Gemeente Rhenen - Algemene Subsidieverordening Rhenen 2019

Geldend van 03-05-2019 t/m heden

Intitulé

Gemeente Rhenen - Algemene Subsidieverordening Rhenen 2019

DE RAAD VAN DE GEMEENTE RHENEN

overwegende dat

- er in 2016 een aantal wijzigingen in Europese regelgeving en nieuwe verplichtingen ten aanzien van staatssteun hebben plaatsgevonden, die effect hebben op lokale subsidieverlening;

- er door de raad in 2017 een motie is aangenomen tot herziening van het subsidiebeleid en er als gevolg van die motie een aantal veranderingen worden voorgesteld ten aanzien van het onderscheid tussen jaarlijkse en incidentele subsidies en de invoering van een openbaar subsidieregister voor het verlenen van subsidies in de gemeente Rhenen.

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 maart 2019, (479775), inzake de Algemene subsidieverordening Rhenen 2019;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT VAST TE STELLEN:

“Algemene subsidieverordening Rhenen 2019”

ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Awb: De Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Subsidie: Subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Awb, inhoudende de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • 3.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een wettelijk voorschrift.

  • 4.

    College: (College van) burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen.

  • 5.

    Raad: Raad van de gemeente Rhenen.

  • 6.

    Europees steunkader: Een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld.

  • 7.

    Onderneming: Iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent.

  • 8.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • 9.

    Jaarlijkse subsidie: Subsidie die per kalender jaar of bepaald aantal kalender jaren voor periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt. De subsidie heeft betrekking op voortdurende activiteiten van een rechtspersoon. Aan de subsidieverlening zijn bepalingen verbonden waarin prestaties worden gevraagd op het gebied van beleidsdoelstellingen, waarbij de subsidieontvanger de uitvoering ter hand neemt. De subsidiebepalingen worden in de subsidieregeling en toekenningsbeschikking benoemd.

  • 10.

    Incidentele subsidie: Subsidie ten behoeve van incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde periode tot maximaal drie jaar subsidie wil verstrekken.

  • 11.

    Beoordelingsverklaring: Een door een accountant te verstrekken verklaring bij de jaarrekening c.q. financiële verantwoording van een organisatie. De verklaring wordt verstrekt door de accountant op basis van de voor de beroepsgroep vastgestelde controle- en overige standaarden.

  • 12.

    Controleverklaring: Een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid van de jaarrekening.

  • 13.

    Algemene reserve: een reserve welke is bedoeld voor het dekken van exploitatierisico’s;

  • 14.

    Bestemmingsreserve: een reserve waaraan concrete bestemmingen zijn verbonden;

  • 15.

    Voorziening: een van het eigen vermogen afgescheiden gedeelte, gevormd om toekomstige verplichtingen af te dekken;

  • 16.

    Egalisatiereserve: vermogensbestanddelen die worden opgenomen om in de toekomst fluctuaties in de (exploitatie) kosten op te vangen;

  • 17.

    Subsidieregeling: een algemene regeling die door het college bij besluit is vastgesteld. In deze regeling wordt het subsidiebesluit in operationele zin voor een specifiek beleidsveld uitgewerkt.

ARTIKEL 2. REIKWIJDTE VERORDENING

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, zoals een subsidie op basis van een begrotingspost of in incidentele gevallen).

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 3.

    Deze verordening is niet van toepassing op:

    • a.

      Contributies, zijnde geldelijke bijdragen op grond van lidmaatschappen van de gemeente.

    • b.

      Geldelijke bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt of geldelijke bijdragen aan andere gemeenten.

ARTIKEL 3. BEVOEGDHEID COLLEGE

  • 1.

    Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen subsidieregeling) vaststellen welke beleidsdoelen in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld, wanneer dient te worden aangevraagd, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 2.

    Voor jaarlijkse subsidies kan het college uiterlijk 1 april in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidieregeling(en), zoals genoemd in het eerste lid, vaststellen. Het vaststellen van subsidieregeling(en) voor incidentele subsidies kan doorlopend.

  • 3.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de begroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en – indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd – onder voorwaarden dat er voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 4.

    Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

  • 5.

    Het college is bevoegd om voorlopige subsidieplafonds vast te stellen met inachtneming van de in de begroting opgenomen financiële middelen en – indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd – onder voorwaarden dat er voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

ARTIKEL 4. EUROPEES STEUNKADER

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

ARTIKEL 5. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

  • 1.

    De Raad besluit over het instellen van subsidieplafond(s). Dit doet zij minimaal één keer per jaar bij de vaststelling van de begroting;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

ARTIKEL 6. AANVRAAG

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk per aanvraagformulier of per webformulier ingediend bij burgemeester en wethouders. Als hiervoor een aanvraagformulier en/of webformulier zijn vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal een subsidie aanvraagt van meer dan €7.500,-, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte-, of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag;

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan het college van de voorgaande bepalingen ten aanzien van de aanvraag worden afgeweken.

ARTIKEL 7. AANVRAAGTERMIJN

  • 1.

    Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt ingediend uiterlijk 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

ARTIKEL 8. BESLISTERMIJN

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een jaarlijkse subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een incidentele subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

ARTIKEL 9. WEIGERINGSGRONDEN

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet voldoende gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als de aanvragers in strijd handelen met de wet of beleidsuitgangspunten van de gemeente; tenzij het gaat om de uitoefening van de door de Grondwet beschermde rechten;

    • e.

      als de activiteiten van de aanvrager slechts een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;

    • f.

      als de subsidieverstrekking in strijd is met een wettelijk voorschrift;

    • g.

      de activiteiten niet of onvoldoende bijdragen aan de realisering van met subsidie beoogde beleidsdoelen;

    • h.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente of als er geen middelen op de begroting zijn opgenomen;

    • i.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • j.

      als de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet;

    • k.

      als de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd;

    • l.

      indien doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie aantoonbare discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    • m.

      indien de activiteit waarvoor een incidentele subsidie wordt aangevraagd al meer dan drie keer heeft plaatsgevonden;

    • n.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

ARTIKEL 10. INTREKKING OF WIJZIGING SUBSIDIEVERLENING

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen indien:

    • a.

      De activiteit waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden.

    • b.

      De subsidieontvanger niet voldoet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

    • c.

      De subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid.

    • d.

      De subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

  • 4.

    Vervallen.

  • 5.

    Het college kan bepalen dat een gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet bibob).

ARTIKEL 11. BEVOORSCHOTTING, VERANTWOORDING EN SUBSIDIEREGISTER

  • 1.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in de verleningsbeschikking, de hoogte en de termijnen van de bevoorschotting bepaald. Om de administratieve lastendruk tegen te gaan worden verleningen voor subsidies beneden de € 7.500 voor 100% bevoorschot;

  • 2.

    Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden;

  • 3.

    De gemeente is graag open en transparant over wie er subsidie ontvangt. Daarom publiceert zij minimaal jaarlijks een actueel subsidieregister. Het subsidieregister is een openbare lijst waar subsidieontvangers worden opgenomen wanneer een subsidie wordt toegekend. In het subsidieregister staat welk bedrag aan een organisatie of particulier is toegekend en vanuit welke regeling het bedrag is toegekend.

    • Particulieren worden niet bij naam genoemd, maar worden op de lijst vermeld als ‘particulier’.

    • Wanneer het publiceren van toegekende subsidies aan specifieke organisaties tot gevolg heeft dat concurrentiegevoelige informatie bekend wordt, dan kan worden volstaan met het publiceren van het totaal verstrekte subsidiebedrag en het aantal subsidieontvangers waarover dit bedrag is verdeeld.

ARTIKEL 12. ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN SUBSIDIEONTVANGER

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten binnen de termijn, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 4.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 5.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht;

  • 6.

    Bij het verstrekken van subsidie aan een groep van natuurlijke personen zijn zij als persoon verantwoordelijk voor een rechtmatige besteding van de subsidie. Bij het in gebreke blijven kunnen zij daarvoor als natuurlijke persoon hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld;

  • 7.

    Bij subsidiebedragen hoger dan € 7.500 wordt alleen subsidie verstrekt aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid. Dit om als gemeente meer zekerheid te hebben en om risico´s voor de subsidieaanvrager te beperken.

ARTIKEL 13. AAN SUBSIDIE TE VERBINDEN BIJZONDERE VERPLICHTINGEN

  • 1.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan twee keer per jaar verlangd.

  • 2.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

ARTIKEL 13A. ALGEMENE RESERVE

  • 1.

    De hoogte van de algemene reserve van een aanvrager mag niet meer bedragen dan 10% van de totale exploitatielasten van de aanvrager in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan.

  • 2.

    Indien de algemene reserve het in lid 1 genoemde percentage overschrijdt, wordt het meerdere in mindering gebracht op de te verlenen subsidie.

  • 3.

    Het college kan, al dan niet op een daartoe strekkend verzoek, afwijken van het genoemde percentage in lid 1.

  • 4.

    Dit artikel is alleen van toepassing op jaarlijkse subsidies vanaf 50.000 euro.

ARTIKEL 13B. BESTEMMINGSRESERVES EN VOORZIENINGEN

  • 1.

    Een aanvrager die subsidie ontvangt en een bestemmingsreserve of voorziening heeft of wil vormen, dient hiervoor schriftelijk toestemming te vragen aan het college;

  • 2.

    Een verzoek tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      Het doel van de bestemmingsreserve of voorziening;

    • b.

      Een meerjarig investeringsplan of onderhoudsplan

  • 3.

    Indien toestemming door het college tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening is verkregen, mag een aanvrager die subsidie ontvangt niet afwijken van vastgestelde dotaties, ook al is er sprake van een negatief exploitatie tekort.

  • 4.

    De aanvrager meldt een voornemen om uitgaven ten laste te brengen van een toegestane bestemmingsreserve of voorziening zo spoedig mogelijk aan het college, tenzij dat voornemen reeds uit de begroting bij de aanvraag blijkt.

  • 5.

    Dit artikel is alleen van toepassing op jaarlijkse subsidies vanaf 50.000 euro.

ARTIKEL 13C. EGALISATIERESERVE

  • 1.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vormt;

  • 2.

    De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is voorgeschreven.

ARTIKEL 14. WIJZE VAN VERSTREKKING EN EINDVERANTWOORDING INCIDENTELE EN JAARLIJKSE SUBSIDIES TOT EN MET € 7.500

  • 1.

    Subsidies tot en met € 7.500 worden door burgemeester en wethouders verleend en direct ambtshalve vastgesteld. Indien toepassing wordt verleend aan het volgende lid, dan vindt eerst verlening plaats en daarna een aparte vaststelling binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Als bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aan gegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    In geval van verlening van een incidentele subsidie van ten hoogste € 7.500 wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

ARTIKEL 15. EINDVERANTWOORDING INCIDENTELE EN JAARLIJKSE SUBSIDIES VAN MEER DAN € 7.500

  • 1.

    Bij incidentele subsidies van meer dan € 7.500 dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    Bij jaarlijkse subsidies van meer dan € 7.500 dient de subsidieontvanger voor 1 mei van het jaar dat volgt op het betreffende kalenderjaar, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 3.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag).

  • 4.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000 doch ten hoogste € 150.000 wordt het bepaalde in lid 2 van dit artikel aangevuld met een beoordelingsverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 5.

    Bij subsidies van meer dan € 150.000 wordt het bepaalde in lid 2 van dit artikel aangevuld met een jaarrekening en een door een onafhankelijk accountant opgestelde controleverklaring. Deze dient bij de aanvraag tot vaststelling te worden gevoegd.

  • 6.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

ARTIKEL 16. SUBSIDIEVASTSTELLING

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen incidentele subsidies van meer dan € 7.500 vast binnen 16 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen een jaarlijkse subsidie van meer dan € 7.500 vast binnen 16 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 3.

    Deze termijnen kunnen eenmaal voor ten hoogste 16 weken worden verdaagd.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid of tweede lid, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

ARTIKEL 17. INTREKKING OF WIJZIGING SUBSIDIEVASTSTELLING

  • 1.

    Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

    • a.

      Op grond van feiten of omstandigheden waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op gronden waarvan de subsidie lager zou zijn vastgesteld.

    • b.

      Indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of hoorde te weten.

    • c.

      Indien de activiteiten waarvoor subsidie is vastgesteld niet of slechts gedeeltelijk hebben plaatsgevonden.

    • d.

      Bij subsidies die direct bij toekenning ambtshalve kunnen worden vastgesteld indien achteraf blijkt dat de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie.

  • 2.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de instelling worden gewijzigd indien sedert de dag waarop zij aan de instelling is bekend gemaakt vijf jaren zijn verstreken.

ARTIKEL 18. BEREKENING VAN UURTARIEVEN EN UNIFORME KOSTENBEGRIPPEN

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

ARTIKEL 19. HARDHEIDSCLAUSULE

  • 1.

    Als een bij of krachtens verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

  • 2.

    In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

ARTIKEL 20. SLOTBEPALINGEN

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Rhenen 2013 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Rhenen 2013 van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Rhenen 2019.

De raadsgriffier

De voorzitter

Ir. C.A.M. Appell

Drs. J.A. van der Pas

Ondertekening

Aldus besloten in openbare vergadering van de raad van de gemeente Rhenen van 23 april 2019.