Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Druten 2019

Geldend van 11-07-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Druten 2019

De raad van de gemeente Druten;

gelezen het voorstel van het presidium van de raad van de gemeente Druten van 1 april 2019;

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96 eerste en tweede lid, en 97, 98, 99, 147 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

besluit

vast te stellen de volgende verordening

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Druten 2019

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raads- en commissieleden

Artikel 2. Vergoeding voor werkzaamheden van raadsleden

Een raadslid kan de vergoeding van werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers niet weigeren.

Artikel 3. Toelage fractievoorzitter

  • 1. De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, wordt voor de fractievoorzitters voor de duur van de uitoefening van het fractievoorzitterschap verhoogd met een toelage van € 70 per maand, vermeerderd met € 10 voor elk raadslid dat de fractie telt, de fractievoorzitter zelf niet meegerekend. De toelage bedraagt ten hoogste € 150 per maand.

  • 2. Voor zover het fractievoorzitterschap in de loop van de maand begint of eindigt, wordt de toelage, bedoeld in het eerste lid, voor die maand naar evenredigheid van de duur van het fractievoorzitterschap toegekend.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid stelt de burgemeester vast:

    • a.

      hoeveel leden een fractie telt, en

    • b.

      de duur van het fractievoorzitterschap.

  • 4. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, worden de bedragen in het eerste lid bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.

Artikel 4. Toelage raadslid vertrouwenscommissie, rekenkamerfunctie en onderzoekscommissie

  • 1. Een raadslid dat lid is van een vertrouwenscommissie dan wel een rekenkamerfunctie uitoefent als bedoeld in de artikelen 61, derde lid respectievelijk 81oa van de Gemeentewet, wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie of de duur van de uitoefening van de rekenkamerfunctie per jaar ten laste van de gemeente een toelage toegekend van € 120 per maand, zoals genoemd in artikel 3.1.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een maandelijkse toelage toegekend van 25% van de vergoeding voor werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 5. Toelage raadslid bijzondere commissie

  • 1. De Auditcommissie en de Werkgeverscommissie worden aangemerkt als een bijzondere commissie zoals bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Raadsleden die lid dan wel plaatsvervangend lid zijn van een bijzondere commissie ontvangen op grond van artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers voor de duur van de activiteiten van de commissie een maandelijkse toelage van € 120 als deze commissies acht of meer keer per jaar vergaderen.

Artikel 6. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen binnen de gemeente

  • 1. Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies alsmede voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden of wordt aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximum bedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies worden aan een raads- of commissielid bij gebruik van een eigen auto tevens de veer- en tolkosten vergoed.

  • 3. Voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, worden aan een raads- of commissielid bij gebruik van een eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 4. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 5. Indien een raads- of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen voor woon- werkverkeer en voor reizen binnen de gemeente, gemaakt voor de uitoefening van de functie, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 6. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raads- of commissielid maakt in verband met reizen binnen de gemeente voor de uitoefening van de functie, worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 7. Reis- en verblijfskosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximum bedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoervoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakt werkelijke verblijfskosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 8 Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1. Een raadslid wordt eenmaal per jaar een bedrag toegerekend ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 9. Vergoeding scholing

  • 1. Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. Het presidium beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 10. Verhoging vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

  • 1. Een commissielid als bedoeld in artikel 3.4.2, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers ontvangt een vergoeding die een bepaald percentage is van de vergoeding waarop hij overeenkomstig artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak maakt als:

    • a.

      het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie is aangetrokken en/of

    • b.

      het commissielid een vergoeding ontvangt die niet geacht kan worden in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en/of de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

  • 2. Aan de leden van de commissie voor de bezwaarschriften wordt per vergadering een vergoeding voor het bijwonen ervan toegekend.

