Beleid grondgebonden Zonnepanelen gemeente Rijssen-Holten

Geldend van 18-01-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2018

Intitulé

Beleid grondgebonden Zonnepanelen gemeente Rijssen-Holten

De raad van de gemeente Rijssen-Holten:

  • gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 augustus 2018;

  • gezien de wens om op het gebied van grondgebonden zonnepanelen beleid te maken;

  • gezien het ontwerp beleid dat gedurende 6 weken ter inzage heeft gelegen;

  • gelet op het feit dat er 4 inspraakreacties tegen het ontwerp beleid zijn ingediend;

  • dat deels tegemoet kan worden gekomen aan de ingediende inspraakreacties en de ambtelijke wijzigingen;

  • gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

  • gezien de bespreking in de commissie Grondgebied op 6 september 2018;

  • gelezen het amendement van de fracties van CDA, GB, D66, SGP en CU en het amendement van de SGP;

Besluit:

  • 1.

    In te stemmen met de beantwoording van de inspraakreacties.

  • 2.

    De ingekomen inspraakreacties ontvankelijk en deels gegrond te verklaren conform bijgevoegde beantwoording van de inspraakreacties.

  • 3.

    In te stemmen met de ambtelijke wijzigingen.

  • 4.

    Het beleid grondgebonden zonnepanelen na amendering vast te stellen.

1 Aanleiding nieuw beleid

1.1 Aanleiding

Het opwekken van energie met zonnepanelen wordt steeds meer toegepast. De gemeente wil graag het gebruik van duurzame energie in de gemeente stimuleren en ziet in zonnepanelen een goede invulling van dit streven. Daarnaast zijn er ook in Rijssen-Holten concrete verzoeken om realisatie van (grootschaliger) zonneparken ingediend. Op dit moment zijn er in Rijssen-Holten alleen planologische mogelijkheden voor zonnepanelen voor het eigen gebruik die op het dak of binnen een bouwblok van bijvoorbeeld een woning gerealiseerd worden. Voor andere vormen van zonnepanelen is planologisch geen ruimte. Dit geeft de noodzaak tot een heroverweging van het beleid. Voorliggend beleid is het resultaat van een onderzoeksfase naar de (on)mogelijkheden voor realisatie van zonnepanelen.

1.2 Doel

Door beleid op te stellen ontstaat er duidelijkheid over de mogelijkheden voor het realiseren van grondgebonden zonnepanelen. Zo kan de gemeente initiatieven duidelijk en eenduidig behandelen. Het definitieve beleid zal door de gemeenteraad vastgesteld worden.

1.3 Bereik

Dit beleid gaat alleen over de grondgebonden panelen. De panelen die op gebouwen geplaatst worden vallen hierbuiten, omdat men zonnepanelen op daken vanwege landelijke regels meestal vergunningvrij kan plaatsen. Het aantal zonnepanelen is daarbij niet relevant, het beleid omvat zowel de kleinschaliger initiatieven voor grondgebonden zonnepanelen, zoals panelen in de tuin bij een particulier of een agrariër, als ook de grootschaliger initiatieven. We spreken dan ook van zonnepanelen en niet meer alleen van zonneparken.

Voordat we een initiatief voor grondgebonden plaatsing behandelen, moet de initiatiefnemer aantonen dat plaatsing op een van zijn gebouwen niet mogelijk is, dan wel dat de daken al benut zijn.

2 Bestaand ruimtelijk kader

2.1 Inleiding

Wat is op dit moment het ruimtelijk kader waarmee men bij initiatieven voor plaatsen van zonnepanelen rekening mee dient te houden? Dit hoofdstuk geeft een globale weergave van deze kaders. Het beleid van het rijk, de provincie en de gemeente wordt beschreven.

2.2 Landelijk beleid

Landelijke wet- en regelgeving, met name de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (Bor), maakt dat zonnepanelen op daken onder voorwaarden vergunningvrij te plaatsen zijn. Op monumenten en bij een beschermd stads- en dorpsgezicht, is plaatsing in het algemeen niet bij recht mogelijk.

Daarnaast zijn er diverse subsidiestromen in het leven geroepen om het opwekken van zonne-energie te stimuleren. Denk daarbij aan de Stimuleringsregeling duurzame energieproductie SDE+ of de Regeling Verlaagd tarief oftewel postcoderoos, waarbij kortingen op de elektriciteitsprijs mogelijk zijn.

2.3 Provinciaal beleid

De provincie Overijssel heeft haar ruimtelijk beleid verwoord in de omgevingsvisie. Het provinciaal beleid voorziet in een zonne-ladder waar aanvragen voor grondgebonden zonnepanelen aan getoetst worden. In Overijssel worden de volgende mogelijkheden voor zonne-energie gezien:

  • In bestaand bebouwd gebied op daken, dan wel;

  • In bestaand bebouwd gebied op bedrijven¬terreinen en braakliggende gronden, dan wel;

  • In de groene omgeving op bestaande bouw¬vlakken.

Nu is al te voorzien dat hiermee op korte termijn – gelet op technische en fiscale beperkingen – slechts in een deel van de opgave voor zonne-energie kan worden voorzien. Daarom wordt door de Provincie Overijssel de mogelijkheid geboden om in de Groene Omgeving tijdelijke zelfstandige opstellingen van zonnepanelen te realiseren. Het gaat daarbij om opstellingen van zonnepanelen voor een periode van circa 25 jaar op een wijze die omkeerbaar is en waarbij de oorspronkelijke bestemming gehandhaafd blijft.

Gelet op de impact die (ook tijdelijke) veldopstellingen van zonnepanelen kunnen hebben op hun omgeving, zal niet alleen de maatschappelijke meerwaarde van het initiatief moeten worden aangetoond, maar zal er doorgaans ook compensatie moeten plaatsvinden door extra te investeren in de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving door middel van Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (verder KGO).

2.4 Beleid gemeente Rijssen-Holten

Structuurvisie Rijssen-Holten

De structuurvisie spreekt niet expliciet over duurzame energie of zonne-akkers.

Bestemmingsplannen

In de bestemmingsplannen legt de gemeente vast hoe gronden en opstallen gebruikt mogen worden, welke bebouwing toegestaan is en welke werken uitgevoerd kunnen worden. In de meeste bestemmingsplannen is het toegestaan om zonnepanelen op het dak van een woning of bedrijfsgebouw te plaatsen. Ook is het mogelijk om op het als zodanig bestemde erf bij een (bedrijfs)woning op de grond zonnepanelen voor eigen gebruik te plaatsen.

Zijn de panelen niet voor eigen gebruik, maar voor de levering aan het energienet, dan zijn deze niet passend in het bestemmingsplan. Dit is bijvoorbeeld ook het geval op een bedrijventerrein waar men zonnepanelen wil plaatsen en de opgewekte energie niet gebruikt zal worden door het bedrijf dat ter plekke gevestigd is. Ook als iemand panelen wil plaatsen buiten het erf of bouwblok en daarmee in bijvoorbeeld een agrarische bestemming terecht komt, is het gebruik van de panelen niet passend in het bestemmingsplan.

De meeste, zo niet alle initiatieven die binnen voorliggend beleid vallen, passen niet in het betreffende bestemmingsplan. De gemeente dient dan ook af te wegen of medewerking gewenst is. Dit kan middels een uitgebreide omgevingsvergunning of een herziening van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 lichten we toe waarom we kiezen voor de omgevingsvergunning.

3 Nieuw beleid

3.1 Inleiding

Nu het realiseren van een zonne-akker niet past binnen het huidige planologische beleid is een afweging nodig over de wenselijkheid van zonne-akkers en onder welke voorwaarden deze wenselijk zouden zijn. In dit hoofdstuk geven we onze nieuwe beleidslijn aan.

Rijssen-Holten kenmerkt zich als een plattelandsgemeente. Er zijn twee hoofdkernen en een kleinere dorpskern. Ruimte voor grondgebonden zonnepanelen moet gezocht worden binnen de kernen, op een bedrijventerrein dat aansluit bij een kern of in het buitengebied.

De meeste bedrijventerreinen liggen binnen of aansluitend aan een van de hoofdkernen en zijn nagenoeg benut. Er liggen kansen voor het plaatsen van zonnepanelen op daken. Mocht dit niet lukken dan is er op de beperkt aanwezige vrije kavels fysiek gezien nog ruimte voor kleinschaliger initiatieven voor zonnepanelen.

Als er buiten de kernen en bedrijventerreinen een locatie gezocht zou moeten worden, dan komt het buitengebied in beeld. Daarbij moeten we rekening houden met de aanwezige landschappelijke waarden en de agrarische en toeristische sector, alsook met natuurbelangen en het wonen op het platteland. Dit dwingt ons tot het maken van een zorgvuldige afweging van belangen (o.a. hoe veel zonnepanelen kan een gebied aan?).

In het land is sprake van een pauzelandschap dat benut kan worden voor zonnepanelen: locaties waar woningbouwprojecten gepland stonden die geen doorgang zullen vinden en een zonnepanelenproject een tijdelijke invulling kan vormen. In Rijssen-Holten kennen we geen van voorgaande voorbeelden. Toch willen we open staan voor ideeën voor het opwekken van duurzame energie.

3.2 Beleidsdoelen

We willen graag het opwekken van duurzame energie in de vorm van zonnepanelen stimuleren. Ook merken we dat er vanuit het realiseren van duurzame energie via zonnepanelen positieve economische gevolgen ontstaan. Dit juichen we toe, alhoewel we de keuze hoe de betrokken gronden en opstallen gebruikt worden, bijvoorbeeld als agrarische grond of grond voor zonnepanelen, bij de initiatiefnemer laten. Tegelijk beseffen we ons dat er meer belangen spelen, zoals een goed woon- en leefklimaat voor onze inwoners en bedrijven. We willen deze beleidsdoelen allen zorgvuldig afwegen.

3.3 Categorieën initiatieven

Om dit mogelijk te maken staan we open voor initiatieven, maar willen we die wel toetsen aan een goede ruimtelijke ordening. Elk initiatief bekijken we daarom op een aantal criteria. In gebieden met een bepaalde extra waarde willen we geen zonnepanelen toestaan, tenzij men aantoont dat er een duidelijke meerwaarde of een bijdrage aan een maatschappelijk doel is. Het betreft dan bijvoorbeeld natuurgebieden of de essen.

Op basis van de locatie van een initiatief onderscheiden we twee categorieën initiatieven:

  • 1.

    Locaties waar nu al in algemene zin bouwmogelijkheden zijn,

  • 2.

    Locaties waar nu geen bouwmogelijkheden zijn.

Ad 1. Algemene bouwmogelijkheden aanwezig

We staan positief tegenover initiatieven voor zonnepanelen als deze zijn gelegen op plekken waar in algemene zin nu ook bouwmogelijkheden zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om locaties

  • a.

    binnen een bouwblok van een woning of individueel bedrijf,

  • b.

    binnen een bouwblok op niet benutte grond van een als zodanig bestemd bedrijventerrein.

Binnen categorie 1a. gaat het om locaties waar bouwmogelijkheden zijn omdat er een bouwblok aanwezig is. Dit kunnen locaties in de dorpskernen zijn als ook erbuiten. Hier zijn nu ook bouwwerken geen gebouw zijnde, en veelal zelfs gebouwen toegestaan. Dit zijn gebouwen ten behoeve van die bestemming. De impact van zonnepanelen, die ook een bouwwerk geen gebouw zijnde zijn, is in het algemeen geringer dan bij gebouwen het geval is. Het is dan ook aanvaardbaar om binnen de bestaande bouwblokken zonnepanelen toe te staan.

Voorwaarde is wel dat de zonnepanelen gebruikt worden door de eigenaar/gebruiker van het perceel en ten dienste staat van het hoofdgebruik op het perceel. Voordeel hiervan is dat plaatsing mogelijk past in het bestemmingsplan en er geen extra planologische procedure nodig is. Wel zal zorgvuldig gekeken worden naar de opzet van het initiatief. Zo willen we dat de zonnepanelen zoveel mogelijk geclusterd worden rond de bestaande bebouwing.

De omvang van een bouwblok van een woning en niet-agrarische bedrijfsbestemming is overigens beperkt, waardoor de invloed op de omgeving relatief gering zal zijn. Bij een agrarische bedrijfsbestemming is deze weliswaar ruimer, maximaal 1,5 ha, maar doordat dit bouwblok ook voor bedrijfsgebouwen en overige bouwwerken geen gebouw zijnde gebruikt zal worden, zal de oppervlakte die voor zonnepanelen gebruikt zal worden ondergeschikt en aanvaardbaar zijn.

Wat we ook willen toestaan is dat een lokaal gedragen gezamenlijk initiatief op een erf van derden komt als er geen gemeenschappelijke grond beschikbaar is, bijvoorbeeld bij een initiatief van een lokale energie coöperatie.

Binnen categorie 1b. willen we mogelijkheden bieden zonnepanelen te bouwen op onbenutte bedrijventerreinen. Dit zijn gronden die feitelijk al een bedrijfsbestemming hebben, maar nog niet ingevuld zijn zoals delen van Vletgaarsmaarten in Holten, of andere bedrijfsgronden zoals de voormalige steenfabriek aan de Markeloseweg. Hier zijn bedrijfsgebouwen en bouwwerken geen gebouwen ten behoeve van een bedrijf mogelijk. Het realiseren van zonnepanelen zal, net als in de eerste categorie, planologisch minder ingrijpend zijn, terwijl op deze manier onbenutte grond toch benut kan worden.

Ad 2. Geen bouwmogelijkheden aanwezig

De locaties die niet onder categorie 1 vallen vormen deze tweede categorie. Dit kan een locatie binnen maar vooral ook buiten een dorpskern zijn. Hierbinnen vallen ook initiatieven op locaties waar geen gebouwen of bouwwerken mogelijk zijn, maar waar zonnepanelen gecombineerd worden met bestaande functies. Grootschalige initiatieven van ondernemers of particulieren voor grondgebonden zonnepanelen op agrarische gronden behoren ook tot deze categorie.

3.4 Panelen in bepaalde gebieden

In gebieden met een bepaalde extra waarde willen we geen zonnepanelen toestaan (NatuurNetwerk Nederland, voormalig landschapsontwikkelgebied en de essen). Daarnaast zijn er ook gebieden met een extra waarde waar zonnepanelen mogelijk zijn, mits men aantoont dat er een duidelijke meerwaarde of een bijdrage aan een maatschappelijk doel is. Het betreft dan het overige buitengebied (o.a. het kleinschalige en het open landschap).

Voor alle initiatieven geldt een extra motiveringsplicht als een initiatief is gelegen ter plekke van gronden die op de kaart betiteld zijn als ja, mits.

3.5 Maximale invulling met zonnepanelen in het buitengebied

De totale behoefte voor de gemeente Rijssen-Holten is groot, maar door ontwikkelingen in de techniek, wetgeving en beleid van hogere overheden, is de verwachting dat in de loop van de jaren de duurzame opwekking van energie aan verandering onderhavig is. Tot 1 januari 2024 lijkt een maximale invulling van het buitengebied van de gemeente Rijssen-Holten met 50 hectare aan grootschalig grondgebonden zonnepanelen landschappelijk in te passen. Afhankelijk van de afspraken die in de Regionale Energie Strategie (RES) worden gemaakt is het college bevoegd de maximale invulling met grootschalige grondgebonden zonnepanelen te wijzigen, met inachtneming van een positieve opinie van de commissie grondgebied.

4. Toetsingsaspecten

4.1 Inleiding

Voor elk initiatief geldt dat er sprake moet zijn van een goede ruimtelijke ordening. Het gaat om initiatieven in beiden categorieën uit hoofdstuk 3, dus zowel de locaties waar nu al enige bebouwing mogelijk is als daar waar dat niet het geval is. We toetsen, zoals gebruikelijk bij het afwijking van het bestemmingsplan, de goede ruimtelijke ordening aan een aantal criteria om te komen tot een goede afweging. In een ruimtelijke onderbouwing bij een aanvraag omgevingsvergunning moet een initiatiefnemer de toetsingscriteria zorgvuldig motiveren. Zo kunnen we een goede afweging maken over de wenselijkheid van het initiatief en zorgen we voor een goede balans tussen het duurzaam opwekken van energie en andere belangen. In dit hoofdstuk benoemen we de criteria.

4.2 Toetsingscriteria

We gaan elk initiatief beoordelen aan een aantal criteria. Het gaat om de onderstaande aspecten:

  • 1. Provinciaal beleid: Een initiatief toetsen we aan het provinciaal beleid zoals dat in hoofdstuk 2.3 verwoord is. Onze voorkeur gaat ernaar uit dat we samen met elke initiatiefnemer een gesprek met de provincie houden over de inpasbaarheid in dat beleid.

  • 2. Bodem: Een opstelling voor zonnepanelen gaat in het algemeen niet diep in de grond, meestal enkele tientallen centimeters. Toch is het van belang te kijken naar de gevolgen voor de bodem. Een initiatief mag geen onevenredige afbreuk doen aan de aspecten van archeologie, bodemkwaliteit en aardkundige waarden. Na de gestelde 25 jaar dient de grond weer terug gebracht te worden in oude staat, zodat de grond bijvoorbeeld weer als agrarische grond te gebruiken is.

  • 3. Bouwen: Het bouwen van zonnepanelen op de grond is niet omgevingsvergunningvrij. Ook in het geval er een hekwerk gebouwd wordt ter beveiliging van de zonnepanelen is dat vergunningplichtig.

  • 4. Cultuurhistorie: Een initiatief kan gevolgen hebben voor de waardevolle historische bebouwing in de omgeving of voor beeldbepalende gebieden. Het initiatief mag hier geen onevenredige afbreuk aan doen.

  • 5. Externe veiligheid: Vanuit de zonnepanelen zelf gaat geen gevaar voor derden uit in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Wel bepaalt dat genoemde Besluit dat er boven gasleidingen vanwege de veiligheid en het snel toegang hebben tot de leiding niet gebouwd mag worden rondom de leidingen. In het bestemmingsplan zijn de gasleiding opgenomen via de dubbelbestemming Leiding – Gas. In de regels is bepaald dat er geen bouwwerken mogen komen in deze zones.

  • 6. Flora en fauna: Een initiatief kan gevolgen hebben voor de flora en fauna. Daarom moet men dit aspect onderzoeken. Er mogen geen onevenredige nadelige effecten optreden.

  • 7. Geluid: De opgewekte zonne-energie wordt geschikt gemaakt voor aansluiting op het energienet. Dit gaat wel met enig geluid gepaard. In het algemeen is dit het enige geluid dat zonnepanelen zullen maken. Alleen wanneer er zonne-energie opgewekt wordt is dit geluid te horen, oftewel ’s nachts niet. In het algemeen houden we een afstand van 30 meter van het transformatorgebouw tot derden aan. Aangetoond moet worden welke geluidsbelasting optreedt en waar het gebouw gesitueerd is, en welke afstand tot geluidsgevoelige bebouwing in dat geval redelijk is.

  • 8. Landschappelijke inpassing: Een initiatief voor het plaatsen van zonnepanelen heeft in meer of mindere mate een industriële uitstraling. Daarmee heeft het ook gevolgen voor het omliggende landschap. Men moet aantonen op welke wijze er sprake is van een zorgvuldige inpassing in de omgeving of het landschap. Dit geldt voor initiatieven in de kernen maar ook in het buitengebied. Overigens hoeft dat niet altijd te betekenen dat men de zonnepanelen verstopt of landschappelijk inpakt, het kan ook juist beter zijn om de panelen uitdrukkelijk te laten zien. Ook is de wijze van beveiliging van het initiatief van belang voor het landschap, zoals door een hekwerk of een brede sloot. We vragen een landschappelijk inpassingsplan of inrichtingsplan dat een goede inpassing laat zien. Het realiseren van dit plan zal als voorwaardelijke verplichting bij een omgevingsvergunning opgesteld worden. Ook vragen we bij bepaalde locaties extra aandacht voor de omgeving of het landschap, zoals bij de essen en waardevolle graslanden. De landschappelijke inpassing van de zonnepanelen moet aansluiten bij de schaal en het karakter van de bestaande omgeving, maar ook moet gekeken worden naar hoe veel zonnepanelen een gebied aan kan bij meerdere initiatieven. Voor de landschappelijke inpassing Hierbij is maatwerk noodzakelijk. Een ontwikkeling in een kleinschalig landschap met opgaande beplanting bijvoorbeeld vraagt om een andere landschappelijke inpassing dan een ontwikkeling in een grootschalig open landschap. Bestaande landschappelijke structuren zoals bijvoorbeeld opgaande beplanting en sloten zijn hierbij leidend. Het LandschapsOntwikkelings Plan dient als toetsingskader voor de landschappelijke inpassing

