Beleidsregels Bijzondere Bijstand Gemeente Hoogeveen

Geldend van 14-02-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Gemeente Hoogeveen

Het college van de gemeente Hoogeveen;

gelet op artikel 35, Participatiewet,

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Hoogeveen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen;

    • b.

      wet: de Participatiewet;

    • c.

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • d.

      algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

    • e.

      bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35 van de wet, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36 van de wet en individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b van de wet;

    • f.

      bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm, verminderd met de vastgestelde verlaging op grond van de beleidsregels;

    • g.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet waarop een belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep

    • h.

      onderhoudsplicht ouders: een persoon van 18, 19 of 20 jaar heeft recht op bijzondere bijstand voorzover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders;

    • i.

      duurzame gebruiksgoederen:

    • j.

      eigen verantwoordelijkheid; de mate waarin de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de kosten van het bestaan, via zijn eigen netwerk, sociale omgeving of andere voorliggende voorzieningen;

    • k.

      maatwerk: De bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende;

    • l.

      vergunninghouder: asielzoeker die een verblijfsvergunning heeft gekregen en in het kader van de taakstelling huisvesting vergunninghouders gehuisvest is in de gemeente;

    • m.

      draagkracht: de middelen waarover beschikt kan worden om zelf in het levensonderhoud te voorzien. De draagkracht in relatie tot bijzondere bijstand wordt uitgedrukt in een percentage van de voor de bijzondere bijstand in aanmerking te nemen middelen;

    • n.

      inrichting: de instelling zoals omschreven in artikel 1 van de wet;

    • o.

      ALO-kop: de verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders zoals bedoeld in artikel 2 lid 6 van de Wet op het kindgebonden budget.  

  • 2.

    Alle andere in deze beleidsregel gehanteerde begrippen hebben dezelfde betekenis als vermeld in de wet.

Artikel 2 Algemene uitgangspunten

  • 1.

    Belanghebbende staat inschreven in de Basisregistratie personen BRP.

  • 2.

    Belanghebbende woont en verblijft in de gemeente Hoogeveen.

  • 3.

    Belanghebbende is Nederlander of een daaraan gelijkgestelde vreemdeling.

  • 4.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor schulden en niet-noodzakelijke kosten.

  • 5.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt wanneer belanghebbende een beroep kan doen op een voorliggende voorziening, die gelet op haar aard en karakter, passend en toereikend is.

Artikel 3 Ingangsdatum

  • 1.

    Bijzondere bijstand kan in beginsel niet met terugwerkende kracht worden verleend. In deze beleidsregels wordt bijzondere bijstand met terugwerkende kracht wel mogelijk gemaakt.

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan worden verleend voor kosten die zijn gemaakt tot drie maanden voor de datum van de melding.

Artikel 4 Uitgangspunt draagkracht

Bij de vaststelling van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de aanwezige draagkracht in het inkomen en vermogen. Bij de vaststelling van aanwezige draagkracht wordt in ieder geval rekening gehouden met de draagkrachtperiode, het vermogen en het inkomen. Het college hanteert geen drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 van de wet.

Artikel 5 Bepaling van het inkomen en vermogen

  • 1.

    De hoogte van het inkomen, exclusief vakantietoeslag, wordt vastgesteld met inachtneming van artikel 31 van de wet.

  • 2.

    Het inkomen van de belanghebbende die geen of aanvullende bijstandsuitkering ontvangt, wordt vastgesteld aan de hand van de inkomensspecificatie van de maand voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan.

  • 3.

    Heeft belanghebbende een wisselend inkomen dan wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen genoten in de zes maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan.

  • 4.

    Wordt de aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voordat de kosten zich daadwerkelijk voordoen dan wordt het inkomen vastgesteld aan de hand van de inkomensspecificatie van de maand, dan wel het gemiddelde inkomen van de zes maanden, voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 5.

    Heeft belanghebbende inkomsten inclusief vakantietoeslag, dan wordt bij de draagkrachtberekening ook uitgegaan van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

  • 6.

    Het vermogen wordt vastgesteld met in achtneming van artikel 34 van de wet, tenzij in deze beleidsregels anders is vastgesteld.

Artikel 6 Draagkracht

  • 1.

    In het inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag, is geen draagkracht aanwezig. Deze inkomensgrens geldt voor alle kostensoorten en voorzieningen die vermeld staan in deze beleidsregels tenzij anders bepaald.

  • 2.

    Van het meerinkomen wordt 20% in aanmerking genomen voor de draagkracht.

  • 3.

    In afwijking van onder lid 1 geldt een inkomensgrens van 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor de onderstaande kosten:

    a. kosten bewind, curatele en mentorschap;

    b. duurzame gebruiksgoederen;

    c. verhuis- en/of inrichtingskosten;

    d. inrichtingskosten statushouders;

    e. woonkostentoeslag.

  • 4.

    In afwijking van lid 2 wordt bij woonkostentoeslag bij eigen woning van het meerinkomen 100% in aanmerking genomen voor draagkracht.

  • 5.

    Het vermogen vastgesteld in de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan wordt, tot aan de op belanghebbende van toepassing zijnde grens als bedoeld in artikel 34 Participatiewet buiten beschouwing gelaten, tenzij in deze beleidsregels anders is bepaald. Het vermogen boven de grens wordt volledig in aanmerking genomen voor de draagkracht.

  • 6.

    Het vermogen in de eigen woning en/ of afkoopwaarden van verzekeringen worden niet in aanmerking genomen

Artikel 7 Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht wordt voor een periode van twaalf maanden vastgesteld. De periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan.

  • 2.

    De draagkracht voor periodieke kosten worden per kalenderjaar vastgesteld.

  • 3.

    In afwijking van lid 2, als er geen sprake is van draagkracht, wordt de volgende periode aangehouden:

    • a.

      drie jaar voor belanghebbenden die een bijstandsuitkering, AOW, WAO, WIA of een Wajonguitkering ontvangen.

  • 4.

    Een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet gewijzigd tijdens de draagkrachtperiode.

  • 5.

    In afwijking van onder punt 4, wordt een eerder vastgestelde draagkracht periode opnieuw vastgesteld als er een wijziging in de middelen

    en/of leefsituatie heeft plaatsgevonden.

Artikel 8 Verplichtingen

  • 1.

    De toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed voor de betreffende kosten.

  • 2.

    Belanghebbende dient desgevraagd de betalingsbewijzen te overleggen.

  • 3.

    Het college kan verder nadere verplichtingen behorend bij de toegekende bijzondere bijstand opleggen.

Artikel 9 Hoogte bijzondere bijstand

  • 1.

    Het college verleent bijzondere bijstand op basis van de goedkoopste en meest adequate voorziening.

  • 2.

    Het college zoekt aansluiting bij vastgestelde richtprijzen.

Artikel 10 Vorm bijzondere bijstand

Het college bepaald in welke vorm de bijzondere bijstand wordt verstrekt. Bijzondere bijstand kan in vier vormen worden verleend.

  • 1.

    om niet;

  • 2.

    als lening;

  • 3.

    onder borgtocht;

  • 4.

    in natura.

Artikel 11 Medische en paramedische kosten

  • 1.

    Het uitgangspunt voor medische- en paramedische kosten is dat een ieder zich kan verzekeren op het voorzieningenniveau van de basis- en aanvullende zorgverzekering. Medische- en paramedische kosten worden in principe niet vergoed vanuit de bijzondere bijstand.

  • 2.

    De vergoedingen vanuit de Zorgverzekeringswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning WMO, de Wet langdurige zorg Wlz en vergelijkbare regelingen zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht.

  • 3.

    Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de eigen bijdrage WMO en Wlz.

  • 4.

    Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor kosten die voor rekening van een belanghebbende blijven op grond van vrijwillig of verplicht eigen risico.

  • 5.

    Huishoudens met een laag inkomen kunnen via de gemeente Hoogeveen een collectieve ziektekostenverzekering afsluiten.

Artikel 12 Dieetkosten, stookkosten, bewassing, kledingslijtage en maaltijdvoorziening

  • 1.

    Het college verleent bijzondere bijstand voor de meerkosten als de noodzakelijkheid is aangetoond.

  • 2.

    Voor deze kosten wordt een medisch advies opgevraagd bij een daartoe bevoegde arts.

  • 3.

    Het medisch advies mag niet ouder zijn dan vijf jaar.

Artikel 13 Uitvaartkosten

  • 1.

    De kosten van een uitvaart behoren tot de bijzondere, noodzakelijke kosten van het bestaan. In deze kosten kan worden voorzien door de nalatenschap van de overledene, uitvaartverzekering, levensverzekering en/of ongevallenverzekering. De wettelijke of per testament bepaalde erfgenamen zijn aansprakelijk voor de kosten van de uitvaart.

  • 2.

    Als de erfgenaam, zijn of haar, kosten of een deel daarvan niet kan betalen, kan er bijzondere bijstand worden verleend.

  • 3.

    De maximale vergoeding voor een volledige uitvaart bedraagt € 4.000,00 eventueel verdeeld over het aantal erfgenamen. Als de kosten lager zijn, dan wordt het lagere bedrag uitgekeerd.

Artikel 14 Kosten bewind, curatele en mentorschap

  • 1.

    Voor de kosten van beschermingsbewind, curatele en mentorschap kan bijzondere bijstand worden verleend, indien de noodzaak blijkt uit een beschikking van de rechtbank.

  • 2.

    Bijzondere bijstand wordt verleend voor de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren genoemde kosten en de kosten van griffierecht.

  • 3.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt vanaf de eerste van de maand of de zestiende van de maand, afhankelijk van de datum waarin de bewindvoerder, curator of mentor is benoemd.

  • 4.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de extra te maken kosten zoals vermeld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren mits de rechter akkoord is gegaan en hiervoor een machtiging heeft verstrekt.

  • 5.

    De kosten van beschermingsbewind voor het beheer van een persoonsgebonden budget komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 6.

    Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van budgetbeheer op vrijwillige basis. Deze kosten worden als niet noodzakelijk geacht.

  • 7.

    De kosten van het salaris van beschermingsbewind in het kader van de Wet Schuldsanering natuurlijke Personen komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 15 Rechtsbijstand

  • 1.

    Een rechtsbijstandsverzekering is een voorliggende voorziening die passend en toereikend wordt geacht.

  • 2.

    Voor de kosten van de eigen bijdrage van rechtshulp/advocaat, griffierechten en de uittreksels van het BRP kan bijzondere bijstand worden verleend.

  • 3.

    Indien een toevoeging voor rechtsbijstand is afgegeven door de Raad voor Rechtsbijstand staat de noodzaak voor deze kosten vast.

  • 4.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt altijd rekening gehouden met de verkregen korting van het Juridische Loket.

  • 5.

    Indien de korting niet is aangevraagd wordt ook rekening gehouden met dit bedrag en wordt de bijzondere bijstand verlaagd met de mogelijke korting.

  • 6.

    Indien belanghebbende wordt veroordeeld in de proceskosten kan hij voor deze kosten geen bijzondere bijstand ontvangen.

  • 7.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten i.v.m. een zakelijk geschil.

  • 8.

    Kosten die via de gerechtelijke procedure aan belanghebbende worden vergoed dienen aan de Gemeente Hoogeveen te worden terugbetaald, wanneer hiervoor bijzondere bijstand is verstrekt.

Artikel 16 Kosten levensonderhoud jongeren van 18-21 jaar niet in een instelling

  • 1.

    Voor kosten levensonderhoud van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar kan bijzondere bijstand worden verleend, wanneer men geen beroep kan doen op eigen middelen en de onderhoudsplicht.

  • 2.

    De noodzaak tot zelfstandige huisvesting voor een jongere staat vast indien er een schriftelijke verklaring aanwezig is van een hulpverlenende instantie.

  • 3.

    Ouders zijn onderhoudsplichtig voor hun meerderjarige kind tot 21 jaar, tenzij het kind geen beroep kan doen op de ouders.

  • 4.

    De jongere wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

    a. de ouder(s) is/zijn overleden of in het buitenland woont/wonen en deze onbereikbaar is/zijn;

    b. de jongere in het kader van de Wet op de jeugdzorg/ Jeugdwet destijds buiten het gezin is geplaatst;

    c. de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening twaalf maanden of langer zelfstandig woont;

    d. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht.

  • 5.

    De bijzondere bijstand voor levensonderhoud vult het aanwezige inkomen aan tot

  • 6.

    De bijzondere bijstand wordt per kalenderjaar vastgesteld. Er wordt geen draagkrachtberekening gemaakt.

Artikel 17 Kosten levensonderhoud jongeren van 18-21 jaar in een instelling

  • 1.

    Voor kosten levensonderhoud van jongeren van 18 tot 21 jaar die verblijf houden in een instelling kan bijzondere bijstand worden verleend, wanneer men geen beroep kan doen op eigen middelen en de onderhoudsplicht.

  • 2.

    Ouders zijn onderhoudsplichtig voor hun meerderjarige kind tot 21 jaar, tenzij het kind geen beroep kan doen op de ouders.

  • 3.

    De jongere wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

    a. de ouder(s) is/zijn overleden of in het buitenland woont/wonen en deze onbereikbaar is/zijn;

    b. de jongere in het kader van de Wet op de jeugdzorg/ Jeugdwet destijds buiten het gezin is geplaatst;

    c. de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening twaalf maanden of langer zelfstandig woont;

    d. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht.

  • 4.

    De bijzondere bijstand voor levensonderhoud vult het aanwezige inkomen aan tot de jongerennorm van 18 tot 21 jaar, inclusief vakantietoeslag.

  • 5.

    De bijzondere bijstand wordt per kalenderjaar vastgesteld. Er wordt geen draagkrachtberekening gemaakt.

Artikel 18 Doorbetaling vaste lasten tijdens verblijf in instelling

  • 1.

    Voor de kosten van de doorbetaling van de vaste lasten is bijzondere bijstand mogelijk indien:

    a. belanghebbende in een instelling verblijft, en

    b. de noodzaak van de doorbetaling vaste lasten en aanhouden van de woning vast staat vast, en

    c. het vooraf duidelijk is dat de opname korter duurt dan zes maanden.

  • 2.

    Bijzondere bijstand is mogelijk voor de volgende kosten;

    a. de huur minus huurtoeslag;

    b. de kosten van het gas, water en elektriciteit;

    c. de kosten voor lopende abonnementen en/of verzekeringen die niet per direct opgezegd kunnen worden. Gedurende de opzegtermijn wordt bijzondere bijstand verstrekt.

Artikel 19 Gedwongen opname

  • 1.

    Bij een gedwongen opname op grond van de Wet Bijzondere Opneming in Psychiatrische Ziekenhuizen BOPZ, wordt de algemene bijstand voortgezet gedurende de maand van opname en de maand daaropvolgend.

  • 2.

    Bijzondere bijstand is mogelijk wanneer belanghebbende langer dan de periode, zoals gesteld onder lid 1, is opgenomen.

  • 3.

    Bijzondere bijstand kan worden verleend voor de volgende kosten:

    a. kosten voor het aanhouden van de woning, zoals gesteld in artikel 19.

    b. kosten voor levensonderhoud.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de in het derde lid onder b genoemd is vastgesteld conform artikel 23 lid 1 en 2 van de Participatiewet.

  • 5.

    De bijzondere bijstand wordt verleend gedurende de opnameduur.

Artikel 20 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    De kosten voor duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen te worden voldaan uit het inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf of gespreide betaling achteraf.

  • 2.

    Alleen in zeer bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

  • 3.

    Indien de bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt, dient deze te worden terugbetaald met vijf procent van de geldende bijstandsnorm.

Artikel 21 Verhuis- en/of inrichtingskosten

  • 1.

    Kosten in verband met inrichting van de woning of verhuizing behoren naar hun aard tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dienen daarom uit het inkomen zoals loon, bijstand of een andere uitkering en vermogen te worden voldaan onder meer door reservering of door gespreide betaling achteraf.

  • 2.

    Indien de noodzaak is vastgesteld en de kosten niet vergoed kunnen worden zoals in lid 1 bedoeld dient altijd de mogelijkheid van een lening/borgstelling bij de Gemeentelijke Kredietbank te worden onderzocht.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid van dit artikel is bijzondere bijstand mogelijk indien er sprake is van een noodzakelijke verhuizing die op geen enkele manier voorzienbaar is.

  • 4.

    Bij een verhuizing waaraan een medische- of sociale indicatie ten grondslag ligt is de WMO een passende en toereikende voorliggende voorziening voor deze kosten.

  • 5.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op de verhuiskosten, bedraagt de hoogte van de bijzondere bijstand maximaal € 150,00.

  • 6.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op de inrichting van een woning, wordt een

  • 7.

    Indien de bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt, dient deze te worden terugbetaald met vijf procent van de geldende bijstandsnorm.

Artikel 22 Inrichtingskosten statushouders

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor inrichtingskosten is mogelijk indien er sprake is van een eerste verhuizing na het verlaten van het AZC.

  • 2.

    De Gemeentelijke Kredietbank verstrekt een lening onder borgstelling tot maximaal het normbedrag van de Gemeentelijke Kredietbank. Het normbedrag is afhankelijk van de gezinssamenstelling van de belanghebbende.

  • 3.

    De lening dient te worden terugbetaald met

  • 4.

    Voor de meerkosten, het aflossingsbedrag boven de vijf procent, wordt bijzondere bijstand “om niet” verstrekt.

  • 5.

    Indien sprake is van een gezinshereniging vindt eerst een onderzoek naar de noodzaak van extra woninginrichting plaats.

Artikel 23 Legitimatie, verblijfsvergunningen en leges

  • 1.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van een legitimatiebewijs. Deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit geldt zowel voor het document als voor de pasfoto’s.

  • 2.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de legeskosten voor het aanvragen en verlengen van een verblijfsvergunning

Artikel 24 Overbruggingsuitkering

  • 1.

    In beginsel wordt geen bijzondere bijstand verleend voor een overbruggingsuitkering, deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan.

  • 2.

    Er bestaat geen recht op een overbruggingsuitkering indien iemand over voldoende eigen middelen kan beschikken.

  • 3.

    Een overbruggingsuitkering kan alleen worden toegekend bij aanvang van de bijstand en mag niet in de plaats komen van een voorschot.

  • 4.

    De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag, minus de financiële middelen waarover kan worden beschikt, berekend over de periode van de ingangsdatum van het recht op bijstand tot de eerste betaling van de periodieke uitkering.

  • 5.

    De overbruggingsuitkering bedraagt maximaal de toepasselijke bijstandsnorm van één maand.

Artikel 25 Reiskosten

  • 1.

    De kosten voor deelname aan het maatschappelijk verkeer behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waar een belanghebbende in beginsel zelf in dient te voorzien.

  • 2.

    Voor de reiskosten voor medische en psychische behandelingen is bijzondere bijstand mogelijk indien sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 3.

    Voor de reiskosten voor schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs is in de regel bijzondere bijstand mogelijk wanneer het schooltype niet in de gemeente Hoogeveen aanwezig is.

  • 4.

    Voor de reiskosten bij bezoek aan gezinsleden in detentie of instelling is bijzondere bijstand mogelijk.

  • 5.

    Voor de reiskosten bij bezoek aan gezinsleden in het ziekenhuis en/of revalidatiecentrum is bijzondere bijstand mogelijk.

  • 6.

    Voor de reiskosten bij bezoek aan minderjarige kinderen die in een pleeggezin of gezinsvervangend te huis wonen, kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 7.

    Er wordt alleen bijzondere bijstand verstrekt wanneer een belanghebbende meer dan 8 kilometer bij een enkele reis moet reizen.

Artikel 26 Huurschuld

  • 1.

    In beginsel wordt geen bijzondere bijstand verleend voor het betalen voor een huurschuld om woningontruiming te voorkomen.

  • 2.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt indien iemand aanspraak kan maken op moratorium.

  • 3.

    Bijzondere bijstand voor de huurschuld kan eenmalig worden verstrekt aan belanghebbende wanneer sprake is van minderjarige ten laste komende kinderen.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een geldlening verstrekt, ter hoogte van de huurschuld.

  • 5.

    De lening dient te worden terugbetaald met 10% van de geldende bijstandsnorm.

Artikel 27 Kinderopvang

Bijzondere bijstand is mogelijk voor de eigen bijdrage van kinderopvang die noodzakelijk zijn in verband met een sociaal medische indicatie.

Artikel 28 Woonkostentoeslag bij een huurwoning

  • 1.

    De Wet op de huurtoeslag Wht is een voorliggende voorziening die passend en toereikend wordt geacht.

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan worden verleend indien de belanghebbende de huurwoning bewoont, niet in staat is de huur volledig te betalen en geen beroep kan doen op de Wht.

  • 3.

    De hoogte van de woonkostentoeslag wordt conform de systematiek van de Wht vastgesteld. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het bedrag dat belanghebbende zou krijgen aan huurtoeslag.

  • 4.

    Het kosten van huur die boven de maximale huurgrens uit komen worden volledig vergoedt.

  • 5.

    De woonkostentoeslag wordt voor een half jaar toegekend. Als de huur hoger is dan de huurtoeslaggrens wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting, onder de volgende voorwaarden:

    a. actief zoeken naar goedkopere woonruimte binnen de gemeente Hoogeveen;

    b. ingeschreven staan als woningzoekende bij woningcorporaties;

    c. Reageren op elke aangeboden woning met een huur lager dan de huurtoeslaggrens, ongeacht de aard of ligging van de woning.

    d. geen passende woonruimte weigeren;

    e. alles in het werk stellen om goedkopere woonruimte te verkrijgen.

  • 6.

    Indien de verplichting als bedoeld in lid 4 is opgelegd kan de woonkostentoeslag met maximaal een half jaar worden verlengd als belanghebbende buiten zijn schuld nog geen woning heeft kunnen krijgen waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag.

Artikel 29 Woonkostentoeslag bij een eigen woning

  • 1.

    Woonkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waar een belanghebbende in beginsel zelf in dient te voorzien.

  • 2.

    Woonkostentoeslag kan alleen worden verleend indien de eigenaar de woning bewoont en niet in staat is de woonkosten te betalen.

  • 3.

    De woonkostentoeslag wordt berekend conform de systematiek van de Wht, waarbij alleen de volgende woonkosten in de berekening worden meegenomen:

    a. de kosten van de betaalde hypotheekrente, niet de aflossing of premie voor spaarhypotheek, onder aftrek van de daadwerkelijk ontvangen belastingteruggaaf;

    b. de zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals het eigenaarsdeel van de waterschapslasten, de premies van glas- en opstalverzekeringen en het eigenaarsgedeelte onroerende zaakbelasting per maand OZB en erfpachtcanon;

    c. schoonmaakkosten, energiekosten voor de lift, kosten verlichting gemeenschappelijke ruimtes bij bewoning van een flat of appartement.

  • 4.

    De hoogte van de woonkostentoeslag wordt conform de systematiek van de Wht vastgesteld. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het

  • 5.

    De woonkostentoeslag wordt voor één jaar toegekend. Hierbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting, onder de volgende voorwaarden:

    a. actief zoeken naar goedkopere woonruimte binnen de gemeente Hoogeveen;

    b. reageren op elke aangeboden goedkopere huisvesting, ongeacht de aard of ligging van de huisvesting;

    c. geen passende woonruimte weigeren;

    d. alles in het werk stellen om de woning te verkopen: schakelt een makelaar in, zet via een advertentie de woning te koop zoals krant, toegankelijke websites voor het aanbieden van de koopwoning;

    e. ingeschreven staan als woningzoekende bij woningcorporaties.

  • 6.

    De woonkosten die boven de maximale huurgrens uit komen worden volledig vergoedt.

  • 7.

    De periode als bedoeld in lid 5 kan met maximaal één jaar worden verlengd als belanghebbende buiten zijn schuld nog geen goedkopere huisvesting heeft kunnen krijgen.

  • 8.

    De woonkostentoeslag wordt voorlopig vastgesteld en na ontvangst van de definitieve aanslag van de belastingdienst over het betreffende jaar wordt de hoogte van de woonkostentoeslag herbeoordeeld en definitief vastgesteld.

  • 9.

    Bij zwaarwegende redenen kan er worden afgezien van het opleggen van de verhuisplicht.

Artikel 30 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen, op

De secretaris, de burgemeester,

N. Kramer K. Loohuis

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 35 Participatiewet heeft het college een wettelijke taak om bijzondere bijstand te verstrekken aan inwoners die geconfronteerd worden met noodzakelijke kosten die veroorzaakt worden door bijzondere omstandigheden en die de inwoner niet uit zijn normale inkomen of vermogen kan betalen.

Bijzondere bijstand

Het college is verplicht om bijzondere bijstand te verstrekken op grond van artikel 35 van de Participatiewet. Een inwoner kan hierop een beroep doen wanneer hij niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm (artikel 35, lid 1 Participatiewet).

De volgorde waarop een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt beoordeeld, is als volgt en altijd individueel:

1. Doen de kosten zich voor?

2. Zijn de kosten noodzakelijk?

3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere omstandigheden?

4. Kunnen de kosten worden betaald uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm?

Is het antwoord op de vragen 1 t/m 3 ja en op vraag 4 nee, dan is het college verplicht om bijzondere bijstand te verstrekken. Is het antwoord op een van de vragen afwijkend dan is er geen recht op bijzondere bijstand.

Recht of geen recht

In de loop der jaren is duidelijk geworden waar de grens voor recht of geen recht ligt. Zo is het bijvoorbeeld duidelijk geworden dat voor medische kosten de zorgverzekering voldoende wordt geacht om in deze kosten te voorzien. Ook al worden sommige kosten niet vergoed terwijl dat misschien wel wenselijk zou zijn. Gemeenten hoeven dus in principe geen bijzondere bijstand voor medische kosten te verstrekken. Gemeenten kunnen echter een eigen beleid voeren dat verder gaat dan de wettelijke plicht. Dit wordt buitenwettelijk begunstigend beleid genoemd. Gemeente Hoogeveen hanteert geen begunstigend beleid voor (para)medische kosten.

Het doel van het bijzondere bijstandsbeleid

Het uitvoeren van de wettelijke taken op grond van artikel 35 Participatiewet wordt in een deel van deze beleidsregels gereguleerd. De wetgever heeft de mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand beperkt, met de bedoeling dat gemeenten meer maatwerk gaan leveren, dat is afgestemd op de individuele situatie van de inwoner. Om die reden is de categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en ouderen vervallen. In Hoogeveen is de categoriale regeling al eerder vervallen. Hoe het maatwerk in de praktijk ingevuld moet worden is aan de gemeenten zelf.

Met deze beleidsregels heeft het college het kader, uitgewerkt in regels voor de uitvoering waarmee het bijzondere bijstandsbeleid vorm kan krijgen. Het college wil bijzondere bijstand vooral inzetten met als doel (uiteindelijk) de zelfredzaamheid van de inwoner te bevorderen, in stand te houden of te realiseren.