Regeling vervallen per 02-02-2023

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Dronten houdende regels omtrent de rekenkamer (Verordening gemeentelijke rekenkamer Dronten)

Geldend van 17-06-2020 t/m 01-02-2023

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Dronten houdende regels omtrent de rekenkamer (Verordening gemeentelijke rekenkamer Dronten)

De raad van de gemeente Dronten,

gelezen het voorstel van het presidium van april 2017, no; B17.000889

gezien het advies van de raadscommissie van mei 2017;

B E S L U I T:

I Vast te stellen de Verordening op de rekenkamer:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Gemeentewet ;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamer;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Dronten.

  • e.

    leden: de leden van de rekenkamer;

  • f.

    secretariaatsfunctie: het geheel van secretariaatswerkzaamheden.

Artikel 2. Rekenkamer

  • 1.

    Er is een rekenkamer.

  • 2.

    De rekenkamer bestaat uit 3 leden.

Artikel 3. Benoeming leden

  • 1.

    De raad benoemt de leden en de voorzitter van de rekenkamer op aanbeveling van het presidium.

  • 2.

    Het presidium doet de aanbeveling vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat bevattende:

    • a.

      de mededeling dat hij een benoeming als lid zal aanvaarden, en

    • b.

      een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

  • 3.

    Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter dan wel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren.

  • 4.

    Voorafgaand aan de benoeming van de voorzitter en de overige leden van de rekenkamer pleegt het presidium overleg met de rekenkamer.

Artikel 4. Benoeming plaatsvervangende leden

  • 1.

    De raad kan plaatsvervangende leden benoemen. Artikel 3 is dan van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Een plaatsvervangend lid kan door de voorzitter worden opgeroepen een lid tijdelijk te vervangen, als dat lid door de raad op non-activiteit is gesteld dan wel bij voorziene afwezigheid anderszins.

  • 3.

    De voorzitter kan het plaatsvervangend lid oproepen deel te nemen aan bepaalde werkzaamheden. Deze heeft dan dezelfde bevoegdheden als de gewone leden; en maakt dan tevens deel uit van de rekenkamer.

  • 4.

    De bepalingen van deze verordening zijn op het plaatsvervangende lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Ontslag en non-activiteit

  • 1.

    Het presidium bericht de raad als een of meer van de ontslaggronden zich voordoen, zoals bedoeld in artikel 81c, zesde en zevende lid van de wet, of als een of meer non-activiteitsgronden zich voordoen, zoals bedoeld in artikel 81d, eerste en tweede lid, van de wet.

  • 2.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 81c, zevende lid , en in artikel 81d, tweede lid, van de wet adviseert het presidium de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-activiteit stellen van het desbetreffende lid.

  • 3.

    Het presidium adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid van de wet.

Artikel 6. Budget

  • 1.

    De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2.

    De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het jaarverslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, derde lid van de wet.

  • 3.

    De voorzitter doet jaarlijks vóór 1 juni een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Artikel 7. Rechtspositie

  • 1. De voorzitter en de leden ontvangen een vergoeding voor de werkzaamheden, alsmede een vergoeding voor de reiskosten.

  • 2. De vergoeding bedraagt voor de voorzitter €325,- per maand en voor de overige leden €230,- per maand.

  • 3. De vergoeding stopt met onmiddellijke ingang als het lid of plaatsvervangend lid door de raad wordt ontslagen of op non-activiteit wordt gesteld.

  • 4. Diegene van de rekenkamer die invulling geeft aan de secretariaatsfunctie ontvangt een toeslag van €95,- per maand voor die extra werkzaamheden.

  • 5. De reiskostenvergoeding bedraagt de maximaal door de Belastingdienst vrijgestelde kilometervergoeding.

Artikel 8. Verzoek

De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 9. Rapportage en terugkoppeling

  • 1.

    De rekenkamer stelt de onderzochte partij schriftelijk op de hoogte van het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Indien de bevindingen daartoe aanleiding geven kan de rekenkamer ter zake conceptaanbevelingen aan de betrokken partij opnemen.

  • 2.

    De rekenkamer stelt de betrokken partij in de gelegenheid om binnen vier weken schriftelijk te reageren op het conceptonderzoeksrapport en, indien van toepassing, de conceptaanbevelingen.

  • 3.

    Na ontvangst van de reactie(s) sluit de rekenkamer haar onderzoek af en stelt een definitief rapport op waarin de bevindingen, conclusies en, indien van toepassing, aanbevelingen, alsmede de reacties hierop zijn opgenomen.

Artikel 10.

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening gemeentelijke rekenkamer Dronten.

Artikel 11.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Dronten,

De raad voornoemd,

D. Petrusma MMC

griffier

mr. A.B.Lde Jonge

burgemeester

Ondertekening

Artikelsgewijze toelichting op de Verordening op de rekenkamer

Artikel 1.

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. In deze modelverordening is gekozen om de begrippen doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet in artikel 1 op te nemen. Hiermee willen wij voorkomen dat gemeenten in de verordening een eigen definitie hanteren. Wel wordt in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan. Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.

Artikel 2.

De raad kan op grond van de Gemeentewet een gemeentelijke rekenkamer instellen. De rekenkamer bestaat echter niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de kamer zal hebben (artikel 81b). De wet geeft geen regels voor het aantal, maar in de praktijk zal een gemeente doorgaans kiezen tussen een eenhoofdige rekenkamer, ook wel aangeduid als het 'directeursmodel', en een kamer van drie personen, zoals de Algemene Rekenkamer bij het Rijk. Voor het geval de raad kiest voor een eenhoofdige rekenkamer is in de voetnoten bij de desbetreffende artikelen van deze modelverordening een aantal afwijkende bepalingen opgenomen die speciaal op die situatie betrekking hebben.

Artikel 3.

Het eerste lid bevat, naast een herhaling van artikel 81c, eerste lid, van de wet, de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van de commissie. Een andere aanpak is ook mogelijk. De bevoegdheid tot benoeming van de leden van de rekenkamer zou ook kunnen worden overgedragen aan de commissie. Artikel 156 van de wet verzet zich daar niet tegen. Het is echter de vraag of dat verstandig is. Gezien het belang van de rekenkamer is het zaak dat dergelijke belangrijke beslissingen door de raad zelf worden genomen.

Een punt van discussie kan nog zijn in hoeverre de voordracht van de commissie bindend moet zijn. Volgens de voorliggende tekst geschiedt de benoeming van de leden op aanbeveling van de commissie. Een alternatief kan zijn dat de voordracht van de commissie bindend is.

De rol van de commissie bij benoeming en ontslag is facultatief. Een raad kan er ook voor kiezen deze zaken geheel zelf te regelen.

Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. Het tweede lid van artikel 3 bepaalt dat de commissie de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via de commissie de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet na benoeming openbaar zullen moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt.

Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het derde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen. De raad zou er voor kunnen kiezen daarvoor steeds een ad hoc regeling te treffen, maar uit een oogpunt van snelheid en flexibiliteit, bijvoorbeeld als sprake is van ziekte, heeft het de voorkeur een algemene regel te stellen zoals hier is gedaan.

Eventueel zou nog kunnen worden voorzien in de situatie dat de voorzitter zijn functie niet kan vervullen, omdat hij door de raad op non-activiteit is gesteld. Als de raad in zo'n situatie iemand anders als tijdelijk voorzitter wil aanwijzen dan uit deze regeling voortvloeit, zal de verordening dat mogelijk moeten maken. In dat geval zou een extra lid aan dit artikel toegevoegd kunnen worden in deze zin: als de voorzitter door de raad op non-activiteit wordt gesteld kan de raad voor de tijdelijke vervanging in de functie van voorzitter een van de tweede volzin van het derde lid afwijkende regeling treffen. Een mogelijk alternatief: in bijzondere gevallen kan de raad een van de tweede volzin van het derde lid afwijkende regeling treffen.

Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt gevoerd met de rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. Daar heeft de raad dus een keuze. Dat kan heel vormvrij, maar de raad zou er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen de rekenkamer zelf een voordracht te laten maken, in plaats van een commissie uit de raad. Een formeel bindende voordracht ligt daarbij niet voor de hand, omdat de wet slechts spreekt van overleg. Verder zal vastgesteld moeten worden dat bij de te benoemen leden van de rekenkamer is voldaan aan artikel 81f van de wet, waarin de incompatibiliteiten worden geregeld: de 'geloofsbrieven' van de kandidaten.

Artikel 4.

Op grond van artikel 81c, derde lid, kan de raad plaatsvervangende leden benoemen. De wet bepaalt verder niets over hun rol. Het tweede en derde lid van artikel 4 bieden op dat punt een tegenhanger van artikel 40 van de Comptabiliteitswet. De plaatsvervangende leden kunnen op grond hiervan tijdelijk invallen als een van de leden door ziekte of anderszins enige tijd niet in staat is zijn functie uit te oefenen. Ook kunnen ze opgeroepen worden om voor een speciaal project tijdelijk de rekenkamer aan te vullen.

De wet geeft niet aan hoeveel plaatsvervangende leden er moeten zijn. Dat ligt ook niet voor de hand, over het aantal leden zelf is niets bepaald. De raad kan voor een laag aantal kiezen in de verwachting dat vervanging of tijdelijke aanvulling maar zelden wenselijk zal blijken.

Het tweede lid gaat er van uit dat de voorzitter iemand oproept om tijdelijk als waarnemer op te treden. Gezien de snelheid waarmee dat soms zal moeten gebeuren ligt het niet voor de hand dat door de raad te laten doen. Wel kan de raad aangeven wie in bepaalde gevallen moet worden aangewezen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de leden met het oog op een bepaalde combinatie van deskundigheden zijn benoemd en dat om die reden elk lid zijn eigen vervanger heeft.

Het derde lid bestrijkt de situatie dat in verband met een bijzonder project een van de plaatsvervangers als tijdelijke aanvulling wordt opgeroepen. Het ligt dan voor de hand dat de voorzitter zelf bepaalt wie van de plaatsvervangers hij oproept omdat hij ook het beste weet welke deskundigheid hij voor dat project nodig heeft.

Het vierde lid verklaart de bepalingen uit deze modelverordening van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden om te voorkomen dat deze plaatsvervangende leden bepaalde (onderzoeks)bevoegdheden niet zouden kunnen gebruiken.

Artikel 5.

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties.

Artikel 6.

De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.

Artikel 7.

In dit artikel is de vergoeding die de leden van de rekenkamer voor hun werkzaamheden ontvangen, vastgelegd. Op grond van artikel 81k van de Gemeentewet stelt de raad de vergoeding voor de werkzaamheden van de leden en een tegemoetkoming in de door hen gemaakte kosten vast.

Bij een directeursmodel kan de raad een specifieke rechtspositieregeling vaststellen voor het lid van de rekenkamer waarin zaken als bezoldiging, ziekte, vakantie, verlof, verhuiskosten, wachtgeld enzovoorts worden geregeld.

Artikel 8.

De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid uitdrukkelijk in de wet is genoemd, wordt er een bepaald gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.

Artikel 9. Rapportage

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerp-onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

Artikelen 10. en 11.

Deze bepalingen behoeven geen toelichting.