Nadere regels MKB Innovatiestimulering Topsectoren Flevoland

Geldend van 08-04-2024 t/m heden

Intitulé

Nadere regels MKB Innovatiestimulering Topsectoren Flevoland

Gedeputeerde Staten maken, gelet op het bepaalde in artikel 136 eerste lid van de Provinciewet, bekend dat zij bij besluit van 19 maart 2019, nummer 2385562 hebben vastgesteld de:

Nadere regels MKB Innovatiestimulering Topsectoren Flevoland

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

Overwegende dat:

de 12 Nederlandse provincies, in landsdelig verband, op 11 december 2014 een Samenwerkingsagenda hebben ondertekend met de minister van Economische Zaken en vertegenwoordigers van de nationale topsectoren en MKB-Nederland, waarin onder andere is afgesproken om te komen tot stroomlijning van het financiële instrumentarium om innovatie bij het MKB te stimuleren en deze afspraken opnieuw zijn vastgelegd in de MKB-samenwerkingsagenda 2018-2019 op 29 juni 2018;

het Rijk middelen beschikbaar heeft gesteld voor een aantal gestandaardiseerde MKB-instrumenten die in alle regio’s van Nederland worden uitgevoerd;

de Algemene Subsidieverordening Flevoland 2023 een procedureel kader geeft voor subsidiering van activiteiten die passen in het provinciaal beleid;

in deze Algemene Subsidieverordening Flevoland 2023 aan Gedeputeerde Staten de bevoegdheid is toegekend om nadere regels vast te stellen die onder meer betrekking hebben op subsidiecriteria;

ter rechtvaardiging van deze subsidie daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing worden geacht: de artikelen 25 en 28 van verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014 laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/1315 van de Commissie van 23 juni 2023 (Algemene Groepsvrijstellingsverordening, hierna: AGVV).

Gelet op het bepaalde in artikel 4, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening Flevoland 2023,

Besluiten:

Vast te stellen de volgende nadere regels:

Nadere regels MKB Innovatiestimulering Topsectoren Flevoland

1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

    arm's length-voorwaarden: de voorwaarden van de transactie tussen de contractspartijen die niet afwijken van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, en die geen enkele vorm van heimelijke instandhouding behelzen. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en niet-discriminerende procedure wordt geacht te voldoen aan het arm's length-beginsel;

  • c.

    ASF 2023: de Algemene Subsidieverordening Flevoland 2023;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    cross-over: samenwerkingsverbanden tussen partijen uit verschillende technologiedomeinen, waarin innovatieve producten en diensten worden ontwikkeld;

  • f.

    experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten; dit kan activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele ontwikkeling, de planning en documenteren van alternatieve producten, procedés of diensten.

    Experimentele ontwikkeling kan prototyping, demonstraties, pilotontwikkeling, testen en validatie omvatten van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, met als hoofddoel verdere technische verbeteringen aan te brengen aan producten, procedés of diensten die niet grotendeels vaststaan. Dit kan de ontwikkeling omvatten van een commercieel bruikbaar prototype of pilot die noodzakelijkerwijs het commerciële eindproduct is en die te duur is om te produceren alleen met het oog op het gebruik voor demonstratie- en validatie doeleinden.

    Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.

  • g.

    haalbaarheidsproject: onderzoek naar en de analyse van het potentieel van nieuwe of het aanmerkelijk vernieuwen van producten, procedés of diensten, inclusief trial and error onderzoek, (het onderzoek doen naar en uitvoeren van testen om antwoord te krijgen op technische haalbaarheidsvragen), met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn

  • h.

    industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren; het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie;

  • i.

    innovatie: technologisch nieuw product, productieproces of dienst of wezenlijk nieuwe toepassing van een bestaand product, productieproces of dienst;

  • j.

    Nieuwe en innovatieve technologie: een ten opzichte van de huidige stand van de techniek nieuwe en nog niet bewezen technologie, die een risico op technologische of industriële mislukking inhoudt en geen optimalisatie of opschaling is van een bestaande technologie;

  • k.

    innovatieprogramma’s Topsectoren: thema’s zoals omschreven in de programma’s, agenda’s of plannen als bedoeld in artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV- subsidies voor de topsectoren, te vinden in de bij deze nadere regels behorende bijlage 1.

  • l.

    KIA: Kennis- en Innovatieagenda, waarbij voor deze regeling de volgende KIA’s van toepassing zijn:

    • Klimaat en Energie (IKIA)

    • Circulaire Economie

    • Landbouw, Water, Voedsel

    • Gezondheid & Zorg

    • Veiligheid

    • Sleuteltechnologieën

    • Digitalisering

    • Maatschappelijk Verdienvermogen

  • m.

    MIT-haalbaarheidsproject: een project ten behoeve van een innovatie dat bestaat uit een haalbaarheidsstudie of een combinatie van een haalbaarheidsstudie en experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek;

  • n.

    MIT-R&D-samenwerkingsproject: project, bestaande uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan, in daadwerkelijke samenwerkingen voor gezamenlijke rekening en risico uitgevoerd door een MIT-R&D-samenwerkingsverband;

  • o.

    MIT-R&D-samenwerkingsverband (samenwerkingsverband): verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden MKB-ondernemingen, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een R&D-samenwerkingsproject;

  • p.

    kennisinstelling:

    • 1.

      onder a, b, c, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder j van de bijlage bij die wet bedoeld academisch ziekenhuis en Nyenrode Business Universiteit;

    • 2.

      andere dan onder 1. bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;

    • 3.

      een geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:

      • a.

        openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld onder 1.;

      • b.

        onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

    • 4.

      een rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder 1., 2. of 3. direct of indirect:

      • a.

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft;

      • b.

        volledig aansprakelijk vennoot is; of,

      • c.

        overwegende zeggenschap heeft;

    • 5.

      een onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft om via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld onder 1. tot en met 4.;

  • q.

    MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28 van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • r.

    project: activiteit of samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in tijd en gericht op een specifiek eindresultaat;

  • s.

    projectsubsidie: subsidie voor een project in de vorm van een eenmalige aanspraak op financiële middelen;

  • t.

    topsectoren: sectoren uit het landelijke Topsectorenbeleid waar Flevoland op wil excelleren;

  • u.

    vestiging: vestiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j van de Handelsregisterwet 2007.

  • v.

    directe loonkosten: het totaal van het bruto loon volgens de loonstaat, de vakantie-uitkering, de niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering of 13e maand, de werkgeverslasten en de overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen, van de werknemers die deelnemen aan het project.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze nadere regels kan worden verstrekt aan MKB-ondernemingen die op het moment van aanvragen en gedurende de gehele looptijd van het project een vestiging hebben in de provincie Flevoland en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

Artikel 1.3 Openstelling

  • 1. Op grond van deze nadere regels kan alleen een subsidieaanvraag worden ingediend wanneer Gedeputeerde Staten van Flevoland een openstellingsbesluit vaststellen.

  • 2. Gedeputeerde Staten van Flevoland stellen per openstellingsbesluit vast:

    • a.

      één of meer subsidieplafonds;

    • b.

      Één of meer KIA’s en de daar bijbehorende missies of sleuteltechnologieën of bepaalde delen daarvan;

    • c.

      per plafond een periode waarbinnen een subsidieaanvraag moet zijn ontvangen.

Artikel 1.4 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze nadere regels projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie op grond van deze nadere regels wordt geweigerd indien:

  • 1.

    het aangevraagde subsidiebedrag lager is dan € 2.500;

  • 2.

    gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit in strijd met de wet, het algemeen belang of openbare orde;

  • 3.

    ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan voor ontvangst van de aanvraag;

  • 4.

    ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, uitstaat;

  • 5.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, is;

  • 6.

    aan aanvrager voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds subsidie is verstrekt op grond van deze nadere regels of soortgelijke regels bij andere provincies of het Rijk rondom de MIT;

  • 7.

    het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

  • 8.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • 9.

    de onderneming de subsidie wil aanwenden voor een project waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een dergelijk project.

Artikel 1.6 Vereisten algemeen

  • 1. Om voor subsidie op grond van deze nadere regels in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de aanvrager is een MKB-onderneming die is gevestigd in Flevoland en de te subsidiëren activiteiten dienen ten goede te komen aan de vestiging in de provincie Flevoland;

    • b.

      het project dan wel het te ontwikkelen innovatief product, productieproces of dienst maakt onderdeel uit van dan wel is gericht op:

      • 1.

        de KIA’s als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid sub b.; of

      • 2.

        crossovers van een of meerdere KIA’s als bedoeld onder 1.

    • c.

      het project past binnen een of meerdere thema’s uit de missies en sleuteltechnologieën als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid sub b;

    • d.

      de aanvraag betreft een eenmalig project;

    • e.

      de aanvraag betreft niet de reguliere bedrijfsvoering van de aanvrager.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend via de website van provincie Flevoland. De aanvrager maakt voor het indienen van de aanvraag gebruik van het format projectplan voor MIT- haalbaarheidsprojecten of MIT R&D samenwerkingsprojecten, dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en te vinden is op de website van de provincie Flevoland. De aanvrager verschaft alle informatie, die in dit formulier wordt gevraagd.

Artikel 1.7 Berekeningswijze subsidiabele kosten

  • 1. Wanneer de subsidieontvanger bij het bepalen van de subsidiabele kosten werkt met vaste uurtarieven kan hij – gelet op het bepaalde in artikel 31 van de Algemene Subsidieverordening Flevoland 2023 dat hij inzichtelijk dient te maken hoe de uurtarieven tot stand komen - gebruik maken van een van de volgende systematieken:

    • a.

      de loonkosten plus opslag, waarbij voor de berekening van de loonkosten de volgende formule wordt gehanteerd: directe loonkosten per jaar delen door 1.600 uren per fulltime medewerker, vermeerderd met maximaal 40% als vergoeding voor de indirecte kosten;

    • b.

      het hanteren van een forfaitair vastgesteld uurtarief.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 31, eerste lid sub a van de Algemene Subsidieverordening Flevoland 2023 bedraagt het forfaitair vastgesteld uurtarief € 60 per uur.

  • 3. Het forfaitair vastgesteld uurtarief, bedoeld in het vorige lid, wordt gehanteerd voor alle direct bij de subsidiabele activiteit betrokken personen en omvat zowel directe arbeids- en loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 9 van de Algemene Subsidieverordening Flevoland 2023 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor de startdatum van het project;

  • b.

    kosten van gerechtelijke procedures, boetes of sancties.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:

    • a.

      subsidieaanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier;

    • b.

      een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

  • 2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien die voor het einde van de periode als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid sub c is ontvangen.

  • 3. Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluiting van de openstellingsperiode alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

Artikel 1.10 Verantwoording

[vervallen]

2. MIT- HAALBAARHEIDSPROJECT

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor projecten gericht op het uitvoeren van een MIT-haalbaarheidsproject passend bij ten minste één KIA’s en de daar bijbehorende missies of sleuteltechnologieën of bepaalde delen daarvan, als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid sub b., al dan niet in combinatie met een andere KIA.

Artikel 2.2 Vereisten MIT-haalbaarheidsproject

  • 1. Onverminderd artikel 1.6, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project bestaat voor:

      • 1.

        tenminste 60 % uit haalbaarheidsstudie;

      • 2.

        ten hoogste 40 % uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling.

        Deze verdeling wordt vastgesteld aan de hand van de uitsplitsing van de subsidiabele kosten;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd ter voorbereiding van de ontwikkeling van een innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst;

    • c.

      het te ontwikkelen innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst waarop het project betrekking heeft, is in technische of financiële zin voldoende risicovol om het project te rechtvaardigen;

    • d.

      het project geeft voldoende inzicht in het economisch perspectief en de uitvoerbaarheid van het te ontwikkelen innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten uit artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een MKB-onderneming die is gevestigd in Flevoland en waarbij de te subsidiëren activiteiten dienen ten goede te komen van de vestiging in de provincie Flevoland.

  • b.

    de aanvraag wordt als volgt beoordeeld:

    Scoretabel 1

    Criterium

    Punten

    Score

    i. De subsidiabele activiteit is innovatief, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat

    • a.

      de innovatie uniek is voor Nederland.

    Matig (1), voldoende (6), goed (10)

     
    • b.

      de innovatie zich onderscheidt ten opzichte van internationale ontwikkelingen of alternatieven.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • c.

      de innovatie een technologisch of organisatorisch risico met zich meebrengt om het project als innovatie te rechtvaardigen.

    Matig (1), voldoende (6), goed (10)

     

    ii. De subsidiabele activiteit heeft economisch perspectief, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

    • d.

      de innovatie marktperspectief heeft.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • e.

      het beoogde verdienmodel haalbaar is.

    Matig (1), voldoende (6), goed (10)

     
    • f.

      het intellectueel eigendom beschermd kan worden.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • g.

      De aanvrager kan aantonen dat hij een marktbenadering kan uitvoeren

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     

    iii. De subsidiabele activiteit is technisch-financieel uitvoerbaar, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

    • h.

      de subsidiabele activiteit binnen de in artikel 2.7 gestelde termijn gerealiseerd kan worden.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • i.

      de uitvoerders vakbekwaam zijn om de subsidiabele activiteit uit te voeren.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • j.

      de risico's voor de uitvoering en bijbehorende beheersmaatregelen zijn uitgewerkt.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • k.

      de subsidiabele activiteit binnen het budget kan worden uitgevoerd.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • l.

      de aanvrager in aanvulling op de subsidie de beschikking heeft over de financiële middelen voor de subsidiabele activiteit.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
  • c.

    de subsidiabele activiteit moet een score van ten minste 45 punten behalen;

  • d.

    voor elk criterium, genoemd onder sub b onder i, ii, of iii moet een score van minimaal 15 punten worden behaald;

  • e.

    de subsidie voldoet aan hoofdstuk I en artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.4 Subsidiabele kosten

  • 1. Indien de subsidie betrekking heeft op experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek, zijn de volgende kosten subsidiabel:

    • a.

      personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en voor zolang zij voor het onderzoeksproject worden gebruikt. Indien deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het onderzoeksproject worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkend boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

    • c.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede . kosten voor onafhankelijke consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • d.

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

    • e.

      Met betrekking tot de haalbaarheidsstudie zijn enkel de kosten van de studie subsidiabel.

Artikel 2.5 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.1 bedraagt 40% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 20.000 per aanvraag.

  • 2. Het percentage bedoeld in het voorgaande lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun, aan subsidieontvanger niet meer bedragen dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

Artikel 2.6 Verdeelcriteria

  • 1. Het subsidieplafond, als bedoeld in artikel 1.3 tweede lid, wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd hoofdstuk 4 van de Algemene Subsidieverordening Flevoland 2023 heeft de subsidieontvanger ten aanzien van de subsidie, bedoeld in artikel 2.1 in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project wordt uiterlijk vier maanden na de beschikking tot subsidieverlening gestart;

  • b.

    het project wordt uiterlijk 12 maanden na de start van het project gerealiseerd.

Artikel 2.8 Vaststelling

  • 1. De subsidie wordt direct vastgesteld en in één keer uitbetaald.

  • 2. De beschikking tot subsidievaststelling vermeldt de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en de wijze waarop de aanvrager moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen en resultaten.

3. R&D SAMENWERKINGSPROJECT

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor projecten gericht op het uitvoeren van een MIT-R&D-samenwerkingsproject passend bij ten minste één KIA’s en de daar bijbehorende missies of sleuteltechnologieën of bepaalde delen daarvan, als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid sub b., al dan niet in combinatie met een andere KIA.

Artikel 3.2 Vereisten

  • 1. Onverminderd artikel 1.6, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      aanvrager neemt deel aan een samenwerkingsverband van ten minste twee MKB-ondernemingen;

    • b.

      het samenwerkingsverband, bedoeld onder a, is opgericht ten behoeve van de uitvoering van het project;

    • c.

      het samenwerkingsverband, bedoeld onder a, heeft geen rechtspersoonlijkheid;

    • d.

      het project draagt de instemming van alle deelnemers aan het samenwerkingsverband;

    • e.

      deelnemers aan het samenwerkingsverband zijn niet anderszins met elkaar verbonden dan in het samenwerkingsverband;

    • f.

      geen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband, bedoeld onder a, neemt meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor zijn rekening;

    • g.

      ten minste 50% van de subsidiabele kosten van het project worden gedragen door MKB-ondernemers die zijn gevestigd in Provincie Flevoland;

    • h.

      het project is gericht op industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;

    • i.

      het project draagt bij aan het creëren van economische waarde voor:

      • 1.

        de deelnemers in het samenwerkingsverband; of,

      • 2.

        de topclusters en topsectoren; of,

      • 3.

        de Flevolandse economie.

    • j.

      het samenwerkingsverband, bedoeld onder a, is voldoende toegerust voor het uitvoeren van het project blijkens:

      • 1.

        complementariteit van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

      • 2.

        capaciteiten van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

      • 3.

        de kwaliteit van de projectorganisatie.

    • k.

      het project draagt bij aan:

      • 1.

        vernieuwing van producten, processen of diensten; of,

      • 2.

        wezenlijke nieuwe toepassing van bestaande producten, processen of diensten;

    • l.

      het project scoort tenminste 60 punten op de verdeelcriteria als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1, in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten uit artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.3 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 de kosten in aanmerking genoemd in artikel 25, derde lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.4 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.1 bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 350.000 per R&D-samenwerkingsproject.

  • 2. Het percentage, bedoeld in het voorgaande lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun, aan subsidieontvanger niet meer bedragen dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

  • 3. De totale subsidie wordt niet verstrekt, indien toepassing van de voorgaande leden tot gevolg heeft dat:

    • a.

      het subsidiebedrag lager zou zijn dan € 50.000; of,

    • b.

      het deel van de subsidie dat aan een deelnemer van het samenwerkingsverband toekomt meer bedraagt dan:

      • 1.

        € 100.000 indien het subsidiebedrag maximaal € 200.000 is; of

      • 2.

        meer bedraagt dan € 175.000 indien het subsidiebedrag hoger dan € 200.000 is.

    • c.

      indien een MKB-ondernemer in het MIT-R&D-samenwerkingsverband ten behoeve van hetzelfde MIT-R&D-samenwerkingsproject reeds subsidie heeft aangevraagd of ontvangen. Subsidie wordt voorts geweigerd indien een MKB-ondernemer in het MIT-R&D-samenwerkingsverband binnen het ten tijde van de aanvraag geldende subsidieplafond reeds subsidie heeft ontvangen;

    • d.

      voor zover door verstrekking van subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden, wordt de subsidie geheel geweigerd;

Artikel 3.5 Verdeelcriteria

  • 1. Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de beoordeling van de aanvraag.

  • 2. De aanvraag wordt beoordeeld op basis van de volgende criteria:

    Scoretabel 2

    Criterium

    Punten

    Score

    i. De mate waarin technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, productieproces of dienst wordt verwacht, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat

    • a.

      de innovatie uniek is voor Nederland.

    Matig (1), voldoende (5), goed (10)

     
    • b.

      de innovatie zich onderscheidt ten opzichte van internationale ontwikkelingen of alternatieven.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • c.

      de innovatie een technologisch of organisatorisch risico met zich meebrengt om het project als innovatie te rechtvaardigen.

    Matig (1), voldoende (5), goed (10)

     

    ii. de mate waarin economische waarde wordt gecreëerd voor de deelnemers van het samenwerkingsverband, de topclusters / topsectoren en/of de Flevolandse economie, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

    • d.

      de innovatie marktperspectief heeft.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • e.

      het beoogde verdienmodel haalbaar is.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • f.

      het intellectueel eigendom beschermd kan worden.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • g.

      de aanvrager kan aantonen dat hij een marktbenadering kan uitvoeren.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • h.

      wat de effecten zijn voor de belanghebbenden, als bedoeld onder artikel 3.2 sub i.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     

    iii. de mate van kwaliteit van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onder a, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat sprake is van:

    • i.

      kennis en ervaring van de samenwerkingspartners en de mate waarin de samenwerkingspartners elkaar aanvullen

    Matig (1), voldoende (5), goed (10)

     
    • j.

      de resources en capaciteiten van de samenwerkingspartners

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • k.

      de kwaliteit van de projectorganisatie.

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • l.

      of en hoe er afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de resultaten van het project over de samenwerkingspartners en; of en hoe er afspraken zijn gemaakt over het intellectueel eigendom die uit het project voortkomt

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     

    iv. de mate waarin het project in de markt tot maatschappelijk impact gaat leiden, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat:

    • m.

      wat de omschrijving van de impact is: wat is de uitkomst/impact van het project? Zitten er ook (negatieve) neveneffecten bij? Hoe belangrijk is deze maatschappelijk impact en waarom?

    Matig (1), voldoende (5), goed (10)

     
    • n.

      wat de omschrijving van wie de maatschappelijke impact gaat merken is:

      Wie voelen de impact van dit project (zowel positief als eventuele (negatieve) neveneffecten)?

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • o.

      wat de meetbare omschrijving van de impact is: wat levert het van maatschappelijke impact op? Per wanneer is dit inzichtelijk (direct, na een poos)? Hoe lang werk dit door (tijdelijk, lange tijd, blijvend)?

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
    • p.

      wat de omschrijving is van de noodzakelijke contributie en risico: wat deze impact sowieso al gerealiseerd als dit project er niet was geweest? Wat is de essentiële bijdrage van dit project? Wat is het risico voor de maatschappij als dit project deze bijdrage niet levert?

    Matig (1), voldoende (3), goed (5)

     
  • 3. Subsidieaanvragen die voor enig criterium, genoemd in het tweede lid, sub I, II, III en IV minder dan 15 punten scoren en die op basis van de criteria genoemd in het tweede lid in totaal minder dan 60 punten scoren worden niet in de prioriteitsvolgorde meegenomen en worden afgewezen.

  • 4. Indien na toepassing van het eerste lid, en artikel 3.2, onder j, blijkt dat de binnen de periode als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid sub c ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, zoals bedoeld in artikel 1.3 tweede lid, te boven gaan, worden de aanvragen gerangschikt op volgorde van puntenaantal waarbij de aanvraag met de meeste punten bovenaan eindigt.

  • 5. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat meer dan 50% van het subsidieplafond wordt verstrekt aan aanvragen met een subsidiehoogte van € 200.000 tot en met € 350.000, wordt subsidie niet verstrekt aan aanvragen die het maximum van 50% van het subsidieplafond overschrijden.

  • 6. Indien toepassing van het tweede lid, ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 3.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd hoofdstuk 4 van de Algemene Subsidieverordening Flevoland 2023 heeft de subsidieontvanger ten aanzien van de subsidie, bedoeld in artikel 3.1 in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • 1.

    Het project wordt uiterlijk zes maanden na het indienen van de volledige aanvraag gestart.

  • 2.

    Het project wordt uiterlijk 24 maanden na de start van het project gerealiseerd.

  • 3.

    De subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 4.

    De subsidieontvanger houdt een administratie bij van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 3.7 Bevoorschotting

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken voor subsidies een voorschot van ten hoogste 75% op het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3. Gedeputeerde staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte van de termijnen en de tijdstippen van betaling in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

  • 4. De bevoorschotting als bedoeld in de voorgaande leden, geschiedt ambtshalve en gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 3.8 Vaststelling

Uiterlijk 13 weken na realisatie van het project wordt een verzoek tot subsidievaststelling ingediend conform hoofdstuk 5 van de ASF 2023.

4. Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking met ingang van 1 april 2019 en vervallen met ingang van een door Gedeputeerde Staten vast te stellen datum.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels MKB Innovatiestimulering Topsectoren Flevoland

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Flevoland van 19 maart 2019.

de secretaris, de voorzitter,

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Flevoland

Bijlage 1: Toelichting missies en sleuteltechnologieën

Bijlage 3.4.1. behorende bij artikelen 3.3.2, eerste lid, en 3.4.2, eerste lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

1. Klimaat en Energie

Projecten dienen bij te dragen aan het pad naar een klimaatneutraal energiesysteem in 2050. Ze dragen daarmee automatisch bij aan de tussendoelen voor 2030 zoals nationaal en Europees zijn vastgesteld. Combinaties met andere KIA’s zijn logischerwijze mogelijk, daar waar deze missies elkaar overlappen.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • 1.

    Verlaging van het gebruik van fossiele energie c.q. van de uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen.

  • 2.

    Verhoging van de productie of benutting van duurzame energie en de integratie in het energiesysteem.

  • 3.

    Vergroten van de efficiency van het (slimme) mobiliteitssysteem, verkeersveiligheid, ladingveiligheid, cybersecurity, veilig datagebruik en databeheer en het beperken en mitigeren van geluidhinder, fijnstof en andere emissies of trillingen als gevolg van transportbewegingen of -systemen.

Achterliggende informatie over de KIA Klimaat en Energie is te vinden op: https://www.topsectoren.nl/missiesvoordetoekomst/documenten/publicaties/publicaties-2023/november/02/ikia-klimaat-energie-2024-2027

2. Circulaire Economie

Projecten dienen bij te dragen aan het realiseren van de missie circulaire economie. Nederland wil in 2050 volledig circulair zijn, met tussendoelen voor 2030, wat betekent dat de milieueffecten van grondstoffengebruik (zowel productie als consumptie) binnen de planetaire grenzen vallen. In het Nationaal Programma Circulaire Economie worden vier waardeketens benoemd waarin nieuw te genereren kennis en innovatie al voor 2030 een significant effect kan hebben. Daarnaast heeft circulariteit van kritieke grondstoffen prioriteit in de KIA CE. Kritieke grondstoffen zijn grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie, maakindustrie en defensie, maar een groot risico kennen ten aanzien van de leveringszekerheid.

De vier waardeketens om de missie circulaire economie te realiseren zijn:

  • -

    Bouw: woningen, kantoren, viaducten en bruggen, wegverhardingen;

  • -

    Consumptiegoederen: meubels, textiel, verpakkingen en wegwerpproducten; elektrische en elektronische apparatuur;

  • -

    Kunststoffen: plastic verpakkingen, land- en tuinbouwplastic, plastic in de bouw;

  • -

    Maakindustrie: capital equipment, circulaire windparken, circulaire zon-PV systemen, circulaire klimaatinstallaties.

Achtergrondinformatie over de volledige en actuele lijst van kritieke grondstoffen: https://single-market-economy.ec.europa.eu/sectors/raw-materials/areas-specific-interest/critical-raw-materials_en

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • 1.

    Vermindering van het gebruik van primaire grondstoffen.

  • 2.

    Substitutie: vervanging van fossiele of anderszins belastende grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen (secundaire grondstoffen of duurzaam geproduceerde biogrondstoffen).

  • 3.

    Stimulering van levensduurverlenging, bijvoorbeeld via producten of processen die hergebruik, refurbishment en reparatie van apparatuur, installaties en infrastructuur stimuleren.

  • 4.

    Beperking van de uitstoot van schadelijke stoffen naar het milieu dan wel vervanging van deze schadelijke stoffen door stoffen die veel minder schadelijk of onschadelijk worden geacht.

  • 5.

    Hoogwaardige verwerking: schone en goed gesorteerde inzamelstromen en terugwinning van materialen.

Achterliggende informatie over de KIA Circulaire Economie en de strategieën en waardeketens is te vinden op: https://kia-ce.nl/wp-content/uploads/2023/12/KIA-CE-2024-2027.pdf

3. Landbouw, Water en Voedsel

Projecten dienen bij te dragen aan de missies van de KIA Landbouw, Water en Voedsel. Dit programma is onderverdeeld in zeven deelprogramma’s.

3.a. Veerkrachtige natuur

De Missie ‘Veerkrachtige Natuur’ daagt overheden, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties uit om kennis en innovaties te ontwikkelen, uit te testen en toe te passen om effectief bij te dragen aan het ombuigen van de neerwaartse trend van natuur- en biodiversiteitsverlies. De sleutels liggen enerzijds bij biodiversiteitsherstel en het robuust maken van natuur binnen en buiten natuurgebieden, anderzijds bij de transitie naar een samenleving en economie die hier positief aan bijdragen met vernieuwde vormen van governance en waarderingssystemen en de innovatieve inzet van natuur als oplossing voor maatschappelijke opgaven.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst bij te dragen aan de volgende vraagstukken:

  • 1.

    Ombuigen van natuur- en biodiversiteitsverlies naar noodzakelijk herstel door kennis van biodiversiteit en natuurlijke processen en structuren, maar ook door kennis over de effectiviteit van maatregelen en herstelstrategieën.

  • 2.

    Beter begrijpen hoe ecosysteemdiensten versterkt kunnen worden in stedelijk, landelijk en natuurlijk gebied. Er zijn innovatieve meetsystemen nodig voor de economische en maatschappelijke waardering van deze diensten.

  • 3.

    Mogelijkheden die digitale technologieën bieden voor een natuurinclusieve samenleving door het verzamelen van data en monitoring en de inzet daarbij van tools, apps, AI, remote sensing, drones en sensoren in het natuurdomein. Zo kunnen met de juiste informatie duurzame keuzes gemaakt worden om soorten en habitats te versterken, de baten en diensten die de natuur ons levert duurzaam te verbeteren, NBS effectief te implementeren en de natuurinclusieve transitie te versnellen.

Deze drie vraagstukken vragen in het algemeen om onderzoek of om een eenmalige oplossing (een specifieke aanpak) en niet om een veelvuldig verkoopbaar MKB-product waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren. Technologische oplossingen om kennis te verzamelen of in de praktijk te brengen zijn niet uitgesloten. Denk daarbij aan innovaties ten behoeve van beheer (het bestrijden van exoten) of de ontwikkeling van sensoren. Innovaties die alleen bestaan uit het ontwikkelen van software (applicaties bijvoorbeeld) zijn niet subsidiabel.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf

3.b. Duurzame land- en tuinbouw

De Missie ‘Duurzame Landbouw’ beoogt de benodigde kennis, inzichten, innovaties en handelingsperspectieven te ontwikkelen om te komen tot een integraal duurzaam systeem van land- en tuinbouw, waarbij het systeem zowel de primaire bedrijven betreft als hun economische, maatschappelijke en ruimtelijke interacties.

Specifiek voor de landbouw en voedselproductie en vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op de volgende innovatieprogramma’s:

  • 1.

    (Bouwstenen voor) veerkrachtige en weerbare productiesystemen. Bestaande en nieuwe plantaardige en dierlijke productiesystemen vragen om doorontwikkeling en implementatie vanuit integraal perspectief. De verschillende verduurzamingsopgaven in de land- en tuinbouw komen immers samen op het erf, het land, in de stal of kas van de primair ondernemer.

  • 2.

    Circulariteit en natuurlijke hulpbronnen. Verdere sluiting van de kringloop van water, nutriënten en andere grondstoffen leidt tot een hogere resource efficiency en biedt kansen voor de sector als producent van biogrondstoffen.

  • 3.

    Energietransitie in de land- en tuinbouw. Hoe kan de land- en tuinbouw bijdragen aan klimaatneutraliteit, en haar kansen als potentiële leverancier van groene energie benutten?

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf

3.c. Vitaal landelijk gebied in een klimaatbestendig Nederland

Doel De kwaliteit van bodem en water staat onder druk, en de beschikbaarheid van voldoende zoet water voor drinkwater, industrie, irrigatie en natuur is niet meer altijd vanzelfsprekend. Dat geldt voor het platteland maar ook voor bebouwde gebieden, waarin bijvoorbeeld stedelijk groen bijdraagt aan leefbaarheid en vermindering van wateroverlast en hittestress. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • 1.

    (Hybride) groen-grijs-blauwe oplossingen voor de private en publieke ruimte die bijdragen aan biodiversiteit, het vasthouden en infiltreren van water en verminderen van hittestress, de beheersing van grondwaterpeil en het voorkomen van zettingen en bodemdaling. Duurzame en robuuste inrichting van ondergrondse leidingnetwerken voor drinkwater, hemelwater en afvalwater, rekening houdend met andere ondergrondse netwerken, klimaatverandering, de energietransitie en de woningbouwopgave.

  • 2.

    Oplossingen voor het langer vasthouden van regenwater en gezuiverd afvalwater, waarbij landinrichting en -gebruik bijdragen aan het vasthouden van water. Inzet van technologische en natuurlijke zuivering om kwaliteit van zoetwatersystemen te beschermen (onder andere tegen verzilting) en te verbeteren. Voorkomen van schadelijke emissies en lozingscalamiteiten. Duurzame alternatieven voor waterwinning en waterhergebruik.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf

3.d. Duurzaam en gewaardeerd voedsel, dat gezond, toegankelijk en veilig is

Het doel is dat in 2050 voedsel in Nederland en Europa op een duurzame manier wordt geproduceerd in transparante ketens, waarin alle ketenpartijen een bijdrage leveren aan de verduurzaming van het voedselsysteem als geheel en aan de voedselzekerheid. Het voedselsysteem is zo ingericht dat het bijdraagt aan de halvering van de ecologische voetafdruk. Het streven is dat er in 2030 de helft minder voedsel wordt verspild en dat er een verschuiving wordt gerealiseerd naar 50-50% dierlijke en plantaardige eiwitten. Ook worden zij- en reststromen maximaal verwaard. Er wordt toegewerkt naar een ecologisch, economisch en sociaal houdbaar systeem. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Een ecologisch en economisch houdbaar landbouw & voedsel-systeem.

  • 2.

    Duurzame verwerking en voedselveiligheid, vers en verwerkt.

  • 3.

    Alternatieve eiwitten: keten en producten.

  • 4.

    Duurzaam en gezond voedselaanbod.

  • 5.

    Voedselzekerheid nu en in de toekomst (mondiaal/EU/Nederland).

  • 6.

    Meervoudige verwaarding vanaf de agrifoodsector naar food en non-food.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf

3.e. Duurzaam en veilig gebruik van de Noordzee en andere grote wateren

Het doel is dat in 2050 in Nederland de ecologische draagkracht en waterkwaliteit en -beschikbaarheid in balans is met de opgave voor hernieuwbare energie, voedsel, visserij en andere economische activiteiten. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Producten uit zee en grote wateren inclusief aquacultuur worden gewonnen met minimale ecologische impact.

  • 2.

    Verwerkingsprocessen (aan boord) zijn geoptimaliseerd.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf

3.f. Veilige en weerbare delta

Het doel is dat Nederland een veilige en weerbare delta blijft, ook bij een stijgende zeespiegel en sterkere schommelingen in de afvoer van rivieren door toegenomen weerextremen. Het achterliggende land wordt beschermd met betaalbare, circulaire, klimaatneutrale maatregelen die zoveel mogelijk werken vanuit het natuurlijk systeem (NBS, water en bodem sturend) dan wel rekening houden met de natuur (natuurinclusief). Havens blijven bereikbaar en rivieren, kanalen en de Noordzee blijven veilig bevaarbaar. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Innovatieve en duurzame oplossingen om de delta tegen overstroming en verdroging te beschermen en bevaarbaar te houden.

  • 2.

    Innovatieve, duurzame (met name) circulaire harde en zachte oplossingen waarmee het gebruik van primaire bouwgrondstoffen fors gereduceerd wordt en/of een duurzame slibeconomie ontstaat.

  • 3.

    Innovatieve oplossingen die bijdragen aan emissiereductie in de scheepvaart en leiden tot een digitale, modulaire en circulaire inrichting van de scheepsbouw.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf

3.g. Sleutel technologieën voor Landbouw, Water en Voedsel (LWV)

Het doel is dat in 2030 sleuteltechnologieën zijn ontwikkeld die bijdragen aan de missies in ‘groenblauwe‘ sectoren zoals land- en tuinbouw en watersystemen. De toepassing van sleuteltechnologieën helpen deze sectoren hun missies en doelen effectiever, sneller en/of efficiënter te bereiken. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    ‘Smart Technology’: technologie die (op termijn) via digitalisering bijdraagt aan oplossingen voor diverse maatschappelijke opgaven in het groen/blauwe domein, het maakt het efficiënter, intelligenter, transparanter, veiliger, adaptiever en weerbaarder.

  • 2.

    Biotechnologie en veredeling draagt bij aan de beschikbaarheid van voldoende genetische variatie en innovatieve technologieën voor de veredeling en fokkerij zodat bedrijven sneller, efficiënter en effectiever hoogwaardig uitgangsmateriaal kunnen ontwikkelen dat geschikt is voor toepassing in de verschillende missieprogramma’s van de KIA LWV.

  • 3.

    Niet-fossiele, veilige producten door biologische conversies of fermentaties inclusief scheidingstechnologie.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf

4. Gezondheid en Zorg

Het doel is dat in 2040 alle mensen in Nederland tenminste vijf jaar langer in goede gezondheid leven en dat de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% zijn afgenomen. Projecten dienen expliciet bij te dragen aan het behalen van de doelstellingen en de missies zoals verwoord in de KIA Gezondheid en Zorg. Op basis van de missies in de KIA Gezondheid en Zorg zijn voor de subsidiemodule MIT een aantal onderwerpen uitgewerkt:

  • i.

    leefstijl & leefomgeving;

  • ii.

    verplaatsing van de zorg naar de leefomgeving;

  • iii.

    verhoging van de participatiegraad van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking;

  • iv.

    verhoging van de kwaliteit van leven van mensen met dementie; en

  • v.

    betere bescherming tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Preventie van ziektes of aandoeningen.

  • 2.

    Gezondheidswinst voor patiënten die lijden aan één of meer (chronische) ziektes of aandoeningen inclusief hersen- en /of psychische aandoeningen.

  • 3.

    Verbetering van de opsporing of behandeling van ziektes of aandoeningen of van het herstel daarna.

  • 4.

    Innovaties, bijvoorbeeld hulpmiddelen, die het organiseren van zorg in de eigen leefomgeving in plaats van in zorginstellingen vergemakkelijken.

  • 5.

    Arbeidsbesparende technologie zowel intramuraal als in de leefomgeving.

  • 6.

    Verhoging van deelname aan de samenleving van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking, naar wens en vermogen.

  • 7.

    Verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met dementie.

  • 8.

    Betere bescherming tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen.

Bij de te ontwikkelen innovaties is het volgende relevant:

  • -

    Gezien de doelstelling in de missie om gezondheidsverschillen terug te dringen, is het een pré als de innovatie bruikbaar en beschikbaar is voor mensen in een lage sociaal economische positie.

  • -

    Met het oog op de inpassing in bestaande systemen dient bij de te ontwikkelen innovaties rekening gehouden te worden met interoperabiliteit: producten, systemen of organisaties zijn interoperabel als ze zonder beperkingen kunnen communiceren en interacteren.

Veel innovatieve concepten, producten en diensten van het MKB voor gezondheid en zorg bereiken de markt niet. Om teleurstellingen te voorkomen adviseren we ondernemers om bij aanvang van een R&D-samenwerkingsproject 'Health Innovation NL' (HI-NL) te raadplegen en eventueel te betrekken. HI-NL kan aangeven of de kans reëel is dat een project en/of een innovatie succesvol kan worden. Meer informatie over dit instituut is te vinden op: https://www.healthinnovation.nl/

Achterliggende informatie over de KIA Gezondheid en Zorg zijn te vinden op: https://online.fliphtml5.com/gedjp/iwgv/#p=1

5. Veiligheid

De missies behorend bij het programma veiligheid zijn in nauwe samenwerking met de Ministeries van Justitie en Veiligheid en Defensie opgesteld. De overkoepelende ambitie is (potentiële) tegenstanders steeds een stap vóór te blijven: 'always ahead of the threat’ met slimme oplossingen in dienst van een veilige maatschappij. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor bij te dragen aan een van de volgende missiepaden en hun bijbehorende deelprogramma’s:

  • 1.

    In 2030 is de georganiseerde ondermijnende criminaliteit in Nederland riskant en slecht lonend, door meer zicht op illegale activiteiten en geldstromen.

    • -

      Zicht: Er is specifiek behoefte aan instrumentaria om criminele activiteiten waar te nemen en ontwikkelingen en patronen te herkennen zoals het ontstaan van criminele samenwerkingsverbanden en werkwijzen. Nieuwe, slimme sensoren (bijvoorbeeld uit de chemische industrie) kunnen ongebruikelijke activiteiten detecteren en gedragswetenschappelijke inzichten kunnen patronen herkennen en analyses versterken. Het waarnemend vermogen kan verhoogd worden door gebruik te maken van detectiemiddelen van andere publieke en private partijen.

    • -

      Inzicht: Omdat veel illegale activiteiten zich ‘ondergronds’ manifesteren, is het van belang om toekomstige ontwikkelingen goed te voorspellen. Dat is nodig om de schaarse interventiemogelijkheden effectiever te benutten. Aanvullend op het vergroten van ´zicht op´ georganiseerde criminaliteit, kan door kennisdeling, financiële en technische analyses het ´inzicht in´ criminele activiteiten worden vergroot. Met deze voorspellende kracht kunnen vervolgens interventies worden verbeterd of geëffectueerd.

    • -

      Interventie: Door het genereren van overzicht en inzicht kan worden toegewerkt naar doelgerichte innovatieve interventies die bijdragen aan het terugdringen van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Deze interventies kunnen van technische of procesmatige aard zijn. Van belang is dat effectieve interventies alleen in gezamenlijkheid tot stand kunnen komen. Dit doen we door uitvoering, beleid, wetenschap en bedrijfsleven goed met elkaar te verbinden om zo integrale innovaties tot stand te brengen.

  • 2.

    In 2035 beschikt Nederland over de marine van de toekomst. Door de sterk verbeterde samenwerking in het marinebouwcluster is Nederland in staat om flexibel te reageren op onvoorspelbare ontwikkelingen.

    • -

      Smart kill-chains – Radar en geïntegreerde sensorsuites

    • -

      Smart operations

    • -

      Smart manning & automation

    • -

      Zero emission and surviable warschips

    • -

      Smart design and maintenance

    • -

      Smart concepts

  • 3.

    In 2030 heeft Nederland een operationeel inzetbare ruimtevaartcapaciteit voor defensie en veiligheid. Daarbij fungeert de Defensie Ruimteagenda als richtsnoer.

    • -

      Robuuste plaatsbepaling- en tijdsynchronisatiesystemen

    • -

      Nationale situational awareness, surveillance & tracking capaciteit

    • -

      Grondgebonden situational awareness capaciteit (aardobservatie)

    • -

      Veilige communicatie en vergrote transmissiecapaciteit

    • -

      (Gedeeltelijk) eigen satellietcapaciteit met tijdige en veilige toegang tot verschillende diensten

    • -

      Shared (space based) Early Warning

  • 4.

    Cyberveiligheid. In 2030 is veiligheid verplicht bij de ontwikkeling van digitale producten, en beschikt Nederland over een sterke cybersecurity kennis- en innovatieketen. De doelstellingen en acties in de Nederlandse Cybersecurity Strategie 2022-2028 (NLCS) vormen voor deze missie het overkoepelende kader.

    • -

      Digitale weerbaarheid van de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties

    • -

      Veilige en innovatieve digitale producten en diensten

    • -

      Tegengaan van digitale dreigingen van staten en criminelen

    • -

      Cybersecurity-arbeidsmarkt, onderwijs en digitale weerbaarheid van burgers

  • 5.

    Hightech Landoptreden. In 2030 werkt de krijgsmacht volledig genetwerkt met integratie van nieuwe technologieën om sneller en effectiever te kunnen handelen dan de tegenstander.

    • -

      Robotics and Autonomous Systems

    • -

      Communicatienetwerken en informatie gestuurd optreden

    • -

      Slimme en robuuste logistiek

    • -

      Energietransitie

    • -

      Duurzame, high performance materialen

Achterliggende informatie over de KIA Veiligheid is te vinden op: https://www.kia-v.nl/kiav2024-2027

6. Sleuteltechnologieën

Sleuteltechnologieën worden gekenmerkt door een generiek karakter met een breed toepassingsgebied of bereik in innovaties en/of sectoren. Bij de projecten die voor maatschappelijke uitdagingen worden ingediend zal dus veelal gebruik worden gemaakt van een of meer sleuteltechnologieën, waarbij sprake kan zijn van doorontwikkeling voor de specifieke toepassing. Projecten die specifiek voor het programma Sleuteltechnologieën worden ingediend, moeten bijdragen aan de generieke ontwikkeling van (een of meer) sleuteltechnologieën, door:

  • 1.

    Een ondersteunende bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van kennis over sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld ten behoeve van het onderzoek daarnaar.

  • 2.

    Een ondersteunende bijdrage te leveren aan verbrede of versnelde toepassing van een of meer sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld door de integratie er van in producten, processen of diensten te vergemakkelijken.

Hierbij wordt benadrukt dat onder optie 1 het doen van puur onderzoek naar sleuteltechnologieën en onder optie 2 het puur toepassen ervan in een willekeurige sector anders dan binnen de missies geen basis is voor toekenning van een subsidie.

Voor MKB-projecten binnen deze KIA wordt gezocht naar innovaties die de randvoorwaarden voor de kennisontwikkeling en toepassing van sleuteltechnologieën verbeteren, die als product veelvuldig verkoopbaar zijn en waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren.

De volgende groepen van sleuteltechnologieën zijn vanuit het perspectief van de potentiële bijdrage van technologie aan maatschappelijke uitdagingen in Nederland aangewezen:

  • -

    Chemical Technologies

  • -

    Digital and Information Technologies

  • -

    Engineering and Fabrication Technologies

  • -

    Photonics and Optical Technologies

  • -

    Advanced Materials

  • -

    Kwantum Technologies

  • -

    Life science and biotechnologies

  • -

    Nanotechnologies

Achterliggende informatie over de groepen van KIA Sleuteltechnologieën is te vinden op: https://www.kia-st.nl/kiast2024-2027

6.a. Digital Technologies: Artificiële Intelligentie (AI)

Aansluitend op de sleuteltechnologie Digital Technologies is binnen de MIT-subsidiemodule tevens het thema Artificiële Intelligentie (AI) opgenomen, om het MKB te ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van AI.

Voor AI wordt de definitie gehanteerd van de Europese Commissie: ‘AI verwijst naar systemen die intelligent gedrag vertonen door hun omgeving te analyseren en – met een zekere mate van zelfstandigheid – actie te ondernemen om specifieke doelen te bereiken’.

In aanmerking komen projecten die bijdragen aan de generieke ontwikkeling van AI, doordat:

  • 1.

    zij gericht zijn op de ontwikkeling en inzet van generatieve AI, in het bijzonder large language models c.q. foundation models en de toepassing daarvan.

  • 2.

    zij gericht zijn op de ontwikkeling en inzet van Machine Learning (machinaal leren), waaronder Supervised Learning (gesuperviseerd leren), Unsupervised Learning (ongesuperviseerd leren) en Reinforcement Learning (bekrachtigingsleren).

  • 3.

    zij gericht zijn op de een aantoonbaar nieuwe oplossing binnen één of meerdere toepassingsgebieden van de Nederlandse AI Coalitie (NL AIC): Energie en Duurzaamheid; Gezondheid en Zorg; Vrede, Recht en Veiligheid; Landbouw en Voeding; Cultuur en Media; Financiële Dienstverlening; Gebouwde Omgeving; Haven en Maritiem; Mobiliteit; Transport en Logistiek; Onderwijs; Publieke Diensten; en de Technische Industrie. Achterliggende informatie over AI voor deze toepassingsgebieden is te vinden op: https://nlaic.com/toepassingsgebied/.

  • 4.

    zij gericht zijn op het aanbrengen van verbindingen tussen hun voorstel en de kern AiNed activiteiten (Learning Communities, Innovatielabs, Breaking Barriers, ELSA-Labs) alsmede het zoeken van aansluiting bij een van de zeven AI-Hubs.

  • 5.

    er gebruik gemaakt wordt van een aanpak die oog heeft voor betrouwbare en mensgerichte AI. Betrokkenen bij de AI toepassing (bijvoorbeeld burgers en/of werknemers) worden zoveel mogelijk betrokken in het maken van keuzes over de ontwikkeling en het gebruik.

7. Digitalisering

Het Projecten dienen bij te dragen aan de drie onderdelen van de KIA Digitalisering. De KIA Digitalisering is complementair aan de KIA Sleutel Technologieën en representeert de zeven ‘Digital and Information Technologies’ (hierna: DIT’s), als onderdeel van het totaal aan vierenveertig sleuteltechnologieën die binnen de Nationale Technologie Strategie van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat worden onderscheiden:

  • 1.

    Artificial Intelligence

  • 2.

    Data Science, data analytics and data spaces

  • 3.

    Cyber security technologies

  • 4.

    Software technologies and computing

  • 5.

    Digital Connectivity Technologies

  • 6.

    Digital Twinning and Immersive technologies

  • 7.

    Neuromorphic technologies

De KIA Digitalisering biedt als strategische agenda een kader en handvaten voor toekomstig ICT-onderzoek en -innovatie, en daarmee uiteindelijk ook oplossingen voor economische en maatschappelijke vraagstukken. In de KIA Digitalisering wordt onderscheid gemaakt tussen drie luiken op het gebied van DIT’s:

  • innoveren met DIT's (ten behoeve van KIA’s 1 t/m 5);

  • reflectie op DIT's (zorgen voor verantwoorde ontwikkeling en toepassing van DIT's); en

  • innoveren in DIT's (fundamentele en toegepaste kennisontwikkeling rond de zeven DIT’s).

Projecten passen in de KIA Digitalisering als het een van de maatschappelijke uitdagingen in de KIA's 1 t/m 5 adresseert in relatie tot een van de zeven DIT’s. De projecten dienen gericht te zijn op toepassing, passend binnen (een van) de zeven DIT’s, en het in acht nemen van de drie luiken met betrekking op de zeven DIT’s zoals binnen de KIA Digitalisering beschreven.

Net als bij Sleuteltechnologieën is het uitvoeren van fundamentele kennisontwikkeling geen basis voor toekenning van een MIT-subsidie. Toegepaste kennisontwikkeling is dat alleen daar waar sprake is van een veelvuldig verkoopbaar product, waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren. Ontwikkeling van software, zoals ten behoeven van apps, is niet subsidiabel.

Achterliggende informatie over de KIA Digitalisering is te vinden op: https://topsector-ict.nl/assets/images/default/KIA-Digitalisering-2024-2027_WEB.pdf

8. Maatschappelijk verdienvermogen

Het doel is om technologie beter te benutten in nieuwe producten, processen en diensten voor maatschappelijke uitdagingen en impact van het ondernemen te versterken. Daardoor worden betere toepassingen ontwikkeld, die zowel economisch als maatschappelijk rendement opleveren.

Projectvoorstellen passen in de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen als ze een van de uitdagingen in de KIA's 1 t/m 5 adresseren en zich richten op bovengenoemde doelstelling.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende technologiebenuttingen te verbeteren:

  • -

    De methodisch onderbouwde manier van werken, waarbij gebruik gemaakt wordt van relevante Key Enabling Methodologies (zie de KEM agenda via Externe link: https://kems.nl/).

  • -

    Het daarbij betrekken en inzetten van kennis en expertise uit mens- en maatschappijwetenschappen, bedrijfskunde, bestuurskunde, communicatie, transitiekunde en systeemdenken.

  • -

    Samenwerking in innovatie-ecosystemen van bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, vaak regionaal georiënteerd en het organiseren van sterke betrokkenheid van eindgebruikers en/of burgers.

Achterliggende informatie over de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen is te vinden op: https://assets.ctfassets.net/h0msiyds6poj/6CnWIHTuja2fpuGhmBQs5O/2c192d4114e61943caf5719c394408f4/KIA_Maatschappelijk_Verdienvermogen_2024-2027.pdf

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 sub g

Trial and error

Met trial and error wordt bedoeld het experimenteel onderzoek doen naar en uitvoeren van testen om antwoord te krijgen op technische haalbaarheidsvragen zoals die in het projectplan beschreven zijn. Denk bij trial en error onderzoek bijvoorbeeld aan het uitvoeren van testen welk materiaal het beste gebruikt kan worden, welke technologie kan worden toegepast, hoe bepaalde elementen interactie hebben met elkaar of welke combinaties in potentie geschikt kunnen zijn. Trial en error onderzoek heeft als doel inzichtelijk te maken of het beoogde nieuwe product, proces of dienst technisch gezien haalbaar is, zodat dit in een later stadium in een ontwikkelingsproject een grotere kans van slagen heeft omdat u beter inzicht heeft in wat wel en wat niet zou kunnen werken. Binnen trial en error kan niet een prototype van het uiteindelijk beoogde product, proces of dienst worden gemaakt, net zo min als het testen van prototypes onder reële omstandigheden. In dat geval bent u namelijk aan het ontwikkelen. Het is wel mogelijk om prototypes van onderdelen of elementen te maken die u in een laboratoriumomgeving of digitale onderzoeksomgeving gaat testen, zolang deze maar gericht zijn op het beantwoorden van een technische haalbaarheidsvraag.

Artikel 1.5 lid 3

Weigeringsgrond stimulerend effect (artikel 6 algemene groepsvrijstellingsverordening)

Er is geen sprake van een stimulerend effect indien ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag.

Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een deskundige of een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend. In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen.

Artikel 1.7

Forfaitair uurtarief en indirecte kosten

Het forfaitaire uurtarief van € 60,- bestaat uit een basis uurtarief met een opslag voor de indirecte kosten. Dit betekent dat de indirecte kosten die verdisconteerd zijn in het forfaitaire tarief niet afzonderlijk gedeclareerd kunnen worden, omdat deze kosten dan tweemaal gesubsidieerd zouden worden.

Het forfaitaire uurtarief kan ook toegepast worden indien personen van een verbonden onderneming (inclusief holding B.V. en management B.V.) betrokken zijn in de projectuitvoering en ook bij eigenaren van ondernemingen die niet worden verloond op basis van een dienstverband. In laatstgenoemd geval dient er een verklaring ‘niet-verloning’ aangeleverd te worden bij de aanvraag.

De kosten van administratief personeel dat wordt ingezet voor het project mogen niet worden opgevoerd als personeelskosten met een forfaitair uurtarief voor € 60,-. Omdat deze kosten niet rechtstreeks uit het project voortvloeien zijn dergelijke kosten verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

Inhoudelijk projectmanagement door eigen personeel valt onder de personeelskosten. Kosten van een directeur die incidenteel projectmanagement doet dat niet inhoudelijk van aard is valt hier niet onder.

Dergelijke kosten vallen onder de opslag voor de overheadkosten die zijn verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

Artikel 1.8

Niet subsidiabele kosten

In artikel 9 van de ASF 2023 is opgenomen welke kosten niet subsidiabel zijn.

Hieronder een aantal voorbeelden van kosten die in geen enkel geval subsidiabel zijn:

  • a.

    administratieve en financiële sancties en boetes;

  • b.

    winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband;

  • c.

    fooien en geschenken;

  • d.

    representatiekosten- en vergoedingen;

  • e.

    kosten van personeelsactiviteiten;

  • f.

    gratificaties en bonussen;

  • g.

    kosten van een outplacementtraject;

  • h.

    kosten voor vrijwilligers;

  • i.

    consumpties;

  • j.

    stagevergoeding;

  • k.

    kosten voor marketing, promotie en publiciteit voor marktintroductie;

  • l.

    buitenlandse reis- en verblijfkosten en overheadkosten.

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 2.4 lid 2

Afschrijvingskosten

Kosten voor het gebruik van materiële vaste activa, zijn naar rato van het gebruik subsidiabel indien deze rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit toe te rekenen zijn. Dit geldt voor zowel materiële vaste activa die in bezit zijn als voor materiële vaste activa die nog worden aangeschaft ten behoeve van de te subsidiëren activiteit.

Artikel 2.4 lid 4

Consultancykosten

Onder kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gemaakt vallen niet accountantskosten. Ook kosten voor het inschakelen van derden die advies geven om te voldoen aan wet- en regelgeving om producten en diensten op de markt te brengen vallen hier niet onder.

Indien er sprake is van het inschakelen van een derde, dient deze onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming. In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • als er reeds sprake is van een duurzame zakelijke relatie tussen aanvragende onderneming en derde;

  • als de derde een (financieel) belang in de aanvragende onderneming heeft;

  • als de aanvragende onderneming een (financieel) belang heeft in de onderneming van derde;

  • als de directeur van de aanvragende onderneming ook de directeur van de onderneming van derde is;

  • als de externe deskundige ten tijde van de aanvraag vergelijkbare werkzaamheden uitvoert voor de aanvragende onderneming;

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 2.4 lid 5

Haalbaarheidsstudie

Definitie conform de Algemene groepsvrijstellingsverordening artikel 2 lid 87, luidend: Het onderzoek en de analyse van het potentieel van het project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico’s in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn.

Bij een haalbaarheidsstudie kunt u bijvoorbeeld denken aan:

  • -

    literatuuronderzoek;

  • -

    octrooionderzoek;

  • -

    inventarisatie van beschikbare technologie en potentiële partners;

  • -

    het opstellen van modellen en berekeningen om te onderzoeken of een idee technisch haalbaar is;

  • -

    marktverkenning;

  • -

    concurrentieanalyse

Artikel 3.3

Huurkosten voor gebouwen en apparatuur die voor de reguliere activiteiten wordt gebruikt is niet subsidiabel. Deze kosten vloeien niet rechtstreeks voort uit het project.

Huurkosten van bedrijfsruimte en apparatuur die specifiek voor de uitvoering van het project worden gehuurd, worden aangemerkt als kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project.