Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR624666
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR624666/2
Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Nijkerk 2019
Geldend van 04-10-2024 t/m heden
Intitulé
Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Nijkerk 2019De raad van de gemeente Nijkerk;
Gelezen het voorstel van de fractievoorzitters van 9 april 2019;
Gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98 en 99 van de Gemeentewet, de artikelen 3.1.3, 3.3.2, 3.3.3, 3.3.8 en 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
b e s l u i t : vast te stellen de volgende
Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Nijkerk 2019
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.
griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet
raadslid: lid van de gemeenteraad
Artikel 2 Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie
- 1.
Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van ten hoogste driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers per jaar. Bij het instellen van een onderzoekscommissie wordt bepaald wat de exacte toelage zal zijn.
- 2.
Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van € 153,33 per maand.
Artikel 3 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente
[vervallen]
Artikel 4 Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden
- 1.
Een raadslid wordt eenmaal per jaar een bedrag toegekend ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.
Artikel 5 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
- 1.
Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.
- 2.
Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.
- 3.
De maximale vergoeding van de scholing bedraagt € 750,- per jaar per raads- of commissielid.
- 4.
De griffier beslist namens de raad op de aanvraag op basis van de ingediende bewijsstukken. Als de griffier dit nodig acht beslissen de fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen op basis van meerderheid van stemmen.
Artikel 6 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden
-
1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
-
2. Het raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente. Overname van de informatie- en communicatievoorzieningen na schoning is mogelijk tegen vergoeding van de resterende waarde van de voorzieningen in het economisch verkeer.
Artikel 7 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
- 1.
Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
- 2.
Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.
Artikel 8 Betaling vaste vergoedingen
Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.
Artikel 9 Betaling en declaratie van onkosten
-
1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:
- a.
betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of
- b.
betaling vooruit uit eigen middelen.
- a.
-
2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken. Het vereiste om bewijsstukken te overleggen geldt niet wanneer de vergoeding een forfaitair bedrag betreft.
-
3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen drie maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.
-
4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen 30 dagen na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt
Artikel 10 Intrekking oude regeling
De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2017 wordt ingetrokken.
Artikel 11 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Artikel 12 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Nijkerk 2019.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk op
27 mei 2019,
de griffier,
mevrouw A.G. Verhoef-Franken
de voorzitter,
de heer mr. drs. G.D. Renkema
Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Nijkerk 2019
ALGEMEEN DEEL
Wettelijke regelingen
In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.
Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.
In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ontvangen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.
De arbeidsverhoudingen en fiscale positie
Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.
Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden
Artikel 2.1 Toelage lid onderzoekscommissie
De onderzoekscommissie bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet is het zwaarste middel van de gemeenteraad om het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur te onderzoeken. Deze commissie wordt gerekend tot de categorie ‘zware commissies’ waarvan de werkzaamheden van een zodanige omvang en gewicht zijn dat deze niet gerekend kunnen worden tot de normale werkzaamheden en de vergoeding die daarvoor staat.
Het benodigde werk kan inhoudelijk en qua belasting zodanig variëren dat de vaststelling van de hoogte van de vergoeding voor dat werk is overgelaten aan de gemeenteraad. De vergoeding mag per jaar echter niet hoger zijn dan driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden. Om zekerheid te hebben dat de werkzaamheden van de commissie zijn afgesloten en dus ook de aanspraak op de vergoeding stopt, is het van belang dit als zodanig te besluiten.
Artikel 2.2 Toelage lid bijzondere commissie
Ook bijzondere commissies worden gerekend tot de categorie ‘zware commissies’ met een bijzondere opdracht die een zware belasting vormt. Artikel 3.1.4 van het Rechtspositiebesluit noemt geen specifieke commissies. Wel is in de Nota van Toelichting aangegeven dat ook een ‘bijzondere commissie’ gerekend moet worden tot de categorie ‘zware commissies’ met een bijzondere opdracht die een zware belasting vormt. Het is aan de gemeenteraad zelf te bepalen of een commissie aangemerkt kan worden als een bijzondere commissie.
In alle gevallen moet het dan wel gaan om een commissie ingesteld op grond van artikel 83 of 84. Een commissie ingesteld op grond van artikel 82 heeft specifiek tot doel de besluitvorming in de gemeenteraad voor te bereiden. Het lidmaatschap van raadsleden van een ‘artikel-82-commissie’ behoort tot de reguliere werkzaamheden.
De hoogte van de toelage wordt bij verordening vastgesteld, maar is gemaximeerd op € 120 per maand. Er vindt dus vooraf een politieke discussie plaats over de vaststelling van een toelage en de hoogte daarvan. De vergoeding vindt ook in dit geval plaats naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie “slapend” is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.
Artikel 4. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden
Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikelen 3.1.9 is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.
Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden
Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.
Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.
Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.
Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier.
Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen
Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Er is voor gekozen om een tablet ter beschikking te stellen aan de raads- en commissieleden. Deze wordt verstrekt op basis van een bruikleenovereenkomst.
De gemeente verstrekt informatie- en communicatievoorzieningen in bruikleen aan de politieke ambtsdrager omdat dit noodzakelijk gereedschap is voor het vervullen van de politieke functie. Het fiscale noodzakelijkheidscriterium vereist dat dit digitale gereedschap bij aftreden of ontslag weer door de ambtsdrager wordt ingeleverd bij de gemeente. Dit geeft de gemeente ook de mogelijkheid om dit ICT-middel te schonen. Als het middel is geschoond, dan is het aan de gemeente of het dit desbetreffende ICT-middel wil hergebruiken. Als dat niet zo is, dan kan de gemeente ambtsdragers de mogelijkheid bieden het ICT-middel over te nemen. Dit overnemen is dus geen recht van de ambtsdrager maar het gevolg van een keuze van de gemeente. In dit geval is er bereidheid het ICT-middel af te stoten. In dat geval is vereist dat de gemeente ervoor zorgt dat het ICT-middel door of namens de gemeente is geschoond met speciale software (conform Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO)). Verder moet de politieke ambtsdrager voor het overnemen van het ICT-middel een vergoeding te betalen, welke gelijk is aan de resterende waarde van het ICT-middel in het economisch verkeer.
Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel
In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.
Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.
Artikel 8. Betaling vaste vergoedingen & artikel 9 Betaling en declaratie van onkosten
Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl