Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR622661
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR622661/1
Beleidsregel Gebiedsontzeggingen gemeente Gooise Meren 2019
Geldend van 25-03-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 19-03-2019
Intitulé
Beleidsregel Gebiedsontzeggingen gemeente Gooise Meren 2019De burgemeester van de gemeente Gooise Meren
Gelet op het bepaalde in:
- •
Artikel 4:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht waarin is bepaald dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid;
- •
Artikel 2:78 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Gooise Meren;
Overwegende dat;
de burgemeester verantwoordelijk is voor de openbare orde en veiligheid in de gemeente Gooise Meren;
de burgemeester, met het oog op de openbare orde en veiligheid, bevoegd is overtredingen van wettelijke voorschriften te beletten;
de burgemeester met het oog op een juiste, afgewogen en consequente toepassing van zijn bevoegdheden een beleidsregel wil vaststellen;
besluit:
- 1.
vast te stellen de hierna volgende “Beleidsregel Gebiedsontzeggingen gemeente Gooise Meren 2019”
- 2.
de teamchef basisteam Gooi- en Vechtstreek Noord, Politie Midden-Nederland te mandateren voor wat betreft de uitvoering van deze beleidslijn, voor zover het de werkzaamheden van de politie betreft;
- 3.
het hoofd van de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving, eveneens te mandateren voor de uitvoering van deze beleidslijn, voor zover het haar/zijn werkzaamheden betreft.
1. Inleiding
In de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Gooise Meren 2016 (hierna APV) is in artikel 2:78 een bepaling opgenomen over de gebiedsontzeggingen. Deze ontzegging wordt door of namens de burgemeester opgelegd aan personen die strafbare feiten plegen of openbare orde verstorende handelingen verrichten. Doel van de bepaling is om notoire overlastveroorzakers aan te pakken.
Daarbij moet worden opgemerkt dat het hierbij gaat om een ultimum remedium. Eerst moeten andere (juridische) mogelijkheden worden nagegaan voordat dit instrument wordt ingezet.
Om de bepaling te kunnen toepassen moet deze, in verband met de rechtszekerheid, nader uitgewerkt worden. In deze beleidsregel wordt daarop verder ingegaan.
2. Aanleiding
Ingevolge artikel 2:78 van de APV is het degene aan wie door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde schriftelijk is bekendgemaakt, verboden zich gedurende een in de bekendmaking genoemd tijdvak van ten hoogste acht weken te bevinden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen of plaatsen gedurende uren daarbij genoemd. In verband met overlastsituaties die zich met enige regelmaat voordoen op bepaalde locaties in Gooise Meren, is verzocht om voornoemde bepaling nader uit te werken, met als doel om meer duidelijkheid te krijgen over de toepassing van het instrument.
3. Wettelijk Kader Gebiedsontzegging
Artikel 2:78 van de APV bepaalt het volgende.
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 2.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 3.
Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen 12 maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.
- 4.
De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
Onder welke voorwaarden kan nu een gebiedsontzegging worden toegepast?
4. Gebiedsontzegging nader toegelicht
4.1 Nadere definitie gebiedsontzegging
Het begrip ‘gebiedsontzegging’ kan als volgt worden gedefinieerd.
“Het besluit van de burgemeester om in het belang van de openbare orde iemand de toegang tot een bepaald gebied voor een bepaalde termijn te ontzeggen.”
De vraag die daarbij gesteld kan worden is of iemand wel de toegang tot een gedeelte van de openbare ruimte kan worden ontzegd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het recht van bewegingsvrijheid uit de Europese Verklaring van de Rechten van de Mens (EVRM).
Ondanks dit gegeven zijn gemeenten, omdat zij daadkrachtig willen optreden in situaties die de openbare orde in gevaar brengen, gaan experimenteren met dit fenomeen. De burger eist ook steeds meer een daadkrachtige overheid.
Hoewel de rechterlijke macht erg kritisch is geweest, heeft zij toch niet besloten dat een gebiedsontzegging nooit toegepast zou mogen worden.
Sterker nog, de rechterlijke macht heeft duidelijke kaders aangegeven waarbinnen een gebiedsontzegging mogelijk moet zijn. Deze kaders hebben betrekking op:
- •
het beginsel van proportionaliteit: de maatregel moet in verhouding staan tot de mate van verstoring van de openbare orde (voorbeelden hiervan zijn de grootte van het gebied dat bepaald is en de duur van de maatregel);
- •
het beginsel van subsidiariteit: de maatregel moet zijn afgewogen tegen anderen mogelijke maatregelen.
Een ander aspect waar de bovenstaande definitie niet expliciet iets over zegt, is dat het hierbij gaat om een preventieve maatregel. Deze wordt opgelegd ter voorkoming van overlast in de toekomst en niet als straf voor hetgeen een persoon op zijn kerfstok heeft.
4.2. Strafbare feiten
Een gebiedsontzegging moet worden gezien als een ultimum remedium. Andere (juridische) mogelijkheden moeten eerst worden toegepast alvorens een gebiedsontzegging wordt opgelegd. Voorafgaande aan de gebiedsontzegging moeten dus strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen zijn gepleegd. Zoals eerder aangegeven kan gebiedsontzegging worden opgelegd in het belang van de openbare orde in de toekomst en niet als straf voor hetgeen een persoon op zijn kerfstok heeft.
4.3 Termijnen
Als een gebiedsontzegging wordt opgelegd moet de duur van de gebiedsontzegging zorgvuldig worden afgewogen. Het beginsel van proportionaliteit is hier van groot belang. Wanneer wordt gekozen voor een langere periode, moet ook kunnen worden onderbouwd waarom dat de beste oplossing is. Met een oplossing wordt hier overigens bedoeld een oplossing voor de verstoringen van de openbare orde en niet een oplossing van de problemen die er zijn met een specifiek persoon.
Bij wet is niets geregeld ten aanzien van de duur van de gebiedsontzegging. De proportionaliteit wordt wel getoetst door de rechter. In jurisprudentie (LJN:GHSGR:2006:AV6352) werd een gebiedsontzegging van 12 weken proportioneel geacht. De overlast van die persoon bestond met name uit bedelen, slapen en het doen van natuurlijke behoeften in portieken van buurtbewoners. De veroorzaakte overlast was aannemelijk en structureel.
Uit onderzoek is gebleken dat de gemeenten die het instrument gebiedsontzegging toepassen verschillende termijnen hanteren. Ook maken zij onderscheid in termijnen in relatie tot de zwaarte en hoeveelheid overtredingen die zijn begaan in een bepaalde periode. De gemeente Rotterdam hanteert bijvoorbeeld een termijn van tussen de 24 uur en 8 weken. De gemeente Nijmegen hanteert een termijn van tussen de 2 en 12 weken. Daarnaast zijn uren per dag vastgesteld. Dus bijvoorbeeld van 12.00 tot 06.00 uur. Bij het bepalen van de termijnen geldt een zekere beleidsvrijheid. In Gooise Meren geldt op grond van het bepaalde in artikel 2:78 van de APV een termijn van tussen 24 uur en 8 weken.
4.4 Besluit gebiedsontzegging
Het opleggen van een gebiedsontzegging is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat de algemene procedure uit de Awb moet worden gevolgd. Dit betekent onder andere dat een voornemen tot het opleggen van een gebiedsontzegging kenbaar moet worden gemaakt; de betrokkene moet worden gehoord (mogelijkheid tot indienen zienswijze), als bedoeld in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht; een beschikking moet worden opgesteld en de beschikking moet worden bekendgemaakt aan de overtreder (artikel 3.41 Awb). De beschikking van de oplegging van een gebiedsontzegging moet zijn gericht aan een persoon. Het is niet mogelijk om de beschikking aan een groep personen op te leggen.
Om aan te kunnen tonen dat er een zorgvuldig besluit is genomen, moeten de volgende onderwerpen in de beschikking voor het opleggen van een gebiedsontzegging worden opgenomen:
- •
De bevoegdheid om gebiedsontzegging op te leggen (artikel 2:78 van de APV;
- •
Wanneer de ordeverstoring heeft plaatsgevonden;
- •
Waar de ordeverstoring heeft plaatsgevonden;
- •
De gedragingen waarop de gebiedsontzegging is gebaseerd;
- •
De ernst van de gedragingen;
- •
Motivatie tot opleggen gebiedsontzegging;
- •
Periode van de gebiedsontzegging;
- •
Eventuele tijdsduur (bijvoorbeeld uitgaanstijd) van de gebiedsontzegging;
- •
Gebied van de ontzegging;
- •
Bezwaarschriftenclausule;
- •
Clausule inzake de procedure voorlopige voorziening;
- •
Zo nodig kaart van het gebied als bijlage (er mogen geen misverstanden ontstaan over de grenzen van het gebied. Het kaartje kan per gebiedsontzegging worden bijgevoegd).
4.5. Handhaving
Uitreiking van de gebiedsontzegging is een bestuurlijke maatregel. Wanneer de betreffende persoon zich niet houdt aan de ontzegging en ook niet voldoet aan het bevel van de politie om het gebied te verlaten, overtreedt hij daarmee artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar ……).
4.6. Gebiedsontzegging APV en gebiedsontzegging Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (MBVEO)
De burgemeester heeft, naast de gebiedsontzegging van de APV, ook de bevoegdheid om op grond van de MBVEO (artikel 172a Gemeentewet) een gebiedsverbod op te leggen. Ook heeft hij de mogelijkheid een groepsverbod op te leggen en een avondklok in te stellen voor kinderen onder de 12 jaar, die ’s avonds alleen op straat overlast veroorzaken. De officier van justitie heeft door deze wet soortgelijke bevoegdheden als het gaat om verdachten van een strafbaar feit. Met de bevoegdheden kan de burgemeester en de officier van justitie voetbalvandalen die stelselmatig bij voetbalwedstrijden de orde verstoren strenger aanpakken. Verder kunnen zij sneller ingrijpen als raddraaiers regelmatig buurtbewoners treiteren, zich hinderlijk gedragen of de boel vernielen, maar ook als slachtoffers of getuigen van strafbare feiten worden geïntimideerd.
Daarnaast heeft de burgemeester onder andere de mogelijkheid een gebiedsverbod, meldplicht of groepsverbod op te leggen gespreid over een langere periode aan voetbalsupporters en andere overlastplegers, die herhaaldelijk de openbare orde verstoren of voor het eerst worden betrapt op ernstige verstoring van de openbare orde.
Wat is nu het verschil tussen een gebiedsverbod op grond van de MBVEO en het gebiedsverbod op grond van de APV?
Veelal ligt de lat voor het opleggen van de gebiedsverboden op grond van de APV laag. Een of enkele eerdere APV-overtredingen kunnen leiden tot een gebiedsverbod. Een gebiedsverbod op grond van de MBVEO vereist een langduriger patroon van herhaaldelijk (ernstig) overlast gevend gedrag dan wel een ernstige verstoring van de openbare orde.
De gebiedsverboden op grond van de APV kunnen, als ze van korte duur zijn, in mandaat door de politie worden opgelegd. Bij de gebiedsverboden op grond van de MBVEO is géén mandatering mogelijk. De MBVEO kent een meldingsplicht. De gebiedsontzegging van de APV heeft dat niet.
5. Gebiedsontzegging in Gooise Meren
5.1. Uitgangspunten
De uitgangspunten van deze beleidsregel zijn dat deze zal worden toegepast:
- 1.
in de gebieden die bekend staan als overlastgebieden, de hotspots. Deze hotspots zijn locaties die in het belang van de openbare orde al meer dan een gemiddelde aandacht vragen van politie, BOA’s en andere betrokken partijen, zoals jongerenwerk etc. Er wordt extra toezicht gehouden door politie en/of BOA’s. Vaak worden ook andere maatregelen genomen om de overlast tegen te gaan. Ook worden hotspots besproken en gemonitord in onder andere het Lokaal overleg. De gebiedsontzegging wordt gebruikt voor personen waarbij de andere maatregelen die in het gebied worden toegepast niet werken;
- 2.
in incidentele gevallen op locaties waar door één of meerdere personen strafbare feiten zijn gepleegd en waarbij andere instrumenten dan een gebiedsontzegging niet effectief genoeg geacht worden om het belang van de openbare orde te beschermen
5.2. Strafbare feiten en openbare orde verstorende handelingen
Zoals in paragraaf 4.1. aangegeven moet het opleggen van een gebiedsontzegging voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Welke maatregel wordt getroffen, hangt af van de gebeurtenis. Het ene strafbare feit is de andere niet. Daarom worden de verschillende strafbare feiten in twee categorieën ingedeeld:
- •
Bij categorie 1 is er sprake van ernstige strafbare feiten waarbij direct moet worden opgetreden naar betrokkene.
- •
Bij categorie 2 is sprake van overtredingen waarbij niet direct sprake is van een acuut gevaar voor de openbare orde.
Bij constatering van de volgende strafbare feiten wordt een gebiedsontzegging opgelegd.
