Regeling vervallen per 04-09-2020

Verordening jeugdhulp Ridderkerk 2019

Geldend van 08-05-2019 t/m 03-09-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening jeugdhulp Ridderkerk 2019

De Raad van de gemeente Ridderkerk,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8-1-2019;

gelet op:

  • -

    de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet; en

  • -

    artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

Verordening jeugdhulp Ridderkerk 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      vrij toegankelijke voorziening:

      voorziening op grond van de Jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;

    • b.

      andere voorziening:

      voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet;

    • c.

      arrangement:

      een op de jeugdige of zijn ouders gericht aanbod van jeugdhulp dat is opgebouwd uit een geheel van resultaatgebieden en/of ondersteuningselementen;

    • d.

      budgethouder:

      de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;

    • e.

      jeugdige of zijn ouders:

      jeugdige of zijn ouders als bedoeld in artikel 1.1. van de Jeugdwet, zijnde de jeugdige of ouder die aanspraak maakt op jeugdhulp;

    • f.

      college:

      college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk;

    • g.

      gebruikelijke hulp:

      hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders;

    • h.

      hulpvraag:

      behoefte van een jeugdige of ouder aan ondersteuning op grond van de Jeugdwet;

    • i.

      individuele voorziening:

      op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;

    • j.

      ondersteuningsplan:

      de weergave van de adviezen, verwijzingen en afspraken die met de jeugdige en/of zijn ouders worden gemaakt na onderzoek van de hulpvraag. Hier kan ook bedoeld worden het behandelplan van de zorgaanbieder;

    • k.

      familiegroepsplan:

      Het familiegroepsplan is een plan dat is opgesteld door een persoon met haar/zijn familie, vrienden, kennissen, buren en evt. betrokken professionals, kortom mensen die belangrijk zijn in het leven van die persoon.

    • l.

      ouder:

      gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

    • m.

      pgb:

      persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet;

    • n.

      voorziening:

      vrij toegankelijke voorziening of individuele voorziening;

    • o.

      wijkteam:

      uitvoerend team van professionals dat door de gemeente is belast met de uitvoering van hulp en ondersteuning aan inwoners die (tijdelijk) problemen ondervinden met opvoeden en opgroeien, hun zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

    • p.

      (O)GGZ:

      openbare geestelijke gezondheidszorg; alle activiteiten op het terrein van geestelijke volksgezondheid die niet op basis van een vrijwillige, individuele hulpvraag worden uitgevoerd

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening

De voorzieningen die worden geregeld in deze verordening zijn toegankelijk voor jeugdigen en ouders die conform de Jeugdwet hun woonplaats hebben in Ridderkerk.

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1 Jeugdhulpvoorzieningen

  • 1. De volgende vrij toegankelijke voorzieningen zijn beschikbaar:

    Basishulp:

    • a.

      jeugd- en opvoedhulp;

    • b.

      begeleiding van jeugdigen met een verstandelijke of lichamelijke beperking;

    • c.

      kortdurende basis-GGZ;

    • d.

      gezinscoaching;

    • e.

      gezinsondersteuning;

    • f.

      jongerentrajecten.

    Overige vrij toegankelijke voorzieningen, niet zijnde basishulp:

    • a.

      informatie, trainingen en (opvoed)advies;

    • b.

      jeugdgezondheidszorg;

    • c.

      jongerencoaching en participatiebevordering;

    • d.

      online hulpverlening.

  • 2. Het college stelt individuele voorzieningen beschikbaar in de vorm van specialistische tweedelijns jeugdhulp ten behoeve van:

    • a.

      crisisopvang;

    • b.

      forensische hulp;

    • c.

      gesloten jeugdhulp;

    • d.

      langdurige specialistische GGZ bij complexe problematiek;

    • e.

      langdurige specialistische begeleiding en/of behandeling van jeugdigen met een beperking, gezinnen met meervoudige problematiek en situaties van jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast;

    • f.

      medische kinderdagbehandeling;

    • g.

      pleegzorg;

    • h.

      residentiele hulp;

    • i.

      specialistische ambulante opvoedhulp bij langdurige complexe problematiek;

    • j.

      specialistische (dag)behandeling in combinatie met verzorging van jeugdigen met een beperking;

    • k.

      verblijf, al dan niet in combinatie met behandeling, van de jeugdige met een beperking;

    • l.

      zorgverlening aan jeugdigen binnen het sociaal netwerk.

  • 3. Het college stelt dyslexiezorg beschikbaar, bestaande uit:

    • a.

      Diagnostiek bij een vermoeden van ernstige enkelvoudige dyslexie;

    • b.

      Behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie.

Artikel 2.2 Wijkteam

  • 1. Er is een dekkend aanbod van lokale wijkteams in de gemeente Ridderkerk.

  • 2. De wijkteams voeren de volgende taken uit rond opvoeden en opgroeien:

    • a.

      op preventie gerichte informatie en activiteiten;

    • b.

      opstellen van een ondersteuningsplan in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders;

    • c.

      deskundig advies aan personen die beroepsmatig met jeugdigen werken;

    • d.

      vraagverheldering bij hulpvragen van de jeugdige en zijn ouders;

    • e.

      kortdurende hulp bestaande uit opvoed- en opgroeiondersteuning, begeleiding en basiszorg bij psychisch klachten en problemen;

    • f.

      coördinatie van zorg wanneer hulpverlening voor de jeugdige of zijn ouders wordt ingezet.

  • 3. De daartoe gemandateerde professional van het wijkteam, neemt namens het college besluiten met betrekking tot het toekennen van individuele voorzieningen.

  • 4. Het wijkteam in de gemeente is er ook voor huishoudens met of zonder kinderen waar sprake is van meervoudige, domein overstijgende problematiek.

  • 5. Het wijkteam biedt ondersteuning en zorg aan jeugdigen en volwassen door professionals uit de verschillende leefdomeinen in een gezamenlijke aanpak samen te brengen die werken volgens het principe één gezin, één plan, één regisseur.

Hoofdstuk 3 Toegang tot voorzieningen

Artikel 3.1 Aanvraag

  • 1. Jeugdigen of ouders met een hulpvraag kunnen zich melden bij één van de wijkteams van de gemeente Ridderkerk en in samenwerking met het wijkteam wordt de ondersteuningsvraag onderzocht. Op basis van het ondersteuningsplan wordt besloten welk type ondersteuning nodig is en/of dit resulteert in inzet van jeugdhulp.

  • 2. Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouder op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning. Tevens kunnen ouders gebruik maken van de wettelijke mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen, wat onderdeel uitmaakt van het onderzoek.

Artikel 3.2 Onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouder om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • c.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een vrij toegankelijke voorziening;

    • d.

      het gewenste resultaat van de in te zetten jeugdhulp;

    • e.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • f.

      de mogelijkheid om een deskundige in te schakelen voor het onderzoeken/vaststellen van de concrete problematiek;

    • g.

      de wijze waarop de jeugdhulp wordt afgestemd met andere voorzieningen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget.

  • 2. Het wijkteam kan de jeugdige en/of zijn ouders naar een voorliggende andere voorziening toeleiden als dit als meest passende oplossing uit het gesprek zoals bedoeld in lid 2 naar voren komt.

  • 3. Als de jeugdige of zijn ouders een persoonlijk plan aan het college hebben overhandigd voor zijn ondersteuning, betrekt het college dat plan bij het gesprek.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders besluiten het gesprek, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk achterwege te laten, als het college op basis van voorafgaand dossieronderzoek en bekendheid met de jeugdige of zijn ouders en zijn actuele situatie, over voldoende inzicht beschikt in de ondersteuningsbehoefte.

  • 5. Het college draagt er zorg voor dat de jeugdige en/of zijn ouders voorafgaand aan het gesprek worden geïnformeerd over de procedure bij het onderzoek, de rechten en plichten en de vervolgprocedure.

Artikel 3.3 Ondersteuningsplan

Indien het college vaststelt dat jeugdige en/of zijn ouders in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning, stelt het college samen met de jeugdige en/of zijn ouders een ondersteuningsplan op.

Artikel 3.4 Beschikking

  • 1. Het college legt de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een individuele voorziening vast in een beschikking.

  • 2. Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag als bedoeld in artikel 3.1 en het onderzoek als bedoeld in artikel 3.2.

Artikel 3.5 Overige toegangsmogelijkheden jeugdhulp

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de behandelend huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder.

  • 2. Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, preventieve jeugdbescherming of jeugdreclassering.

    Tevens draagt het college zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing. Hiervoor verleent het college geen beschikking.

  • 3. Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders ernstige bezwaren hebben tegen de toetsing van het ondersteuningsplan door het wijkteam zoals bedoeld in het eerste lid, kunnen zij dit kenbaar maken aan het college; het college neemt dan het besluit enkel op aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder dat inzet van de specialistische jeugdhulp noodzakelijk is en dat een ondersteuningsplan opgesteld is.

Artikel 3.6 Spoedeisende ondersteuning

Het college kan in spoedeisende gevallen, daaronder begrepen de gevallen waarin direct opvang noodzakelijk is, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, besluiten om onverwijld, een tijdelijke maatwerkvoorziening te verstrekken, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek als bedoeld in artikel 3.2.

Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen, pgb en overige maatregelen

Paragraaf 4.1 Individuele voorzieningen jeugdhulp

Artikel 4.1.1 Individuele voorziening jeugdhulp

  • 1. Het college verleent een individuele voorziening binnen een arrangement van een of meerdere van de volgende resultaatgebieden:

    • a.

      steunen van het sociaal en persoonlijk functioneren;

    • b.

      herstel, vermindering, stabilisatie stoornis jeugdige;

    • c.

      opvoeding, versterken mogelijkheden ouders.

  • 2. Het college zet de volgende ondersteuningselementen in wanneer deze aanvullend nodig zijn om de in het eerste lid genoemde resultaten te bereiken:

    • a.

      vervangende opvoeding kind;

    • b.

      dagbehandeling of dagbesteding;

    • c.

      respijtzorg, al dan niet met verblijf.

  • 3. Het college kan daarnaast zorgdragen voor een individuele voorziening in de vorm van een vervoersvoorziening voor het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden, indien deze voorziening noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid.

  • 4. Het college stelt de omvang van de onder lid 1 bedoelde voorziening vast in treden, afhankelijk van de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige of zijn ouders.

Artikel 4.1.2 Toegang dyslexiezorg

  • 1. Het college kan een individuele voorziening toekennen voor het diagnosticeren van ernstige enkelvoudige dyslexie op grond van een controle van de checklist vergoede diagnostiek/behandeling ernstige enkelvoudige dyslexie en het leerling-dossier van de basisschool door de daartoe gemandateerde poortwachter dyslexiezorg.

  • 2. Indien uit de uitgevoerde diagnostiek blijkt dat sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie, kent het college voor de behandeling hiervan een individuele voorziening toe.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de werkwijze van de poortwachter dyslexiezorg en de eisen waaraan het leerling-dossier dient te voldoen.

Artikel 4.1.3 Algemene criteria individuele voorziening voor jeugdhulp

  • 1. Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      op eigen kracht, waaronder in ieder geval wordt verstaan gebruikelijke hulp of hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

    • b.

      door gebruik te maken van een vrij toegankelijke voorziening, of;

    • c.

      door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2. Indien de aanvraag (deels) betrekking heeft op reeds gemaakte kosten voor jeugdhulp, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:

    • a.

      als op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet, en;

    • b.

      voor zover het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria zoals genoemd het eerste lid.

Artikel 4.1.4 Aanvullende criteria voor het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren

Een jeugdige en/of zijn ouders kunnen in aanmerking komen voor een individuele voorziening binnen het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren als de jeugdige in het dagelijks functioneren beperkingen ondervindt in relatie tot een of meerdere van de volgende aspecten:

  • a.

    het krijgen of behouden van structuur of regie;

  • b.

    het aanleren van praktische vaardigheden;

  • c.

    het behoud of de vergroting van de zelfstandigheid;

  • d.

    het aanleren van sociale vaardigheden;

  • e.

    het langdurig ondersteunen bij zijn functioneren en/of (deels) overnemen hiervan;

  • f.

    het leren omgaan met zijn beperkingen.

Artikel 4.1.5 Aanvullende criteria voor het resultaatgebied herstel, vermindering, stabilisatie stoornis jeugdige

Een jeugdige en/of zijn ouders kunnen in aanmerking komen voor een individuele voorziening binnen het resultaatgebied herstel, vermindering, stabilisatie stoornis jeugdige, als bij de jeugdige in relatie tot één of meerdere van de volgende aspecten aanwijzingen zijn voor een tijdelijke of blijvende stoornis of beperking, of delict gedrag als gevolg van een stoornis of beperking waarvoor behandeling noodzakelijk is.

  • a.

    het nodig hebben van diagnostiek als onderdeel van behandeling;

  • b.

    het blijk geven van een behoefte aan stabilisering, vermindering, behandeling en/of opheffing van de stoornis of beperking en/of het leren omgaan hiermee;

  • c.

    het verbeteren of stabiliseren van het functioneren van de jeugdige in één of meerdere domeinen (school, gezin en vrije tijd);

  • d.

    het verlagen van recidive risico.

Artikel 4.1.6 Aanvullende criteria voor het resultaatgebied opvoeding en versterking mogelijkheden ouders

Een ouder kan in aanmerking komen voor een individuele voorziening binnen het resultaatgebied opvoeding en versterking mogelijkheden ouders, als hij, afgemeten aan één of meerdere van de volgende aspecten, ondersteuning nodig heeft bij zijn opvoedingsvaardigheden:

  • a.

    het ten allen tijde kunnen waarborgen van de veiligheid van de jeugdige;

  • b.

    het stimuleren de sociale en emotionele ontwikkeling van de jeugdige in de zin van het voorkomen van emotionele verwaarlozing;

  • c.

    het kunnen omgaan met de specifieke kenmerken die horen bij de (ontwikkelings)stoornis of gedragsproblemen van de jeugdige;

  • d.

    het kunnen aanpassen van het opvoedersgedrag bij de ontwikkelingsleeftijd van de jeugdige

  • e.

    het aandacht kunnen hebben en kunnen zorgdragen voor de gezondheid van de jeugdige;

  • f.

    het kunnen zorgdragen voor deelname van de jeugdige aan onderwijs en/of vormen van daghulp;

  • g.

    het kunnen ontwikkelen van een voor de jeugdige steunend netwerk.

Artikel 4.1.7 Waakvlamfunctie jeugdhulp

De ondersteuning binnen de resultaatgebieden, genoemd in de artikelen 4.1.3, 4.1.4 en 4.1.5, kan tevens de vorm hebben van een waakvlamfunctie, waarbij periodiek in de gaten wordt gehouden of het behaalde resultaat nog steeds aanwezig is en of er aanvullende ondersteuning nodig is.

Artikel 4.1.8 Bijna 18-jarigen

Het college kan een jeugdige, die de leeftijd van 18 jaar bijna heeft bereikt en naar verwachting een voortdurende behoefte aan ondersteuning zal hebben na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar, een arrangement aanbieden op basis van de resultaatgebieden die worden aangeboden in het kader van de Wmo 2018, mits dit arrangement de jeugdige in voldoende mate ondersteunt.

Artikel 4.1.9 Voortzetting jeugdhulp na 18 jaar

Het college kan besluiten de jeugdhulp aan een jeugdige, als bedoeld in artikel 1.1, onder 3°, van de Jeugdwet, voort te zetten of te hervatten, indien de betreffende jeugdhulp niet adequaat of niet volledig in de vorm van een arrangement op grond van de Wmo 2018, Zvw of de Wlz kan worden verstrekt.

Paragraaf 4.2 Persoonsgebonden budget

Artikel 4.2.1 Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgb

  • 1. Als een jeugdige of zijn ouders in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen met een pgb, dient hij daartoe volgens een door het college ter beschikking gesteld format een gemotiveerde aanvraag en zorg- en budgetplan, waarbij hij aangeeft:

    • a.

      wat hij met het pgb wenst in te kopen en welk resultaat hij wenst te behalen;

    • b.

      de motivatie waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

    • c.

      hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren en de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening;

    • d.

      op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • e.

      een onderbouwde begroting.

  • 2. Het college acht degene die voornemens is de aan een pgb verbonden taken zoals bedoeld in artikel 8.1.1 lid 2 onderdeel a Jeugdwet uit te voeren hier niet toe in staat indien bij deze persoon sprake is van de volgende kenmerken en/of omstandigheden:

    • a.

      verstandelijke beperking;

    • b.

      (O)GGZ problematiek;

    • c.

      dementie;

    • d.

      dak- of thuisloosheid;

  • 3. Een pgb is alleen mogelijk als:

    • a.

      naar het oordeel van het college wordt voldaan aan alle wettelijke voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb voor formele zorg, waaronder het voldoen aan de eisen in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) of het register Beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG), aansluit bij de kwaliteitscriteria die worden gesteld aan gecontracteerde aanbieders van jeugdhulp en een verklaring omtrent gedrag (VOG) die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop de ondersteuning vanuit het PGB wordt ingezet;

    • b.

      er geen wettelijke weigeringsgrond van toepassing is;

    • c.

      als de ondersteuning aan de jeugdige en of zijn ouders niet leidt tot overbelasting bij de persoon die informele hulp verleent.

  • 4. Een pgb is niet mogelijk:

    • a.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 3.6;

    • b.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij hiervoor expliciet vooraf toestemming is gegeven door het college, al dan niet op basis van het in het eerste lid bedoelde zorg- en budgetplan.

  • 5. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • e.

      feestdagenuitkering en/of eindejaarsuitkering.

Artikel 4.2.2 Overige bepalingen pgb

  • 1. De jeugdhulp binnen één of meerdere resultaatgebieden kan òf in de vorm van een voorziening in natura òf in de vorm van een pgb worden verstrekt.

  • 2. In afwijking van lid 1 kan vervoer in natura worden geboden indien dagbehandeling in het kader van de Jeugdwet wordt ingekocht met een pgb, en de jeugdige gebruik wil maken van het door de gemeente ingekochte doelgroepenvervoer.

  • 3. In afwijking van lid 1 kan een voorziening in natura wel gecombineerd worden met een PGB voor informele zorg.

  • 4. Wanneer vervoerskosten geen onderdeel uitmaken van een voorziening in natura, kan een apart PGB voor vervoer worden toegewezen of kan gebruik gemaakt worden van het door de gemeente ingekochte doelgroepenvervoer.

  • 5. Een pgb kan niet met terugwerkende kracht worden aangevraagd.

Artikel 4.2.3 Onderscheid formele en informele hulp

  • 1. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

    • a)

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b)

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel.

      Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • c)

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 2. Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp:

    • a)

      personen die informele hulp bieden dienen in het bezit te zijn van een verklaring omtrent gedrag (VOG) die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop de ondersteuning vanuit het PGB wordt ingezet.

  • 3. Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is sprake van informele hulp.

Artikel 4.2.4 Hoogte van het pgb en begroting

  • 1. De hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt maximaal 90% van het vastgestelde natura-tarief van het meest passende arrangement, tenzij op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende zorg- en budgetplan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 2. Het tarief voor een pgb voor informele hulp bedraagt minimaal het minimumloon inclusief 8% vakantiegeld en maximaal 70% van het vastgestelde natura-tarief van het meest passende arrangement.

  • 3. Het college kan bepalen dat van een pgb voor jeugdhulp een maximum bedrag van €300 euro per jaar vrij kan worden besteed binnen de kaders van de ondersteuning of jeugdhulp.

Paragraaf 4.3 Verplichtingen aan voorzieningen en pgb

Artikel 4.3.1 Verplichtingen aan individuele voorzieningen

  • 1. Het college kan nadere voorwaarden en verplichtingen verbinden aan het gebruik van individuele voorzieningen.

  • 2. De voorwaarden en verplichtingen kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de medewerking aan de verduidelijking van de behoefte aan jeugdhulp;

    • b.

      de medewerking aan het opstellen en uitvoeren van het ondersteuningsarrangement,

    • c.

      gericht op de daarin geformuleerde resultaten;

    • d.

      het naleven van leef- en gedragsregels bij het gebruik van een voorziening.

  • 3. Het niet nakomen van de aan de voorziening verbonden verplichtingen of voorwaarden kan leiden tot verdere weigering van de voorziening of vergoeding van de veroorzaakte schade.

Artikel 4.3.2 Besteding en verantwoording van het pgb

  • 1. De jeugdige of zijn ouders besteedt het pgb conform het door het college goedgekeurde zorg- en budgetplan.

  • 2. De jeugdige of zijn ouders voldoen aan de eisen die door de wetgever en het college aan het pgb worden gesteld, met name in relatie tot verantwoording, zorgovereenkomst en trekkingsrecht.

  • 3. Het niet nakomen van de aan het pgb verbonden verplichtingen kan in ieder geval leiden tot:

    • a.

      terugvordering van het ten onrechte ontvangen pgb; en

    • b.

      de weigering om de jeugdhulp nog langer in de vorm van een pgb te verstrekken.

Artikel 4.3.3 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. De jeugdige of ouder doet onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien of intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de aan de individuele voorziening of het pgb verbonden voorwaarden; of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet, of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

    • f.

      Als het college een besluit op grond van het tweede lid onderdeel a heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

Hoofdstuk 5 Kwaliteit, klachten, inspraak en misbruik

Artikel 5.1.1 Kwaliteitseisen

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat minimaal de uitvoering van de wettelijke kwaliteitseisen worden opgenomen in de contracten met de jeugdhulpaanbieders (opgenomen in het Kwaliteitsregister Jeugd of het register Beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG);

  • 2. Als een jeugdhulpaanbieder gebruik maakt van een onderaannemer, is de hoofdaanbieder er verantwoordelijk voor dat de onderaannemer voldoet aan de kwaliteitseisen die het college aan de ondersteuning stelt.

  • 3. De jeugdhulpaanbieder draagt er zorg voor dat de door hem ingeschakelde medewerkers en vrijwilligers voldoen aan de voor de functie vereiste deskundigheid, vaardigheden en wettelijke eisen.

  • 4. Het college onderzoekt periodiek en steekproefsgewijs de kwaliteit van de door de aanbieder geboden ondersteuning.

Artikel 5.1.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieder

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functies;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadskosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van niet productieve uren van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

    • e.

      kosten voor reizen en bijscholing van het personeel;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen waaronder kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 2. Het college kan de uiteindelijk over een kalenderjaar te betalen vergoeding aan een aanbieder van jeugdhulp korten met maximaal het bedrag waarmee bezoldigingen en uitgekeerde ontslagvergoedingen aan al dan niet ingehuurde (deeltijd) medewerkers, bestuurders en toezichthouders over dat jaar (naar rato) meer bedragen dan de normen, zoals bedoeld in artikel 2.3 en 2.10 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

Artikel 5.1.3 Klachtregeling

  • 1. Iedere jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling is verplicht te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van jeugdige en/of zijn ouders.

  • 2. De jeugdhulpaanbieder dan wel gecertificeerde instelling draagt er zorg voor dat de informatie over de klachtregeling voldoende kenbaar is voor de jeugdige en/of zijn ouders en voor zijn organisatie.

Artikel 5.1.4 Second opinion

Indien de jeugdige of ouder het niet eens is met de gang van zaken tijdens het proces van aanvraag en onderzoek, bestaat eenmalig de mogelijkheid tot een second opinion. Deze second opinion betekent een nieuwe procedure met een andere gespreksvoerder.

Artikel 5.1.5 Medezeggenschap

  • 1. Een jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 4.2.4 van de Jeugdwet is verplicht een regeling te treffen voor medezeggenschap conform paragraaf 4.2.b van de Jeugdwet.

  • 2. De aanbieder draagt er zorg voor dat de informatie over de medezeggenschap voldoende kenbaar is voor de jeugdige en/of zijn ouders en voor zijn organisatie.

Artikel 5.1.6 Inspraak bij gemeentelijk beleid

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp.

  • 2. Het college stelt de jeugdige of zijn ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 5.1.7 Incidenten, calamiteiten en geweld

  • 1. De jeugdhulpaanbieder dient te handelen conform de regels en afspraken die gelden voor:

    • a.

      de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; en

    • b.

      het Samenwerkingsinstrument SISA, Verwijsindex risico’s jeugdigen Rotterdam-Rijnmond.

  • 2. Aanbieders melden calamiteiten en geweld actief aan de daarvoor aangewezen toezichthouder.

  • 3. Jeugdhulpaanbieders rapporteren periodiek incidenten volgens de afspraken in het Incidentenprotocol en het bepaalde in artikel 4.1.8 lid 2 van de Jeugdwet.

Artikel 5.1.8 Tegengaan oneigenlijk gebruik

Het college treft de nodige maatregelen om het oneigenlijk gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s te voorkomen en fraude te bestrijden. Tot deze maatregelen behoren in ieder geval:

  • a.

    het college zoekt waar mogelijk samenwerking met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;

  • b.

    aanbieders worden verplicht gesteld kosteloos hun medewerking te verlenen aan onderzoeken door of namens het college;

  • c.

    het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturing en accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties;

  • d.

    het college beperkt de looptijd van de indicaties of voert periodiek controles uit bij langlopende indicaties;

  • e.

    het college voert een grondige toets aan de voorkant uit bij de verstrekking van een pgb op:

    • de regiemogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouders of degene die de jeugdige of zijn ouders daarvoor wenst in te schakelen;

    • de kwaliteit van de invulling van het door de jeugdige of zijn ouders te overleggen zorg- budgetplan, mede met het oog op de te bereiken resultaten;

    • de kwaliteit van de aanbieder die door jeugdige of zijn ouders wordt ingezet;

  • f.

    het college zet geen pgb in bij een aanbieder die naar het oordeel van de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd niet voldoet aan door de inspectie gestelde kwaliteitseisen. Aanbieders die nog niet bekend zijn bij de inspectie worden voorafgaand aan het toewijzen van een pgb aangemeld bij de inspectie om te onderzoeken op voldoende kwaliteit;

  • g.

    het college monitort het gebruik van het pgb en de behaalde resultaten.

Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6.2 Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen voor ondersteuning die bij het college zijn ingediend voor 1 januari 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 2. De rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening gelden met betrekking tot een individuele voorziening waarvoor reeds een besluit of verwijzing is afgegeven, blijven gelden gedurende de looptijd van het besluit, dan wel tot het moment dat op basis van een gewijzigde ondersteuningsbehoefte na 1 januari 2019 een nieuw besluit wordt afgegeven.

Artikel 6.3 Inwerkingtreding

De verordening jeugdhulp Ridderkerk 2019 treedt in werking op 1 januari 2019, onder gelijktijdige intrekking van de verordening jeugdhulp Ridderkerk 2015.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: verordening jeugdhulp Ridderkerk 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 februari 2019.

De griffier,

Mr. J.G. van Straalen

De voorzitter,

Mw. A. Attema