Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR622066
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR622066/1
Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Zaltbommel 2019
Geldend van 06-03-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-03-2019
Intitulé
Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Zaltbommel 2019De raad van de gemeente Zaltbommel,
gelezen het voorstel van het college van 4 december 2018, nr. 403926.;
gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen van de gemeente Zaltbommel 2019.
HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
Begraafplaatsen in:
-
Aalst – Kerkstraat 2b,
-
Aalst – Prins Hendrikstraat 15,
-
Brakel – Dwarssteeg 7c,
-
Bruchem – Molenstraat 23,
-
Gameren – Prins Willem-Alexanderstraat 17,
-
Nederhemert – Molenstraat 2,
-
Nieuwaal – Kerkstraat 24 (oud),
-
Nieuwaal- Kerkstraat 35d (nieuw),
-
Poederoijen – Dorpsweg 3b,
-
Zaltbommel (Bossche Poort) – Boschstraat 94,
-
Zaltbommel (Nieuwe Tijningen) – Plaatsmajoor 2,
-
Zuilichem – Molenstraat 60;
-
- b.
graf: een zandgraf, grafkelder, graftombe of keldergraf;
- c.
zandgraf: een particulier of algemeen graf gegraven uitgegraven in de vaste grond;
- d.
grafkelder: een betonnen, gemetselde of kunststofconstructie waarin een of meerdere overledenen worden begraven of asbussen worden bijgezet in een particuliere grafkelder;
- e.
graftombe: een gedeeltelijke bovengrondse betonnen of gemetselde constructie, waarin een of meerdere overledenen worden begraven of asbussen worden bijgezet in een particuliere graftombe;
- f.
keldergraf: een betonnen, gemetselde of kunststofconstructie aaneengeschakeld, waarin meerdere overledenen worden bijgezet in een algemeen keldergraf;
- g.
urnenmuur: een bovengrondse constructie met particuliere nissen, waarin urnen kunnen worden bijgezet;
- h.
asbus: een bus ter berging van as van een overledene;
- i.
urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;
- j.
particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
- 1.
het doen begraven en begraven houden van overledenen;
- 2.
het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;
- 3.
het (ondergronds) doen verstrooien van as;
- 1.
- k.
algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van overledenen;
- l.
particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
- 1.
het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;
- 2.
het (ondergronds) doen verstrooien van as;
- 1.
- m.
algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van een asbus met of zonder urn;
- n.
particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;
- o.
gedenkplaats: een plaats om overledenen te gedenken;
- p.
strooiplaats: het plaatsen, bijzetten of verstrooien van as;
- q.
urnenbewaarplaats: algemene urnenbewaarplaats in aula Nieuwe Tijningen (nog niet in gebruik);
- r.
grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of herdenkingszuil;
- s.
beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;
- t.
rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf of een gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;
- u.
belanghebbende: natuurlijk persoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;
- v.
grafrustperiode : de periode tussen het moment van begraven en het ruimen van het graf.
- w.
overledene: conform de Wet op de lijkbezorging het lichaam (lijk) van een overledene of doodgeborene (de na een zwangerschapsduur van ten minste 24 weken levenloos ter wereld gekomen menselijke vrucht).
HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS
Artikel 2. Openstelling begraafplaats(en)
-
1. De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk tussen zonsopgang en zonsondergang. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.
-
2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.
-
3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.
Artikel 3. Ordemaatregelen
-
1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.
-
2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.
-
3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:
- a.
elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;
- b.
sneller dan 10 km per uur.
- a.
-
4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld onder a van het derde lid.
Artikel 4. Plechtigheden
-
1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.
-
2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.
Artikel 5. Opgravingen en ruimen
Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.
HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING
Artikel 6. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
-
1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk twee werkdagen voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.
Wanneer door aansluitende zaterdag-, zon- en feestdagen de kennisgeving is verlaat, dan kan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder worden gegeven.
Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
-
2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf mag uitsluitend geschieden door medewerkers of gespecialiseerd personeel namens of onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden namens of onder toezicht van de beheerder geheel verrichten.