Categorie 1
APV |
Strafbare feiten |
Artikel 2:74 |
Drugshandel op straat |
Artikel 2:74a |
Openlijk drugsgebruik (Deze bepaling wordt opgenomen in de nog vast te stellen APV-2019 |
Zodra deze APV is vastgesteld valt dit artikel ook onder de werking van de beleidsregel) |
|
Artikel 3:19 |
Straatprostitutie |
Wetboek van Sr. Strafbare feiten |
|
Artikel 131 |
Opruiing |
Artikel 141 |
Openlijke geweldpleging |
Artikel 179 |
Ambtsdwang |
Artikel 180 |
Wederspannigheid |
Artikel 181 |
Ambtsdwang en wederspannigheid met letsel |
Artikel 182 |
Ambtsdwang en wederspannigheid in vereniging |
Artikel 246 |
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid |
Artikel 252 |
Toedienen bedwelmende drank |
Artikel 285 |
Bedreiging |
Artikel 300 |
Eenvoudige mishandeling |
Artikel 301 |
Mishandeling met voorbedachten rade |
Artikel 302 |
Zware mishandeling |
Artikel 303 |
Zware mishandeling met voorbedachten rade |
Artikel 306 |
Deelneming aan aanval of vechtpartij |
Artikel 317 |
Afpersing |
Opiumwet |
Strafbare feiten |
Artikel 2 |
Verbodsbepaling |
Artikel 3 |
Verbodsbepalingen lijst II |
Wet Wapens en Munitie |
Strafbare feiten |
Artikel 13 |
Vervaardigen etc. |
Artikel 26 |
Verbodsbepaling |
Artikel 27 |
Dragen |
Categorie 2 |
|
APV |
Strafbare feiten |
Artikel 2:1 |
Samenscholing ongeregeldheden |
Artikel 2:26 |
Ordeverstoring |
Artikel 2:47 |
Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen |
Artikel 2:48 |
Verboden drankgebruik |
Artikel 2.49 |
Verboden gedrag bij of in gebouwen |
Artikel 2:50 |
Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten |
Artikel 2:65 |
Bedelarij |
Artikel 4:8 |
Natuurlijke behoefte doen |
Wetboek van Sr. |
Strafbare feiten |
Artikel 137c |
Belediging van groep mensen |
Artikel 138 |
Huisvredebreuk |
Artikel 184 |
Niet opvolgen van een ambtelijk bevel |
Artikel 186 |
Samenscholen |
Artikel 239 |
Schennis van de eerbaarheid |
Artikel 266 |
Eenvoudige belediging |
Artikel 267 |
Belediging van het openbaar gezag |
Artikel 318 |
Afdreiging |
Artikel 350 |
Beschadiging goederen |
Artikel 424 |
Straatschenderij |
Artikel 426 |
Verkeersbelemmering in staat van dronkenschap |
Artikel 431 |
Rumoer/burengerucht |
Artikel 453 |
Openbaar dronkenschap |
5.3. Duur van de gebiedsontzegging
In het volgende matrix wordt de duur van de gebiedsontzegging aangegeven.
Categorie 1, ernstige strafbare feiten waarbij direct moet worden opgetreden
Bij ernstige strafbare feiten die de openbare orde en veiligheid raken, moet direct worden opgetreden. In deze beleidsregel is daarom ook gekeken naar de ernst van de situatie. Incidenten die een grote impact hebben nopen tot direct ingrijpen met als doel om de openbare orde te laten herstellen. Een waarschuwing is in deze niet op zijn plaats. Bij categorie 1 feiten wordt deze stap overgeslagen en wordt er direct een gebiedsontzegging opgelegd van 24 uur.
1e constatering |
24 uur |
2e constatering |
48 uur |
3e constatering binnen 12 maanden na de 2e constatering |
1 week |
4e constatering binnen 12 maanden na de 3e constatering |
2 weken |
5e constatering binnen 12 maanden na de 4e constatering |
4 weken |
6e constatering binnen 12 maanden na de 5e constatering |
6 weken |
7e constatering binnen 12 maanden na de 6e constatering en daarna volgende constateringen binnen 12 maanden |
8 weken |
Categorie 2, overtredingen waarbij niet direct sprake is van een acuut gevaar voor de openbare orde
Het veroorzaken van overlast in de openbare ruimte wordt niet getolereerd in Gooise Meren. Op plekken waar veel overlast wordt veroorzaakt, wordt dan ook samen met betrokken instanties geïnvesteerd om deze overlast tegen te gaan. Ondanks dat zijn er personen die overlast blijven veroorzaken. Tegen deze personen wordt het instrument van de gebiedsontzegging ingezet, met als doel om het gedrag van deze personen te veranderen en om de overlast die zij veroorzaken tegen te gaan.