  • 9. Meervoudig ruimtegebruik: Zonnepanelen staan, afhankelijk van de uitvoering, veelal op enige hoogte van de grond en meestal is er ruimte tussen de rijen panelen. Waar mogelijk kan men de grond dubbel gebruiken. Of en hoe dit gebeurt, moet men inzichtelijk maken. Wanneer voor de landschappelijke inpassing het noodzakelijk is dat de zonnepanelen laag geplaatst worden is meervoudig ruimtegebruik niet mogelijk.

  • 10. Milieuhinderlijke bedrijfsactiviteiten: Een initiatief mag geen onevenredige belemmering van nabij gelegen functies veroorzaken, zoals bij andere inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer. Ook moet er voldoende afstand gehouden worden tot ander gebruik, zoals een woning van derden. De handreiking Bedrijven en milieuzonering van de VNG geeft een richtlijnen van 30 meter van het geluid producerende onderdeel van een initiatief tot gevoelige objecten vanwege geluid. Deze afstand dient aangehouden te worden, tenzij gemotiveerd kan worden dat dit minder kan zijn.

  • 11. Natuurgebieden: In Rijssen-Holten of in de nabije omgeving zijn een aantal Natura2000 gebieden aanwezig. Ook is er veel grond als natuur in gebruik en in het bestemmingsplan als natuur bestemd. We zijn terughoudend om in deze gebieden zonnepanelen toe te staan, omdat er gevolgen voor de instandhoudingsdoeleinden van natuurgebieden of voor diersoorten kan ontstaan. Een initiatief moet aantoonbaar een duidelijke meerwaarde hebben willen we meewerken aan een dergelijk initiatief.

  • 12. Planschade: De min of meer industriële uitstraling van zonnepanelen heeft invloed op de directe omgeving. We gaan ervan uit dat het initiatief goed ingepast wordt in de bebouwde omgeving of landschap. Desondanks kan het zijn dat er planschade optreedt, bijvoorbeeld vanwege een verandering in uitzicht of waarde van een woning door ander naastgelegen gebruik. Deze eventuele planschade dient voor rekening en risico van een initiatiefnemer te komen, en kan via een overeenkomst geborgd worden. Eventuele planschade hoeft geen belemmering te zijn voor het verlenen van toestemming voor een plan, omdat dit de economische uitvoerbaarheid niet in de weg staat. Het is voor de initiatiefnemer wel een afweging of een initiatief haalbaar is. Hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening kent een eigen regeling voor planschade.

  • 13. Schittering: De kleurstelling van de zonnepanelen beïnvloedt mede de gevolgen voor de omgeving en het opnamevermogen van de panelen. Ook kan dit van invloed zijn op eventuele schittering of lichthinder voor derden. Aangetoond moet worden of er sprake is van schittering, zodat we kunnen afwegen of het aanvaardbaar is voor de omgeving. Overigens is de verwachting dat de schittering zal meevallen, omdat het voor de opwekking van energie van belang is dat er zo min mogelijk weerkaatsing van het zonlicht is.

  • 14. Verkeer: Er zal naar verwachting weinig hinder van verkeer optreden, alleen voor de aanleg, beheer en verwijdering zal verkeer nodig zijn. We verwachten dat dit geen problemen oplevert, maar dit punt zal evenwel gemotiveerd moeten worden.

  • 15. Water: De gevolgen voor de waterhuishouding moeten onderzocht worden. Door de zonnepanelen komt er verhard oppervlak bij. Er mag geen wateroverlast komen door een initiatief. Daarnaast houdt het waterschap vaak een objectvrije zone langs watergangen aan, hier mogen geen zonnepanelen komen.

  • 16. Welstand: Ook over een aanvraag omgevingsvergunning zal de welstand een advies moeten geven. Alleen als er een positief advies afgegeven wordt willen we meewerken aan een initiatief.

  • 17. Maatschappelijke uitvoerbaarheid: Welke meerwaarde heeft het project voor de inwoners van Rijssen-Holten? We verwachten een motivering wat het initiatief terug doet voor de maatschappij/omgeving. Hierbij valt te denken aan:

    • afnemen groene energie voor gereduceerd tarief;

    • bijdrage voor verenigingen/stichtingen;

    • investeringsmogelijkheden voor inwoners met gangbare rendementen;

    • het opzetten van een postcoderoos voor (een deel van) het plangebied, waarbij leden het voordeel hebben van een verlaagd belastingtarief voor energie;

    • en andere mogelijke positieve effecten voor de maatschappij.

      Initiatiefnemers worden in ieder geval uitgedaagd om een balans te vinden, zodat het opwekken van energie door middel van een zonnepark een meer maatschappelijk geaccepteerd fenomeen wordt.Om uitvoering te geven aan het inzichtelijk maken van de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt verwacht dat conform ons KGO-beleid invulling wordt gegeven met betrekking tot de te nemen maatregelen.

  • 18. Overige aspecten: Voor zover er nog aspecten hier niet genoemd zijn, die wel van belang zijn, dient een initiatiefnemer ook deze aspecten te motiveren in de ruimtelijke onderbouwing bij het initiatief.

  • 19. Met betrekking tot de stedelijke woonbebouwing van Rijssen, Holten en Dijkerhoek wordt een buffer aangehouden (zoals aangegeven op de bij het beleidsplan gevoegde kaart).

5. Planologische procedure

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk gaan we kort in op de keuze die we maken om de initiatieven voor grondgebonden zonnepanelen mogelijk te maken middels een uitgebreide omgevingsvergunning. Ook leggen we kort de procedure uit voor initiatieven om medewerking aan zonnepanelen, hoe we omgaan met inning van leges en eventuele planschadekosten.

5.2 Omgevingsvergunning of bestemmingsplan

In paragraaf 2.4 hebben we aangegeven dat veel initiatieven niet in het bestemmingsplan passen. De gemeente dient een afweging te maken of het wenselijk is om aan een initiatief mee te werken. Meewerken kan op twee manieren:

1. door het doorlopen van een uitgebreide omgevingsvergunning of

2. door een wijziging van het bestemmingsplan.

Voor dit onderwerp hebben we er voor gekozen om een omgevingsvergunning te verlenen, zodat de onderliggende bestemming na verwijdering van de zonnepanelen nog steeds geldt. We maken gebruik van de uitgebreide omgevingsvergunning zoals die genoemd is in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). We kiezen voor de vergunning omdat er bij zonnepanelen sprake is van tijdelijke bouwwerken en gebruik: gemiddeld zullen de zonnepanelen na 15 tot 20 jaar technisch afgeschreven zijn. Op het moment dat de panelen verwijderd zijn is het oorspronkelijke gebruik van de gronden nog steeds mogelijk.

Daarnaast maken we ook binnen deze vergunningprocedure een afweging van alle belangen en is er ruimte voor het indienen van zienswijzen en/of beroep over een initiatief.

5.3 Procedure initiatief

Als een initiatiefnemer zich bij de gemeente meldt, gaan we graag met hem of haar op basis van een principeverzoek in overleg. We vragen daarbij een motivatie van het verzoek tot medewerking en gaan in goed overleg met de provincie en aanvrager onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor het realiseren van het initiatief.

Nadat we een principe-uitspraak doen dient de initiatiefnemer een aanvraag omgevingsvergunning in en kan de formele vergunningprocedure doorlopen worden. Dit duurt meestal een half jaar, afhankelijk van eventueel ingediende zienswijzen en beroepschriften. We leggen daarbij juridisch vast hoe een initiatief landschappelijk ingepast wordt en welke KGO maatregelen vereist zijn. Als de omgevingsvergunning verleend is kan een initiatiefnemer indien van toepassing SDE+ subsidie aanvragen. De vergunning hoeft hiervoor nog niet onherroepelijk te zijn.

5.4 Overleg met en bevoegdheid van de provincie Overijssel

In hoeverre de provincie de mogelijkheid heeft om initiatieven die niet passen in haar beleid maar die we wel willen vergunnen, tegen te houden, leggen we hieronder uit.

Vooroverleg

Het voorliggende beleid hebben we afgestemd op dat wat al bekend is uit het beleid van de provincie Overijssel. Daarom verwachten we dat het beleid past binnen het provinciaal beleid, maar dit zal in de praktijk moeten blijken. Over initiatieven binnen het stedelijk gebied kan de gemeente zelfstandig beslissen, de provincie laat de gemeente hierin vrij. Over elk initiatief buiten het bestaand stedelijk gebied wordt de provincie betrokken. We onderzoeken de haalbaarheid in goed overleg met de aanvrager en de provincie. We leggen initiatieven in die gebieden dan ook het liefst al in de fase van een principeverzoek, dus vroegtijdig voor aan de provincie. Als dit leidt tot een positief principebesluit zal een formeel vervolg komen.

Zienswijze

Zoals we in paragraaf 5.2 hebben uitgelegd, kiezen we voor de weg van de uitgebreide omgevingsvergunning. In deze procedure krijgt (ook) de provincie de gelegenheid een zienswijze in te dienen over de ontwerp beschikking mocht ze het niet eens zijn met de ontwerp beschikking.

Reactieve aanwijzing

Als we evengoed de vergunning willen gaan afgeven, heeft de provincie op grond van artikel 3.13 Wabo de gelegenheid gemotiveerd een aanwijzing te geven over de voorgenomen beschikking, voordat deze afgegeven wordt. Dit houdt in dat de beschikking niet in werking zal treden. Tegen de aanwijzing staat beroep bij de Raad van State open. In zoverre heeft de provincie het laatste woord over de vergunning. Dit is overigens hetzelfde als gekozen wordt voor een bestemmingsplanprocedure.

5.5 Leges

Voor het in behandeling nemen van een omgevingsvergunning zijn leges verschuldigd. Deze zijn bij grondgebonden zonnepanelen nodig vanwege de omgevingsvergunning voor de onderdelen bouw, uitvoeren van werken (aanleg), en strijd met het bestemmingsplan. De hoogte van de leges is afhankelijk van de bouw- en aanlegkosten van het project.

We willen enerzijds zoveel mogelijk initiatieven tot verduurzaming van de energieopwekking ontstaan en daarom geen onnodige drempel opwerpen in de vorm van leges. Anderzijds willen we graag alleen een serieus en goed onderbouwd initiatief in behandeling nemen.

De hoogte van de leges zijn niet reëel ten opzichte van de te maken kosten voor het toetsen. Daarom stellen wij voor om voor de grote initiatieven (> 1 ha) een reëlere definitie van bouwkosten te hanteren. Onder bouwkosten verstaan we de constructie en niet de bekabeling en de zonnepanelen. Dit willen we aan de hand van twee recente casussen testen.

5.6 Planschade

Op het moment dat een uitgebreide omgevingsprocedure vergund is kan er planschade ontstaan, bijvoorbeeld omdat er een planologische verslechtering optreedt voor nabijgelegen woningen. Deze planschade dient de gemeente te betalen, tenzij een overeenkomst met een initiatiefnemer gesloten wordt waarin is bepaald dat de initiatiefnemer de kosten voor zijn/haar rekening neemt. In Rijssen-Holten is het gebruikelijk dat we een dergelijke planschadeovereenkomst sluiten en dat we daarmee de kosten op de aanvrager van een omgevingsvergunning afwentelen.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van de raad van Rijssen-Holten op 20 september 2018

G.H. Veerman, A.C. Hofland

Griffier, burgemeester