Wanneer deze werkzaamheden een meer symbolisch karakter hebben, mogen deze werkzaamheden worden verricht onder toezicht van de betrokken begrafenisondernemer. In beide gevallen dienen zij deze wens, eveneens schriftelijk, uiterlijk tijdens de kennisgeving zoals bedoeld in het voorgaande lid aan de beheerder kenbaar te hebben gemaakt. Zij dienen bij deze handmatige werkzaamheden de aanwijzingen van de begrafenisondernemer of beheerder op te volgen en gebruik te maken van de ter beschikking gestelde hulpmaterialen.
Het voorlopen en bedienen van de graflift geschiedt door de begrafenisondernemer. Nabestaanden mogen onder toezicht van de begrafenisondernemer de graflift bedienen.
Wanneer de nabestaanden een bijzetting of verstrooiing zonder tussenkomst van een begrafenisondernemer willen regelen, dan is een medewerker namens de beheerder aanwezig. Zijn aanwijzingen moeten worden opgevolgd.
-
3. Medewerkers namens de beheerder zijn aanwezig op of in de directe nabijheid van de begraafplaats om tijdens calamiteiten te kunnen handelen. Ook zorgen zij in aansluiting op de bijzetting voor het sluiten van het graf.
Artikel 7. Gebouwen en muziekinstallatie
-
1. Het is niet mogelijk gebruik te maken van een ontvangstruimte en/of aula op de gemeentelijke begraafplaatsen.
-
2. Tijdens plechtigheden is het gebruik van een geluidsinstallatie toegestaan.
Artikel 8. Over te leggen stukken
-
1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.
-
2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.
-
3. Er wordt medewerking verleend aan een verzoek van een rechthebbende om een graf te ruimen/schudden en daarna aansluitend als keuzegraf in gebruik te mogen nemen, mits na de laatste bijzetting ten minste 20 jaar grafrust is verstreken.
-
4. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of indien deze is overleden door één van de andere personen genoemd in artikel 16, tweede lid.
-
5. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op een minimaal tien jaar. Verlenging kan plaatsvinden in een veelvoud van tien jaar tot het maximum van de oorspronkelijke grafrechttermijn.
-
6. Voor graven met een recht voor onbepaalde tijd betekent het verzoek van de rechthebbenden om het graf als keuzegraf te mogen gebruiken, dat het oorspronkelijke grafrecht voor onbepaalde tijd wordt opgeheven. Aan deze graven wordt een nieuw grafrecht verbonden met een looptijd van minimaal 20 jaar, zoals dit gebruikelijk is voor nieuwe graven.
-
7. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.
Artikel 9. Tijden van begraven en asbezorging
-
1. De plechtigheden voor het begraven en het bezorgen van as moeten plaatsvinden binnen de tijdsperiode van 10.00 tot 15.00 uur. Deze tijden gelden zowel voor werk- als zaterdagen. De tijden van begraving of asbezorging op weekdagen gelden als normale begraaftijden. Op zaterdagen wordt een toeslag in rekening gebracht.
-
2. Het college kan in bijzondere gevallen tegen nader vast te stellen tarieven van deze tijden afwijken.
HOOFDSTUK 4. INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN
Artikel 10. Indeling graven en asbezorging
-
1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:
- a.
particuliere graven, - grafkelders, - graftombes en - urnengraven;
- b.
particuliere urnennissen;
- c.
particuliere kindergraven;
- d.
gedenkplaatsen.
- a.
-
2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overledenen en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en hoeveel verstrooiingen van as er in de particuliere graven kunnen plaatshebben. Het college bepaalt tevens de afmetingen van de particuliere graven. De uitgifteduur van de grafrechten is vastgesteld op een termijn van 20 of 30 jaar of voor onbepaalde tijd.
-
3. Op de begraafplaats Bossche Poort worden geen urnengraven of algemene graven uitgegeven.
Artikel 11. Aantal overledenen in algemene graven
-
1. In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven gedurende de wettelijke grafrusttermijn van 10 jaar.
-
2. In de algemene urnengraven kan een door het college te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet gedurende de wettelijke grafrusttermijn van 10 jaar.
Artikel 12. Volgorde van uitgifte
-
1. De particuliere graven, - urnengraven en - urnennissen worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.
-
2. Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaatsen niet bezwaarlijk is.