1e constatering |
Waarschuwing |
2e constatering |
24 uur |
3e constatering binnen 12 maanden na de 2e constatering |
48 uur |
4e constatering binnen 12 maanden na de 3e constatering |
1 week |
5e constatering binnen 12 maanden na de 4e constatering |
2 weken |
6e constatering binnen 12 maanden na de 5e constatering |
4 weken |
7e constatering binnen 12 maanden na de 6e constatering |
6 weken |
8e en daarna volgende constateringen binnen 12 maanden na de vorige constatering |
8 weken |
5.4. Toelichting procedure gebiedsontzegging.
- 1.
De gedragingen waarvoor een gebiedsontzegging kan worden opgelegd zijn opgenomen in paragraaf 5.2. De duur van de ontzegging is opgenomen onder paragraaf 5.3.
- 2.
Bij categorie 1 overtredingen moet, zoals aangegeven, direct worden opgetreden. Voordat deze gebiedsontzegging wordt opgelegd door de politie vindt er collegiale afstemming plaats bij de politie. Ook moet vooraf gecontroleerd worden of desbetreffende persoon niet al eerder een gebiedsontzegging heeft gekregen. Het is mogelijk dat dan een langere ontzegging opgelegd kan worden of dat de ontzegging door de burgemeester opgelegd moet worden (zie punt 9). De gebiedsontzegging wordt uitgereikt nadat een persoon, na ene aanhouding, weer vrijkomt. Ook dan pas start de termijn van de ontzegging. Een afschrift van de gebiedsontzegging wordt gezonden aan het team Openbare Orde en Veiligheid. Verder wordt de ontzegging geregistreerd en besproken in het Lokaal overleg.
- 3.
Bij categorie 2 overtredingen wordt door de politie eerst een waarschuwing uitgereikt waarin de werkwijze ten aanzien van de gebiedsontzegging staat aangegeven. De waarschuwing wordt door de politie schriftelijk vastgelegd. Bij de uitvoering van de gebiedsontzegging is het uitgangspunt dat deze bedoeld is voor personen, die ondanks alle maatregelen die zijn genomen, doorgaan met het veroorzaken van overlast. De praktijk is dat deze personen al herhaaldelijk mondeling zijn aangesproken op hun gedrag door politie en/of de Boa’s. Voordat de schriftelijke waarschuwing wordt uitgereikt, wordt dit besproken in het operationele overleg van de politie, met de Boa’s en in het Lokaal overleg. In dit overleg wordt ook gecontroleerd of de persoon al eerder is geregistreerd voor een strafbaar feit of een gebiedsontzegging. Belangrijk is dat goed gekeken wordt naar de proportionaliteit en subsidiariteit. Ook voor deze categorie geldt dat de termijn van de ontzegging begint te lopen nadat de persoon vrijkomt na een eventuele aanhouding.
- 4.
De Boa’s voeren de taken uit op het gebied van de APV. Deze taken zijn mede gericht op de aanpak van veel voorkomende ergernissen zoals genoemd in de categorie 2 overtredingen. De uitvoering van deze taken hebben, vanwege de inzet van Boa’s op deze onderwerpen, minder prioriteit bij de politie. Om die reden kunnen de Boa’s ook bijdragen aan de uitvoering van de gebiedsontzegging door een proces verbaal van bevindingen op te stellen met betrekking tot de gedragingen van notoire overlastveroorzakers. Een dergelijk proces verbaal wordt besproken in het in punt 2 genoemde operationele overleg, waarna de politie kan overgaan tot het opleggen van een waarschuwing dan wel het opleggen van een gebiedsontzegging.
- 5.
Het verstrekken van een gebiedsontzegging voor een periode van 24 en 48 uur is gemandateerd aan ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder a, van de Politiewet 2012, en de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder c en d, van die wet, voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
- 6.
Bij het opleggen van de gebiedsontzegging voor 24 en 48 uur, wordt deze uitgereikt door de politie, dan wel door de Boa’s indien zij een ondermandaat hebben. Dit document is een besluit in de zin van de Awb en moet voldoen aan d eisen die staan aangegeven in paragraaf 4.4. Als er een waarschuwing wordt uitgevaardigd moet er volgens de heersende jurisprudentie een bezwaarclausule aan worden toegevoegd.
Als aan een betrokkene een gebiedsontzegging wordt uitgereikt, wordt deze door degene die deze gebiedsontzegging uitreikt direct in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. Als daarvan gebruik wordt gemaakt, wordt deze zienswijze door de politiefunctionaris vastgelegd.
Bij overtreding van deze gebiedsontzegging wordt een proces-verbaal opgemaakt op grond van artikel 2:78 van de APV 2011.
- 7.
Als een persoon zich binnen 12 maanden na het opleggen van de vorige gebiedsontzegging opnieuw schuldig maakt aan een gedraging zoals is opgenomen in paragraaf 5.2., wordt een volgende gebiedsontzegging opgelegd zoals opgenomen in het overzicht van paragraaf 5.3. Bij een overtreding van de gebiedsontzegging wordt een proces-verbaal opgesteld op grond van artikel 2:78 van de APV.
- 8.
Indien in het desbetreffende gebied cameratoezicht aanwezig zou zijn kunnen gedragingen ook door middel van cameratoezicht geconstateerd worden. Vooralsnog is hiervan in Gooise Meren géén sprake
Gebiedsontzeggingen langer dan 48 uur
- 9.
Gebiedsontzeggingen langer dan 48 uur worden door de burgemeester opgelegd. Dit gebeurt op dezelfde wijze als in punt 6. genoemd.
Inwerkingtreding gebiedsontzegging
- 10.
Een gebiedsontzegging treedt in werking op het moment dat het besluit aan de betrokkene wordt uitgereikt.
Inhoud gebiedsontzegging
- 11.
De gebiedsontzegging voldoet aan de eisen zoals genoemd in paragraaf 4.4.
Dossiervorming
- 12.
Voor het opleggen van een gebiedsontzegging langer dan 48 uur levert de politie binnen twee weken na het gepleegde strafbare feit een bestuurlijke rapportage aan bij het Team Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Gooise Meren. Deze rapportage bevat in ieder geval:
- •
Een gemotiveerd verzoek tot opleggen van een gebiedsontzegging;
- •
Het gebied waarvoor de gebiedsontzegging moet worden opgelegd;
- •
De waarschuwing en het onderliggende proces-verbaal van het strafbare feit;
- •
Het verslag van het uitreiken van de waarschuwing;
- •
De eerder opgelegde gebiedsontzeggingen inclusief proces-verbaal en eventuele zienswijzen.
- •
- 13.
De politie legt bij gebiedsontzeggingen die geldt voor 24 of 48 uur middels een proces-verbaal van bevindingen alle bij de politie bekende en geregistreerde gedragingen van verdachte vast. Dit met als doel om een totaalbeeld van de gedragingen van de betrokkene te schetsen en de rechtbank (zo nodig) inzicht te geven in de wijze van totstandkoming van de gebiedsontzeggingen.
Hardheidsclausule
- 1.
Bij de toepassing van de gebiedsontzegging kan de burgemeester afwijken van onder 5.3 opgenomen matrix indien het opleggen van een gebiedsontzegging wegens feiten of bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen. Bij het nemen van het besluit tot het opleggen van een gebiedsontzegging, betrekt de burgemeester eventuele bijzondere omstandigheden van de overlastgever bij zijn overwegingen.
- 2.
Onder de in de tweede zin van het eerste lid bedoelde bijzondere omstandigheden wordt in elk geval niet verstaan:
- a.
het enkele feit dat een maatregel voor de overlastgever nadelig of ongewenst is;
- b.
het feit dat een maatregel consequenties heeft voor de normale maatschappelijke verplichtingen van de overlastgever;
- c.
omstandigheden die door schuld, door verwijtbaarheid of door keuze voor rekening en risico van de overlastgever komen of onder zijn verantwoordelijkheid tot stand kwamen en voor de overlastgever voorzienbaar waren of voorzienbaar hadden kunnen zijn.
- a.
- 3.
De burgemeester kan naar bevind van zaken bepalingen uit de APV of het Wetboek van Sr. aan de onderhavige beleidslijn toevoegen.
5.5. Evaluatie
De beleidsregel gebiedsontzeggingen wordt één jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.
Aldus vastgesteld door de burgemeester van Gooise Meren, d.d. 19 maart 2019.
drs. H.M.W. ter Heegde
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl