Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie 2019

Geldend van 02-04-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 12-02-2019

Intitulé

Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Best;

  • b.

    kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het basis onderwijs voor die kinderopvang begint;

  • c.

    ouder: ouders, gescheiden ouders, gescheiden co-ouderschap, pleegouders, verzorgers, waarvoor definities worden gehanteerd conform de Wko;

  • d.

    sociaal medische indicatie kinderopvang: kinderopvang waarvan de vergoeding wordt toegekend op grond van sociaal-medische factoren en waarvoor er geen recht bestaat op kinderbijslag;

  • e.

    Wko: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.  

    Artikel 2 Doelgroep en indicatie

     

  • 1.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing op een ouder en het kind die volgens de gemeentelijke basisadministratie woonachtig zijn in de gemeente Best, en:

    • -

      waarvan de ouder en/of het kind behoort tot de categorie personen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking en dat op basis van een objectieve verklaring is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken,

      of

    • -

      ten aanzien van wie uit de objectieve verklaring blijkt dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

  • 2.

    De ouder dient een verklaring van het consultatiebureau, het ondersteuningsteam Best (OTB) of van een instelling voor AWBZ-zorg te overleggen.

  • 3.

    De verklaring bevat in ieder geval een gemotiveerde omschrijving van:

    • -

      voor wie deze verklaring geldt;

    • -

      de redenen voor de noodzaak van kinderopvang;

    • -

      of er een voorliggende voorziening is;

    • -

      de soort opvang;

    • -

      de omvang per dag van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht;

    • -

      de duur van de opvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht. 

      Artikel 3 Voorwaarden en weigeringsgronden

       

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt niet toegekend als het kind de leeftijd van vier jaar heeft bereikt.

  • 2.

    De kinderopvang waar het kind geplaatst wordt moet geregistreerd staan in het landelijk register kinderopvang.

  • 3.

    Een tegemoetkoming wordt niet afgegeven indien er sprake is van een adequate voorliggende voorziening.

  • 4.

    Voorliggende voorzieningen kunnen zijn:

  • -

    een adequate (opvang)voorziening in niet professionele zin (eigen netwerk, eigen kracht initiatieven, etc.);

  • -

    een adequate (opvang)voorziening in professionele zin (Wko, peuterspeelzaal, een AWBZ voorziening, een WMO voorziening, een voorziening in het kader van het persoonsgebonden budget, Medisch Kinderdagverblijf, etc.). 

    Artikel 4 Aanvraag en ingangsdatum

     

  • .

  • 1.

    De aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    De aanvraag wordt ingediend met een daartoe, door het college vastgesteld, aanvraagformulier.

  • 3.

    De tegemoetkoming wordt toegekend met ingang van de datum, waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen. Als nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming toegekend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.   

    Artikel 5 Hoogte tegemoetkoming en betaling

     

  • 1.

    Op de hoogte van de tegemoetkoming wordt de eigen bijdrage in mindering gebracht.

  • 2.

    De hoogte van de eigen bijdrage wordt bepaald aan de hand van de kinderopvangtoeslagtabel van de belastingdienst.

  • 3.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor deze eigen bijdrage. Ook niet als er sprake is van een inkomen op bijstandsniveau. 

    Artikel 6 Frequentie en duur

     

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt beperkt tot vier dagdelen kinderopvang per week.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt vastgesteld voor maximaal 6 maanden.

  • 3.

    Verlenging van de tegemoetkoming met maximaal 3 maanden vindt plaats als dat noodzakelijk blijkt op basis van het behandelplan van de hulpverlener en als de ouder aantoonbaar voldoende heeft meegewerkt aan het plan van aanpak.

  • 4.

    Alleen indien een nieuwe, andere oorzaak die ten grondslag ligt aan de noodzaak voor kinderopvang dan de oorzaak voor de eerder vastgestelde noodzaak, kan nogmaals een tegemoetkoming worden verstrekt voor maximaal zes maanden, met een verlenging van ten hoogste drie maanden. 

    Artikel 7 Betaling tegemoetkoming

     

    De tegemoetkoming wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald aan de ouder of aan de kinderopvangorganisatie, op basis van een door de ouder afgegeven machtiging.

     

    Artikel 8 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

     

  • 1.

    De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2.

    Het college stelt de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag vast op voorschotbasis.

  • 3.