-
3. Het college kan een particuliere grafkelder of graftombe toewijzen, anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaatsen noodzakelijk is.
-
4. Het college kan op verzoek een keuzegraf toewijzen, waarbij het oorspronkelijke graf wordt geruimd en waarbij het graf aansluitend in gebruik wordt genomen door dezelfde familie.
Artikel 13. Categorieën
Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.
Artikel 14. Termijnen particuliere graven
-
1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig, dertig jaar of onbepaalde tijd recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.
-
2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van minimaal tien jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend. Verlenging kan plaatsvinden in een veelvoud van tien jaar tot het maximum van de oorspronkelijke grafrechttermijn. Rechthebbenden, die zich niet zelf hebben gemeld, worden aangeschreven door de beheerder. Wanneer binnen een half jaar geen reactie is gekomen, wordt een bordje geplaatst, waarin de overige familieleden worden verzocht zich te melden indien zij de grafrechten willen overnemen.
-
3. Voor graven die uitgegeven zijn voor onbepaalde tijd is het grafrecht afgekocht. Het onderhoudsrecht voor deze graven wordt afgesloten voor een termijn van 30 jaar, waarna deze rechten dienen te worden verlengd.
-
4. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend.
-
5. De graven voor onbepaalde tijd die zijn omgezet met een grafrecht voor 30 jaar lopend tot 2043 krijgen hun recht voor onbepaalde tijd terug met in werkingtreding van deze verordening. Vanaf 2028 zullen cf artikel 14, lid 3 voor deze graven onderhoudsrechten in rekening worden gebracht.
-
6. Voor de rechthebbenden van de graven zoals genoemd in artikel 14, lid 5, geldt een overgangsregeling. Zij hebben de keus gebruik te maken van de oorspronkelijke regeling, waarna vanaf 2043 zowel grafrecht als onderhoudsrecht dient te worden betaald. Zij mogen ook kiezen voor de regeling geldend vanaf 2028, waarbij zij uitsluitend onderhoudsrecht hoeven te voldoen.
Artikel 15. Grafkelder en graftombe
Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder of graftombe overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.
Artikel 16. Overschrijving van verleende rechten
-
1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.
-
2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan. De overschrijving kan in dit laatste geval kosteloos geschieden op naam van de nieuwe rechthebbende als opdrachtgever van de bijzetting.
-
3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.
-
4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van zes maanden, maar binnen de termijn van vijf jaar kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.
Artikel 17. Afstand doen van graven
Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.
Artikel 18. Sluiting van graven
-
1. Op aanvraag van de rechthebbende kan het college een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben of asbus worden bijgezet, dan wel as worden verstrooid, dan die van de stoffelijke overschotten van de personen, die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.
-
2. Burgemeester en wethouders bepalen in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschieden. Zij stellen de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.
HOOFDSTUK 5. GRAFBEDEKKINGEN
Artikel 19. Vergunning grafbedekking
-
1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.
-
2. De rechthebbende van een particulier graf of de belanghebbende van een algemeen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.
-
3. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.
-
4. Het college kan de vergunning weigeren indien:
- a.
niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;
- b.
de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;
- c.
de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;
- d.
de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.
- a.
Artikel 20. Onderhoud door de gemeente
Het college onderhoudt geen grafbedekkingen met uitzondering van die grafbedekkingen op de begraafplaats Bossche Poort en Nieuwe Tijningen, waarvan de rechthebbende het onderhoud bij de beheerder heeft neergelegd gedurende de duur van het grafrecht.
Artikel 21. Onderhoud door rechthebbende of belanghebbende
-
1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking inclusief winterharde beplanting geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de belanghebbende.
-
2. De rechthebbende of de belanghebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.
-
3. Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
-
4. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking en de rechthebbende/belanghebbende maximaal één jaar de gelegenheid hebben geboden de grafbedekking te herstellen. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring gedurende vijf jaar bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
-
5. Het college kan de rechthebbende of de belanghebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.
-
6. Het college kan indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden of de vandalismegevoeligheid bevordert, direct maatregelen nemen om dit gevaar weg te nemen en de rechthebbende of belanghebbende verplichten de beschadiging aan de grafbedekking te herstellen.