    De vergoeding bedraagt:

    • -

      voor de voorzitter 277% van het bedrag waar hij overeenkomstig artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak op maakt;

    • -

      voor de leden 215% van het bedrag waar zij overeenkomstig artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak op maken;

    met dien verstande dat de vergoeding bedoeld in artikel 3.4.1 van het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers wordt vastgesteld op de vergoeding van inwonersklasse 20.001 – 50.000 inwoners.

Artikel 11. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 12. Ziektekostenverzekering

  • 1. Een raadslid ontvangt ten laste van de gemeente een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering overeenkomstig artikel 3.1.10, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Een raadslid dat in de loop van een maand is beëdigd of in de loop van een maand is afgetreden of overleden, ontvangt de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de periode van uitoefening van het lidmaatschap in de bedoelde maand.

  • 3. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt het bedrag, genoemd in artikel 3.1.10, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.

Artikel 13. Onkostenvergoeding

  • 1. Een raadslid ontvangt met ingang van de dag van zijn beëdiging gedurende zijn lidmaatschap van de gemeenteraad een onkostenvergoeding voor de aan de uitoefening van het raadlidmaatschap verbonden kosten bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Een raadslid dat in de loop van een maand is beëdigd of in de loop van een maand is afgetreden of overleden, ontvangt de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van de periode van uitoefening van het lidmaatschap in de bedoelde maand.

Artikel 14. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Hoofdstuk III De procedure van declaratie

Artikel 15. Betaling vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers per kwartaal plaats.

Artikel 16. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur, of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de kosten bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een door het college vastgesteld declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen twee maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- en commissieleden binnen twee maanden na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 17. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden gemeente Druten 2015 en de daarop van toepassing zijnde Wijzigingsverordening van 25 november 2015 alsmede artikel 5 en 6 van de Verordening bezwaarschriftencommissie Druten 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 18. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Druten 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de openbare raadsvergadering van 22 mei 2019

De voorzitter,

Mw. C.A.A. van Rhee-Oud Ammerveld

De griffier,

H.W.G.M. Vreman

Toelichting

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van de gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

Sinds 1 januari 2019 zijn de rechtspositieregels voor decentrale ambtsdragers in één besluit samengevoegd.

Het gaat om de rechtspositie van statenleden, commissarissen van de Koning en gedeputeerden, raadsleden, burgemeesters en wethouders, en de leden van het algemeen bestuur en de voorzitter en leden van het dagelijks bestuur van de waterschappen.

De rechtspositie van deze ambtsdragers was tot 1 januari 2019 uitgewerkt in zeven afzonderlijke besluiten.

Met ingang van 1 januari 2019 is deze rechtspositieregelgeving vernieuwd en waar mogelijk geharmoniseerd. De bedoelde rechtspositieregels zijn in één besluit en één regeling samengevoegd:

  • 1.

    het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    de daarbij behorende Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is per genoemde datum vervallen.

In hogere wet- en regelgeving (Gemeentewet en het genoemde Rechtspositiebesluit en Rechtspositieregeling) is een aantal voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk opgenomen. De bedoeling hiervan is om op lokaal niveau politieke discussies te voorkomen.

Voor een aantal andere voorzieningen is echter ruimte gelaten een politieke afweging te maken en deze onderwerpen lokaal te regelen en/of nader in te vullen.

Het gaat om de volgende onderwerpen die nader zijn geregeld in deze verordening:

  • de vergoeding voor reis- en verblijfkosten buiten het grondgebied van de gemeente.

  • toekenning van een aanvullende toelage voor raadsleden die lid zijn van een onderzoekscommissie en/of bijzondere commissie.

  • de mogelijkheid om nadere regels te stellen voor scholing.

  • hogere vergoeding voor commissieleden waarbij sprake is van bijzondere beroepsmatige deskundigheid of een zwaardere taak.

In deze verordening zijn naast de voorzieningen die lokaal zijn ingevuld, ook een aantal voorzieningen opgenomen die dwingendrechtelijk zijn bepaald. Dit betreft vooral voorzieningen waarbij aanspraak bestaat op een vergoeding. Hiermee wordt bereikt dat deze voorzieningen niet over het hoofd worden gezien.

Het betreft de volgende onderwerpen:

  • Een raadslid kan de vergoeding voor werkzaamheden niet weigeren.

  • Toelage voor de leden van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie.

  • Toelage voor de fractievoorzitters.

  • Reis- en verblijfskostenvergoeding binnen de gemeente.

  • Ziektekostenverzekering.

  • Onkostenvergoeding.

Met het opnemen van een aantal voorschriften uit het Rechtspositiebesluit en de Rechtpositieregeling geeft deze verordening niet een volledig/compleet overzicht van de relevant rechtspositievoorschriften. De verordening beoogt ook niet een compleet overzicht te bieden. Het complete overzicht kunt u vinden op: https://www.politiekeambtsdragers.nl/ambt-in-praktijk/rechtspositie/rechtspositie-politieke-ambtsdragers-gemeenten.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, is een aantal regels van belang. In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente.

Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkeloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overlegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Vergoeding voor werkzaamheden van raadsleden

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

Artikel 3. Toelage fractievoorzitter

In tegenstelling tot voorheen ontvangen de fractievoorzitters geen percentage per jaar meer maar een bedrag per maand.

Artikel 4. Toelage raadslid vertrouwenscommissie, rekenkamerfunctie en onderzoekscommissie

Het betreft hier de toelage voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie. De toelage betreft een bedrag per maand; voorheen ging het om een bedrag per jaar.

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie geldt een vast (belast) bedrag van € 120 per maand. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast en per kwartaal uitgekeerd. Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt het bedrag van € 120 bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.

De hoogte van de toelage voor leden van de onderzoekscommissie is in deze verordening bepaald, namelijk 25% van de vergoeding voor werkzaamheden. Zolang een commissie slapend is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Artikel 5. Toelage raadslid bijzondere commissie

Artikel 3.1.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers introduceert een nieuw begrip “bijzondere commissie”.

Een commissie die is ingesteld op grond van de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet kan overeenkomstig artikel 3.1.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, worden aangemerkt als een bijzondere commissie.

De vaststelling dat er sprake is van een bijzondere commissie ter uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden van de gemeenteraad moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad.

Door het verordeningsvereiste kan op lokaal niveau een algemene en politieke afweging worden gemaakt. Politieke discussie is gewenst, omdat het gaat om de vraag of een bepaalde groep raadsleden aanspraak zou moeten kunnen maken op een bepaalde vergoeding; de politieke discussie gaat uitdrukkelijk niet over een declaratie van een individu.

De Auditcommissie en de Werkgeverscommissie worden als een bijzondere commissie aangemerkt omdat het werk van deze commissies van zodanig belang is en een zodanig urenbeslag met zich mee brengt dat deze werkzaamheden niet tot het reguliere werk van een raadslid behoren.

Artikel 6. Reis- en verblijfskosten raads- en commissieleden voor reizen binnen de gemeente

De vergoeding van deze kosten is dwingendrechtelijk geregeld en vindt plaats op grond van de artikelen 3.1.7 en 3.4.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers juncto artikel 3.1 Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers.

Er geldt vanaf 1 januari 2019, zowel voor reizen binnen als buiten de gemeente, een nieuw reiskostenstelsel dat een significante vermindering betekent van de bestuurlijke lastendruk: enerzijds doordat de vergoedingen voor de verschillende decentrale politieke ambtsdragers zoveel mogelijk uniform zijn en anderzijds doordat zij beter aansluiten bij de huidige fiscale regels.

Woon-werkverkeer

In artikel 6 eerste lid onder b van deze verordening is geregeld dat voor het bijwonen van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies (woon-werkverkeer) voor het gebruik van een eigen auto een vaste vergoeding per maand wordt toegekend.

Hierbij is het in dat artikel genoemde maximumbedrag op dit moment landelijk vastgesteld op € 0,19 per afgelegde kilometer. Er hoeft, anders dan tot nu toe, geen rekening meer te worden gehouden met verschillende tarieven voor de verschillende politieke ambtsdragers, noch met fiscale afdrachten.

Het is fiscaal mogelijk om een vaste reiskostenvergoeding te verstrekken aan raads- en commissieleden. Voor een vaste reiskostenvergoeding woon-werk gelden de regels zoals neergelegd in het handboek loonheffingen 2019. Deze systematiek kan ook worden toegepast op raads- en commissieleden omdat de fiscus deze regeling ook openstelt voor mensen die minder dan vijf keer per week naar het werk reizen (zie paragraaf 21.1.2 van het Handboek Loonheffingen 2019). Voor raadsleden kan bijvoorbeeld worden uitgegaan van één of twee dagen per week dat men op het gemeentehuis moet zijn voor (raads-/commissie)vergaderingen.

Overeenkomstig deze systematiek is gekozen voor een vaste vergoeding. Hiermee is beoogd de administratieve belasting van de griffie zo klein mogelijk te houden.

De vaste vergoeding wordt als volgt berekend:

[aantal werkdagen per jaar, te weten 214, zoals is vastgesteld door de belastingdienst] x [2/5, namelijk het aantal dagen per week waarop vergaderingen worden bijgewoond] x aantal afgelegde reiskilometers x € 0,19.

Dit bedrag wordt door twaalf gedeeld om de vergoeding per maand te berekenen.

Dienstreizen

De kosten gemaakt voor de uitoefening van de functie (dienstreizen) worden slechts vergoed indien hiervoor door het raads- of commissielid een declaratie is ingediend. Hierbij dient gemotiveerd te worden dat het gaat om reiskosten gemaakt ten behoeve van het ambt. Er wordt op vertrouwd dat er zoveel mogelijk gezamenlijk per auto een bijeenkomst wordt bezocht.

Artikel 7. Reis- en verblijfskosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente, in tegenstelling tot reizen binnen de gemeente, alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In dit artikel is bepaald dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfskosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen ”buiten de gemeentegrenzen’’ kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfskosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente.

Bij het gebruik van een eigen auto wordt het maximale bedrag verstrekt, dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden vergoed. Op dit moment is het maximumbedrag € 0,19 per afgelegde kilometer.

Bij dienstreizen buiten het de gemeente worden de parkeer-, veer- en tolkosten, in tegenstelling tot voorheen, wel vergoed.

Artikel 8. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen hierdoor in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikel 3.1.9 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is daarom de grondslag opgenomen om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Voorheen kon bij verordening bepaald worden dat het college ten behoeve van de raadsleden een collectieve verzekering op dit vlak kon afsluiten. Nieuw is dat de raadsleden nu zelf een voorziening kunnen treffen.

Aan de raadsleden wordt vanaf de start van de raadsperiode, te weten maart 2018, een bedrag ter zake toegekend. Het betreft een bruto vergoeding. Op deze manier wordt het voor de raadsleden financieel mogelijk gemaakt om minder te gaan werken en daarvoor compensatie te krijgen.

Artikel 9. Vergoeding scholing

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij. Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Op grond van artikel 3.3.3, tweede lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers kan de raad nadere regels stellen voor de kostenvergoeding voor de scholing van zijn leden in welke nadere regels deze verordening voorziet.

Het presidium beoordeelt de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 10. Verhoging vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83, en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. De leden van de bezwaarschriftencommissie wordt een hoger bedrag toegekend.

Artikel 11. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van artikel 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één computer verstrekt worden. Een computer is een desktop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

Artikel 12. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte – tot 1,2% fiscale loonsom – onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 15. Betaling vergoedingen & artikel 16. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het college stelt een formulier vast waarmee raads- en commissieleden de gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren hun kosten bij de griffier.