    De definitieve vaststelling van de tegemoetkoming vindt plaats het overleggen van het toetsingsinkomen over het betreffende kalenderjaar en de jaaropgave van de kinderopvangorganisatie over het betreffende kalenderjaar.

  • 4.

    Gemaakte kosten dienen binnen 3 maanden na factuurdatum te worden gedeclareerd, anders wordt aangenomen dat de tegemoetkoming hierin niet noodzakelijk is.  

    Artikel 9 Verrekening met de betalingen

     

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen acht weken betaald, onder verrekening van de reeds betaalde tegemoetkomingen.

  • 2.

    Teveel betaalde tegemoetkomingen worden zo mogelijk verrekend met lopende tegemoetkomingen dan wel teruggevorderd. 

    Artikel 10 Inlichtingenplicht

     

  • 1.

    De ouder stelt het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging in kennis van elke wijziging van inkomsten die van invloed is op de hoogte van de tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn. 

    Artikel 11 Herziening en intrekking

     

    Het college herziet het recht op tegemoetkoming of trekt dit in:

  • a.

    als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld artikel 10 geleid heeft tot een ten onrechte of te hoog verstrekte tegemoetkoming;

  • b.

    als anderszins een tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekt is.

  • c.

    Als er sprake is van onvoldoende medewerking, waardoor het recht niet kan worden vastgesteld.

  • .

 

Artikel 12 Terugvordering

 

Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 11 genomen heeft, vordert het college de ten onrechte of te hoog verstrekte tegemoetkoming terug.

 

Artikel 13 Hardheidsclausule en slotbepalingen

 

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van hetgeen in deze beleidsregels is bepaald, indien toepassing van de regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking één dag na bekendmaking van de regeling en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie’.  

    Toelichting

    Bij de invoering van de Wet kinderopvang is artikel 23 niet in werking getreden. Dit artikel zou er voor zorgen dat mensen met een sociaal medische problematiek ook onder de werking van de Wet kinderopvang zouden vallen. Op dit moment is artikel 23 nog altijd niet in werking en het is ook niet de verwachting dat dit nog gaat gebeuren. Omdat de groep die op sociaal medische redenen kinderopvang nodig heeft toch vaak een kwetsbare groep is, heeft het college de bevoegdheid om met deze beleidsregels de lacune in de wet opvullen. Het college maakt van deze bevoegdheid gebruik door het vaststellen van de ‘Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang sociaal medische indicatie’.

     

    Artikel 1 Begripsbepalingen

    Dit artikel behoeft geen toelichting

     

    Artikel 2 Doelgroep en indicatie

    Wanneer een ouder of één van de ouders niet werkt of een traject naar werk volgt dan valt het gezin niet onder de Wet kinderopvang en komt dit gezin niet in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag. Toch kan het soms in het belang van de ouders of van het kind zijn om gebruik te maken van kinderopvang. De tegemoetkoming maakt de financiering van deze kinderopvang mogelijk. De problematiek kan zowel bij de ouder als het kind aanwezig zijn. De problematiek dient van lichamelijke, verstandelijke of psychische aard te zijn en dusdanig dat deze problematiek kinderopvang noodzakelijk maakt. Denk bijvoorbeeld aan ziekenhuisopname van een ouder. Daarnaast is een tegemoetkoming mogelijk als kinderopvang een aanwezige of dreigende beperking of belemmering in de ontwikkeling van kinderen kan opheffen of verminderen. Deze doelgroep omvat niet alleen uitkeringsgerechtigden, maar ook personen die een hoger inkomen hebben of een partner met inkomsten.

     

    Het college neemt een besluit over de noodzaak van kinderopvang op basis van een gemotiveerd advies van het consultatiebureau, het bureau jeugdzorg of van een instelling voor AWBZ-zorg, allen zijnde onafhankelijke deskundigen.

     

    Artikel 3 Voorwaarden en weigeringsgronden

    De tegemoetkoming geldt alleen voor kinderen tot 4 jaar. De gedachte hierachter is dat kinderen die naar school gaan geen aanvullende opvang meer nodig zouden moeten hebben. Er is tijdens de schooltijden voldoende gelegenheid voor de ouders om te werken aan een oplossing voor het achterliggende probleem.

     

    Uitgangspunt is dat de oorzaak voor de noodzaak van opvang wordt aangepakt. Daartoe wordt aan de tegemoetkoming de verplichting verbonden dat de ouder hulpverlening accepteert en werkt aan een plan van aanpak samen met een hulpverlener. Met deze voorwaarde wordt er voor gezorgd voor dat de opvang daadwerkelijk een tijdelijke oplossing is en dat ondertussen gewerkt wordt aan een oplossing voor het achterliggende probleem.

     

    Om zeker te zijn van verantwoorde kinderopvang kan er alleen gebruik gemaakt worden van kindercentra of gastouderopvang die vermeld staan in het Landelijk register kinderopvang.

     

    Geen tegemoetkoming bestaat indien en voor zover er een voorliggende voorziening is, die passend en toereikend is. Elke wet of regeling is een voorliggende voorziening indien aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang gedaan kan worden op grond van die wet, of regeling. Als voorliggende voorziening wordt eveneens gezien de aanwezigheid van een alternatief waardoor het probleem dat de reden is om een gemeentelijke tegemoetkoming aan te vragen, in voldoende mate verholpen kan worden. Die aanspraak gaat dan voor op de aanspraak op basis van de aanwezigheid van een sociaal medische indicatie. De Wko is bijvoorbeeld als hogere regeling voorliggend aan de gemeentelijke tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie. Tot een voorliggende voorziening worden, naast de wet, in elk geval gerekend: de Algemene wet bijzondere ziektekosten, Wet maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg, persoonsgebonden budget, een bijdrage van de werkgever of een peuterspeelzaal, indien het aantal uren in de verklaring overeenkomt met de peuterspeelzaaluren.

     

    Artikel 4 Aanvraag en ingangsdatum

    Dit artikel behoeft geen toelichting.

     

    Artikel 5 Hoogte tegemoetkoming en betaling

    In de Wko is geregeld dat ouders die aanspraak hebben op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Ouders met een inkomen op minimum niveau ontvangen een tegemoetkoming die vrijwel alle kosten dekt.

    Om de eigen bijdrage vast te stellen wordt aangesloten bij de systematiek die de belastingdienst hanteert bij het vaststellen van de kinderopvangtoeslag.

    Dit betekent ook dat er geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de te betalen eigen bijdrage, ook niet als er sprake is van een inkomen op bijstandsniveau.

    Het is al enige jaren de bedoeling dat de kinderopvangtoeslag wordt overgeheveld naar DUO. Deze gaat de eigen bijdrage hanteren gebaseerd op het toetsingsinkomen van 2 kalenderjaren terug. Zo deze wijziging doorzet zal ambtshalve de berekeningswijze van DUO worden gehanteerd.

     

    Artikel 6 Frequentie en duur

    Om te voorkomen dat de voorziening wordt beschouwd als een structurele opvangvoorziening wordt de tegemoetkoming beperkt tot vier dagdelen kinderopvang per week.

     

    Artikel 7 Betaling tegemoetkoming

    De tegemoetkoming wordt betaald in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de ouder recht heeft, wordt gedeeld in gelijke delen. De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

     

    Artikel 8 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

    Uiterlijk drie maanden na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend, dient de ouder (eventueel door tussenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau) een overzicht van de feitelijke kosten in te leveren. Vervolgens zal het college binnen acht weken na ontvangst van het overzicht de tegemoetkoming definitief vaststellen.

     

    Artikel 9 Verrekening met de betalingen

    Dit artikel behoeft geen toelichting.

     

    Artikel 10 Inlichtingenplicht

    In dit artikel is voor de vaststelling en verstrekking van een tegemoetkoming een inlichtingenplicht opgenomen voor de ontvanger van de tegemoetkoming. Zie voor de specifieke (uiteenlopende) gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting de artikelen 11 en 12 van deze beleidsregel.

     

    Artikel 11 Herziening en intrekking

    Dit artikel behoeft geen toelichting.

     

    Artikel 12 Terugvordering

    Het college kan per individuele situatie op grond van de reden van ten onrechte verstrekte tegemoetkoming, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde besluiten al dan niet tot terugvordering over te gaan. Indien tot terugvordering besloten wordt, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid een zorgvuldig onderzoek en rapportage alsmede een beschikking die specifiek gemotiveerd is.

     

    Artikel 13 Hardheidsclausule en slotbepalingen

    Dit artikel behoeft geen toelichting.

      

    Best, 12 februari 2019

       

  • Burgemeester en wethouders van Best,

     

    • H. Ubachs

      Burgemeester

      C. Noordman

      secretaris