Artikel 22. Niet-blijvende grafbeplanting
Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen kunnen -wanneer zij verwelkt zijn- inclusief linten, siervazen, potten, manden en dergelijke door de beheerder worden verwijderd.
Artikel 23. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn
-
1. De grafbedekking zal na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.
-
2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
-
3. Belanghebbenden en rechthebbenden kunnen binnen de in het tweede lid genoemde termijn bij het college ingediende schriftelijke verklaring aangeven, dat zij de grafbedekking weghalen. Het college bevestigt schriftelijk dat de grafbedekking maximaal 13 weken na deze bevestiging verwijderd moet zijn, tenzij de belanghebbende of rechthebbende met redenen omkleed om een later tijdstip heeft verzocht.
-
4. Wanneer de grafbedekking niet is verwijderd op het in het derde lid genoemde tijdstip, gaat de gemeente over tot verwijdering van de grafbedekking.
-
5. De grafbedekking vervalt zonder dat de gemeente tot enige vergoeding is verplicht, indien:
- a)
geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend;
- b)
de grafbedekking na de in het derde lid genoemde termijn door de rechthebbende of belanghebbende is verwijderd en in overleg met de beheerder maximaal 13 weken in depot is gezet.
- a)
HOOFDSTUK 6. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN
Artikel 24. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
-
1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.
-
2. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.
-
3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op één van de daartoe bestemde gedeelten (verzamelgraf) van de begraafplaatsen.
-
4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
-
5. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte (onderste laag) te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. Indien de geomorfologische omstandigheden het mogelijk maken kan bij het opnieuw uitgeven van dit particuliere graf aan dezelfde rechthebbende op verzoek van deze rechthebbende onder de eerste laag worden bijgezet, mits er sprake is van een minieme hoeveelheid menselijke resten.
De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
HOOFDSTUK 7. GEDEELTE VOOR KERKGENOOTSCHAP OF RELIGIEUZE GEMEENSCHAP
Artikel 25. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven
-
1. Het college kan na overleg met het bestuur van een kerkgenootschap of overkoepelende religieuze gemeenschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van een kerkgenootschap of religieuze gemeenschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 14 en 19, derde lid, van deze verordening.
HOOFDSTUK 8. IN STAND HOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING
Artikel 26. Lijst
-
1. Het college houdt een lijst bij van begraafplaatsen en grafbedekking met een rijks- of gemeentelijke monumentale status.
-
2. Het college onderzoekt of er graven zijn die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft en die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.
HOOFDSTUK 9. INRICHTING REGISTER
Artikel 27. Voorschriften
-
1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven overledenen.
-
2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.
-
3. De beheerder houdt bij welke asbestemmingen op de begraafplaats hebben plaatsgevonden.
HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN
Artikel 28. Intrekking oude regeling
De verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Zaltbommel 2016, vastgesteld op 25 februari 2016, wordt ingetrokken.
Artikel 29. Overgangsbepaling
-
1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de oude verordening gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
-
2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de oude verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.
Artikel 30. Strafbepaling
-
1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 2 en 3 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.
-
2. Overtreding van de artikelen 2 en 3 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 31. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2019, tegelijkertijd met de bijbehorende uitvoeringsbesluiten ‘Grafbedekkingen 2019’ en ‘Graven, asbestemming en gedenkplaatsen 2019’ in plaats van op de achtste dag na bekendmaking conform artikel 142 van de Gemeentewet.
Artikel 32. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Zaltbommel 2019.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 januari 2019.
De griffier,
drs. M.S.P. Muurling
De voorzitter,
Dr. J.P. Rehwinkel
TOELICHTING BEHEERVERORDENING BEGRAAFPLAATSEN 2019
A. ALGEMENE TOELICHTING
INLEIDING
1. De verordenende bevoegdheid
1.1 Begraafplaats op grondgebied van de eigen gemeente
In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die de raad in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.
De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.
2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid
Het hoofd van de buitendienst is aangewezen als beheerder van de gemeentelijke begraafplaatsen en de contactpersoon voor de inwoners, het LOB, de Oorlogsgravenstichting en de besturen van kerkgenootschappen en religieuze gemeenschappen en voor het in ontvangst nemen. De administratieve en uitvoerende werkzaamheden worden onder leiding van de beheerder uitgevoerd.
De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. Er zijn regelmatig momenten van contact met de begrafenisondernemers om specifieke kennis op dit gebied te delen. Er wordt geen toegevoegde waarde voor een adviescommissie gezien, mede omdat burgers via de gebruikelijke contacten met wethouders en raad al voldoende mogelijkheden hebben om aandacht voor specifieke problemen te vragen. Aanpassingen van beleid of onderhoudsniveau hebben vrijwel altijd financiële consequenties, waarover een adviescommissie geen zeggenschap heeft. Voorkomen moet worden, dat een adviescommissie een papieren tijger wordt zonder status.
De waarde van begraafplaatsen uit oogpunt van cultuurhistorie en maatschappelijke beleving wordt onderkend. In Zaltbommel zijn meerdere algemene en bijzondere begraafplaatsen aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument. Op dit moment zijn individuele graven niet als monument aangewezen. In 2012 vindt een globale inventarisatie plaats op begraafplaats Bossche poort, maar de kans op aanwijzing van een individueel grafmonument tot gemeentelijke monument wordt klein geacht. Er zijn geen graven van markante inwoners aanwezig behalve van de familie Philips. Oorlogsslachtoffers worden met een -door de gemeente aangebrachte en onderhouden- algemene plaquette geëerd op elke begraafplaats waar zij zijn bijgezet. De oorlogsgravenstichting beheert ook een zevental graven namens de CCWC, waarbij de gemeente de landelijk gebruikelijke hand- en spandiensten verricht ten aanzien van het schoonmaken van deze graftekens.
3. Wijzigingen in wet- en regelgeving
3.1. Wet op de lijkbezorging
De Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010.
3.2. Vermindering administratieve lasten
Vele zaken zijn in het model geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (art. 4), het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as en het door de nabestaanden zelf openen en sluiten van een graf (art.6). Een melding genereert weinig administratieve lasten.
Slechts in twee gevallen dient een vergunning te worden aangevraagd, i.e. voor het aanbrengen van een grafkelder of graftombe (art. 15) en voor het hebben van een grafbedekking (art. 19).
De vergunningsplicht voor het hebben van een grafkelder, graftombe of grafbedekking is in het nieuwe model gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van grafkelder/graftombe of een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet, is het niet eenvoudig om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen.
B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1.
In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.
In de Wet op de lijkbezorging wordt de term particulier graf geïntroduceerd voor een ‘eigen graf’. In de beheerverordening wordt hierbij aangesloten. Naast ondergrondse grafkelders worden ook bovengrondse grafkelders onder voorschriften toegestaan. Gezien de bovengrondse afmetingen is een bovengrondse grafkelder niet overal mogelijk. Om onderscheid te maken wordt voor een bovengrondse grafkelder de naam graftombe ingevoerd.
Ook dient er onderscheid gemaakt te worden tussen particuliere en algemene grafkelders. Daarvoor wordt gedefinieerd, dat een particuliere ondergronds constructie/bouwwerk grafkelder blijft heten en wordt voor een ondergrondse constructie/bouwwerk, waar algemene bijzettingen plaatsvinden, aangesloten bij de ingevoerde term van keldergraf. Het college neemt in overweging bij algemene graven over te gaan op het bijzetten in keldergraven.
De mogelijkheid wordt geboden as te doen verstrooien in de particuliere graven. Bij graven afgesloten met een grafbedekking is dit niet goed mogelijk. Ook kunnen andere nabestaanden zich onbedoeld geconfronteerd zien met een voor hen onwenselijke en onverwachte asverstrooiing. Daarom is in de verordening opgenomen, dat bij particuliere graven alleen ondergronds verstrooid mag worden, waarna de steen weer wordt aangebracht. Voor algemene graven is een strooiveld beschikbaar.
De nabestaande van een particulier graf, die het grafrecht beheert, wordt rechthebbende genoemd. Om ook de nabestaande van een overledene te kunnen benaderen en inlichten over de status van het graf is de term belanghebbende ingevoerd. De modelverordening spreekt hierbij zowel van belanghebbende als gebruiker. Zaltbommel kiest voor belanghebbende, omdat het de nabestaande betreft. De term ‘gebruiker’ duidt meer op de overledene in het graf.
Artikel 2.
Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.
Artikel 3.
Dit artikel bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Overtreding kan bestraft worden. De politie kan tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.
Het is niet meer nodig dat personen die werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats hebben te verrichten daarvoor toestemming van het college dienen te vragen. Steenhouwers en hoveniers zijn zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt echter, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden.
Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. De situatie kan uiteraard per begraafplaats verschillen.
Artikel 4.
Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en de APV, artikel 2.24 en 2.25. Herdenkingsbijeenkomsten vallen onder afdeling 7, Evenementen van de APV. In tegenstelling tot herdenkingsbijeenkomsten in de openbare ruimte volstaat voor een herdenkingsbijeenkomst met een plaatselijk en familiair karakter op de begraafplaatsen een melding aan de beheerder.
Artikel 5.
Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van één of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.
Artikel 6.
Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats zoals een urnennis of strooiplaats.
Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.
Artikel 7.
Het gebruik tijdens de buitenplechtigheid van een geluidsinstallatie is toegestaan ter ondersteuning van de sprekers, zodat aanwezigen de laatste woorden of muziek door omgevingsgeluid niet hoeven te missen. Uiteraard geldt dat het bereik van het geluid beperkt moet blijven tot de kring van aanwezigen.
Artikel 8.
De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.
Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten verdient het aanbeveling het hierboven genoemde traject zo soepel mogelijk te doen verlopen. Door de onderlinge contacten tussen gemeentelijk en uitvaartpersoneel voorafgaand aan de bijzetting levert dit ook in Zaltbommel geen problemen op.
Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 16, tweede lid.
Artikel 9.
Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Joodse begrafenissen vinden niet plaats op de sabbat (i.e. zaterdag). Het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap heeft een eigen begraafplaats aan de Marten van Rossemsingel en kan voor de bijzettingen rekening houden met de specifieke wensen.
Er is een islamitisch gedeelte aangewezen op Nieuwe Tijningen. Daarnaast zijn er ook andere gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen, enerzijds wanneer de termijn van begraven overschreden dreigt te worden, anderzijds wanneer vanuit geloofsovertuiging zo spoedig mogelijk binnen of na de minimale termijn van 36 uur dient te worden bijgezet.
Voor het bijzetten van een urn of doen verstrooien van as zijn deze zwaarwegende redenen niet aanwezig.
Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.
Artikel 10.
Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor personen, die elders zijn gecremeerd en verstrooid, voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de algemene en particuliere gedenkplaats. Op dit moment is alleen een gedenkplaats met mogelijkheid tot het aanbrengen van een gedenkplaatje op begraafplaats Nieuwe Tijningen. Gedenkplaatjes kunnen worden aangebracht voor 10 -, 20 - en 30 jaar. Deze voorzieningen kan bij veelvuldig verzoek ook bij andere begraafplaatsen worden gerealiseerd.
De begraafplaats Bossche Poort is onderdeel van de bolwerken. Daarnaast zijn de poort, het hekwerk en het baarhuisje aangewezen als rijksmonument.
Artikel 11.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 12.
Een particulier graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats, de beschikbare ruimte en de gesteldheid van de bodem.
De beperking in de vorige verordening, dat slechts één graf kan worden gereserveerd naast een graf kan vervallen, aangezien de nieuwe verordening de mogelijkheid biedt om bij één diep begraven direct een dubbelgraf te reserveren. Het college heeft –indien gewenst- voldoende mogelijkheden om misbruik van deze vrijheid in regelgeving tegen te gaan. De meeste families hebben slechts behoefte aan één dubbelgraf. In de praktijk zal een verzoek om een particulier graf bestaande uit twee dubbelgraven (dus vier bijzetmogelijkheden) niet vaak voorkomen. Daarbij moet gedacht worden aan een echtpaar met ongehuwde kinderen of ongehuwde broers en zusters, die in één graflocatie willen worden bijgezet.
Artikel 13.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 14.
De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mede delen, dat de termijn gaat aflopen. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen.
Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.
Daarnaast worden alle graven met onbepaalde tijd omgezet naar een particulier graf met het recht voor 30 jaar.
