Bomenverordening gemeente Beesel 2019

Geldend van 04-04-2019 t/m heden

Intitulé

Bomenverordening gemeente Beesel 2019

De raad van de gemeente Beesel;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 11 februari 2019 nr. 201900811;

gehoord het advies van de commissievergadering d.d. 11 maart 2019;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

  • I.

    vast te stellen de Bomenverordening gemeente Beesel 2019;

  • II.

    in te trekken de Bomenverordening 2013, welke is vastgesteld bij besluit van de raad van 24 juni 2013.

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: -de bebouwde kom Gemeente Beesel vastgesteld in het kader van artikel 4.1 aanhef en onder a Wet natuurbescherming.

  • b.

    Beschermde houtopstand: -houtopstanden die staan vermeld op de gemeentelijke Lijst Beschermde houtopstanden.

  • c.

    beheerplan: -door college goedgekeurd plan voor beheer houtopstanden.

  • d.

    bevoegd gezag: -bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

  • e.

    bomen effect analyse: -een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand.

  • f.

    boom: -een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een stamdiameter van minimaal 13 cm gemeten op 1 m hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamdiameter van 13 cm geldt geen minimale stamdiameter bij toepasbaarheid van artikel 12 van deze verordening.

  • g.

    boomdeskundige: -een deskundige in bezit van minimaal een door een erkend instituut afgegeven certificaat European Tree Worker.

  • h.

    boomwaarde: -de monetaire of vervangingswaarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • i.

    college: -het college van burgemeester en wethouders gemeente Beesel.

  • j.

    dunning: -een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van overblijvende bomen.

  • k.

    Gemeentelijke structuur: -op Lijst Beschermde houtopstanden vermelde Landschapselementen of Laanstructuren.

  • l.

    haag/heg: -een lijnvormig Landschapselement waarbij struiken of bomen op korte afstand van elkaar in één of meerdere rijen geplant zijn. Een haag/heg wordt één of meerdere keren per jaar geschoren.

  • m.

    hakhout: -een Landschapselement van beplanting van loofhoutopstand die dicht bij de grond periodiek wordt teruggezet/gesnoeid, zodanig dat de stobben opnieuw kunnen uitlopen.

  • n.

    Herplantreserve: -geoormerkte gelden die bestemd zijn voor het herplanten van houtopstanden.

  • o.

    houtopstand: -één of meer bomen of boomvormers of andere houtachtige gewassen.

  • p.

    houtsingel: -een lijnvormig Landschapselement dat meestal bestaat uit één of meerdere rijen inheemse struiken waartussen één of meer rijen inheemse bomen staan. Een houtsingel kan ook alleen uit struik- of boomvormers bestaan.

  • q.

    houtwal: -een op een aarden wal staand lijnvormig Landschapselement dat meestal bestaat uit één of meerdere rijen inheemse struiken waartussen één of meer rijen inheemse bomen staan. Een houtwal kan ook alleen uit struik- of boomvormers bestaan.

  • r.

    kandelaberen: -het tot op de hoofdtakken snoeien van de houtopstand.

  • s.

    knotten: -het afzagen van de kroon van de houtopstand.

  • t.

    kweekgoed: -houtopstanden, gekweekt door rechtspersoon en bedoeld voor verkoop.

  • u.

    Laanstructuur: -rijbeplanting van houtopstanden in laan, onderdeel van een Gemeentelijk structuur.

  • v.

    Landschapselement: -houtopstand buiten de bebouwde kom, houtwal, houtsingel of hakhout met een minimale lengte van 10 m of een minimale oppervlakte van 50 m2, tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2. Rijbeplanting bevat niet meer dan 20 houtopstanden, gerekend over het totaal aantal rijen.

  • w.

    Limburgs erf: -Project ‘ Erven en Natuur van Stichting het Limburgs erf‘ voor uitvoer van herplant in buitengebied van gemeente Beesel.

  • x.

    Monumentale houtopstand: -houtopstand die aan de hand van door het college vastgestelde criteria is opgenomen op de Lijst Beschermde houtopstanden.

  • y.

    vellen: -rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de boomkroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen en knotten: het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • z.

    Waardevolle houtopstand: -houtopstand die aan de hand van door het college vastgestelde criteria is opgenomen op de Lijst Beschermde houtopstanden.

  • aa.

    zelfstandige eenheid houtopstanden: -houtopstanden die in ruimtelijke zin een aaneengesloten geheel vormen.

ARTIKEL 2: Lijst Beschermde houtopstanden

  • 1.

    Het college stelt een Lijst Beschermde houtopstanden vast.

  • 2.

    De Lijst Beschermde houtopstanden bevat een samenhangend geheel van te beschermen Monumentale en Waardevolle houtopstanden en Gemeentelijke structuren.

  • 3.

    De Lijst Beschermde houtopstanden kan na eerste vaststelling eenmalig na 1 jaar worden herzien en kan vervolgens een keer in de 5 jaar door het college worden herzien.

