Beleidsregels Jeugdhulp

Geldend van 24-01-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp

Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem;

B E S L U I T

Vast te stellen de volgende beleidsregels

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Lochem 2019

Inleiding

Voor de uitvoering van alle taken die onder de Jeugdwet vallen stelt de gemeenteraad een verordening op. Op basis daarvan stelt het college van burgemeester en wethouders beleidsregels op voor de dagelijkse uitvoeringspraktijk. Deze beleidsregels bieden een afwegingskader voor iedere hulpvraag die onder de werking van de Jeugdwet valt en zijn conform de opbouw van de Verordening jeugdhulp Lochem 2018. De beleidsregels bevatten een algemeen deel (Inleiding) met een omschrijving van de bedoeling van de Jeugdwet, de gemeentelijke toegang ’t Baken en de samenwerking in de Zorg regio Midden IJssel/Oost Veluwe. Het daaropvolgende bevat de beleidsregels voor de diverse hoofdstukken en artikelen uit de verordening.

Bedoeling Jeugdwet

De Jeugdwet legt de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente. Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. De hulp is erop gericht dat jeugdigen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven.

De Jeugdwet gaat uit van de eigen kracht en zelfredzaamheid van de jeugdigen en hun ouders. Dat betekent dat oplossingen uit eigen kracht en het eigen netwerk worden gestimuleerd. Jeugdigen en hun ouders zoeken eerst samen met hun sociale netwerk naar oplossingen voor hun hulpvraag. Wanneer iemand aanvullende hulpvragen heeft, onderzoekt het college samen met de jeugdige en/of ouder welke oplossingen passend zijn.

Toegang via de gemeentelijke toegang ‘t Baken

De toegang voor jeugdhulp is in de gemeente Lochem georganiseerd in ’t Baken. 't Baken is er voor iedere inwoner van Lochem met een (hulp)vraag in het sociaal domein. Dit kan een vraag zijn op het gebied van welzijn, zorg en/of inkomensondersteuning. De hulp wordt aangeboden door een medewerker van het college, werkzaam in 't Baken en de ondersteuning wordt integraal opgepakt. Oplossingen bestaan uit een mix van basisvoorzieningen, specialistische zorg en hulp op maat/individuele voorzieningen, waarbij de eigen kracht, de directe omgeving van de jeugdige en/of ouder en preventie een centrale rol spelen. De bevoegdheden van de medewerkers in ‘t Baken zijn conform het mandaatbesluit. Het streven is dat binnen twee werkdagen na de melding (telefonisch) contact wordt gezocht met de inwoner en dat uiterlijk binnen twee weken na de eerste melding een gesprek plaatsvindt.

Samenwerking in de Zorgregio Midden IJssel/Oost Veluwe

De gemeente Lochem werkt voor de inkoop en de transformatie van de jeugdhulp samen in de Zorgregio Midden IJssel Oost-Veluwe met 7 andere gemeenten: Apeldoorn, Zutphen, Epe, Heerde, Hattem, Brummen en Voorst.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1.

    eigen kracht: Eigen kracht gaat over inwoners die regie hebben op hun eigen leven. Inwoners leven hun leven vanuit hun eigen mogelijkheden, gebruik makend van de gebruikelijke maatschappelijke infrastructuur en met steun van hun (sociale) netwerk. Eigen kracht is datgene wat de jeugdige en/of ouder zelf kan doen om zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren;

  • 2.

    gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden;

  • 3.

    informele hulpverlener: Iedereen die deel uit maakt van het sociaal netwerk van de jeugdige en of ouder, een hulpverlenende taak wil vervullen en niet als hulpverlener geregistreerd staat.

  • 4.

    mantelzorg: is de hulp die mensen verlenen vanwege een rechtstreekse sociale relatie tussen degene die de hulp geeft en degene die de hulp verlangt. Mantelzorg overstijgt qua duur en intensiteit de normale gang van zaken (de gebruikelijke zorg).

  • 5.

    ouder: begripsbepaling conform artikel 1.1 Jeugdwet, namelijk gezaghebbende ouder, adoptieouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorende tot zijn gezin opvoedt - niet zijnde een pleegouder.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • a.

    Jeugdgezondheidszorg 0 - 19 jaar;

  • b.

    Jeugd- en jongerenwerk;

  • c.

    Kinderopvang;

  • d.

    Ondersteuning op school;

  • e.

    Toegang Lochem ‘t Baken;

  • f.

    Veilig Thuis;

  • g.

    Crisisdienst voor spoedeisende jeugdhulp;

  • h.

    Kindertelefoon;

  • i.

    Cliëntondersteuning.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Paragraaf 1. Voorzieningen

Een individuele voorziening kan een passende oplossing zijn wanneer de stappen in het afwegingskader (Artikel 9 en Artikel 10), niet passend worden geacht.

Artikel 5 Beschikbare individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • a.

    Voortgezette diagnostiek;

  • b.

    Begeleiding/ondersteuning/ambulante hulp;

  • c.

    Dagbesteding;

  • d.

    Crisishulp/crisisopvang;

  • e.

    Specialistische Geestelijke Gezondheidszorg;

  • f.

    Pleegzorg;

  • g.