Artikel 15.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 16.
Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om overledenen in een bepaald graf te doen begraven.
Het recht op een graf kan worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon. De gemeente hoeft niet meer de familieband te checken, waardoor de administratieve lasten worden verlicht.
Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris of executeur testamentair, die de nalatenschap beheert.
Artikel 18 voorziet erin om bij het overlijden van een rechthebbende zonder nabestaande in vooroverleg met die rechthebbende of zijn notaris/executeur testamentair het graf na zijn bijzetting gesloten te verklaren, waarbij de gemeente zorg zal dragen voor de grafrusttermijn en het grafonderhoud. Dat zal in de begraafplaatsadministratie worden vermeld.
Soms ontstaan ongewenste constructies bij overschrijving op een rechtspersoon. Om die reden worden nadere eisen gesteld aan de rechtspersoon. Een rechtspersoon (in de meeste gevallen een stichting) kan slechts de rechten overnemen, wanneer in de statuten staat vermeld, dat de rechtspersoon uitsluitend de belangen behartigt van die familie, die van landelijk of plaatselijk groot belang is. Het is niet mogelijk om rechten over te schrijven op een rechtspersoon met andere dan ideële belangen.
Met in acht neming van het bovenstaande is het gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende.
Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken. Voor de eindtermijn is aansluiting gezocht bij artikel 26, vijfde lid van de wet op de lijkbezorging.
In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.
Artikel 17.
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.
Artikel 18.
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid, dat een rechthebbende zonder nabestaanden het graf na zijn bijzetting gesloten kan verklaren en de beheerder tegen een financiële vergoeding de zorg voor dit graf kan opdragen. De beheerder kan nadere eisen stellen aan de grafbedekking aangezien hij namens de rechthebbende dit gedurende de looptijd van het grafrecht zal laten verzorgen.
Artikel 19.
De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en particuliere graven, en omvat zowel het gedenkteken als de winterharde beplantingen (alleen mogelijk op particuliere graven). Een vergunning is eveneens nodig, indien de rechthebbende van een particulier graf uitsluitend een metalen naamplaat wil aanbrengen en niet kiest voor een grafbedekking. De beheerder zal uit netheidsoogpunt tegen verrekening van de kosten het beheer van het bovengrondse gedeelte op zich nemen, waarmee de rechthebbende zich akkoord heeft verklaard. Een rechthebbende heeft wel de mogelijkheid om binnen de door hem/haar aangebrachte banden, die de maat van het graf markeren geen siersteen of beplanting aan te brengen en die (zonder gebruik van chemische middelen) onkruidvrij te houden.
De mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing van de vastgestelde nadere regels voor de grafbedekking, zoals was opgenomen in art. 19 van het oude model, is overbodig. De bevoegdheid van het college om te beslissen op een vergunningsaanvraag die niet met de nadere regels strookt, is immers discretionair.
Het college voorziet in het onderhoud van de graven waarop geen grafbedekking is aangebracht. Een rechthebbende heeft niet de mogelijkheid nadere eisen aan het onderhoud te stellen. In de meeste gevallen zal de beheerder het bovengrondse gedeelte van grind voorzien, zodanig dat duidelijk is dat er iemand begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen.
Artikel 20.
Het onderhoud van die gedenktekens op de Bossche poort en de Nieuwe Tijningen, waarbij rechthebbenden het recht van onderhoud door de gemeente hebben betaald gedurende de looptijd van de grafrechten, beperkt zich tot het eenmaal per jaar bestrijden van mos (voorjaar/zomer) en verwijderen van blad (najaar).
Artikel 21.
De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende en belanghebbende.
Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf. Zie ook de algemene toelichting, hoofdstuk 3.1.
Artikel 22.
In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde losse bloemen en planten in potten en vazen. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd en de harde materialen in depot zijn gezet. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten en bloemen inclusief potten, vazen en kransen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats inclusief het niet meer in depot houden van de materialen. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.
Naast deze tijdelijke versiering van graven tijdens bepaalde feest- en gedenkdagen is er nog los bloemwerk zoals kransen en bloemen inclusief linten, die alleen tijdens een bijzetting worden aangebracht. De ervaring leert, dat nabestaanden in de eerste weken na een bijzetting tijdig terug komen om de linten en overige grafgiften zoals beertjes e.d. te verwijderen.
Artikel 23.
De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen.
Belanghebbenden en rechthebbenden kunnen binnen de in het tweede lid genoemde termijn bij het college ingediende schriftelijke verklaring aangeven, dat zij de grafbedekking weghalen. Het college geeft schriftelijk aan wanneer de grafbedekking uiterlijk verwijderd dient te zijn. Daarna gaat de beheerder tot verwijdering van de grafbedekking over.
Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd.
De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen.
De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.
In het vorige besluit was voor de recht- of belanghebbende de mogelijkheid opgenomen een aanvraag in te dienen om de grafbedekking na verwijdering een bepaalde periode ter beschikking te houden. Dit bracht veel administratieve lasten met zich; daarom is deze mogelijkheid in het nieuwe besluit niet meer opgenomen. Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende zaken zie artikel 8, Burgerlijk Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 24.
Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 16, derde lid van dit model). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.
Daarom verdient het aanbeveling om wanneer er de rechthebbende geen nabestaande heeft het graf gesloten te verklaren gedurende de grafrechtperiode conform artikel 18 en de gemeente als rechthebbende pro forma te laten optreden.
De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 23.
Artikel 25.
Het ter beschikking van een kerkgenootschap of religieuze gemeenschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens artikel 39 van de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van de begraafplaats van toepassing. Het college is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking gestelde gedeelte.
Wegens het religieuze karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.
De beheerder verplicht zich niet tot het doen van meldingen over verlopen grafrechten of achterstallig onderhoud aan gedenktekens op de gedeelten, die ter beschikking zijn gesteld voor kerkgenootschappen of religieuze gemeentes.
Artikel 26.
Het college voert een actief monumentenbeleid, waardoor de kans op ondoordacht verwijderen van gedenktekens verkleind wordt. Een aantal begraafplaatsen zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument. Apart beleid voor de begraafplaatsen wordt niet noodzakelijk geacht. Daarnaast zijn een aantal begraafplaatsen zijn al rijksmonument of gemeentelijk monument, maar deze aandacht heeft niet geleid tot de aanwijzing van individuele grafbedekkingen. Mocht alsnog een monumentale status aan grafbedekkingen worden toegewezen, wordt dit vermeld in de begraafplaatsadministratie, zodat de monumenten niet per ongeluk geruimd kunnen worden door hetzij de rechthebbende hetzij de gemeente.
Zodra een graf of grafbedekking op de in het eerste lid bedoelde lijst staat, gelden de voorwaarden zoals ze zijn vastgesteld voor rijks- of gemeentelijke monumenten. De gemeenteraad hoeft daar niet krachtens deze verordening apart over te beslissen.
Artikel 27.
Het register van de bezorgde as is niet opgenomen, aangezien artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 het bijhouden van het officiële register voor asbezorging neerlegt bij de crematoria. De beheerder houdt ten behoeve van de nabestaanden de graflocatie bij waar as is bijgezet of uitgestrooid op de gemeentelijke begraafplaatsen.
Artikel 28.
In artikel 28 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.
Artikel 29.
Alle rechten van de oude verordening worden geëerbiedigd in deze verordening. Algemene graven uitgegeven met een looptijd van 30 jaar blijven in stand, maar mogen niet worden verlengd. Wel wordt de mogelijkheid geboden de algemene graven, die onder de oude verordening zijn uitgegeven in combinatie met een particulier graf eenmalig om te zetten naar een particulier graf.
Bij kennelijk slechte staat van onderhoud kunnen de grafrechten vervallen worden verklaard conform 84a van de wet op de lijkbezorging.
Artikel 30.
De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het arrondissementsparket Arnhem, Postbus 9032, 6800 EP ARNHEM ter attentie van de hoofdofficier van justitie volgens artikel 143 van de Gemeentewet.
Artikel 31.
De verordening gaat in op 1 maart 2019 tegelijkertijd met de bijbehorende uitvoeringsbesluiten, die op 4 december 2018 door het college zijn vastgesteld in plaats van de achtste dag na bekendmaking conform artikel 142 van de Gemeentewet.
Artikel 32.
In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl