Verordening naamgeving en nummering (adressen) gemeente Maasdriel 2019

Geldend van 12-04-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2019

Intitulé

Verordening naamgeving en nummering (adressen) gemeente Maasdriel 2019

De raad van de gemeente Maasdriel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29-1-2019;

gelet op artikel 6 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit de volgende verordening vast te stellen:

Verordening naamgeving en nummering (adressen) gemeente Maasdriel 2019;

Artikel 1. Definities

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • -

      adres;

    • -

      ligplaats;

    • -

      openbare ruimte;

    • -

      pand;

    • -

      standplaats;

    • -

      verblijfsobject;

    • -

      woonplaats;

    dat wat daaronder wordt verstaan in de Wet basisregistratie adressen en gebouwen.

  • 2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verder verstaan onder:

    • -

      afgebakend terrein: een terrein met een kunstmatige of natuurlijke afbakening, waarop zich geen verblijfsobjecten bevinden en dat betreedbaar en afsluitbaar is.

    • -

      nummeraanduiding: dat wat daaronder wordt verstaan in de Wet basisregistratie adressen en gebouwen, met dien verstande dat deze bestaat uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- of cijfercombinatie, en ook betrekking kan hebben op een afgebakend terrein.

    • -

      rechthebbende: een ieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht of een persoonlijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak dat hij naar burgerlijk recht bevoegd is om in die zaak te handelen zoals in de verordening is voorgeschreven, alsmede de beheerder.

Artikel 2. Naamgeving woonplaatsen en openbare ruimte

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de grens en de naam van een of meer woonplaatsen vast en kunnen deze in wijken en buurten verdelen conform de eisen die het Centraal Bureau voor de Statistiek aan deze indeling verbindt.

  • 2. Burgemeester en wethouders kennen per woonplaats namen toe aan delen van de openbare ruimte en zo nodig aan gemeentelijke gebouwen en bouwwerken.

  • 3. Onder vaststellen, verdelen en toekennen als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

Artikel 3. Nummering objecten

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de lig- en standplaatsen vast.

  • 2. Burgemeester en wethouders kennen nummeraanduidingen toe aan verblijfsobjecten, lig- en standplaatsen.

  • 3. Burgemeester en wethouders bepalen de afbakening van panden, verblijfsobjecten, lig- en standplaatsen.

  • 4. De toekenning of afbakening, bedoeld in het tweede en derde lid, kan ook op voor personen toegankelijke objecten, niet zijnde verblijfsobjecten, dan wel op afgebakende terreinen worden toegepast.

  • 5. Onder vaststellen, toekennen en bepalen als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

Artikel 4. Aanbrengen aanduiding

  • 1. De door burgemeester en wethouders aan de openbare ruimte of een gedeelte daarvan toegekende namen, bedoeld in artikel 2, worden door of in opdracht van de gemeente blijvend zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.

  • 2. De door burgemeester en wethouders aan een object toegekende nummers, bedoeld in artikel 3, tweede en vierde lid, worden daaraan op doeltreffende wijze aangebracht.

  • 3. Het is eenieder die daartoe niet bevoegd is verboden namen aan de openbare ruimte of delen daarvan, dan wel nummers aan een pand of verblijfsobject, of lig- of standplaats of afgebakend terrein toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

Artikel 5. Gedoogplicht naamaanduiding

  • 1. Als burgemeester en wethouders het nodig oordelen dat de door hen toegekende aanduidingen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde aanduidingen vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. Als burgemeester en wethouders het nodig oordelen een naamaanduiding, waarop de vervallen naam is doorgehaald, gedurende ten hoogste een jaar naast de naamaanduiding met de nieuwe naam te handhaven laat de rechthebbende dit toe.

  • 3. De rechthebbende draagt er voor dat de in het eerste en tweede lid bedoelde aanduidingen vanaf de openbare weg duidelijk leesbaar blijven.

Artikel 6. Aanbrengplicht nummeraanduiding

  • 1. Tenzij burgemeester en wethouders anders hebben besloten, draagt de rechthebbende van een object er zorg voor dat de nummers, bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden aangebracht overeenkomstig het krachtens artikel 7 bepaalde.

  • 2. De rechthebbende draagt er zorg voor dat de nummers binnen 4 weken na kennisgeving van het besluit van burgemeester en wethouders zijn aangebracht.

  • 3. Als een verblijfsobject, lig- of standplaats of afgebakend terrein nog niet gereed is gekomen, wordt het nummer binnen 4 weken na het gereedkomen daarvan aangebracht.

  • 4. Als burgemeester en wethouders het nodig oordelen een nummeraanduiding, waarop het vervallen nummer is doorgehaald, gedurende ten hoogste een jaar naast de nummeraanduiding met het nieuwe nummer te handhaven laat de rechthebbende dit toe of geeft de rechthebbende daaraan uitvoering.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede en derde lid genoemde termijnen verlengen.

Artikel 7. Nadere regels

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het proces en de wijze van:

    • a.

      naamgeving en begrenzing van woonplaatsen, wijken, buurten en bouwblokken;

    • b.

      naamgeving en begrenzing van de openbare ruimte;

    • c.

      nummering van verblijfsobjecten, lig- en standplaatsen en afgebakende terreinen;

    • d.

      opmaak van formulieren, besluiten en verklaringen.

  • 2. De nadere regels mogen niet strijdig zijn met het Convenant inzake postcodes.

Artikel 8. Handhaving

  • 1. Overtreding van artikel 4, tweede en derde lid, artikel 5 en artikel 6, eerste tot en met vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening is belast de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar.

Artikel 9. Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 april 2019.

Artikel 10. Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen de Verordening naamgeving en nummering (adressen), vastgesteld door de gemeenteraad van Maasdriel d.d. 1 april 2010.

Artikel 11. Overgangsbepaling

  • 1. Namen en nummers die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en voorschriften aan objecten zijn toegekend, blijven na inwerkingtreding van deze verordening bestaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening naamgeving en nummering (adressen) gemeente Maasdriel 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Maasdriel op 28 maart 2019.

De raad voornoemd,

De griffier

Mw. drs. H.P. van Ommeren

de voorzitter

H. van Kooten

Toelichting

Algemeen

Wettelijke grondslag

Op 1 juli 2009 is de Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen in werking getreden. Met ingang van 1 juli 2018 is deze wet op een aantal onderdelen aangepast en is de naam van de wet gewijzigd in de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (hierna: Wet BAG). Deze wet omvat onder meer regels betreffende de methodische registratie van adresgegevens. Met de invoering van de Wet BAG is aan de gemeente de plicht opgelegd om ten behoeve van de basisregistratie bepaalde, expliciet in de Wet BAG genoemde zaken, van een naam, nummer of begrenzing te voorzien. Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De verordening naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet BAG, is er sprake van regeling van bestuur in medebewind. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur op grond van artikel 149 van de Gemeentewet.

Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet BAG, dat de in artikel 6 van die wet genoemde beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen. Het is zodoende – mede ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet – de raad die, naast het autonome deel, ook het onderwerpelijke medebewindsdeel in een regeling kan uitwerken.

Belang van naamgeving en nummering (adressen)

Adressen vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij kunnen veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over adressen. Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst in brede zin vindbaar te zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een wezenlijke functie. Enerzijds is een groot deel van de overheidsregistraties geordend (toegankelijk) op alfanumerieke volgorde van adressen. Anderzijds zijn adressen van wezenlijke betekenis voor het koppelen en maken van selecties uit deze registraties. Het benoemen van delen van de openbare ruimte (voorheen straatnamen) en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten (voorheen huisnummers) is een taak die de gemeente met extra zorg moet omgeven.

Algemene wet bestuursrecht

Het toekennen van een naam of nummer (adressen) op grond van de verordening is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het besluit richt zich op bepaalde, concreet aanwijsbare objecten en het besluit is gebaseerd op een publiekrechtelijke regeling die een gedoog- of aanbrengplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Het besluit zal aan de formele en materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een besluit een bezwaarschrift in te dienen bij het besluitende bestuursorgaan. Tevens staat de mogelijkheid open om daartegen in beroep te gaan.

Ook wijziging of intrekking van een naam of nummer of het afwijzen van een verzoek daartoe valt binnen de reikwijdte van de Awb. Indien een aanvraag voor een naam of een nummering moet worden afgewezen of een besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbende zou treffen, moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel 4:8 van de Awb van toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.

Regelen van de gevolgen

Bij het gebruik van de bevoegdheid tot naamgeving en nummering moeten burgemeester en wethouders rekening houden met het belang van vooral bewoners en bedrijven. Wijziging van een naam of een nummer treft immers de belangen van bewoners en bedrijven. In bepaalde gevallen kan er sprake zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot regeling van de gevolgen van de wijzigingsbesluiten. Een aantal punten is hierbij van belang:

  • 1.

    Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient voldoende tijd te liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde naam of het veranderde nummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode is, hoe minder de gemeenten gehouden is tot compenserende maatregelen. De in artikel 10 genoemde periode kan voor gewone gevallen als een redelijke voorbereiding worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken, zoals sterk naar buiten tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op zichzelf worden bezien. Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium contact op te nemen met de betrokken bewoners en bedrijven. De Awb kent deze verplichting op grond van artikel 4:8.

  • 2.

    Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden tot het vergoeden van de gemaakte kosten, is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte of de vorm van de vergoeding kan worden afgeleid.

  • 3.

    Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorbereidingsperiode geldt, is het beschikbaar stellen van een aantal adreswijzigingskaarten in de meeste gevallen een redelijke vorm van schadeloosstelling.

  • 4.

    Bedrijven die ook bij een voorbereidingsperiode van een jaar onredelijk in hun belangen worden getroffen, kunnen een aanspraak maken op vergoeding van een deel van de kosten die ze maken. Daarbij zijn de volgende aspecten te overwegen:

    • a.

      De bevoegdheid van de gemeente om tot wijziging te besluiten;

    • b.

      Het maatschappelijk risico dat een bedrijf dientengevolge is toe te rekenen, waarbij de keuze voor vermelding van het adres op verpakkingsmateriaal, winkelruiten, markiezen, bedrijfsauto’s of productieonderdelen geacht worden tot het ondernemersrisico te behoren;

    • c.

      De lengte van de voorbereidingsperiode;

    • d.

      De specifieke aspecten van het bedrijf;

    • e.

      De voorraad naar buiten gerichte kantoorbescheiden en andersoortige productieonderdelen die niet tot het ondernemingsrisico zijn te rekenen;

    • f.

      De actualiteit van de onder punt e genoemde zaken;

    • g.

      Het gemiddelde gebruik of de omzet per tijdsperiode van de onder punt e genoemde zaken;

    • h.

      De mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de onder punt e genoemde zaken.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Voor de begrippen die dezelfde betekenis hebben als in de Wet BAG, wordt in het eerste lid voor de definitie van die begrippen naar artikel 1 van die wet verwezen. Het gaat om de begrippen ‘adres’, ‘ligplaats’, ‘openbare ruimte’, ‘pand’, ‘standplaats’, ‘verblijfsobject’ en ‘woonplaats’. Voor de goede orde wordt gewezen op het feit dat het begrip ’openbare ruimte’ niet precies overeenkomt met de openbare ruimte die wordt gebezigd in het spraakgebruik.

Het tweede lid definieert een aantal begrippen die niet in de wet voorkomen of daarvan afwijken. Het gaat daar om de begrippen ‘afgebakend terrein’, ‘nummeraanduiding’ en ‘rechthebbende’. Hoewel het begrip ‘nummeraanduiding’ in de wet voorkomt, heeft het begrip in deze verordening een ruimere reikwijdte omdat het ook betrekking kan hebben op een afgebakend terrein (een terrein met een kunstmatige of natuurlijke afbakening, waarop zich geen verblijfsobjecten bevinden en dat betreedbaar en afsluitbaar is) en is hier bepaald dat de nummeraanduiding dient te bestaan uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- of cijfercombinatie.

Artikel 2. Naamgeving woonplaatsen en openbare ruimte

Het eerste lid regelt het vaststellen en begrenzen van woonplaatsen. Het totale grondgebied van de gemeente moet in een of meer woonplaatsen worden opgedeeld. Dit betekent, dat de woonplaatsgrenzen de gemeentegrens niet overschrijden. Verder biedt het eerste lid de mogelijkheid om woonplaatsen te verdelen in wijken en buurten. In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term CBS wijk- en buurtindeling. Deze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan eenduidig inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied. Ter bevordering van een eenduidig gebruik van buurten en wijken binnen het openbaar bestuur en het maatschappelijk verkeer, wordt in dit artikel daarom bepaald dat de bestaande richtlijnen voor wijk- en buurtindeling (WBI) van het CBS gevolgd blijven worden.

Het tweede lid regelt het per woonplaats benoemen van openbare ruimte. In de Wet BAG zijn geen bepalingen opgenomen over de grenzen van benoemde delen van de openbare ruimte. Daar is in de verordening wel voor gekozen om te voorkomen dat delen van de openbare ruimte, onbedoeld, een dubbele naam krijgen of deels geen naam krijgen vanwege onduidelijkheid over de begrenzingen. Voor de meeste gemeenten is het vastleggen van begrenzingen van benoemde delen van de openbare ruimte al dagelijkse praktijk. Verder is in het tweede lid de naamgeving van gemeentelijke gebouwen en bouwwerken meegenomen. Deze taak kan, naast de naamgeving van woonplaatsen en de openbare ruimte, aan de gemeentelijke commissie voor de naamgeving worden opgedragen.

Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte komt een einde aan discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De Wet BAG schrijft namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt dus ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restaurants of hotels die alleen via een rijks- of provinciale weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden gerelateerd aan een door burgemeester en wethouders vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte. Gemeenten moeten derhalve ex artikel 6 van de Wet BAG voor rijks- en provinciale wegen een naambesluit nemen. Gemeenten moeten hier verstandig met hun bevoegdheid omgaan. In dit soort gevallen kan worden aangesloten bij de al jaren door veel gemeenten toegepaste werkwijze, waarbij de naamgeving louter wordt gebaseerd op de nummer en het type weg. Bijvoorbeeld door de A3 in een bepaalde woonplaats de naam <Rijksweg A3> toe te kennen. Daarmee blijft de A-nummering in tact en ook het type weg (rijksweg) blijft onveranderd. E-aanduidingen moeten niet in de naamgeving van rijkswegen worden betrokken. Zo kan ook bijvoorbeeld de provinciale weg N999 de naam <Provinciale weg N999> worden toegekend. Ook hier blijft het type weg en de N-nummering volledig intact.

Anders ligt dat bij de naamgeving van rivieren en wateren van internationale betekenis. Er is besloten over de naamgeving van dit soort openbare buitenruimten geen regels op te nemen in de verordening. Er bestaat voor de gemeente immers geen enkele aanleiding of noodzaak tot het herbenoemen van deze rivieren en wateren. Het behoeft bovendien geen nadere uitleg dat het tot onoverzichtelijke situaties leidt als bijvoorbeeld een rivier per woonplaats een andere naam krijgt toebedeeld. Het toekennen van nummeringen aan een object of plaats dient te worden gekoppeld aan de naam van de openbare ruimte naast voornoemde rivieren en wateren. Als zich de bijzondere situatie al mocht voordoen om een naam van een rivier of water van internationale betekenis te wijzigen, dan kan dat niet eerder plaatsvinden dan na overleg met het bestuursorgaan die het aangaat.

Het derde lid bepaalt, dat onder de termen vaststellen, verdelen en toekennen als bedoeld in het eerste en tweede lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan moet worden verstaan. Dit lid is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

Artikel 3. Nummering objecten

Het eerste en tweede lid regelen het vaststellen van lig- en standplaatsen en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten, OF en lig- en standplaatsen en afgebakende terreinen. Hier is niet voor de term huisnummer gekozen, omdat bij afgebakende terreinen, lig- en standplaatsen niet kan worden gesproken van huis.

Een burger kan overigens een aanvraag voor een nummeraanduiding bij burgemeester en wethouders indienen. Deze aanvraag zal in de regel zijn aan te merken als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn hoofdstuk 3 en titel 4.1 van de Awb van toepassing (zie ook de algemene toelichting).

De strekking van het derde lid spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting.

Het vierde lid regelt, dat het eerste tot en met het derde lid ook kunnen worden toegepast op andere betreedbare en afsluitbare objecten - zoals bijvoorbeeld afgebakende terreinen - als burgemeester en wethouders dat nodig oordelen.

Het vijfde lid bepaalt dat onder de termen vaststellen, toekennen en bepalen als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan moet worden verstaan. Dit lid is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

Artikel 4. Aanbrengen aanduiding

Het eerste, onderscheidenlijk tweede lid, regelen dat de door burgemeester en wethouders toegekende namen, onderscheidenlijk nummers, op toereikende wijze moeten worden aangebracht. De in het eerste lid vervatte zinsnede ‘in voldoende aantallen ter plaatse’ verdient nadere toelichting. Onder dit begrip wordt verstaan, dat een verkeersdeelnemer bij het oprijden van een kruising van wegen, door in voldoende aantallen aangebrachte naamborden, zonder omkijken en in een oogopslag de naam van de dwarsstraat moet kunnen lezen. Dit betekent doorgaans dat op alle hoeken van de kruising borden dienen te worden aangebracht.

Het tweede lid bepaalt dat een object of plaats of terrein een door burgemeester en wethouders toegekend nummer ook feitelijk moet dragen. Burgemeester en wethouders wordt de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk dat de nummers, die door burgemeester en wethouders zijn toegekend, ook ter plaatse terug zijn te vinden. De kosten voor het aanbrengen van naamborden komen voor rekening van de gemeente. Voor de aan de nummering van objecten verbonden kosten wordt verwezen naar de algemene toelichting.

Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet bevoegd is, namen of nummers toe te kennen aan delen van de openbare ruimte door naam- of nummerborden zichtbaar ter plaatse aan te brengen. Het komt steeds vaker voor dat burgers – om de meest uiteenlopende redenen – bijvoorbeeld een straatnaambord in de tuin plaatsen of aan een onroerende zaak bevestigen. Ook het aanbrengen van zelf gekozen nummers door eigenaren, gebruikers of beheerders aan objecten, plaatsen en terreinen is de laatste decennia hand over hand toegenomen. Bovendien is bij de invoering van de Wet BAG ook gebleken dat nummers vaak zijn verdwenen. Ook worden nummers soms zo abstract vormgegeven dat zij niet meer aan het criteria van doeltreffendheid, zoals bedoeld in het tweede lid, voldoen. Deze criteria kunnen worden uitgewerkt in de nadere regels, bedoeld in artikel 7. Omdat het zelf aanbrengen van namen en nummers veelal verwarring geeft met de door de gemeente toegekende namen en nummers aan de openbare ruimte, geeft het derde lid de gemeente de bevoegdheid om hiertegen op te treden. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat het iedereen vrij staat om een naam of nummer toe te kennen aan zijn onroerende zaak, zolang dat geen verwarring geeft met de door de gemeente toegekende namen en nummers aan de openbare ruimte.

Artikel 5. Gedoogplicht naamaanduiding

Vanuit een weloverwogen algemeen maatschappelijk belang dienen naamborden door of namens, dan wel op verzoek van de gemeente ter plaatse goed zichtbaar en in voldoende mate te worden aangebracht. Veelal is het noodzakelijk om naamborden te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen of aan paaltjes die op privéterrein worden geplaatst. De betrokken rechthebbenden zijn volgens het eerste lid verplicht dat toe te laten.

Het tweede lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een bord met de oude, doorgehaalde naam ten hoogste een jaar te handhaven naast een bord met de nieuwe naam. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij die niet van de herbenoeming op de hoogte zijn hun bestemming niet kunnen vinden.

Het derde lid is opgenomen om te voorkomen dat de leesbaarheid of zichtbaarheid van een aangebracht naambord door bijvoorbeeld hoog opschietend groen, een zonnescherm of een reclamebord wordt belemmerd. Vandaar dat is bepaald dat de rechthebbende ervoor dient te zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.

Artikel 6. Aanbrengplicht nummeraanduiding

Met betrekking tot dit artikel wordt gewezen op het feit dat het aanbrengen van nummerborden per gemeente verschillend is geregeld. Sommige gemeenten brengen de nummers zelf aan. Het aanbrengen van de nummers wordt echter ook uitbesteed of overgelaten aan de aannemer. Bijvoorbeeld als onderdeel van het uitvoeren van een bouwwerk. Ten slotte wordt het ook vaak aan de rechthebbende opgedragen om de nummers, conform de gemeentelijke voorschriften, aan te brengen. In het eerste lid is daarom gekozen voor een formulering waarbij de rechthebbende het nummer dient aan te brengen, tenzij burgemeester en wethouders anders besluit. Het laatste zal vaak het geval zijn bij nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht. Het verdient aanbeveling de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer in de tekst van het nummerbesluit te regelen.

In het tweede lid is bepaald dat het door burgemeester en wethouders toegekende nummer binnen een bepaalde termijn van 4 weken moet zijn aangebracht.

Voor gevallen waarin het object nog niet gereed is gekomen, bepaalt het derde lid dat het nummer uiterlijk 4 weken na het gereedkomen daarvan moet zijn aangebracht. Deze terminologie sluit aan bij artikel 7 van de Wet BAG zoals dat luidde tot 1 juli 2018, waarbij onder ‘gereedkomen’ bijvoorbeeld moet worden verstaan de oplevering van een verblijfsobject of realisatie van een wijziging daarvan. In het vijfde lid is bepaald dat deze termijnen door burgemeester en wethouders verlengd kunnen worden.

Het vierde lid biedt de gemeente de mogelijkheid om een bord met het oude, doorgehaalde nummer enige tijd te handhaven naast een bord met het nieuwe nummer. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij die niet van de hernummering op de hoogte zijn hun bestemming niet kunnen vinden. Het handhaven van het oude, doorgehaalde nummer wordt soms bij omvangrijke of ingewikkelde vernummering toegepast.

Artikel 7. Nadere regels

Het eerste lid biedt aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid om nadere regels vast te stellen over de naamgeving en nummering. Deze kunnen bepalingen bevatten met betrekking tot de bestuurlijke, taalkundige en inhoudelijke aspecten van de naamgeving, alsmede bepalingen over de wijk- en buurtindeling, de toekenning van nummers, de wijze van nummeren, de uitvoering en plaatsing van borden en voorschriften van administratief-organisatorische aard. Ook kunnen modellen worden voorgeschreven voor verklaringen, besluiten en formulieren.

Het tweede lid bepaalt dat de nadere regels niet in strijd mogen zijn met het Convenant inzake postcodes.

Artikel 8. Handhaving

Volgens het eerste lid heeft het opleggen van verplichtingen als vervat in de artikelen 4, tweede en derde lid, 5 en 6, eerste tot en met vierde lid, alleen zin wanneer deze verplichtingen bij nalatigheid of overtreding kunnen worden gesanctioneerd, als deze worden overtreden. Nu het gaat om lichte overtredingen wordt daaraan een geldboete van de eerste categorie verbonden.

In het tweede lid wordt de toezichthouder aangewezen, die op de naleving van de bepalingen in de verordening moet toezien. Dat kan bijvoorbeeld de afdeling of dienst Bouwtoezicht zijn. De laatste jaren wordt dit toezicht steeds vaker opgedragen aan de afdeling waaraan de bijhouding van de BAG is opgedragen. In deze verordening is als toezichthouder aangewezen de Omgevingsdienst Rivierenland.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 10. Vervallen oude regels

Dit artikel regelt het vervallen van de oude bepalingen. De strekking van dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11. Overgangsbepaling

Het principe van het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen dateert al uit de vorige eeuw. In de loop der jaren zijn veel opvolgende voorschriften van kracht geweest. Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals vervat in artikel 7. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen, blijven gehandhaafd. Burgemeester en wethouders hebben wel de mogelijkheid om aanpassing van de nummers te eisen.

Artikel 12. Citeertitel

Omdat de term huisnummer in principe geen juiste term is voor het nummeren van verblijfsobjecten, afgebakende terreinen, standplaatsen en ligplaatsen en de term straatnaam geen juiste term is voor plantsoenen, wegen e.d., is gekozen voor de nieuwe citeertitel Verordening naamgeving en nummering (adressen).