    Verblijf/wonen;

  • h.

    Dag -en deeltijdbehandeling;

  • i.

    Gesloten jeugdhulp;

  • j.

    Kindergeneeskunde;

  • k.

    Vervoer in het kader van de Jeugdwet;

  • l.

    Activiteiten in het preventief justitieel kader;

  • m.

    Jeugdbescherming;

  • n.

    Jeugdreclassering.

Paragraaf 1.1 Uitwerking voorzieningen

De individuele voorzieningen zijn vertaald en uitgewerkt in het zorgproductenboek van de ZorgRegio Midden IJssel/Oost Veluwe. (Met het zorgproductenboek van de ZorgRegio Midden IJssel Oost-Veluwe wordt altijd de laatste versie bedoeld). Het college beoordeelt het meest passende product zodat optimale zorg wordt bewerkstelligd. De regels voor vervoer naar jeugdhulp zijn hieronder nader toegelicht.

Vervoer naar jeugdhulp

Als de jeugdige is aangewezen op jeugdhulp zorgen ouders in beginsel voor het vervoer van en naar de jeugdhulpaanbieder. Er kunnen omstandigheden zijn waardoor hierin door de jeugdige, zijn ouders en hun netwerk niet kan worden voorzien. Er kan vervolgens een aanvraag worden ingediend voor een vervoersvoorziening. Het college beoordeelt deze aanvraag.

Afwegingskader voor vervoer jeugdhulp

  • Het college kent op aanvraag een vervoersvoorziening toe als de jeugdige is aangewezen op een individuele voorziening voor jeugdhulp en sprake is van een medische noodzaak of een beperking in de zelfredzaamheid van de jeugdige die het zelfstandig reizen met het openbaar vervoer onmogelijk maakt en de jeugdige geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden:

    • op eigen kracht of met zijn ouders/verzorgers of andere personen uit zijn omgeving

    • door, al dan niet (gedeeltelijk), gebruik te maken van een algemene voorziening, zoals bedoeld in artikel 4 van de verordening Jeugdhulp 2018, of

    • door, al dan niet (gedeeltelijk), gebruik te maken van een andere voorziening, zoals bedoeld in artikel 1 van de verordening Jeugdhulp 2018.

  • Het college kent een vervoersvoorziening toe indien de jeugdige niet in staat is zelfstandig te reizen, bij de ouders sprake is van een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid waardoor hij de jeugdige niet kan vervoeren of met de jeugdige kan meereizen.

  • Het college kent een vervoersvoorziening toe als er geen andere mogelijkheid is die de jeugdige in staat stelt de jeugdhulp te ontvangen die in de beschikking is vastgelegd. We borgen hiermee de zorgplicht.

Aanvraag en toekenning van een vervoersvoorziening

  • De schriftelijke aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt ingediend bij het college.

  • De jeugdige of zijn ouders doen een onderbouwde aanvraag voor een vervoersvoorziening, voordat de jeugdhulp start of voordat mogelijk aanspraak ontstaat op een vervoersvoorziening.

  • Vervoerskosten die zijn gemaakt voordat deze zijn aangevraagd, komen niet voor vergoeding in aanmerking. In geval van spoed kan een mondelinge toezegging door het college worden gegeven.

  • Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling van de vergoeding, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening dan wel vergoeding.

  • Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer, conform de verordening leerlingenvervoer gemeente Lochem, (vervoers)adviezen van deskundigen die voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijn.

Dichtstbijzijnde voorziening voor jeugdhulp

Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen het hoofdverblijf van de jeugdige en de dichtstbijzijnde goedkoopste adequate voorziening jeugdhulp.

Vergoeding op basis van de reiskosten van eigen vervoer

  • Om in aanmerking te komen voor vergoeding op basis van de reiskosten voor eigen vervoer moet dit zowel de best passende als de goedkoopste oplossing zijn.

  • Indien er aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening kan het college aan de ouders/verzorgers die een jeugdige zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren naar de jeugdhulpaanbieder, een bedrag per kilometer vergoeden van ten hoogste € 0,19.

  • De te vergoeden kilometers worden berekend op basis van de kortste route via de ANWB routeplanner.

  • De gemeente stelt voor het indienen van declaraties een declaratieformulier beschikbaar.

Vergoeding reiskosten van meereizende ouder in openbaar vervoer

  • Het college verstrekt aan de ouders van de jeugdige, die voldoet aan de voorwaarden in Artikel 2.2, een vergoeding van ten hoogste de reiskosten van het openbaar vervoer 2e klas van één meereizende ouder/begeleider indien door de ouders wordt aangetoond dat de jeugdige niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken. Dit betreft zowel de heen als de terug reis (waar de jeugdige bij is).

Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

Met aangepast vervoer word Plus OV bedoeld of het product vervoer plus uit het productenboek.

  • Het college verstrekt aan de ouders van een jeugdige, die voldoet aan de voorwaarden in Artikel 2.2, een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer als de jeugdige door de ernst van de medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid niet in staat is - ook niet met een meereizende ouder - van het openbaar vervoer gebruik te maken.