ARTIKEL 3: Velverbod Zwaar

  • 1.

    Het is verboden te vellen of te doen vellen;

    • a.

      Monumentale houtopstanden;

    • b.

      Waardevolle houtopstanden;

    • c.

      houtopstanden in Laanstructuren.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor velling van de in het eerste lid bedoelde houtopstanden verlenen, dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vorm- en knotbomen;

    • c.

      periodiek regulier onderhoud Laanstructuren;

    • d.

      houtopstanden die zijn aangelegd in het kader van ‘Limburgs Erf’.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      fruitbomen mits geen hoogstamfruitbomen;

    • b.

      windschermen om in werking zijnde boomgaarden;

    • c.

      naaldbomen, niet ouder dan 20 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:

      • 1.

        ten minste eens per 10 jaar worden geoogst;

      • 2.

        bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan 2 m, en

      • 3.

        zijn aangelegd na 1 januari 2013.

  • 5.

    Buiten de bebouwde kom geldt het in het eerste lid gestelde verbod verder niet voor houtopstanden buiten erven en tuinen, mits staand in een zelfstandige eenheid van:

    • a.

      meer dan 10 are of;

    • b.

      rijbeplanting van meer dan 20 houtopstanden gerekend over het totaal aantal rijen.

  • 6.

    Knotpopulieren, knotwilgen en hoogstamfruitbomen vallen niet onder de vrijstelling van het vijfde lid.

  • 7.

    Het bevoegd gezag kan, indien een houtopstand direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen, direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

ARTIKEL 4: Criteria verlening omgevingsvergunning artikel 3

  • 1.

    Een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 3 kan, mits alternatieven voor behoud zijn onderzocht, slechts bij uitzondering door het bevoegd gezag worden verleend indien:

    • a.

      sprake is van een Monumentale houtopstand en een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang dat opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand of;

    • b.

      sprake is van een Waardevolle houtopstand en een algemeen maatschappelijk belang of een zwaarwegend individueel belang van niet tijdelijke aard dat opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand of;

    • c.

      sprake is van een houtopstand met een minimale stamdiameter van 5 cm gemeten op 1 m hoogte, die aanwijsbaar is aangeplant als onderdeel van een Laanstructuur, mits een algemeen maatschappelijk belang of zwaarwegend individueel belang van niet tijdelijke aard opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand of sprake is van uitvoer van een beheerplan.

  • 2.

    De omgevingsvergunning voor vellen kan tevens worden verleend:

    • a.

      indien de reden voor velling een vordering tot verwijdering van de houtopstand in het kader van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is;

    • b.

      indien naar het oordeel van een boomdeskundige:

      • 1.

        de verwachte levensduur van de houtopstand minder is dan 5 jaar of;

      • 2.

        instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of ernstige schade of;

      • 3.

        sprake is van noodzakelijke maatregelen tot behoud van de houtopstand, die niet vallen onder regulier periodiek onderhoud.

ARTIKEL 5: Velverbod overig

  • 1.

    Het is verboden, onverminderd het gestelde in artikel 3 eerste lid, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen. Het gaat om de volgende houtopstanden:

    • a.

      houtopstand aangeplant op grond van artikel 10 en 11;

    • b.

      houtopstand aangelegd op grond van een overeenkomst met een publieksrechtelijk bestuursorgaan;

    • c.

      Landschapselementen die staan in Gemeentelijke structuren;

    • d.

      overige bomen in eigendom van de gemeente, met een stamdiameter van minimaal 40 cm gemeten op 1 m hoogte boven het maaiveld;

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag;

    • b.

      periodiek regulier onderhoud aan Landschapselementen;

    • c.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijkebeheermaatregel bij vorm- en knotbomen;

    • d.

      velling van houtopstanden in eigendom van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of Stichting Het Limburgs Landschap, mits in opdracht van deze organisaties;

    • e.

      dunning op basis van een beheerplan van houtopstanden in gemeentelijk eigendom die staan buiten de bebouwde kom;

    • f.

      houtopstand waar voor velling een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder b. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist;

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      fruitbomen mits geen hoogstamfruitbomen;

    • b.

      windschermen om in werking zijnde boomgaarden;

    • c.

      naaldbomen, niet ouder dan 20 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:

      • 1.

        ten minste eens per 10 jaar worden geoogst;

      • 2.

        bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan 2 m, en

      • 3.

        zijn aangelegd na 1 januari 2013.

  • 4.

    Buiten de bebouwde kom geldt het in het eerste lid gestelde verbod verder niet voor houtopstanden buiten erven en tuinen, mits staand in een zelfstandige eenheid van:

    • a.

      meer dan 10 are of;

    • b.

      rijbeplanting van meer dan 20 houtopstanden gerekend over het totaal aantal rijen.

  • 5.

    Knotpopulieren, knotwilgen en hoogstamfruitbomen vallen niet onder de vrijstelling van het vierde lid.

  • 6.

    Het bevoegd gezag kan indien een houtopstand direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt, besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen, direct in werking treedt. Het besluit wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt.

ARTIKEL 6: Criteria verlening omgevingsvergunning artikel 5

De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5 kan worden verleend, indien de belangen van behoud niet opwegen tegen één of meer van de volgende verwijderingsbelangen:

  • a.

    de reden voor velling is een vordering tot verwijdering van de houtopstand in het kader van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek;

  • b.

    naar het oordeel van een boomdeskundige:

    • 1.

      de verwachte levensduur van de houtopstand minder is dan 5 jaar of;

    • 2.

      instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of ernstige schade of;

    • 3.

      sprake is van noodzakelijke maatregelen tot behoud van de houtopstand, die niet vallen onder regulier periodiek onderhoud;

    • 4.

      sprake is van onrechtmatige hinder;

  • c.

    sprake is van algemeen maatschappelijke belangen.

ARTIKEL 7: Aanvraag

  • 1.

    De vergunning of omgevingsvergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken, onder overlegging en een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.

  • 2.

    Aanvullend op het eerste lid, kan het bevoegd gezag verzoeken tot overlegging van een bomen effect analyse opgesteld door een erkend boomdeskundige, van een compensatieplan en/of een rapportage van nader onderzoek aan de houtopstand.

  • 3.

    Bij velling van Landschapselementen vermeldt de aanvraag:

    • a.

      de vierkante meters grondoppervlakte aan te vellen houtopstanden;

    • b.

      het aantal te vellen hakhout, of bomen met een minimale stamdiameter van 13 cm gemeten op 1 m hoogte boven het maaiveld.

ARTIKEL 8: Intrekking of wijziging

De vergunning of omgevingsvergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, of omgevingsvergunning intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of omgevingsvergunning is verleend is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of omgevingsvergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet worden nagekomen;

  • d.

    indien de houder dit verzoekt.

ARTIKEL 9: Beperking geldigheidsduur

  • 1.

    De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal 3 jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt.

  • 2.

    In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één houtopstand betreft, is de omgevingsvergunning voor alle te vellen houtopstanden slechts 3 jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één houtopstand of enkele houtopstanden al geveld zijn.

ARTIKEL 10: Bijzondere voorschriften

  • 1.

    Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2.

    Indien niet ter plaatse of in de nabijheid van de kaplocatie kan worden herplant, kan tot de voorschriften behoren dat een geldelijke bijdrage ter hoogte van de boomwaarde gestort dient te worden in de Herplantreserve.

  • 3.

    In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4.

    Tot de aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd zijn.

  • 5.

    Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het vierde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 11: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2.

    Indien niet ter plaatse of in de nabijheid van de kaplocatie kan worden herplant, kan tot de voorschriften behoren dat een geldelijke bijdrage ter grootte van de boomwaarde, gestort dient te worden in de Herplantreserve.

  • 3.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een bomen effect analyse door een erkend boomdeskundige op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 5.

    Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het vierde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 12: Afstand tot de erfgrenslijn

  • 1.

    De afstand, als bedoeld in artikel 5:42 tweede lid Burgerlijk Wetboek gemeten vanaf het hart van de stam, is vastgesteld op 50 cm voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

  • 2.

    Voor houtopstanden in gemeentelijk eigendom en particuliere Beschermde houtopstanden die voor inwerkingtreding van de verordening zijn aangeplant, is deze afstand vastgesteld op nihil.

ARTIKEL 13: Bestrijding van ziekten

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders, is de rechthebbende - indien hij daartoe door het college is aangeschreven - verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college gevelde houtopstand of delen daarvan voor handen of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende ziekte kan verspreiden.

  • 3.

    Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens het college kunnen worden verricht.

ARTIKEL 14: Bescherming gemeentelijke houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden om houtopstand, die eigendom van gemeente Beesel is, te beschadigen, te bekladden, te vellen of te beplakken, daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door of namens ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2.

    Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een houtopstand in eigendom van gemeente Beesel aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college.

ARTIKEL 15: Strafbepaling

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met artikel 13 of 14, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Bij de eis tot strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

ARTIKEL 16: Toezicht en opsporing

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

  • 2.

    Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.

ARTIKEL 17: Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Bomenverordening gemeente Beesel 2019’.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking.

  • 3.

    Op datzelfde tijdstip vervalt Bomenverordening 2013.

ARTIKEL 18: Overgangsbepaling

  • 1.

    De vergunningen of omgevingsvergunningen die verleend zijn krachtens de in artikel 17 genoemde verordening, blijven van kracht tot de tijd waarvoor zij verleend werden, verstreken is, of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen voor een vergunning of omgevingsvergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop deze verordening in werking is getreden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van d.d. 25 maart 2019.

de griffier,

E. Apeldoorn-Feijts

de voorzitter,

P. Dassen-Housen