Een exploitatiesubsidie is een subsidie voor een of meer kalenderjaren. Meestal is de subsidieontvanger voor een groot deel van zijn bestaan of de instandhouding van zijn bedrijf afhankelijk van de desbetreffende subsidie. Voorbeelden van exploitatiesubsidies zijn structurele subsidie voor amateurkunstverenigingen. Exploitatiesubsidies worden altijd verstrekt op basis van een subsidieregeling.

Onder c Begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie

In bepaalde gevallen is het toegestaan om niet op basis van een subsidieregeling, maar op basis van een post op de begroting subsidie te verlenen. Artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Awb bepaalt hierover dat er geen wettelijk voorschrift is vereist, indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag, waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt. De vermelding van de ontvanger en het bedrag kan overigens ook in de toelichting bij de begroting worden gedaan.

Door in de begroting of de toelichting bij de begroting de subsidieontvanger en het bedrag te vermelden, is publieke controle mogelijk en kan een wettelijke subsidieregeling achterwege blijven. Ingegeven door de wens om te komen tot heldere, voor alle subsidievormen geldende formele vereisten is er bij het opstellen van deze verordening voor gekozen om ook begrotingssubsidies in deze verordening op te nemen. Hiermee wordt bereikt, dat ook voor begrotingssubsidies de formele vereisten met betrekking tot aanvraag, indiening en behandeling gelden. De bestuurlijke en administratieve lasten worden hierdoor beperkt. Subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost kan met name aan de orde zijn bij exploitatiesubsidies die, veelal structureel, slechts aan één of enkele ontvangers worden verstrekt. Het betreft een subsidie voor een unieke subsidieontvanger en een exclusieve prestatie. Onder de term exploitatiesubsidie wordt ook de zogenaamde budgetsubsidie begrepen. Bij dit soort subsidies gaat het om een subsidie die wordt verstrekt voor activiteiten die behoren tot de kernactiviteiten die de subsidieontvanger gewoonlijk in het kader van zijn dagelijkse bedrijfsvoering ontplooit. Het gaat dus om subsidiëring van een deel of alle reguliere werkzaamheden van de aanvrager.

Onder d Begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een projectsubsidie

Naast de onder c benoemde begrotingssubsidie, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie, is het binnen de Awb niet uitgesloten om een begrotingssubsidie te verstrekken, die naar haar aard kan worden aangemerkt als een projectsubsidie. Dit kan met name aan de orde zijn bij één subsidieontvanger, waarbij het niet efficiënt is om een subsidieregeling vast te stellen en waarbij de vorm van een incidentele subsidie juridisch niet passend is.

Onder e Incidentele subsidie

Voor een incidentele subsidie is geen wettelijk voorschrift (subsidieregeling) nodig. In artikel 4:23, vierde lid, onderdeel d, van de Awb is neergelegd, dat in incidentele gevallen kan worden afgezien van het basisvereiste dat slechts op grond van een wettelijk voorschrift subsidie kan worden verstrekt. Die situatie doet zich voor, indien er noch een subsidieregeling, noch vast beleid is die voorzien in subsidiëring van de desbetreffende activiteiten. Een incidentele subsidie is dus net als een begrotingssubsidie een zogenaamde buitenwettelijke subsidie. Het initiatief voor een incidentele subsidie ligt vrijwel altijd bij de subsidieaanvrager. Zou het initiatief immers bij de het college liggen, dan was er wel beleid en een subsidieregeling en daarvoor gereserveerde financiële middelen. Incidentele subsidies zijn daarom bedoeld voor gevallen, waarin zowel het aantal subsidieontvangers als het tijdvak van subsidiëring beperkt is. Meestal zal het gaan om eenmalige subsidies, bijvoorbeeld een MKB-onderneming heeft een innovatief product ontwikkeld. Een subsidie voor maximaal één jaar, maar met een groot aantal subsidieontvangers, is dus niet incidenteel. Een subsidie aan één subsidieontvanger met een structureel karakter, dat wil zeggen dat meerdere keren achter elkaar subsidie wordt verleend voor dezelfde activiteiten, mag ook niet als incidenteel worden gezien.

Ingegeven door de wens om te komen tot heldere, voor alle subsidievormen geldende formele vereisten is er bij het opstellen van deze verordening voor gekozen om ook incidentele subsidies in deze verordening op te nemen. Hiermee wordt bereikt, dat ook voor incidentele subsidies de formele vereisten met betrekking tot aanvraag, indiening en behandeling. De bestuurlijke en administratieve lasten worden hierdoor beperkt.

Artikel 6 Eisen aan een subsidieregeling

Artikel 6 schrijft voor welke onderwerpen ten minste moeten worden geregeld in een subsidieregeling. Dit betreft een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten (art. 4:23 Awb). Daarnaast gaat het om elementen waarvan de Awb vereist dat deze in het wettelijk voorschrift worden opgenomen. Dit zijn de verdelingsmaatstaf (art. 4:26 lid 1) en de keuze voor een systeem van enkele subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening (art. 4:29). Als de raad een subsidieplafond instelt, zal de regeling ook een subsidieplafond bevatten. De bepalingen over subsidieverplichtingen hebben een eigen plek in hoofdstuk 3 van de ASV (art. 18).

Artikel 7 Meerjarige subsidies

Uit de Awb blijkt dat het mogelijk is een subsidie te verlenen voor een tijdvak dat langer is dan een jaar. In artikel 7 is vastgelegd dat in Amersfoort de subsidies voor een tijdvak van maximaal vier jaren worden verstrekt. Aangezien niet altijd kan worden overzien of er voldoende geld beschikbaar zal blijven, moet het college een meerjarige subsidie altijd verlenen onder het voorbehoud dat jaarlijks voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 8 Indieningstermijn aanvraag

De ASV kent uniforme indieningstermijnen. In het eerste lid, onderdeel a, staat een termijn voor het indienen van een aanvraag voor een begrotingssubsidie. Het gaat hierbij zowel om de begrotingssubsidie die naar haar aard kan worden aangemerkt als een exploitatiesubsidie, als om de begrotingssubsidie die naar haar aard kan worden aangemerkt als een projectsubsidie. Deze dubbele betekenis geldt bij alle artikelen waarin alleen de term ‘begrotingssubsidie’ wordt gebruikt (9, 10, 11, 16 en 20).

Artikel 9 Eisen aan de aanvraag

Artikel 9 regelt welke gegevens bij een aanvraag moeten worden ingediend. Het college kan bepalen dat minder gegevens of juist meer of andere gegevens kunnen of moeten worden ingediend (tweede en derde lid). Deze artikelonderdelen zijn opgenomen om ervoor te zorgen dat alleen de voor de aanvraag noodzakelijke gegevens worden opgevraagd.

Met behulp van een (digitaal) aanvraagformulier kan het college de wijze stroomlijnen waarop de benodigde informatie en gegevens worden aangeleverd. Ook zal een aanvraagformulier vaker leiden tot het indienen van een complete aanvraag. Zowel voor de aanvrager als voor het bestuursorgaan vereenvoudigt het formulier de aanvraagprocedure. Gebruikt de aanvrager het formulier niet, of dient hij een incomplete aanvraag in, dan krijgt hij op grond van artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid om alsnog binnen een bepaalde termijn de aanvraag via het aanvraagformulier in te dienen of de ontbrekende gegevens aan te leveren.

Het zevende lid geeft het college onder meer de mogelijkheid om de aanvrager te verplichten inzage te geven in de financiële positie van gelieerde rechtspersonen. Zo kan het college bijvoorbeeld het vermogen van de aan de aanvrager gelieerde rechtspersonen betrekken bij de beoordeling van de aanvrager. Op grond van het achtste lid kan het college aanvullende gegevens opvragen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn. Een voorbeeld is een investeringsplan bij een incidentele subsidie.

Artikel 10 Subsidiabele kosten

Voor het bepalen van de subsidiabele kosten is de hoofdregel dat zij doelmatig zijn en redelijkerwijs nodig voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten. Daarnaast moeten de kosten direct zijn toe te kennen aan de activiteiten. Het college kan nadere regels over de subsidiabele kosten vaststellen. Meerjarige exploitatiesubsidies en begrotingssubsidies worden jaarlijks geïndexeerd. De subsidieontvanger wordt via de indexeringsbrief op de hoogte gesteld van de indexering. Voor meerjarige incidentele subsidies wordt dit per geval bepaald.

Artikel 12 Weigeringsgronden

De Awb bevat verschillende gronden voor het weigeren van een subsidie (het overschrijden van een subsidieplafond en de gronden genoemd in artikel 4:35 Awb). Andere algemene weigeringsgronden zijn opgenomen in dit artikel.

Uit onderdeel f blijkt dat ook in de subsidieregelingen weigeringsgronden kunnen worden opgenomen.

HOOFDSTUK 3 VERPLICHTINGEN

Artikel 13 Toestemming voor bepaalde handelingen

Het college moet grip kunnen houden op ingrijpende ontwikkelingen bij de subsidieontvanger. Daarom is geregeld dat voor die ontwikkelingen vooraf toestemming nodig is van het college.

Artikel 14 Meldingsplicht en informatieplicht

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid). In diverse situaties gaat het te ver om een subsidieontvanger te verplichten vooraf toestemming te vragen aan het college, maar is het wel van belang dat het college op de hoogte is van zaken. Daarom geldt bijvoorbeeld een informatieplicht bij wijzigen van de statuten, ontbinden van de rechtspersoon of aanvragen van surseance van betaling. Met ‘schriftelijk’ in het artikel is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal (via schrijftekens) worden gedaan als het college de digitale weg open heeft gesteld.

Artikel 15 Overig onderzoek

De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een onderzoek naar de besteding van de subsidiegelden of de naleving van de verplichtingen die aan de subsidie waren verbonden. Het onderzoek kan worden uitgevoerd door het college of de rekenkamercommissie. Het onderzoek kan meerdere subsidietijdvakken of meerdere activiteiten beslaan. Een onderzoek kan gewenst zijn wanneer bijvoorbeeld vraagtekens rijzen bij de bedrijfsvoering van een subsidieontvanger en in relatie daarmee met de wijze waarop subsidies zijn besteed. Het onderzoek kan zich uitstrekken over meerdere jaren en meerdere gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 16 Voorzieningen en egalisatiereserve bij structurele subsidies

Dit artikel bepaalt dat het college kan bepalen dat een subsidieontvanger voorzieningen en reserves vormt. Het college heeft deze mogelijkheid, omdat deze posten jaarlijks worden gevoed door subsidiegelden. Het tweede lid heeft betrekking op de egalisatiereserve van een subsidieontvanger. Een egalisatiereserve is een financiële buffer waarmee tekorten in het ene jaar zijn op te vangen met overschotten in het andere jaar. In artikel 4:72 van de Awb is de wettelijke regeling voor het vormen van een egalisatiereserve terug te vinden. De toevoeging die de subsidieontvanger op basis van het derde lid doet, moet conform artikel 19, zevende lid, met toelichting zichtbaar zijn in de balans. In gevallen waarin de subsidieontvanger niet alle kosten realiseert doordat hij niet alle activiteiten uitvoert, besluit het college per geval over het laten toenemen van de egalisatiereserve.

Artikel 17 Vergoeding voor vermogensvorming

Sommige organisaties ontvangen jarenlang een subsidie en bouwen uit die subsidie voorzieningen en reserves op. Het is gewenst dat dit vermogen terugvloeit naar de gemeente (de gemeenschap), wanneer daar aanleiding toe bestaat zoals bij het beëindigen van de activiteiten. Op grond van artikel 4:41 van de Awb kan in een verordening worden geregeld dat de subsidieontvanger aan de subsidieverstrekker een vergoeding moet betalen, als de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Artikel 17 geeft hieraan invulling.

Als de subsidieontvanger dankzij subsidie financieel voordeel heeft (bijvoorbeeld door verkoop van een met subsidiegeld aangekochte onroerende zaak) moet hij aan de gemeente een vergoeding betalen. De waarde van onroerende goederen wordt vastgesteld door een onafhankelijk deskundige, die daartoe door het college in overeenstemming met de subsidieontvanger wordt aangewezen. Bij gebreke aan overeenstemming vindt de taxatie plaats door drie onafhankelijke deskundigen van wie een door het college en een door de subsidieontvanger wordt aangewezen, en de derde door de beide eerst aangewezenen. Als zij het over de taxatie niet eens worden, beslist de derde deskundige.

Artikel 18 Doelgebonden en niet doelgebonden verplichtingen

De Awb onderscheidt drie soorten verplichtingen: standaardverplichtingen (artikel 4:37), overige doelgebonden verplichtingen (artikel 4:38) en niet-doelgebonden verplichtingen (artikel 4:39). De standaardverplichtingen zijn verplichtingen waarvan de wetgever heeft gedacht dat een subsidieverstrekker ze vrijwel altijd zal willen opleggen. Omdat ze zo gebruikelijk zijn, is het toegestaan ze op te leggen bij de subsidieverlening zonder dat de subsidieverordening of -regeling daarover iets bepaalt. Het college kan er ook voor kiezen om deze verplichtingen in een subsidieregeling op te nemen. In de toelichting kan dan worden uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

Op basis van artikel 4:38 van de Awb kan de subsidieverstrekker ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Een voorbeeld is de verplichting om de activiteiten uit te voeren onder begeleiding van bepaalde deskundigen of gediplomeerden. In geval van buitenwettelijke subsidies kunnen doelgebonden verplichtingen gewoon bij de subsidieverlening worden opgelegd.

Wat betreft de niet-doelgebonden verplichtingen eist de Awb dat deze bij wettelijk voorschrift worden geregeld. Het zijn verplichtingen die erop gericht zijn een ander beleidsdoel te realiseren dan het doel dat het bestuursorgaan met de subsidie voor ogen heeft. Uit het tweede lid volgt dat het college niet-doelgebonden verplichtingen kan opleggen die betrekking hebben op gelijke behandeling, social return on investment en duurzaamheid. Dat betekent dat de subsidieontvanger bijvoorbeeld kan worden verplicht om bij de uitvoering van de prestatieafspraken een percentage van het subsidiebedrag in te zetten voor social return, zoals de inzet van werkzoekenden, stagiaires, of mensen die vallen onder Wsw. Een ander voorbeeld is de verplichting voor de subsidieontvanger om ervoor te zorgen dat alle inwoners van de gemeente Amersfoort, ongeacht hun beperking, gebruik kunnen maken van de activiteiten die hij aanbiedt. Daarbij geldt dat zo'n verplichting altijd een relatie moet hebben met de middelen waarmee of de wijze waarop de subsidiabele activiteit moet worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK 4 VASTSTELLING SUBSIDIES

Artikel 19 Aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel 19 regelt wanneer een aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend en welke gegevens en bescheiden daarbij worden ingediend. Ook hier geldt weer - net als bij de aanvraag om subsidie - dat wanneer een aanvraagformulier is vastgesteld, daarvan gebruik moet worden gemaakt. De eisen die aan de aanvraag worden gesteld, worden groter naarmate het subsidiebedrag groter is. In geval van subsidies van meer dan € 125.000 wordt een controleverklaring geëist. Het college kan in de verlening bepalen dat deze verplichting voor hogere bedragen dan € 125.000 geldt. Het college gaat er hierbij vanuit dat de subsidieontvanger een goedkeurende controleverklaring indient.

In geval van meerjarige subsidies kan de subsidie jaarlijks worden vastgesteld (derde lid). Jaarlijkse vaststelling is gewenst omdat het om grote subsidiebedragen gaat en het gewenst is tussentijds zicht te hebben op het verloop van de activiteiten en het bedrag waar werkelijk recht op bestaat.

In de jaarrekening moet inzichtelijk zijn welk gedeelte van de reserves (waaronder eigen vermogen en bestemmingsreserves) zijn gevormd met subsidiegelden die het college heeft verstrekt (zevende lid).

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 24 Overgangsbepaling

Uitgangspunten van het overgangsrecht zijn:

  • -

    voor subsidieregelingen: bestaande subsidieregelingen moeten blijven werken onder de nieuwe ASV;

  • -

    voor subsidies: datum verlening is bepalend voor de toepasselijke ASV. Hiermee is sprake van rechtszekerheid voor subsidieontvangers; de subsidieontvanger mag er op vertrouwen dat de condities waaronder de subsidie is verleend ook van toepassing zijn bij de vaststelling van de subsidie.