Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent stedelijke vernieuwing Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019

Geldend van 14-03-2019 t/m 27-10-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent stedelijke vernieuwing Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 5 maart 2019 hebben besloten:

I. In te stemmen met vaststellen van de Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019, met als materiële wijzigingen:

I.1. Het verhogen van de subsidiebedragen voor de vervanging van meervoudige stijgleidingen van € 457,00 naar € 685,50 per woning,alsmede het uitbreiden van de

toepassing van de subsidie naar andere leidingmaterialen;

I.2. Het uitbreiden van de verhuiskostensubsidie ‘van Groot naar Beter’ naar sociale huurwoningen vanaf vier kamers ten opzichte van vijf kamers in 2018;

I.3. Het voortzetten van de Subsidieregeling Programma ouderenhuisvesting 2018 in de Subsidieregeling Stedelijke vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019.

II. In te stemmen met vaststellen van de volgende jaarlijkse subsidieplafonds:

a. voor de subsidie voor bodemsanering ingevolge artikel 17 van de regeling: € 400.000;

b. voor de subsidie voor verhuizing van Groot naar Beter ingevolge artikel 19 van de regeling: € 500.000; en,

c. voor de subsidie voor activiteiten gericht op het langer zelfstandig wonen van ouderen ingevolge artikel 20 van de regeling: € 200.000.

Onderbouwing besluit

Ad I.1) De subsidiebedragen voor vervanging van meervoudige stijgleidingen door enkelvoudige stijgleidingen en het bedrag voor bemetering per woning worden verhoogd.

De subsidiebedragen zijn verhoogd middels indexering, rekening houdend met inflatie vanaf 1999. Het bedrag is aldus verhoogd van € 457,00 naar € 685,50 per woning.

Daarnaast is de subsidie – die eerder uitsluitend van toepassing was op vervanging van koperen meervoudige stijgleidingen- uitgebreid naar andere leidingmaterialen (zoals kunststoffen polyetheen (PE) en polyvinylchloride (PVC)). Deze verhogingen van de subsidiebedragen hebben tot doel meer vernieuwing van stijgleidingen en individuele waterbemeteringsinstallaties te verwezenlijken.

Ad I.2) De subsidie voor de tegemoetkoming in de verhuiskosten is uitgebreid naar verhuizingen uit woningen vanaf vier kamers in plaats van vanaf vijf kamers. De oppervlakte-eis van de achter te laten woning blijft ongewijzigd namelijk 70 m2. Deze verruiming heeft tot doel meer doorstroming van huurders uit grote woningen te stimuleren. Dit is opgenomen in de brief “Inzet Actieplan Wonen en bouwen” aan de gemeenteraad op 25 oktober 2018 waarin € 10 miljoen voor Wonen is gereserveerd.

Daarnaast zijn de bedragen op het prijsniveau van 1 januari 2019 gebracht.

Ad I.3) Op 14 februari 2019 heeft de Raad het Programmaplan Ouderenhuisvesting 2019-2022 vastgesteld. Dit plan bevat de voortzetting van de Subsidieregeling Programma ouderenhuisvesting 2018. De huidige Subsidieregeling Programma ouderenhuisvesting 2018 eindigt op 1 juli 2019. Omdat in het kader van het Programmaplan Ouderenhuisvesting 2019-2022 de inzet blijft om ouderen langer en prettig zelfstandig te laten wonen in de Amsterdam, zijn er middelen beschikbaar gesteld om de subsidieregeling ouderenhuisvesting voort te zetten. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de subsidie in deze subsidieregeling op te nemen met inbegrip van enkele wijzigingen die een beter gebruik van de subsidieregeling stimuleren en ter verduidelijking:

  • Een wooncomplex mag 5 woningen of meer bedragen in plaats van 10 woningen of meer;

  • Van de vereiste cofinanciering van 50% bij subsidies hoger dan € 5.000,-, kan in tegenstelling tot voorheen door het college in individuele gevallen worden afgeweken. Belangrijk hierbij is dat altijd vereist is dat de subsidie een financieel knelpunt oplost. Dat wil zeggen dat de aanvrager zelf niet voldoende financiële middelen heeft om de investering te doen en deze dus zonder de subsidie niet zou plaatsvinden;

  • Een aanvrager mag in een kalenderjaar niet meer subsidie aanvragen dan 30.000 euro, voorheen mocht een aanvrager maar één keer per jaar subsidie aanvragen.

  • Een aantal activiteiten zijn expliciet uitgezonderd van de subsidie. Regulier onderhoud aan bestaande installaties komen niet in aanmerking en reguliere toevoegingen bij ouderenhuisvesting zoals airconditioning, legionella-installaties of extra maatregelen voor brandveiligheid worden ook niet gesubsidieerd. Reden hiervoor is dat deze activiteiten als reguliere investeringen worden gezien die standaard bij de huisvesting van ouderen horen.

Voor Ad I.1), Ad I.2) en Ad I.3) geldt dat de Subsidieregeling Stedelijke vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting 2019 in werking treedt na publicatie in het Gemeenteblad. En dat vanaf dat moment tegelijkertijd de bestaande Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing 2018 en Subsidieregeling Programma ouderenhuisvesting 2018 worden ingetrokken. De intrekking van deze bestaande regelingen is geregeld in artikel 23 van de Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019.

Ad II.) Het college kan binnen de kaders van de begroting subsidieplafonds vaststellen. Het voorstel is voor de subsidies van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting plafonds vast te stellen conform de hiervoor gereserveerde bedragen in de begroting, respectievelijk € 500.000 en € 200.000. De subsidie voor bodemsanering wordt overeenkomstig de begroting uitgevoerd met een subsidieplafond van € 400.000.

Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019

Vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders op 5 maart 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de bestuurscommissie als bedoeld in de Verordening op het lokaal bestuur Amsterdam;

  • b.

    ASA: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • c.

    DAEB-vrijstellingsbesluit: het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011, betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van een compensatie voor een openbare dienst, verleend aan bepaalde, met beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen(PbEUC9380), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • d.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 14007/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PB EU L 352 van 24.12.2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • e.

    gebruiksoppervlakte: de genoemde begrippen bruto vloeroppervlakte en verhuurbaar vloeroppervlakte zijn gedefinieerd conform NEN 2580;

  • f.

    huisvestingsverordening: de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen dan wel later in de plaats tredende regelgeving;

  • g.

    huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkel gebruik van een woning of een ruimte met een andere bestemming;

  • h.

    onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de de-minimisverordening, uitgezonderd woningcorporaties;

  • i.

    oudere: persoon die voldoet aan de leeftijdseis voor seniorenwoningen in de huisvestingsverordening;

  • j.

    rekenhuur: de rekenhuur is de kale huurprijs verhoogd met enkele servicekosten die subsidiabel zijn als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

  • k.

    rolstoelgeschikte woning: een woning die bouwkundig geschikt is voor zelfstandig rolstoelgebruik en die op grond van de huisvestingsverordening alleen wordt toegewezen aan huishoudens waarvan één van de leden vanwege chronische medische beperkingen rolstolafhankelijk is;

  • l.

    seniorenwoning: een woning die bouwkundig geschikt is voor bewoning door een oudere en die op grond van de huisvestingsverordening met voorrang wordt toegewezen aan ouderen;

  • m.

    sociale huurwoning: een woning in het bezit van een woningcorporatie met een huur tot de grens van de rekenhuur als bedoeld artikel 13, eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag.

  • n.

    stedelijk vernieuwingsplan: grootschalige herstructurering van naoorlogse wijken in Nieuw-West, West (Kolenkitbuurt) en Noord (de Banne en de Waterlandpleinbuurt);

  • o.

    stedelijk vernieuwingsgebied: een door de gemeenteraad aangewezen stadsdeel of een deel daarvan, waar stedelijke vernieuwingsplannen worden gerealiseerd;

  • p.

    woning: zelfstandige woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • q.

    woningcorporatie: een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet;

  • r.

    woonoppervlakte: de gezamenlijke oppervlakte van de vertrekken zoals die wordt berekend aan de hand van het Besluit huurprijzen woonruimte;

  • s.

    zorginstelling: instelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel van de regeling

Het doel van deze regeling is:

  • a.

    het stimuleren van diverse bouw- en saneringsactiviteiten in het kader van de stedelijke vernieuwing;

  • b.

    het stimuleren van bodem- en gevelsanering;

  • c.

    het stimuleren van vervanging van meervoudige stijgleidingen;

  • d.

    het stimuleren van verhuizingen om grote woningen vrij te maken; en

  • e.

    het stimuleren van activiteiten die het langer zelfstandig kunnen wonen van ouderen bevorderen.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan eenmalig subsidie verlenen voor de activiteiten als bedoeld in dit artikel.

  • 2. Aan woningcorporaties kan subsidie worden verleend voor de activiteiten:

    • a.

      het realiseren van vijf- of meerkamerwoningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 100 m² (artikel 10);

    • b.

      het samenvoegen van woningen (artikel 11);

    • c.

      het realiseren van geclusterde ouderenwoningen (artikel 12);

    • d.

      het realiseren van rolstoelgeschikte woningen (artikel 13);

    • e.

      ingrijpende aanpak (artikel 14);

    • f.

      woningverbetering (artikel15 ).

  • 3. Aan eigenaren kan subsidie worden verleend voor de activiteiten:

    • a.

      gevelsanering verkeerslawaai (artikel 16)

    • b.

      bodemsanering (artikel 17);

    • c.

      vervanging van meervoudige stijgleidingen (artikel 18).

  • 4. Aan huurders kan subsidie worden verleend voor een verhuizing van Groot naar Beter (artikel 19).

  • 5. Aan woningcorporaties, zorginstellingen of rechtspersonen die zich krachtens de statuten richten op het bieden van het huisvesten van of zorg aan ouderen kan subsidie worden verleend voor activiteiten die het langer zelfstandig kunnen wonen van ouderen bevorderen (artikel 20).

  • 6. Subsidies die uit hoofde van deze regeling worden verleend aan woningcorporaties, zijn Diensten van Algemeen Economisch Belang als bedoeld in artikel 47 van de Woningwet. De subsidies zijn een specifieke, additionele vergoeding ten aanzien van de compensatie die wordt verleend in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan voor de activiteiten genoemd in artikel 4, tweede lid, derde lid, onderdeel b, vierde en vijfde lid, jaarlijks subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. Het college kan binnen het subsidieplafond onderscheid maken per soort activiteit of gebied.

  • 3. Subsidieaanvragen kunnen het hele jaar worden ingediend.

  • 4. De subsidieaanvragen worden in volgorde van binnenkomst in behandeling genomen.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid van de ASA weigert het college een subsidie te verlenen als:

    • a.

      voor zover vereist voor de activiteit geen omgevingsvergunning is of zal worden verleend;

    • b.

      reeds een begin is gemaakt met de activiteit zonder schriftelijke toestemming van het college, tenzij de subsidie minder dan € 5.000 bedraagt; of,

    • c.

      de aanvraag is ingediend door een ondernemer die niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet.

  • 2. In aanvulling op artikel 9, tweede lid van de ASA kan het college geheel of gedeeltelijk een subsidie weigeren te verlenen als:

    • a.

      de noodzaak van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet is aangetoond; of,

    • b.

      de uitvoering van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet doelmatig is.

Artikel 7 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA, zijn aan de subsidies de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      binnen 52 weken na het besluit tot verlening van de subsidie wordt begonnen met de activiteit waarvoor subsidie is verleend;

    • b.

      binnen drie jaar na verlening van de subsidie als bedoeld in artikel 4 vindt de gereedmelding van de activiteit waarvoor subsidie is verleend plaats; en,

    • c.

      het eigendom van de woning waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft voordat vaststelling van de subsidie plaatsvindt niet wordt overgedragen.

  • 2. De woningcorporatie administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het DAEB vrijstellingsbesluit, die zijn verbonden met activiteiten waarvoor zij op grond van deze regeling subsidie krijgt verleend, op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van de kosten, zulks gescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie.

Artikel 8 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000

In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA bevat de aanvraag tot subsidievaststelling voor de subsidies genoemd in artikel 4, tweede en derde lid, een gereedmelding van een daartoe bevoegd inspecteur.

Hoofdstuk 2 Subsidiabele activiteiten voor woningcorporaties

Artikel 9 Algemeen

  • 1. Het college kan uitsluitend in de volgende stedelijk vernieuwingsgebieden subsidies verlenen:

    • a.

      in stadsdeel Nieuw-West in de navolgende stedelijke vernieuwingsplannen zoals genoemd in het Ontwikkelingsplan Richting Parkstad 2015: Meer en Oever, Osdorp Midden Noord, De Punt, Centrum Nieuw West, Wildemanbuurt, Lelylaan Tweede Fase, Delfland-plein/Staalmanplein, Overtoomse Veld, Jacob Geelbuurt (Slotervaart Noord), Geuzenveld Zuid, Buurt 5, Noordoever, Slotermeer Noord en Slotermeer Zuid;

    • b.

      in stadsdeel West in het stedelijke vernieuwingsgebied Kolenkitbuurt;

    • c.

      in stadsdeel Noord in de stedelijke vernieuwingsgebieden De Banne en Nieuwendam Noord.

  • 2. Het college kan alleen subsidies voor activiteiten genoemd in artikel 10, 12 of 13, combineren met artikel 14, voor zover de ingrijpende aanpak slopen gevolgd door nieuwbouw betreft.

  • 3. Alvorens te beslissen op een subsidieaanvraag als bedoeld in dit hoofdstuk wordt advies gevraagd aan het algemeen bestuur.

Artikel 10 Subsidie voor het bouwen van vijf- of meerkamerwoningen

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor het bouwen van vijf- of meerkamerwoningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 100 m². Deze subsidie bedraagt:

    • a.

      maximaal € 28.750 voor een woning in het stedelijke vernieuwingsgebied in stadsdeel West;

    • b.

      maximaal € 28.750 voor een woning in stedelijk vernieuwingsgebieden in stadsdeel Noord;

    • c.

      maximaal € 31.250 voor een woning in stedelijk vernieuwingsgebieden in stadsdeel Nieuw-West.

  • 2. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dienen bij de aanvraag per project de volgende gegevens te worden aangeleverd:

    • a.

      bestek en tekeningen van het bouwplan schaal 1:100;

    • b.

      specificatie van de stichtingskosten van het bouwplan;

    • c.

      specificatie van de projectgegevens;

    • d.

      per woningtype een plattegrond schaal 1:100;

    • e.

      kopie van de omgevingsvergunning.

  • 3. In aanvulling op artikel 7 draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat:

    • a.

      de bouw van de woning plaatsvindt overeenkomstig het ingediende en goedgekeurde bouwplan;

    • b.

      de woning wordt verhuurd aan een huishouden met minimaal drie kinderen en met een bruto inkomen dat niet hoger is dan € 52.025; en,

    • c.

      de rekenhuur van de woning na realisatie onder de maximale huurgrens ligt als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a, van de Wet op de huurtoeslag.

  • 4. In aanvulling op artikel 6, eerste lid, wordt de subsidie geweigerd indien:

    • a.

      de woning niet valt in een van de stedelijke vernieuwingsgebieden genoemd in eerste lid;

    • b.

      geen vijf of meer kamerwoning wordt gebouwd;

    • c.

      de oppervlakte van de te bouwen woning geen 100 m² gbo bedraagt.

Artikel 11 Subsidie voor samenvoegen

  • 1. Het college kan een subsidie verlenen voor het samenvoegen van sociale huurwoningen met minimaal drie kamers en een gebruiksoppervlakte van minimaal 80 m². Deze subsidie bedraagt:

    • a.

      maximaal € 20.000 voor een woning in stedelijk vernieuwingsgebied in stadsdeel West;

    • b.

      maximaal € 20.000 voor een woning in stedelijk vernieuwingsgebieden in stadsdeel Noord;

    • c.

      maximaal € 20.835 voor een woning in stedelijk vernieuwingsgebieden in stadsdeel Nieuw-West.

  • 2. Onder samenvoegen wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: het treffen van bouwkundige maatregelen aan zelfstandige woonruimten waarbij aanvullende voorzieningen worden aangebracht waardoor de indeling zodanig wijzigt dat uit twee of meer zelfstandige woonruimten één zelfstandige woonruimte ontstaat, uit drie of meer zelfstandige woonruimten twee zelfstandige woonruimten of een niet-woonruimte bij een direct aangrenzende zelfstandige woonruimte wordt betrokken waardoor de oorspronkelijke woonruimte wordt vergroot met ten minste 30 m².

  • 3. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dienen bij de aanvraag per project de volgende gegevens te worden aangeleverd:

    • a.

      bestek en tekeningen, van het bouwplan schaal 1:100;

    • b.

      specificatie van de stichtingskosten van het bouwplan;

    • c.

      specificatie van de projectgegevens;

    • d.

      kopie van de omgevingsvergunning.

  • 4. In aanvulling op artikel 7 draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat de rekenhuur van de woning na realisatie onder de maximale huurgrens ligt als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag.

  • 5. In aanvulling op artikel 6, eerste lid, wordt de subsidie geweigerd indien:

    • a.

      de woning niet valt in een van de stedelijke vernieuwingsgebieden genoemd in eerste lid; of,

    • b.

      het een samenvoeging betreft van een eengezinswoning die vanwege woningnood bij de totstandkoming is gesplitst in twee wooneenheden met de bedoeling die splitsing bij het einde van de woningnood weer ongedaan te maken (duplexwoningen).

Artikel 12 Subsidie voor geclusterde ouderenwoningen

  • 1. Het college kan voor het bouwen van een geclusterde ouderenwoning een subsidie verlenen.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal € 14.375 en kan in afwijking van artikel 9 eerste lid uitsluitend worden verleend voor woningen gelegen in stedelijk vernieuwingsgebieden in de stadsdelen Noord en West.

  • 3. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dienen bij de aanvraag per project de volgende gegevens te worden aangeleverd:

    • a.

      bestek en tekeningen van het bouwplan schaal 1:100;

    • b.

      specificatie van de stichtingskosten van het bouwplan;

    • c.

      specificatie projectgegevens;

    • d.

      specificatie woning – en gebouwgebonden aan de hand van een toetsformulier; en indien van toepassing:

    • e.

      kopie van de omgevingsvergunning.

  • 4. In aanvulling op artikel 7 draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat:

    • a.

      de rekenhuur van de gebouwde woning na realisatie onder de maximale huurgrens ligt als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag; en,

    • b.

      de woning na oplevering wordt verhuurd aan een huishouden met ten minste één persoon die voldoet aan de leeftijdseis voor woningen die op grond van de huisvestingsverordening met voorrang wordt toegewezen aan ouderen.

  • 5. In aanvulling op artikel 6, eerste lid, wordt de subsidie geweigerd indien:

    • a.

      de woning niet valt in een van de stadsdelen genoemd in het eerste lid; of,

    • b.

      te bouwen woning niet voldoet aan voorwaarden en aanbevelingen die van toepassing zijn op wibo-woningen zoals door het college vastgesteld op 9 juli 2002 in de Richtlijnen ‘Wibo’s, meer dan wonen’.

Artikel 13 Subsidie voor rolstoelwoningen

  • 1. In afwijking van artikel 9 eerste lid kan het college voor het realiseren van een rolstoelwoning in de hele gemeente een subsidie verlenen van:

    • a.

      maximaal € 20.000 voor een woning met maximaal drie kamers;

    • b.

      maximaal € 30.000 voor een woning met minimaal vier kamers.

  • 2. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dienen bij de aanvraag per project de volgende gegevens te worden aangeleverd:

    • a.

      bestek en tekeningen van het bouwplan, schaal 1:100;

    • b.

      specificatie van de stichtingskosten van het bouwplan;

    • c.

      specificatie van de projectgegevens;

    • d.

      per rolstoelwoning een toetsformulier en een plattegrond schaal 1:100;

    • e.

      kopie van de omgevingsvergunning.

  • 3. In aanvulling op artikel 7 draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat:

    • a.

      de rekenhuur van de woning na realisatie onder de maximale huurgrens ligt als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag ligt;

    • b.

      de woning na gereedkomen wordt verhuurd in overeenstemming met de geldende afspraken over de bemiddeling van rolstoelgeschikte woningen, zoals vastgelegd in Beleidsregel 5 “Urgenties” bij de huisvestingsverordening.

  • 4. In aanvulling op artikel 6, eerste lid, wordt de subsidie geweigerd indien het project niet voldoet aan het Toetsingskader rolstoelwoningen 2009 zoals vastgesteld bij besluit van het college op 3 maart 2009.

Artikel 14 Subsidie voor ingrijpende aanpak

  • 1. Het college kan een subsidie verlenen voor een ingrijpende aanpak van een sociale huurwoning.

  • 2. Onder ingrijpende aanpak wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: het slopen gevolgd door nieuwbouw of het renoveren op hoog niveau van woningen die gelegen zijn in de stedelijke vernieuwingsgebieden.

  • 3. Van het renoveren op hoog niveau als bedoeld in het tweede lid is slechts sprake als sprake is van een bruto-investering per woning inclusief BTW en opslagen minimaal € 46.875 bedraagt.

  • 4. De hoogte van subsidie is afhankelijk van het gebied waar de ingrijpende aanpak plaatsvindt, het type activiteit en het type woning. De subsidie bedraagt:

    • a.

      maximaal € 15.625 per gebouwde woning in stedelijk vernieuwingsgebied in stadsdeel Nieuw-West wanneer het sloop gevolgd door nieuwbouw betreft;

    • b.

      maximaal € 7.800 per gebouwde studenteneenheid in stedelijk vernieuwingsgebieden in stadsdeel Nieuw-West wanneer het sloop gevolgd door nieuwbouw daarvan betreft;

    • c.

      maximaal € 4.250 per woning in stedelijk vernieuwingsgebied in stadsdeel West;

    • d.

      maximaal € 10.000 per woning in stedelijk vernieuwingsgebied De Banne in stadsdeel Noord;

    • e.

      maximaal € 10.625 per woning in stedelijk vernieuwingsgebied Nieuwendam-Noord in stadsdeel Noord.

  • 5. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dienen bij de aanvraag per project in geval van sloop gevolgd door nieuwbouw de volgende gegevens te worden aangeleverd:

    • a.

      adressen van de te slopen woningen;

    • b.

      kopie van de melding sloop.

  • 6. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dienen bij de aanvraag per project in geval van renoveren op hoog niveau de volgende gegevens te worden aangeleverd:

    • a.

      bestek en tekeningen van het bouwplan, schaal 1:100;

    • b.

      specificatie van de stichtingskosten van het bouwplan;

    • c.

      specificatie verwachte huurpunten en hoogte van de huur per woningadres na ingrijpende verbetering;

    • d.

      indien van toepassing kopie omgevingsvergunning.

  • 7. In aanvulling op artikel 7 draagt de aanvrager er bij renovatie op hoog niveau zorg voor dat:

    • a.

      de gerenoveerde woningen zullen worden verbeterd overeenkomstig het ingediende plan;

    • b.

      de rekenhuur van de woning na realisatie onder de maximale huurgrens ligt als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a, van de Wet op de Huurtoeslag.

  • 8. In aanvulling op artikel 6, eerste lid, wordt de subsidie voor ingrijpende aanpak geweigerd indien:

    • a.

      de woning niet valt in een van de stadsdelen dan wel gebieden daarbinnen, genoemd in het vierde lid; of,

    • b.

      de stichtingskosten per woning inclusief BTW en opslagen minder dan € 46.875 bedraagt.

Artikel 15 Subsidie voor woningverbetering

  • 1. In afwijking van artikel 9 eerste lid kan het college uitsluitend een subsidie verlenen voor woningverbetering van een sociale huurwoning in de stedelijke vernieuwingsgebieden gelegen in de stadsdelen West en Nieuw-West.

  • 2. Onder woningverbetering wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: een substantiële verbetering van de kwaliteit van een sociale huurwoning met een vereiste minimum investering van € 20.850, waardoor de doorexploitatie van de woning na de ingreep tenminste vijftien jaar bedraagt.

  • 3. De subsidie bedraagt 20% van de gepleegde bruto-investering inclusief BTW en opslagen met een maximum van € 12.500 per woning.

  • 4. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dienen bij de aanvraag per woning de volgende gegevens te worden aangeleverd:

    • a.

      bestek en tekeningen van het bouwplan, schaal 1:100;

    • b.

      specificatie van de stichtingskosten van het bouwplan;

    • c.

      specificatie verwachte huurpunten en hoogte van de huur per woningadres na verbetering;

    • d.

      verklaring omtrent de doorexploitatie van de woning van tenminste 15 jaar; en,

    • e.

      kopie omgevingsvergunning.

  • 5. In aanvulling op artikel 7 draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat:

    • a.

      de woningen zullen worden verbeterd overeenkomstig het ingediende bouwplan; en,

    • b.

      de rekenhuur van de woning na realisatie onder de maximale huurgrens ligt als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de Huurtoeslag.

  • 6. In aanvulling op artikel 6, eerste lid, wordt de subsidie geweigerd indien:

    • a.

      de woning niet valt in een van de stadsdelen genoemd in het, eerste lid;

    • b.

      de stichtingskosten per woning inclusief BTW en opslagen minder bedragen dan € 20.850;

    • c.

      de doorexploitatie van de woning minder is dan 15 jaar; of,

    • d.

      de werkzaamheden het plegen van achterstallig onderhoud betreffen.

Hoofdstuk 3 Subsidiabele activiteiten voor eigenaren

Artikel 16 Subsidie voor gevelsanering verkeerslawaai

  • 1. Het college kan aan een eigenaar van een woning subsidie verlenen voor de kosten van de geluidwerende voorzieningen tegen verkeerslawaai op basis van de normbedragen, zoals vermeld in de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai zoals vastgesteld door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

  • 2. Onder eigenaar wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: een juridisch eigenaar-bewoner, een erfpachter, een woningcorporatie of een ondernemer.

  • 3. De subsidieaanvragen kunnen gebundeld worden ingediend bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

  • 4. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dient bij de aanvraag te worden aangeleverd:

    • a.

      een eigendomsbewijs;

    • b.

      als de aanvraag wordt ingediend door een ondernemer: een ingevulde de-minimisverklaring.

  • 5. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat gevelsanering voldoet aan de eisen zoals beschreven in de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai zoals vastgesteld door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

  • 6. In aanvulling op artikel 6, eerste lid, wordt de subsidie geweigerd indien:

    • a.

      het woningadres in de aanvraag niet is vermeld op de lijst van woningen langs drukke wegen met zware geluidsbelasting waarvan de ongecorrigeerde geluidsbelasting op 1 maart 1986 gelijk was of hoger dan 66 dB(A), zoals geaccepteerd door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 27 oktober 2009 (Eindlijst).

    • b.

      de aanvraag niet voldoet aan artikel 5 en 6 van de Subsidieregeling sanering verkeerslawaai; of,

    • c.

      het woningadres niet voorkomt in een HOMA-besluit van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat als bedoeld in artikel 90 van de Wet geluidhinder.

  • 7. In afwijking van artikel 8 van de ASA wordt de beslissing op de aanvraag genomen 8 weken nadat het HOMA-besluit, als bedoeld in het zevende lid, onderdeel c, onherroepelijk is geworden.

Artikel 17 Subsidie voor bodemsanering

  • 1. Het college kan aan een eigenaar subsidie verlenen ter tegemoetkoming in door het college aanvaarde kosten, verbonden aan de uitvoering, alsmede aan de evaluatie en de nazorg als bedoeld in de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 en de Verordening bodemsanering Amsterdam 2006. Subsidie is alleen mogelijk voor dat deel van de bodemverontreiniging waarvoor de aanvrager niet aansprakelijk te stellen is.

  • 2. Onder bodemsanering wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: het geheel van maatregelen als bedoeld in de artikelen 38 en 39 van de Wet bodembescherming.

  • 3. Onder eigenaar wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: een juridisch eigenaar-bewoner, een erfpachter, een woningcorporatie of een ondernemer.

  • 4. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dient een ondernemer bij de aanvraag een verklaring de-minimissteun in te dienen waaruit blijkt dat het drempelbedrag van € 200.000 niet wordt overschreden.

  • 5. De subsidie bedraagt:

    • a.

      maximaal 100% van de saneringskosten tot een bedrag van € 5.000,-; of

    • b.

      maximaal 80% van de saneringskosten vanaf € 5.000,- tot € 10.000,-; of

    • c.

      maximaal 50% van de saneringskosten als deze € 10.000,- of hoger zijn.

  • 6. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dient bij de aanvraag de opzet van de sanering als bedoeld in artikel 38 en het saneringsplan als bedoeld 39 van de Wet bodembescherming te worden aangeleverd.

  • 7. De subsidieontvanger is verplicht toezicht op de uitvoering van de sanering te laten uitvoeren op een door het college goedgekeurde wijze.

  • 8. In aanvulling op artikel 6, eerste lid, wordt de subsidie geweigerd indien:

    • a.

      het een sanering betreft waarbij geen sprake is van ernstige en spoedeisende bodemverontreiniging als bedoeld in artikel 1 en 37 van de Wet bodembescherming;

    • b.

      de opzet van de sanering niet sober en doelmatig is;

    • c.

      gebleken is dat voor de uitvoering van de sanering op andere wijze subsidie is ontvangen; of

    • d.

      van rijkswege geen subsidie meer wordt verstrekt.

  • 9. Onder gereedmelding wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: het door het bevoegd gezag genomen besluit dat het saneringsplan conform artikel 39 van de Wet bodembescherming is uitgevoerd.

Artikel 18 Subsidie voor vervanging van meervoudige stijgleidingen

  • 1. Het college kan aan een eigenaar subsidie verlenen voor het treffen van maatregelen ter vervanging van meervoudige stijgleidingen door een enkelvoudige stijgleiding en het geschikt maken voor bemetering van één of meer woningen.

  • 2. Onder drinkwaterinstallatie wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: de in een perceel aanwezige binnenleiding en de daarmee verbonden toestellen, indien de binnenleiding onmiddellijk of middellijk met het leidingnet van Waternet is verbonden en het water bestemd of mede bestemd is tot drinkwater.

  • 3. Onder enkelvoudige stijgleiding wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: een verticale verdeelleiding in een woongebouw die deel uitmaakt van de drinkwaterinstallatie, met per woning een centraal punt waarop alle tappunten van een woning zijn aangesloten.

  • 4. Onder meervoudige stijgleidingen wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: verticale verdeelleidingen in een woongebouw die deel uitmaken van de drinkwaterinstallatie waarop de tappunten van een woning zijn aangesloten.

  • 5. Onder eigenaar wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: de juridisch eigenaar-bewoner, de erfpachter, de woningcorporatie of een ondernemer.

  • 6. De subsidie bedraagt:

    • a.

      voor de eigenaar € 480 per bemeterde individuele drinkwaterinstallatie;

    • b.

      voor de eigenaar € 136,50 per woning waar de enkelvoudige stijgleiding wordt aangelegd, mits voorzien van een aftakking, voorbereid voor bemetering;

    • c.

      voor de hoofdbewoner van de woning waar de enkelvoudige stijgleiding doorheen wordt getrokken € 69 als tegemoetkoming voor de overlast.

  • 7. Bij eengezinswoningen met een blokaansluiting is het bepaalde in het vorige lid van overeenkomstige toepassing.

  • 8. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dient bij de aanvraag een schriftelijke verklaring van Waternet te worden aangeleverd, waarin is vermeld dat er meervoudige stijgleidingen aanwezig zijn in de woning.

  • 9. De subsidie wordt geweigerd indien de subsidieontvanger er geen zorg voor draagt dat:

    • a.

      Waternet schriftelijk heeft verklaard dat er meervoudige stijgleidingen aanwezig waren;

    • b.

      in alle relevante woningen een enkelvoudige stijgleiding is aangelegd, voorzien van een aftakking, voorbereid voor bemetering;

    • c.

      de enkelvoudige stijgleiding bestaat uit koper met een lage emissie, kunststof of een naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders voor milieu en gezondheid gelijkwaardig materiaal;

    • d.

      in één of meer woningen een watermeter is geplaatst; en,

    • e.

      voldaan is aan de Algemene Voorwaarden Drinkwater Waternet en de Aansluitvoorwaarden Drinkwater Waternet.

Hoofdstuk 4 Subsidiabele activiteiten voor huurders

Artikel 19 Subsidie voor verhuizing van Groot naar Beter

  • 1. Het college kan subsidie verlenen aan een huurder die is verhuisd met het label van Groot naar Beter.

  • 2. Onder grote woning wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: een sociale huurwoning gelegen in Amsterdam met tenminste vier kamers en een woonoppervlakte van minimaal 70 m².

  • 3. Onder beter wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan:

    • a.

      een woning met een woonoppervlak tot 60 m²; of,

    • b.

      een seniorenwoning; of

    • c.

      een woning die als wibo-woning wordt geadverteerd op WoningNet.

  • 4. De subsidie bedraagt:

    • a.

      maximaal € 4.000 voor een huishouden dat een woning van vier kamers verlaat;

    • b.

      maximaal € 4.700 voor een huishouden dat een woning van vijf kamers verlaat;

    • c.

      maximaal € 5.470 voor een huishouden dat een woning van zes kamers verlaat;

    • d.

      maximaal € 6.200 voor een huishouden dat een woning van zeven of meer kamers verlaat.

  • 5. In aanvulling op artikel 13 van de ASA worden de subsidies bedoeld in artikel 4 onder c en d direct vastgesteld.

  • 6. Het te verlenen bedrag zal lager worden indien op grond van andere regelingen subsidie voor verhuizing wordt ontvangen.

  • 7. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dienen bij de aanvraag de volgende gegevens te worden aangeleverd:

    • a.

      Een getekend huurcontract van de nieuw betrokken woning;

    • b.

      Een door huurder en corporatie getekend aanvraagformulier waaruit de samenstelling van het huishouden, het aantal kamers en oppervlakte van de achtergelaten woning, de oppervlakte van de nieuw betrokken woning en de geldigheid van het aan de huurder verstrekte label van Groot naar Beter blijkt; en,

    • c.

      Indien van toepassing een kopie van de beschikking voor een Wmo-verhuiskostenindicatie.

  • 8. In aanvulling op artikel 6, eerste lid, wordt de subsidie geweigerd indien:

    • a.

      de woning niet wordt gehuurd van een corporatie, aangesloten bij de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties;

    • b.

      de huurder geen grote woning achterlaat als bedoeld in het tweede lid;

    • c.

      de huurder niet verhuist naar een woning als bedoeld in het derde lid;

    • d.

      het huishouden dat de nieuwe woning betrekt uit meer dan drie personen bestaat; of,

    • e.

      er geen sprake is van een aan de huurder verstrekt geldig label van Groot naar Beter.

Hoofdstuk 5 Subsidiabele activiteiten ten behoeve van ouderenhuisvesting

Artikel 20 Subsidie voor activiteiten gericht op het langer zelfstandig wonen van ouderen

  • 1. Het college kan een subsidie verlenen aan een woningcorporatie, een zorginstelling of een rechtspersoon die zich krachtens de statuten richt op het bieden van zorg aan of het huisvesten van ouderen voor:

    • a.

      het doen van bouwkundige aanpassingen aan wooncomplexen voor ouderen die het langer zelfstandig kunnen wonen van ouderen bevorderen; en,

    • b.

      niet-bouwkundige activiteiten die direct verband houden met het bevorderen van het langer zelfstandig kunnen wonen van ouderen.

  • 2. Onder wooncomplex voor ouderen wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: bouwwerk bestaande uit 5 of meer woningen die een bouwkundig geheel vormen en bestemd zijn voor bewoning door ouderen.

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal € 30.000,- per aanvraag en voor een subsidie hoger dan € 5.000,- is cofinanciering van tenminste 50 procent vereist.

  • 4. In aanvulling op artikel 5 van de ASA dienen bij de aanvraag de volgende gegevens te worden aangeleverd:

    • a.

      stukken betreffende eventueel aangevraagde financiële tegemoetkomingen ten behoeve van de activiteit;

    • b.

      de termijn waarbinnen met de activiteiten als bedoeld in het eerste lid wordt begonnen en waarbinnen deze zullen zijn afgerond.

  • 5. In aanvulling op artikel 6, eerste lid, wordt de subsidie geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager voldoende financiële middelen heeft om de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd uit te voeren;

    • b.

      op grond van een andere regeling een bijdrage voor dezelfde subsidiabele kosten kan worden gevraagd;

    • c.

      voor zover aan de aanvrager in het betreffende kalenderjaar op grond van dit artikel reeds € 30.000 subsidie is verleend;

    • d.

      de activiteit voornamelijk verband houdt met zorgverlening;

    • e.

      de activiteit bestaat uit regulier onderhoud aan bestaande installaties;

    • f.

      de activiteit niet is gericht op het oplossen van knelpunten in de woonsituatie van ouderen, zoals genoemd in het programmaplan ouderenhuisvesting 2019-2022, vastgesteld in de gemeenteraad op 14 februari 2019.

  • 6. Op de in het derde lid vereiste cofinanciering kan het college in individuele gevallen een uitzondering maken.

  • 7. Op het vijfde lid, onderdeel b, kan het college een uitzondering maken indien de in dat onderdeel bedoelde bijdrage wordt geweigerd of indien deze niet toereikend is.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 21 Overgangsrecht subsidieaanvragen gevelsanering verkeerslawaai

  • 1. De subsidieaanvragen voor gevelsanering verkeerslawaai voor adressen die zijn vermeld op de A-lijst en die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling worden behandeld volgens de Bijzondere verordening stedelijke vernieuwing Amsterdam zoals die gold voor de inwerkingtreding van de Subsidieregeling Stedelijk Vernieuwing Amsterdam 2018 en de beleidsregels gevelsanering verkeerslawaai 2004.

  • 2. De A-lijst als bedoeld in dit artikel is de lijst van woningen langs drukke verkeerswegen met zware geluidsbelasting, waarvan de ongecorrigeerde geluidsbelasting op 1 maart 1986 gelijk was aan of hoger dan 66 dB(A), zoals vastgesteld door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer op 9 februari 2000.

Artikel 22 Overgangsrecht subsidieaanvragen ingediend op grond van de Subsidieregeling Stedelijke vernieuwing Amsterdam 2018

De subsidieaanvragen of aanvragen tot vaststelling van een subsidie die voor de inwerkingtreding van deze regeling op grond van de Subsidieregeling Stedelijke vernieuwing Amsterdam 2018 zijn ingediend worden behandeld volgens de Subsidieregeling Stedelijke vernieuwing Amsterdam 2018 zoals die gold voor de inwerkingtreding van de Subsidieregeling Stedelijk Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019.

Artikel 23 Intrekking

De Subsidieregeling Stedelijke vernieuwing Amsterdam 2018 en de Subsidieregeling Programma ouderenhuisvesting 2018 worden ingetrokken.

Artikel 24 Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking één dag na de publicatie in het Gemeenteblad.

Artikel 25 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Femke Halsema,

burgemeester

Peter Teesink,

gemeentesecretaris

Toelichting

Algemeen

Deze Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019 (hierna: de regeling) geeft voorschriften voor verstrekking van subsidies van uiteenlopend karakter met betrekking tot woningen. Naast bouw- en verbetersubsidies, zijn er subsidies voor bodemsanering en meervoudige stijgleidingen, verhuizing van Groot naar Beter en voor activiteiten gericht op de doelen in het Programmaplan Ouderenhuisvesting 2019-2022 om ouderen in staat te stellen langer zelfstandig te wonen.

De regeling bevat subsidies die slechts door woningcorporaties aangevraagd kunnen worden (hoofdstuk 2), door eigenaren van een woning (hoofdstuk 3), door huurders (hoofdstuk 4) en door woningcorporaties, zorginstellingen of rechtspersonen die zich krachtens de statuten richten op het bieden van zorg aan of het huisvesten van ouderen (hoofdstuk 5).

De subsidies worden aangevraagd bij het Subsidiebureau en worden beoordeeld door de verschillende diensten. De subsidie voor vervanging van meervoudige stijgleidingen (artikel 18) wordt ingediend bij het Subsidiebureau in opdracht van Waternet. Bij de subsidies voor woningcorporaties wordt advies gevraagd van het stadsdeel, waar een project is gelegen. De (beslis)termijnen sluiten aan bij de beslistermijnen zoals neergelegd in de ASA.

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt wat onder subsidie moet worden verstaan en geeft tal van voorschriften met betrekking tot subsidieverlening en - vaststelling, gronden van intrekking, het stellen van voorwaarden en opleggen van verplichtingen. De voorschriften uit de Algemene wet bestuursrecht worden niet in de subsidieregeling herhaald maar zijn wel van toepassing. Tevens is de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (hierna: ASA) van toepassing. Deze subsidieregeling moet dus in samenhang met de ASA en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gelezen en toegepast worden.

Hoofdstuk 1 bevat bepalingen die op alle subsidies in de regeling van toepassing zijn. Bijvoorbeeld een aantal weigeringsgronden en verplichtingen die aanvullend op de in de ASA opgenomen weigeringsgronden en verplichtingen gelden.

De subsidies die in hoofdstuk 2 zijn opgenomen vloeien voort uit afspraken die in het verleden tussen gemeente en woningcorporaties zijn gemaakt om het Stimuleringsfonds ten bate van de corporaties in te zetten. Voor corporaties is budget beschikbaar dat in de periode tot en met 2020 zal worden ingezet voor fysieke vernieuwing van vastgoed in stedelijke vernieuwingsgebieden. Dit ten behoeve van een kwaliteitsimpuls op de woningvoorraad in aangewezen stedelijke gebieden, waar sprake is van een noodzakelijke integrale aanpak wegens een grotere volkshuisvestingsopgave dan in andere gebieden. Deze kwaliteitsimpuls zal zonder de subsidie niet of nauwelijks plaats vinden. Voor deze subsidies geldt dat uiterlijk 31 december 2020 een volwaardige subsidieaanvraag dient te zijn ingediend om in aanmerking te komen voor een bijdrage. Als er na 31 december 2020 Corporatiebudget resteert, valt dit budget vrij ten gunste van de gemeente conform artikel 37, tweede lid, van de Uitwerking Samenwerkingsafspraken.

De subsidies in hoofdstuk 3 hebben betrekking op de verbetering van woningen en bodem door eigenaren. Het college kan eigenaren van een woning subsidie verlenen voor de kosten van geluidwerende voorzieningen tegen verkeerslawaai, bodemsanering of vervanging van meervoudige stijgleidingen door enkelvoudige stijgleidingen.

In hoofdstuk 4 is een subsidie opgenomen om kleine huishoudens in een grote woning, te stimuleren een kleinere meer passende woning te betrekken. Van Groot naar Beter is alleen van toepassing op huurders van corporatiewoningen. De corporatie verstrekt aan de huurder onder voorwaarden een label van Groot naar Beter.

In hoofdstuk 5 is een subsidieregeling opgenomen voor activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen in het Programmaplan ouderenhuisvesting 2019-2022. Het gaat om activiteiten die het langer prettig zelfstandig kunnen wonen van ouderen bevorderen.

Staatssteun kader

De Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019 is getoetst aan de staatssteunregels. Bij de vraag over staatssteun kan onderscheid worden gemaakt tussen subsidie die wordt verstrekt aan woningcorporaties, aan ondernemers (niet zijnde woningcorporaties) en niet-ondernemers. Op niet-ondernemers zijn de staatssteunregels niet van toepassing.

Een ondernemer is iedere woningeigenaar die niet zelf woont in een woning, maar de woning al dan niet met een commercieel oogmerk verhuurt of aanhoudt als beleggingsobject. Ondernemers komen ook voor een aantal subsidies in aanmerking, namelijk voor gevelsanering, bodemsanering en de vervanging van meervoudige stijgleidingen. Op grond van artikel 6, eerste lid, van deze regeling worden subsidieaanvragen door ondernemers, die niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoen geweigerd. Op grond van de de-minimisverordening kan aan een onderneming over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- steun worden verleend zonder dat dit staatssteun oplevert. De subsidieaanvrager dient hier zelf op toe te zien en daartoe een “Verklaring de-minimissteun” te overleggen. Een subsidie aan een ondernemer, niet zijnde woningcorporatie, kan nimmer hoger zijn dan € 200.000,-.

Woningcorporaties kwalificeren als onderneming in de zin van de staatssteunregels, maar compensatie voor het uitvoeren van een Dienst van Algemeen Belang kan op grond van het DAEB-vrijstellingsbesluit geoorloofd zijn. Het Rijk heeft de woningcorporaties belast met het uitvoeren een Dienst van Algemeen Belang voor wat betreft hun taken op het gebied van sociale huurwoningen (‘de rijks-DAEB’). De activiteiten waarvoor woningcorporaties op grond van de Subsidieregeling Stedelijke Vernieuwing, van Groot naar Beter en ouderenhuisvesting Amsterdam 2019 subsidie ontvangen, hebben onder meer betrekking op het in stand houden en treffen van voorzieningen aan de sociale woningvoorraad. Dit zijn activiteiten die betrekking hebben op de rijks-DAEB als aangewezen in artikel 47 Woningwet. De compensatie die woningcorporaties op grond van deze subsidieregeling ontvangen, betreft een aanvullende gemeentelijke compensatie ten aanzien van de compensatie die woningcorporaties ontvangen van het Rijk. Op grond van artikel 5, tweede lid van het DAEB-vrijstellingsbesluit mag voor de uitvoering van deze taak maximaal tien jaar compensatie worden verleend, mits het compensatiebedrag niet hoger is dan nodig ter dekking van de netto-kosten daarvan. Op grond van artikel 5, negende lid van het DAEB-vrijstellingsbesluit moeten corporaties en ondernemers in de boekhouding de kosten en inkomsten van de diensten van algemeen economisch belang scheiden van de kosten van hun andere activiteiten. Deze verplichting voor woningcorporaties is neergelegd in artikel 7 tweede lid van deze subsidieregeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd die bij verschillende subsidies in de regeling een rol spelen. Voor de definitie van het begrip “oudere” wordt verwezen naar de huisvestingsverordening. In de huisvestingsverordening is bepaald dat onder ouderen in principe personen worden verstaan met een leeftijd van 65 jaar of ouder, tenzij er onvoldoende vraag is vanuit die groep. Dan kan onder oudere ook een persoon vanaf een leeftijd van 55 jaar worden verstaan.

Artikel 2

In artikel 2 is de toepasselijkheid van de ASA geregeld. Voor zover deze subsidieregeling geen afwijkende bepalingen bevat, gelden de bepalingen van de ASA onverkort. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om gegevens die moeten worden overgelegd bij een aanvraag en om indienings- en beslistermijnen.

Artikel 3

Dit artikel geeft een omschrijving van het oogmerk van deze subsidieregeling. De regeling kent grofweg vier onderdelen. Ten eerste het stimuleren van diverse bouwactiviteiten in het kader van stedelijke vernieuwing. Daarmee wordt een kwaliteitsverbetering van de voorraad nagestreefd. Ten tweede het stimuleren van gevel- en bodemsanering en de vervanging van meervoudige naar enkelvoudige stijgleidingen. Ten derde het stimuleren van verhuizingen om grote woningen vrij te maken. Ten vierde het stimuleren van activiteiten die er aan bijdragen dat ouderen langer prettig zelfstandig kunnen wonen.

Artikel 4

Dit artikel geeft aan voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Woningcorporaties kunnen subsidies aanvragen voor activiteiten betreffende hun vastgoed. Deze activiteiten hangen samen met het realiseren van stedelijke vernieuwing in aangewezen gebieden. Voor de activiteiten gevelsanering, bodemsanering en het vervangen van meervoudige stijgleidingen kunnen eigenaren uit heel Amsterdam subsidie aanvragen. De vervanging van stijgleidingen wordt door de gemeente uitgevoerd voor Waternet. Tot slot kunnen stadsbreed huurders die verhuizen van een grote woning naar een kleinere passende woning een subsidie aanvragen voor de verhuiskosten en kunnen woningcorporaties, zorginstellingen of rechtspersonen stadsbreed een subsidie aanvragen voor activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen zoals genoemd in het Programmaplan ouderenhuisvesting 2019-2022.

Artikel 5

Dit artikel bepaalt in overeenstemming met artikel 4 van de ASA dat er alleen subsidie kan worden aangevraagd en verleend indien hiervoor geld is gereserveerd op de gemeentebegroting. Het college heeft de bevoegdheid om binnen het subsidieplafond onderscheid te maken per soort activiteit of gebied.

Artikel 6

Artikel 6 bevat weigeringsronden die voor alle subsidies in deze regeling gelden. Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op de weigeringsgronden uit de Algemene wet bestuursrecht en uit de ASA. Hiernaast zijn in de artikelen waarin de afzonderlijke subsidies zijn geregeld, specifieke weigeringsgronden opgenomen voor de desbetreffende subsidie.

Op grond van het eerste lid wordt subsidie geweigerd indien eventueel nodige omgevingsvergunningen nog niet zijn geregeld en indien een begin is gemaakt met de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd voordat schriftelijke toestemming van het college is gegeven (tenzij de subsidie minder dan € 5.000 bedraagt). Hiernaast wordt een aanvraag door een ondernemer geweigerd als door verlening van de betreffende subsidie niet meer aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening zou worden voldaan. Dan zou er namelijk sprake zijn van verboden staatssteun. Het komt erop neer dat de ondernemer over een periode van drie belastingjaren in totaal maximaal € 200.000,- aan subsidies mag ontvangen. De subsidieaanvrager dient hier zelf op toe te zien en daartoe een “Verklaring de-minimissteun” te overleggen.

Op grond van het tweede lid kan een subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien de noodzaak van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet is aangetoond of als de uitvoering niet doelmatig is. Een activiteit wordt doelmatig uitgevoerd als de voorgenomen uitvoering daadwerkelijk bijdraagt aan de realisatie van het beoogde doel en de kosten in verhouding staan tot de opbrengsten. Een activiteit wordt niet doelmatig uitgevoerd als daarmee normale standaarden worden overstegen.

Artikel 7

Dit artikel geeft een aantal aanvullende verplichtingen naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA. Ten eerste moet binnen 52 weken na de subsidieaanvraag met de activiteit waarvoor subsidie is verleend worden begonnen en binnen 3 jaar na de verlening van de subsidie moet het gereed zijn. Daarnaast mag het eigendom van de woning waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft niet worden overgedragen voordat vaststelling van de subsidie plaatsvindt. Tot slot zijn voor woningcorporaties zijn verplichtingen opgenomen met betrekking tot administratie van kosten.

Artikel 8

Voor de vaststelling van subsidies hoger dan € 5.000,- is op grond van artikel 14, tweede lid van de ASA een financieel verslag vereist en een verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd.

Deze verslaglegging gebeurt in het subsidieloket van de gemeente Amsterdam aan de hand van een daarvoor bestemd formulier . Op grond van artikel 8 dient de aanvraag tot subsidievaststelling voor subsidies uit hoofdstukken 2 en 3 indien deze hoger zijn dan € 5.000,- tevens een gereedmelding door een daartoe in de diensten waarop de subsidies betrekking hebben bevoegd inspecteur te bevatten. Dit komt tot uitdrukking door ondertekening van hierboven genoemd formulier door een bevoegd inspecteur. Met de gereedmelding komt vast te staan dat het werk overeenkomstig het goedgekeurde plan is uitgevoerd. Indien mocht blijken dat bij de uitvoering van de activiteit waarvoor subsidie is verleend is afgeweken van het goedgekeurde plan, kan de verleende subsidie worden ingetrokken en eventueel vastgestelde subsidie worden ingetrokken en teruggevorderd.

Artikel 9

Dit artikel regelt dat voor de in dat artikel genoemde stedelijke vernieuwingsgebieden subsidie kan worden verstrekt aan woningcorporaties. De doelstellingen voor de stedelijke vernieuwingsgebieden in Nieuw-West en West zijn door de gemeenteraad vastgelegd in Richting Parkstad 2015, de Raamovereenkomst Integrale Gebiedsontwikkeling Parkstad en de Allonge op deze Raamovereenkomst.

Voor de stedelijke vernieuwingsgebieden in Noord zijn de doelstellingen door de gemeenteraad vastgelegd in de stedelijke vernieuwingsplannen voor de Waterlandpleinbuurt (voorheen: Nieuwendam-Noord) en De Banne.

De subsidies voor het bouwen van vijf- of meer kamerwoningen, voor het bouwen van geclusterde ouderenwoningen en voor het bouwen van rolstoelwoningen kunnen worden gecombineerd met een subsidie voor ingrijpende aanpak, voor zover de ingrijpende aanpak betrekking heeft op het slopen van woningen gevolgd door nieuwbouw.

Artikel 10

Vanwege het grote tekort aan geschikte woningen voor grote gezinnen, die veelal een laag inkomen hebben, is een subsidie beschikbaar voor het bouwen van grote vijf- en meerkamerwoningen van minimaal 100 m2. De subsidie wordt uitgekeerd onder de voorwaarde dat de rekenhuur van de woning na realisatie onder de maximale huurgrens ligt als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag (in 2019: 720,42 Euro).

Artikel 11

Amsterdam heeft een groot tekort aan ruime woningen voor alle inkomensgroepen; daarom is subsidie mogelijk gemaakt om het samenvoegen van kleine bestaande woningen door woningcorporaties te bevorderen. Duplexwoningen komen niet voor subsidie in aanmerking vanwege de geringe investering die het samenvoegen met zich meebrengt. Een duplexwoning is een eengezinswoning die vanwege de woningnood bij de totstandkoming is gesplitst in twee wooneenheden, met de bedoeling die splitsing bij het einde van de woningnood weer ongedaan te maken. Tot slot geldt ook bij samenvoegen de voorwaarde dat de rekenhuur van de woning na realisatie onder de maximale huurgrens moet liggen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag (in 2019: 720,42 Euro).

Artikel 12

De richtlijnen waaraan geclusterde ouderenwoningen moeten voldoen zijn beschreven in de Richtlijnen ‘Wibo’s, meer dan wonen’ die op 9 juli 2002 door het college zijn vastgesteld. Verder zijn er regels over de maximale huurhoogte na realisatie en de doelgroep aan wie deze woningen moeten worden verhuurd (in principe 65 jaar en ouder).

Artikel 13

Deze subsidie is bedoeld voor het bouwen van rolstoelgeschikte woningen in Amsterdam. In afwijking van de andere subsidies voor woningcorporaties in hoofdstuk 2 kan deze subsidie worden verleend voor het realiseren van een rolstoelwoning in de hele gemeente en niet alleen in de stedelijke vernieuwingsgebieden. Er gelden verschillende subsidiebedragen voor kleinere (maximaal drie kamers) en grotere (minimaal vier kamers) rolstoelgeschikte woningen. De richtlijnen waaraan een rolstoelgeschikte woning moet voldoen staan in het Toetsingskader rolstoelwoningen 2009. Voorts is een subsidievoorwaarde dat de woning wordt verhuurd onder de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag (in 2019: 720,42 Euro) en in overeenstemming met Beleidsregel 5 Urgenties bij de huisvestingsverordening.

Artikel 14

De subsidie is bedoeld voor de kwalitatieve verbetering van de woningvoorraad in de stedelijke vernieuwingsgebieden door ingrijpende aanpak. Onder ingrijpende aanpak worden twee vormen van verbetering verstaan: hoog niveau- renovatie of sloop van woningen gevolgd door nieuwbouw. Er is sprake van hoog niveau-renovatie indien hiermee minimaal een investering van € 46.875 (inclusief BTW en opslagen) per woning gepaard gaat. Een op hoog niveau gerenoveerde woning gaat daardoor weer enkele tientallen jaren mee. Deze woningen worden na gereedmelding met een huurprijs onder de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag (in 2019: 720,42 Euro) aangeboden. Over nieuwbouwwoningen na sloop zijn in deze regeling geen nadere voorwaarden opgenomen, omdat er in een nieuwe situatie ander instrumentarium beschikbaar is.

Artikel 15

De reden voor de subsidie voor woningverbetering is dat de stedelijke vernieuwing meer dan voorheen in het teken zal staan van geringere ingrepen. Kleinere renovaties, vanaf € 20.850, worden daarom ook van een subsidie voorzien. Voor woningverbetering kan vanaf een investering van € 20.850 (inclusief BTW en opslagen ) een premie worden verkregen van 20% van de investering, met een maximum van € 12.500 per woning (bij een investering van € 60.000). De corporatie geeft bij het doen van de aanvraag een verklaring af dat de woning na de ingreep tenminste nog vijftien jaar als woning in exploitatie wordt gehouden. De regeling is onderdeel van de afspraken rondom de Parkstaddeal en daarom alleen beschikbaar voor de benoemde vernieuwingsgebieden gelegen in de stadsdelen West en Nieuw-West.

Artikel 16

Woningeigenaren kunnen subsidie voor geluidssanering aanvragen bij het Projectbureau Sanering Verkeerslawaai, een onderdeel van de directie Wonen van de gemeente Amsterdam. De Subsidieregeling Sanering verkeerslawaai van de rijksoverheid bevat de voorwaarden voor subsidieverlening en de normbedragen die van toepassing zijn. De subsidie is bedoeld om de geluidsbelasting van wegverkeer in de woningen terug te brengen. De gemeente voert de rijksregeling uit.

Er zijn vier weigeringsgronden. Allereerst komen alleen de adressen die voorkomen op de Eindlijst in aanmerking. Om dat te toetsen moet de aanvrager een eigendomsbewijs overleggen. De subsidie wordt ook geweigerd als niet wordt voldaan aan artikel 5 en 6 van de Regeling sanering verkeerslawaai. Dat houdt onder meer in dat de te nemen maatregelen sober en, ook financieel, doelmatig moeten zijn en deze subsidie niet wordt verstrekt als op grond van andere regelingen geldelijke steun wordt verstrekt. Het ontbreken van een HOMA besluit voor het woningadres van de aanvrager is ook een weigeringsgrond. In het zogenaamde HOMA besluit stelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat per saneringsprogramma en de daarin genoemde woningadressen de maatregelen vast die worden genomen om de geluidsbelasting terug te brengen. Tevens stelt de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in het HOMA besluit vast tot welke hoogst toelaatbare waarde de geluidsbelasting op de gevels van de woning moet worden teruggebracht.

Artikel 17

In dit artikel zijn de subsidies voor bodemsanering voor eigenaren of erfpachters, niet zijnde woningcorporaties, opgenomen. Doel is het stimuleren van bodemsanering waarmee een veilige en functionele bodemkwaliteit wordt gerealiseerd. Eigenaren of erfpachters van een locatie kunnen subsidie aanvragen. Subsidie wordt alleen verleend als voor het gehele saneringsplan onvoldoende middelen zijn om tot bodemsanering te komen. Het college stelt voor de activiteiten die volgens deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen een gemeenschappelijk subsidieplafond per jaar vast via de begroting. Het college rangschikt de aanvragen die voor subsidie of een financiële bijdrage in aanmerking komen op tijd-volgordelijke binnenkomst. Er moet sprake zijn van een ernstig geval van bodemverontreiniging waarbij de sanering spoedeisend is, als bedoeld in artikel 1 en 37 van de Wet bodembescherming. De beoordeling in hoeverre een sanering sober en doelmatig wordt uitgevoerd en in hoeverre kosten als bodemsaneringskosten kunnen worden aangemeld, zijn ter beoordeling van het college en zijn in het aanvraagformulier uitgewerkt. Welke gegevens moeten worden overlegd is op het aanvraagformulier en gereedmeldingsformulier vermeld.

Artikel 18

De grondslag voor de subsidie voor vervanging van meervoudige koperen stijgleidingen was voorheen de Verordening Energieprestatie plus. Waternet wil stimuleren dat watermeters worden geplaatst, waarbij het noodzakelijk is dat meervoudige stijgleidingen worden vervangen door enkelvoudige stijgleidingen. Daarom is deze subsidie uitgebreid naar het ontvlechten van meervoudige stijgleidingen van alle leidingmaterialen.

Artikel 19

Artikel 19 is bedoeld om kleine huishoudens in een grote woning, te stimuleren een kleinere meer passende woning te betrekken. Hierover zijn afspraken gemaakt met de corporaties.

Van Groot naar Beter is alleen van toepassing op huurders van corporatiewoningen, die aan de volgende voorwaarden voldoen: de huurder laat een woning achter met vier kamers of meer en de oppervlakte van die woning is minimaal 70 m². Daarnaast mag het huishouden van de huurder uit ten hoogste 3 personen bestaan.

De corporatie verstrekt aan de huurder een label van Groot naar Beter. Het label is twee jaar geldig, waardoor de huurder in die periode met voorrang kan zoeken op WoningNet naar een meer passende woning (woning tot 60 m² woonoppervlak, een seniorenwoning of een wibo-woning).

De gemeente verstrekt een gemaximeerde vergoeding aan de huurder die een grote woning achterlaat. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het aantal kamers in de vrijkomende woning. In afwijking van de ASA is de verlening van de subsidie in alle gevallen tevens de vaststelling van de subsidie.

Artikel 20

De gemeenteraad heeft zich in het Programmaplan Ouderenhuisvesting 2019-2022 ten doel gesteld om zich in te spannen voor voldoende geschikte en prettige woonruimte voor ouderen en heeft hier middelen voor beschikbaar gesteld. Hiertoe wil de gemeenteraad het bouwen en verbouwen van wooncomplexen voor ouderen stimuleren, zodat deze geschikt zijn voor bewoning door ouderen. Naast voldoende passende woonruimte voor ouderen, dragen bijvoorbeeld ook voorzieningen in de nabije woonomgeving bij aan de mogelijkheid voor ouderen om prettig zelfstandig te kunnen blijven wonen. Te denken valt aan een ontmoetingsruimte voor ouderen om eenzaamheid tegen te gaan.

De door het college van Burgermeester en Wethouders op 17 januari 2017 vastgestelde notitie Stedelijke Inzet Zorghuisvesting op 17 januari 2017, bevat vergelijkbare doelen of in het verlengde liggende doelen.

De subsidie is beschikbaar voor activiteiten die ten doel hebben het langer prettig zelfstandig wonen van ouderen te bevorderen en aantoonbaar bijdragen aan het oplossen van knelpunten die zijn genoemd in het Programmaplan Ouderenhuisvesting 2019-2022. Het betreft de volgende knelpunten:

  • onvoldoende geschikte woningen voor ouderen;

  • onvoldoende bewust zijn van ouderen over hun woonkeuzes voor het laatste deel van hun wooncarrière;

  • eenzaamheid van veel ouderen;

  • toename ouderen met lichte dementie;

  • transformatie van verpleeg- en verzorgingshuizen; en,

  • belang om in nieuwbouw afspraken te maken over het toevoegen geschikte woningen voor ouderen.

Bij bouwkundige aanpassingen kan het gaan om aanpassingen in individuele woningen of van gemeenschappelijke ruimten, zoals liften, entree, galerij of hal. Ook bouwkundige aanpassingen ten behoeve van voorzieningen in het complex vallen hieronder, zoals een inpandige kapper, ontmoetingsruimte, café of restaurant met een kleine kaart voor eten en drinken. Daarbij wordt wel verwacht dat deze voorzieningen worden aangeboden zonder winstoogmerk. Tot slot kan het ook gaan om bouwkundige aanpassingen van andere gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor ouderen in hun nabije woonomgeving.

Naast subsidie voor bouwkundige activiteiten komen voor subsidie in aanmerking niet-bouwkundige activiteiten die direct verband houden met het langer zelfstandig kunnen wonen van ouderen. De activiteiten moeten er aantoonbaar toe leiden dat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Deze activiteiten kunnen bestaan uit het samenbrengen van partijen teneinde meer of betere huisvesting te realiseren waar ouderen langer zelfstandig kunnen wonen of ondersteuning bieden aan het behoud van een woonzorginstelling, het omzetten ervan in ouderenhuisvesting of het ondersteunen van voorzieningen voor ouderen in de buurt.

Voor alle aanvragen geldt dat de algemene weigeringsgronden in artikel 6 van toepassing zijn. Twee belangrijke voorwaarden zijn dat de activiteit noodzakelijk is voor het beoogde doel en de uitvoering doelmatig is. De eis van doelmatigheid houdt in dat de voorgenomen activiteiten daadwerkelijk moeten bijdragen aan de realisatie van het beoogde doel en dat de kosten in verhouding moeten staan tot de opbrengsten. Een project is niet doelmatig als daarmee normale standaarden worden overstegen.

Hiernaast zijn in artikel 20, vijfde lid, een aantal aanvullende weigeringsgronden opgenomen. Subsidie wordt alleen verstrekt indien sprake is van een financieel knelpunt. Hierbij gaat het om situaties waarin de aanvrager onvoldoende financiële middelen heeft om de activiteit uit te voeren en de activiteit dus zonder subsidie niet zal plaatsvinden. Daarnaast wordt geen subsidie verleend voor activiteiten waarvoor op grond van een andere regeling een tegemoetkoming kan worden verkregen. Het college kan hier op grond van artikel 20, achtste lid, in bepaalde gevallen wel een uitzondering op maken, namelijk in gevallen waar een bijdrage op grond van een andere regeling is geweigerd of waar die bijdrage niet voldoende blijkt om de activiteit te verwezenlijken en het belang bij realisatie van een voorziening voor ouderen groot is. Per aanvrager wordt in een kalenderjaar maximaal € 30.000 subsidie verleend. Stapelen van subsidies kan dus maar tot zekere hoogte, een aanvraag wordt geweigerd voor zover daarmee in het betreffende kalenderjaar meer dan € 30.000 subsidie aan dezelfde aanvrager wordt verleend. Regulier onderhoud aan bestaande installaties of activiteiten die voornamelijk verband houden met zorgverlening komen niet in aanmerking voor deze subsidie. Tot slot moet de activiteit een knelpunt oplossen in de woonsituatie van ouderen, zoals genoemd in het Programmaplan ouderenhuisvesting 2019-2022. Dit betekent onder meer dat reguliere aanpassingen of reguliere toevoegingen in ouderenhuisvesting zoals airconditioning, legionella-installaties of extra maatregelen voor brandveiligheid niet worden gesubsidieerd.

Artikel 21

Dit artikel regelt het overgangsrecht voor lopende aanvragen voor gevelsanering verkeerslawaai met betrekking tot adressen die zijn vermeld op de A-lijst. Dit is de lijst van woningen langs drukke verkeerswegen met zware geluidsbelasting, waarvan de ongecorrigeerde geluidsbelasting op 1 maart 1986 gelijk was aan of hoger dan 66 dB(A), zoals vastgesteld door de minister van VROM op 9 februari 2000.

Artikel 22

Dit artikel regelt dat lopende aanvragen op grond van de Subsidieregeling Stedelijke vernieuwing Amsterdam 2018 nog volgens die regeling worden afgehandeld.

Artikel 23

Dit artikel regelt de intrekking van de Subsidieregeling Stedelijke vernieuwing Amsterdam 2018 en de Subsidieregeling Programma ouderenhuisvesting 2018. De onderhavige regeling vervangt de Subsidieregeling Stedelijke vernieuwing Amsterdam 2018 en de Subsidieregeling Programma ouderenhuisvesting 2018 wordt in deze regeling voortgezet op grond van het nieuw ingevoegde artikel 20.

Artikel 24

De regeling treedt in werking één dag na de publicatie van het besluit van de gemeenteraad betreffende de intrekking van de Bijzondere subsidieregeling stedelijke vernieuwing Amsterdam.

Artikel 25

Dit artikel bevat de citeertitel van de regeling.