  • Indien meereizen in het aangepaste vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan de reiskosten welke verbonden zijn aan het meereizen met de jeugdige in het aangepaste vervoer. Dit betreft zowel de heen als de terug reis (waar de jeugdige bij is).

Goedkoopst adequate vervoersvoorziening

  • het college kent maximaal de kosten van de goedkoopst mogelijke adequate vervoersvoorziening toe, tenzij dit onevenredige financiële gevolgen voor de ouders/verzorgers zou opleveren.

  • In het geval dat de jeugdige en/of zijn ouders ervoor kiezen de jeugdhulp te betrekken van een aanbieder die de hulp verder weg biedt, dan komen de meerkosten hiervan, de (hogere) vervoerskosten, voor eigen rekening.

Nieuwe feiten en omstandigheden

  • Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige en zijn ouders/verzorgers op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een vervoersvoorziening.

    • Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening doet het college onderzoek en neemt een besluit.

    • Indien de ouders/verzorgers niet voldoen aan het bepaalde in de eerste zin van dit artikel, en het college een wijziging als bedoeld in de tweede zin van dit artikel vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, doet het college onderzoek en neemt een besluit.

    • Een ten onrechte genoten vervoersvoorziening wordt op grond van artikel 13 van de verordening jeugdhulp van de ouders/verzorgers teruggevorderd, dan wel verrekend met een vervoersvoorziening waar recht op bestaat.

    • Het college kan bij signalen over misbruik een controle inzetten. Ook een steekproefcontrole wordt niet uitgesloten.

Paragraaf 2. Toegang via t Baken

Artikel 6 Aanvraag Individuele voorziening

Als een individuele voorziening de best passende oplossing is, kan de jeugdige en/of ouder kiezen tussen een individuele voorziening in natura (ZIN) en een individuele voorziening via een pgb. Aanvullende criteria voor pgb zijn verder uitgewerkt in paragraaf 3.

Artikel 7 Toegang en besluit

Bij een individuele voorziening via zorg in natura krijgt de jeugdige de dienstverlening via een aanbieder waar de gemeente een contract mee heeft. De gemeente geeft de aanbieder opdracht voor het leveren van de dienstverlening. Een individuele voorziening in pgb wil zeggen dat het college de jeugdige en/of ouder een budget verstrekt. De jeugdige en/of ouder kan met dit budget de benodigde dienstverlening inkopen.

Artikel 8 Beschikking

Geldigheidsduur

Een beschikking wordt afgegeven voor maximaal een jaar of voor een langere periode mits een goede onderbouwing wordt gegeven. Dit geldt voor zowel een verstrekking in natura als een verstrekking van een persoonsgebonden budget (pgb).

Een aantal producten uit het zorgproductenboek wordt standaard voor een langere periode afgegeven (bijvoorbeeld ernstig psychiatrische aandoeningen (EPA) en dyslexie). Deze worden standaard beschikt voor de regionaal afgesproken duur. Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening pleegzorg kan verstrekt worden tot meerderjarigheid, als dat past bij het perspectief van de plaatsing. Dit moet worden onderbouwd in het plan van aanpak.

Ook kan er met betrekking tot de beschikkingstermijn worden aangesloten bij de minimale duur van een erkende interventie of behandeling om de (eerste) resultaten te bereiken. Hierin kan de behandelaar een advies geven. De gedragswetenschapper van ’t Baken is hierin leidend.

In het geval van een pgb wordt er conform toelichting van de verordening een bijlage aan deze beschikking toegevoegd indien er bijzondere voorwaarden zijn rond kwaliteitseisen. Zie artikel 12.

Artikel 9 Onderzoek

Dit artikel vanuit de verordening behoeft geen nadere regels.

Artikel 10 criteria individuele voorzieningen

Algemeen afwegingskader

Het college zoekt samen met de jeugdige en/of diens ouders/verzorgers en het sociale netwerk naar de meest passende oplossing voor zijn of haar hulpvraag. Om te bepalen wat er nodig is, wordt een zorgvuldig proces doorlopen wat uit de volgende stappen bestaat:

  • 1.

    Brede uitvraag: bepalen op welke levensgebieden er (hulp)vragen zijn;

  • 2.

    Vraagstukverheldering; wat is de vraag of behoefte van de ouders en/of jeugdige;

  • 3.

    Indien noodzakelijk aanvullend (extern) onderzoek.

  • 4.

    Verkenning van de oplossingsopties; welke hulp en / of ondersteuning is nodig.

  • 5.

    Bepalen in overleg hoe deze hulp en / of ondersteuning het beste geboden kan worden.

Bij elke hulpvraag onderzoekt het college eerst wat de jeugdige en/of diens ouders zelf kan/kunnen oplossen. Dit noemen we eigen kracht. Vervolgens onderzoekt het college wat met behulp van gebruikelijke zorg door ouders/verzorgers, mantelzorg en het sociaal netwerk kan worden opgelost. Ook onderzoekt het college of andere voorzieningen en algemene voorzieningen oplossingen kunnen bieden. Wanneer dit allemaal geen passende oplossing biedt, onderzoekt het college of een individuele voorziening al dan niet in combinatie met het voorgaande een passende oplossing is. Tijdens het onderzoek kan het college extern advies opvragen. Dit geldt voor zowel zorg in natura (ZIN) als persoonsgebonden budget (pgb).

Als een individuele voorziening de best passende oplossing is, kan de jeugdige en/of ouder kiezen tussen een individuele voorziening in natura (ZIN, artikel 3) en een individuele voorziening via een pgb (artikel 4).

Hieronder worden aspecten uit het afwegingskader extra toegelicht.

Eigen kracht

Het college onderzoekt bij iedere hulpvraag of er vanuit eigen kracht een passende oplossing mogelijk is. Voorbeelden hiervan zijn:

  • het zelf inschakelen van familieleden, vrienden en / of vrijwilligers;

  • een beroep doen op andere wet- en regelgeving. In hoofdstuk 5 beschrijven we hoe we omgaan met de Jeugdwet en de wetten waarmee veel raakvlakken zijn: de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet Passend onderwijs en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo);

  • Daarnaast geldt ook voor andere, niet nader benoemde wetten of voorzieningen, dat wanneer een jeugdige en/of ouder hierop beroep kan doen om de hulpvraag op te lossen dit als een passende oplossing wordt gezien;

  • gebruik maken van algemene voorzieningen.

Gebruikelijke zorg

Het college onderzoekt bij elke hulpvraag of inzet van gebruikelijke zorg een passende oplossing is. Gebruikelijke zorg is de dagelijkse verzorging en opvoeding die (pleeg)ouders/wettelijke vertegenwoordigers aan kinderen geacht worden te bieden. Dit geldt ook als de ouder de gebruikelijke zorg vanwege een eigen aandoening, beperking, stoornis of handicap niet kan bieden. We maken hierbij gebruik van de richtlijn ‘gebruikelijke zorg’ uit de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2017. Zie bijlage 1 voor verdere uitwerking. Het uitgangspunt van de Richtlijn is de zorg die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan kinderen zonder beperkingen. Permanent toezicht (gedurende een bepaalde ontwikkelingsfase) in de zin van onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, valt niet onder gebruikelijke zorg. Het gaat om toezicht dat geboden moet worden op basis van actieve observatie die als doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie van de jeugdige vroegtijdig te signaleren, waardoor altijd tijdig ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige/gevaarlijke/(levens)bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties kan worden voorkomen.

Mantelzorg

Het college onderzoekt of de hulpvraag kan worden opgelost door de inzet van mantelzorg. Wanneer er al sprake is van mantelzorg, wordt de mantelzorger zoveel mogelijk bij het onderzoek betrokken. Hierbij onderzoekt het college of de mantelzorger behoefte heeft aan ondersteuning en zoekt ook daarvoor samen met de jeugdige en/of ouder en de mantelzorger naar een passende oplossing. Wanneer iemand uit het sociaal netwerk betaald wordt voor zijn of haar dienstverlening, noemt het college dit geen mantelzorg.

Mantelzorg kan een passende oplossing zijn wanneer iemand vanuit het sociale netwerk van de jeugdige mantelzorg wil en kan verlenen. Het college verplicht het verlenen van mantelzorg niet.

Regie

Het college werkt volgens het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur, met de regie zo veel mogelijk bij het gezin zélf. Er is altijd een casusregisseur aanwezig als er meerdere partijen betrokken zijn. ‘t Baken wijst deze casusregisseur aan. Dat kan een consulent van ’t Baken zijn, tenzij er een reden is om een andere betrokken professional vanuit de jeugdhulp aan te wijzen als casusregisseur. Redenen kunnen zijn dat dit beter passend is, de cliënt het zelf wenst, en de betreffende aanbieder dit ook in staat is te bieden en de professional ook daadwerkelijk de casusregisseur is. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het product Zorgcoördinatie uit het productenboek van de regio Midden IJssel Oost-Veluwe. Ook een door een cliënt zelf gekozen persoon uit zijn/haar informele netwerk kan deze rol vervullen. Als er sprake is van een jeugdbeschermingsregel heeft de Gecertificeerde Instelling (GI) deze rol.

Plan van Aanpak

’t Baken werkt met een Plan van Aanpak wat met betrekking tot het onderdeel jeugd gezamenlijk in de regio is ontwikkeld. Het Plan van Aanpak vermeldt de in te zetten zorg en ondersteuning met gebruikmaking van eigen kracht en netwerk. Het gaat hierbij zowel om de vrij toegankelijke voorzieningen waarvan de jeugdige en/of de ouders gebruik gaan maken en/of de individuele voorzieningen waarvoor de jeugdige en/of de ouders een aanvraag indienen bij het college.

Paragraaf 3. Beoordeling

Artikel 11 Aanvullende criteria pgb

a. Afwegingskaders pgb

Wanneer de jeugdige en/of ouder met het pgb dienstverlening uit het sociaal netwerk inkoopt gelden de volgende afwegingskaders aansluitend op artikel 8.1.1. van de Jeugdwet:

  • Een pgb voor de inzet van hulp door iemand uit het sociaal netwerk moet leiden tot minstens even goede effectieve ondersteuning als de inzet van ondersteuning door een professional.

  • Er mag geen belangenverstrengeling zijn of situatie die in strijd is met de in het Plan van Aanpak of beschikking gestelde doelen.

  • Wanneer de persoon van wie gebruikelijke zorg verwacht kan worden overbelast is, geeft het college geen pgb af voor inhuur van deze persoon. Dit is namelijk geen oplossing voor de overbelasting.

  • De continuïteit bij ziekte of uitval door de informeel hulpverlener moet zijn geborgd.

Naast dit afwegingskader moet de hulpverlener uit het sociale netwerk voldoen aan de volgende eisen:

  • is verplicht Huiselijk Geweld en Kindermishandeling te melden;

  • is bereid tot het volgen van trainingen en cursussen waar nodig;

  • werkt actief samen met andere jeugdhulpverleners in het belang van de jeugdige;

  • werkt aan de doelen uit het opgestelde Plan van Aanpak en volgens het schema van het budgetplan;

  • meldt klachten bij de gemeente;

  • is capabel om de ondersteuning te bieden;

  • overhandigt een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) die niet ouder is dan drie maanden.

b. Voorwaarden pgb

Als het zorg in natura aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder niet passend is naar het oordeel van de jeugdige of zijn ouders moet dit worden gemotiveerd. Het college onderzoekt dan of:

  • Een pgb de wens is van jeugdige en/of ouder zelf. De jeugdige en/of ouder moet zelf kunnen aangeven waarom een pgb een goede oplossing is;

  • De jeugdige en/of ouder of iemand in zijn of haar nabije omgeving (niet de hulpverlener) het pgb kan beheren;

  • De beheerder van het PGB geen schuldenproblematiek heeft (gehad);

  • De beheerder van het PGB geen financieel delict heeft gepleegd.

In het geval van dienstverlening moet degene die het pgb beheert de volgende taken kunnen uitvoeren:

  • een contract aangaan;

  • een zorgverlener die aan de zorgvraag kan voldoen kiezen;

  • zorg inkopen die van voldoende kwaliteit is;

  • de zorgaanbieder aansturen;

  • de administratie met betrekking tot de verleende zorg bijhouden;

  • eventuele werkgeverstaken uitvoeren: als de jeugdige en/of ouder vier of meer dagen per week ondersteuning inkoopt, is de jeugdige en/of ouder als werkgever aan te merken. Daar horen verplichtingen en taken bij.

c. Eisen aan de invulling van het pgb

Wanneer de jeugdige en/of ouder heeft aangegeven een pgb te wensen, kan hij of zij zelf de dienstverlening die nodig is inkopen. Hiervoor zijn enkele eisen:

  • In alle gevallen moet het pgb ten diensten komen aan de doelen uit de zorgovereenkomst. Evaluatie van de doelen vindt plaats bij het aflopen van de beschikking en een eventuele aanvraag voor een nieuwe beschikking.

  • De jeugdige en/of ouder moet zelf bewaken dat de ingekochte dienstverlening met betrekking tot personen die tot het sociale netwerk behoren van goede kwaliteit is. Indien wenselijk kan de gedragswetenschapper van ’t Baken hierbij ondersteunen. Het college kan dit controleren door het doen van een (her)onderzoek;

  • Wanneer er met het pgb professionele dienstverlening wordt ingekocht, moet deze aan het kwaliteitskader van het zorgproductenboek en de algemene voorwaarden jeugdhulp voldoen. De budgethouder is hiervoor verantwoordelijk. Indien twijfels bestaan met betrekking tot kwaliteit kan het college beroep doen op de kwaliteitscommissie van de regio. Het college kan dit controleren door het doen van een (her)onderzoek naar de kwaliteit van de zorg die geboden wordt.

  • Kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers, pgb-administratie, ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb, feestdagenuitkering en eenmalige uitkering kunnen niet vanuit het pgb worden betaald.

d. Betalingen van pgb’s

Op de pgb’s is het trekkingsrecht van toepassing. Dat wil zeggen dat de betaling via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gaat. De jeugdige en/of ouder moet alle kosten die hij of zij maakt vanuit een pgb verantwoorden bij de SVB. De gemeente Lochem kent geen verantwoordingsvrij bedrag.

e. Beheren van het pgb

  • Wanneer de jeugdige en/of ouder niet zelf het pgb beheert, kan hij of zij zich laten bijstaan door iemand uit zijn sociaal netwerk of door zijn of haar vertegenwoordiger (bewindvoerder, gemachtigde, mentor). De beheerder van het PGB mag geen hulpverlener zijn die betaald wordt vanuit het pgb, tenzij sprake is van familie in de 1e of 2e graad.

  • Wanneer de jeugdige en/of ouder niet zelf het pgb beheert, blijft de jeugdige en/of ouder wel verantwoordelijk voor het budget en de besteding daarvan. Bij een onjuiste besteding, kan het college dat budget terugvorderen. Mocht er budget teruggevorderd worden, dan wordt dit teruggevorderd van de jeugdige en/of ouder en niet van degene die het pgb beheert zie Artikel 14 van deze beleidsregels.

Artikel 12 Hoogte (en duur) van het pgb

De manier waarop de hoogte van het budget wordt berekend staat in de Verordening Jeugdhulp gemeente Lochem 2018.

Het college verstrekt een pgb dat hoog genoeg is om bij tenminste één aanbieder de dienstverlening in te kopen. Wanneer de jeugdige en/of ouder ervoor kiest om dienstverlening in te kopen die duurder is, dan zijn de extra kosten voor rekening van de jeugdige en/of ouder.

In de toelichting op de verordening staat beschreven dat het college een hoger tarief kan toekennen voor PGB van maximaal €20,94 per uur binnen het sociaal netwerk als iemand over onderscheidende kwaliteiten en mogelijkheden beschikt ten opzichte van ZIN (Artikel 12 lid 3 uit de toelichting van de Verordening jeugdhulp). Aanvullende regels hiervoor zijn:

  • een (afgeronde) MBO/HBO opleiding in de zorg en of ondersteuning;

  • het zijn van ervaringsdeskundige.

Voorbeelden van onderscheidende kwaliteiten betreffen:

  • een buurvrouw die in opleiding is tot pedagogisch medewerker;

  • een ouder van de sportclub die een opleiding als activiteitenbegeleider heeft afgerond;

Hoofdstuk 4 Wijziging, herzien, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

Artikel 13 Wijziging, herzien, intrekking en terugvordering

In hoofdstuk 4 van de Verordening Jeugdhulp wordt aangegeven dat een besluit herzien of ingetrokken kan worden om de daar genoemde redenen.

a. Tussentijdse wijziging beschikking

  • Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening kan tussentijds worden aangepast op basis van een door de jeugdhulpaanbieder gewijzigd hulpverleningsplan. Het college beoordeelt de noodzaak van een tussentijdse wijziging.

    • Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening vervalt, indien de jeugdige of zijn ouders zich niet binnen drie maanden hebben gemeld bij een aanbieder voor jeugdhulp.

    • Een reeds verstrekte voorziening kan worden ingetrokken of aangepast als er sprake is van wijzigingen in de persoonlijke situatie van betrokkene of als er sprake is van een beleidswijziging conform artikel 13 lid 2 van de verordening jeugdhulp. In dat laatste geval zal een redelijke overgangstermijn in acht worden genomen.

b. Wijziging op basis van heroverweging

Het college onderzoekt periodiek of er aanleiding is om de beslissing tot een individuele voorziening te heroverwegen. Bij de heroverweging wordt een onderscheid gemaakt tussen twee aspecten: passendheid en handhaving.

  • Passendheid

  • Het college kan de beschikking inhoudelijk opnieuw bekijken om te bepalen of de geboden hulp (nog steeds) goed aansluit bij de hulpvraag van de jeugdige en of deze hulp efficiënt is. Hiermee wordt periodiek bezien of de indicatie die iemand heeft nog past bij de individuele situatie.

  • Handhaving

  • Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de geboden hulp past bij de afgegeven beschikking. Het gaat hierbij om een juiste toepassing van de individuele voorzieningen, het tegengaan van oneigenlijk gebruik en het voorkomen van fraude.

c. Terugvordering

Indien het besluit genomen wordt om het pgb terug te vorderen, worden de volgende stappen genomen:

  • Bepalen wat de minimum van levenstandaard is; terugvordering mag deze niet aantasten.

  • Bepalen in welke redelijke termijnen het bedrag wordt terugbetaald in overleg met de jeugdige/ouder, maximaal in vijf jaar.

  • Terugvordering vindt plaats met een factuur aan de jeugdige/ouders. Indien er niet betaald wordt, wordt de gemeentelijke procedure gevolgd. De meerkosten hiervan komen ten laste van de jeugdige/ouders.

Artikel 14 Controle en bestrijding misbruik

a. Toezichthouder sociaal domein

Regionaal zijn toezichthouders actief met betrekking tot kwaliteit en rechtmatigheid zoals bedoeld bij lid 3 uit de verordening. Zij werken samen met de GGD Noord- en Oost-Gelderland die het calamiteiten- en incidenten toezicht uitvoeren. Beide vormen van toezicht zijn regionaal verenigd in één ‘Team Toezicht’. (De specifieke taken en bevoegdheden worden in de memo “Kaders en opdrachten regionale toezichthouder Sociaal Domein, besluit van B&W op 11 december 2018, toegelicht). De belangrijkste taken van de toezichthouder vertalen zich in:

  • vaststellen of de criteria die we aan aanbieders stellen voor goede zorg (wenselijke zorg) overeenkomen met de praktijk van de zorg (feitelijke zorg);

  • er wordt gewerkt volgens het principe signaal gestuurd toezicht. Zorgelijke signalen worden via accountmanagers, toegangsmedewerkers en cliënten verzameld. Indien nodig wordt onderzoek verricht.

De toezichthouders nemen niet álle taken op het gebied van rechtmatigheid op zich. De back-office van ‘t Baken gaat over de lokale taken en verantwoordelijkheden op het gebied van rechtmatigheid. Hieronder vallen de interne controle en jaarverantwoording richting de accountants en daarbij het toezicht op de fouten. Zij spreken aanbieders er op aan als er onregelmatigheden in de financiën zijn. Wanneer binnen ‘t Baken gesignaleerd wordt dat er vaak fouten gemaakt worden of wanneer zich signalen voordoen van fraude, dan komt de regionale toezichthouder rechtmatigheid in zicht.

Hoofdstuk 5 Afstemmen met andere voorzieningen

Wet langdurige zorg - Jeugdwet

De afbakening met de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) is wettelijk geregeld in de Jeugdwet.(Artikel 1.2 lid 1 en 2 jeugdwet). Wanneer een jeugdige en/of ouder een Wlz-indicatie voor verblijf in een instelling heeft of er redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige en/of ouder deze indicatie zou kunnen krijgen, verstrekt het college geen individuele voorziening. Het college moet dit goed kunnen motiveren

Het college neemt daarvoor contact op met het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) en legt hen de situatie van de jeugdige en/of ouder anoniem voor. Het CIZ maakt dan een inschatting of deze situatie mogelijk reden is voor een Wlz-indicatie. Dat geeft het college voldoende reden om aan te nemen dat de jeugdige en/of ouder aanspraak kan maken op een Wlz-indicatie.

Een uitzondering op deze redenering betreft artikel 1.2 lid 2 Jeugdwet. Het kan voorkomen dat er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan bepaalde problematiek zonder dat precies duidelijk is welke oorzaak nu de hoofdoorzaak is. Om te voorkomen dat de jeugdige en diens ouders/verzorgers niet weten waar zij kunnen aankloppen voor de nodige zorg is bepaald dat in die gevallen het college verantwoordelijk is voor het treffen van de benodigde voorziening.

Het college kan een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet verstrekken als overbrugging totdat de Wlz-indicatie ingaat. (zie Schulinck voor actuele stroomschema’s voor jeugdigen en/of ouderen met een Wlz-indicatie). Tussen aanvraag en verstrekking van een Wlz-indicatie kan namelijk enige tijd zitten. Het college kan voor een tijdelijke oplossing zorgen door een korte indicatie af te geven. De betreft maximaal de periode van aanvraag tot besluit van het CIZ.

Wanneer uit onderzoek blijkt dat de jeugdige en/of ouder in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie, maar de jeugdige en/of ouder geen Wlz-indicatie aanvraagt, weigert het college een eventueel beroep op de Jeugdwet voor deze hulpvraag (zie artikel 1.2 lid 1 onder c van de Jeugdwet).

Zorgverzekeringswet - Jeugdwet

De afbakening met de Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) is geregeld bij wet. Wanneer de jeugdige en/of ouder via de Zvw zorg die voldoet aan de hulpvraag kan ontvangen ziet het college dit als een passende oplossing vanuit de eigen kracht. Een uitzondering betreft artikel 1.2 lid 2 Jeugdwet (net als bij de afbakening Jeugdwet - Wlz). Het kan voorkomen dat er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan bepaalde problematiek zonder dat precies duidelijk is welke oorzaak nu de hoofdoorzaak is. Om te voorkomen dat de jeugdige en diens ouders/verzorgers niet weten waar zij kunnen aankloppen voor de nodige zorg is bepaald dat in die gevallen het college verantwoordelijk is voor het treffen van de benodigde voorziening.

Artikel 15 Gezondheidszorg

De Jeugdwet regelt dat de jeugdhulp toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. In de praktijk zullen de huisarts, medisch specialist en jeugdarts vaak niet bepalen welke specifieke vorm van hulp nodig is, maar verwijzen naar een van de jeugdhulpaanbieders waarbij de gemeente jeugdhulp heeft ingekocht. De jeugdhulpaanbieder beoordeelt vervolgens op basis van zijn professionele autonomie welke individuele voorziening precies nodig is (de behandelvorm), hoe vaak iemand moet komen (de omvang), hoe lang (de duur), welke doelen opgesteld worden en welk resultaat moet worden bereikt. Daarbij dient de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in het kader van zijn contract- of subsidierelatie, en met de regels die daarover zijn neergelegd in de verordening jeugdhulp.

Artikel 16 Gecertificeerde instellingen

In het kader van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering kan de gecertificeerde instelling (GI) zelfstandig bepalen dat jeugdhulp nodig is (artikel 3.5 lid 1 van de Jeugdwet). De gemeente is er verantwoordelijk voor dat de jeugdhulp wordt ingezet die deze instanties nodig achten ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Hier geldt dus een leveringsplicht van de gemeente (zie artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de Jeugdwet). Wel geldt als uitgangspunt dat rekening wordt gehouden met de jeugdhulp die de gemeente heeft ingekocht. De GI is verplicht vooraf contact op te nemen met de gemeentelijke toegang over de in te zetten jeugdhulp.

Artikel 17 Justitiedomein

Bij jeugdreclassering kunnen andere instanties dan de gecertificeerde instelling besluiten dat jeugdhulp nodig is. Deze andere instanties zijn de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI), en de selectiefunctionaris van de JJI.

Vrijwillig gesloten Jeugdhulp

De kinderrechter kan op verzoek van de gemeente een machtiging vrijwillig gesloten jeugdhulp verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te laten opnemen en verblijven.

Een verzoek om gesloten jeugdhulp kan op verschillende manieren binnenkomen bij de gemeente, maar altijd met instemming van de ouder(s) met gezag. De consulent van ’t Baken bespreekt een verzoek om gesloten jeugdhulp altijd met de gedragswetenschapper. Zij analyseren en beoordelen de noodzaak en mogelijkheden tot gesloten jeugdhulp - met instemming van de ouder met gezag. Een advies van een onafhankelijke gedragswetenschapper is wettelijk verplicht.

Artikel 18 Kinderopvang, onderwijs, leerplicht en leerlingenvervoer

Dit artikel vanuit de verordening behoeft op dit moment geen nadere regels.

Artikel 19 Veilig Thuis

Veilig Thuis vormt ook een toegang tot (onder andere) jeugdhulp. Veilig Thuis geeft advies over vermoedens en gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling, onderzoekt indien nodig op basis van een melding of er sprake is van kindermishandeling, motiveert zo nodig ouders tot accepteren van jeugdhulp en legt daartoe contacten met de gemeentelijke toegang en/of hulpverlening.

Artikel 20 Wmo- voorzieningen

Het college zoekt altijd samen met de jeugdige en/of ouder naar de best passende oplossing. De Jeugdwet biedt voor jeugdigen jonger dan 18 jaar meestal de best passende oplossing voor de hulpvraag. Wanneer de best passende oplossing vanuit de Wmo geleverd kan worden, zoals bij een fysieke beperking en/of ondersteuning, kan er voor deze hulpvraag geen beroep op de Jeugdwet worden gedaan. De Jeugdwet biedt voor cliënten die jonger zijn dan 18 jaar de best passende oplossing wanneer de ondersteuningsbehoefte zich richt op begeleiding. Dit geldt ook voor jongeren tussen de 18 en 23 jaar die aanspraak kunnen maken op verlengde jeugdhulp.

Overgang 18-/18+

Als een jeugdige die jeugdhulp ontvangt 17 jaar wordt, en bekend is bij het college, is een toekomstplan noodzakelijk, dit krijgt aandacht in het Plan van Aanpak voor dat jaar. In de raamovereenkomst wordt specifiek aandacht gegeven aan de overgang van de Jeugdwet naar de Wmo. Aanbieders worden genoodzaakt tijdig contact op te nemen met het college, waar mogelijk voor het 17e levensjaar, zodat afstemming plaats kan vinden. Ook wordt aanbieders gevraagd maximale inspanning te leveren voor het continueren van de hulp met dezelfde professionals. Het toekomstplan bevat in ieder geval de volgende onderwerpen:

  • wonen

  • school

  • werk en inkomen

  • vrienden en relaties

  • vrije tijd

  • zorg

Artikel 21 Voorzieningen werk en inkomen

Dit artikel vanuit de verordening behoeft geen nadere regels.

Hoofdstuk 6 Waarborgen prijs en kwaliteit

Artikel 22 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en gecertificeerde instellingen

Op basis van individuele casuïstiek met betrekking tot pgb kunnen afwijkende afspraken worden gemaakt, zie artikel 8 en 12.

Hoofdstuk 7 Klachten, medezeggenschap en onafhankelijke cliënt ondersteuning

Artikel 23 Klachtenregeling

Dit artikel vanuit de verordening behoeft geen nadere regels.

Artikel 24 Betrekken inwoners bij ontwikkelen beleid

Dit artikel vanuit de verordening behoeft geen nadere regels.

Artikel 25 Onafhankelijke cliënt ondersteuning

Dit artikel vanuit de verordening behoeft geen nadere regels.

Hoofdstuk 8 Gegevensbescherming

Artikel 26 Privacy

Dit artikel vanuit de verordening behoeft geen nadere regels.

Hoofdstuk 9 Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 27 Hardheidsclausule

Dit artikel vanuit de verordening behoeft geen nadere regels.

Artikel 28 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

De verordening jeugdhulp is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 november 2018.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden de dag na publicatie in werking. De Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Lochem 2015 vervallen met inwerkingtreding van de Beleidsregels Jeugdhulp 2019 gemeente Lochem.

Artikel 30 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels Jeugdhulp 2019 gemeente Lochem”.

Ondertekening

Bijlage 1 Richtlijn gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijd

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • Hebben 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • Hebben voortdurend, dat wil zeggen op geplande en ongeplande momenten, overname van zelfzorg nodig;

  • Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • Hebben zorg in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • Hebben overdag voortdurend begeleiding en overname van zelfzorg nodig;

  • Hebben ’s nachts soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig;

  • Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

NB: deze zorg voor kinderen vanaf 3 jaar is geen gebruikelijke zorg als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps (MCG), ook wel genoemd ernstige meervoudige beperkingen (EMB). MCG/EMB kinderen hebben een ernstige verstandelijke beperking met een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief en een motorische beperking. Meestal is ook sprake van zintuiglijke problemen (waaronder prikkelverwerkingsstoornissen) en/of somatische aandoeningen.

Kinderen van 5 tot 8 jaar

  • Hebben zorg in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • Hebben overdag nog voortdurend begeleiding nodig;

  • Hebben overdag op geplande en soms op ongeplande momenten hulp bij of overname van zelfzorg nodig;

  • Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 8 tot 18 jaar

  • Hebben geen zorg in de nabijheid nodig omdat zij in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden nodig en passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.