Regeling vervallen per 23-10-2024

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Bernheze 2015

Geldend van 07-07-2015 t/m 22-10-2024

Intitulé

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Bernheze 2015

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bernheze, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op het bepaalde in de Wet Bibob, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet, artikel 30b van de Wet op de Kansspelen, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de artikelen 2:25, 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);

besluiten vast te stellen de volgende:

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Bernheze 2015.

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en

wethouders van de gemeente Bernheze;

b. betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning;

c. Bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de

Wet Bibob door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de

aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan

voorschriften te verbinden dan wel een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob bij het

Bureau Bibob aan te vragen;

d. RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum Oost-Brabant;

e. Bureau Bibob: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur als

bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen.

De toepassing van de Wet Bibob zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

1. Een Bibobtoets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking, zoals vermeld in:

a. artikel 3 Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning);

b. artikel 30a Drank- en Horecawet (melding wijziging leidinggevende op aanhangsel);

c. artikel 30b Wet op de Kansspelen (kansspelautomatenvergunning)

d. artikel 3:4 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Bernheze (seksinrichting, escort-

bedrijf);

e. artikel 2:39 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Bernheze (speelgelegenheid);

f. artikel 2:25 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Bernheze voor het organiseren

van door de burgemeester aangewezen vechtsportwedstrijden- of gala’s;

g. artikel 2:28 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Bernheze (exploitatievergunning

openbare inrichting)

2. Een Bibobtoets vindt in beginsel plaats bij aanvragen voor een van de hierna vermelde beschikkingen, als de aanvraag betrekking heeft op een van de risicocategorieën van bedrijfsactiviteiten (branches) die in het schema hieronder zijn opgenomen:

a. de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor de omgevingsvergunning

activiteit “bouwen” met (ver-)bouwkosten groter dan € 50.000,- (exclusief btw);

b. de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer).

c. de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor zover dat onderdeel betrekking heeft

op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17

van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden,

bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte

milieutoets(OBM)).

afbeelding binnen de regeling

d.1 Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Het college van

burgemeester en wethouders kan deze lijst, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, aanpassen.

d.2 Cumulatie

Als een aanvrager in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning voor een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten met een bouwsom van minder dan € 50.000,- (exclusief btw) zal op de 4de aanvraag voor een omgevingsvergunning van dezelfde aanvrager een Bibobtoets plaatsvinden.

d.3 De toepassing blijft beperkt tot de inrichtingen die behoren tot de hierboven genoemde

risicocategorieën van bedrijfsactiviteiten (branches) en betreft niet alleen de aanvraag van een vergunning, maar ook een wijziging van de vergunning en/of de overschrijving van de vergunning op naam van een ander.

Artikel 2.2 Achterwege laten Bibobtoets

De Bibobtoets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

• overheidsinstanties;

• semioverheidsinstanties;

• toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform het Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

• door het college van burgemeester en wethouders bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (bijv. Publiek-Private Samenwerking (PPS)-constructies van particuliere ondernemingen en overheid in bijvoorbeeld de ontwikkeling van een schouwburg of een winkelcentrum);

• paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet (zoals dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht aan een derde.

Artikel 2.3 Toepassen beperkte Bibobtoets

2.3.1 Indien het bestuursorgaan eerder een Bibobtoets naar een natuurlijke persoon of een

rechtspersoon heeft uitgevoerd en deze toets minder dan 3 jaar geleden is afgerond zonder dat dit toepassing van de Wet Bibob tot gevolg heeft gehad, voert het bestuursorgaan geen volledige maar een beperkte Bibobtoets uit.

2.3.2 Een beperkte Bibobtoets als bedoeld in het eerste lid ziet enkel op:

a. de veranderingen in de omstandigheden van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon

en wijzigingen binnen de rechtspersoon vanaf de afronding van het vorige onderzoek;

b. feiten en omstandigheden die ten tijde van het eerdere onderzoek nog niet bekend

waren.

2.3.3 In afwijking van het eerste lid kan een volledige Bibobtoets uitgevoerd worden, indien de beperkte Bibobtoets daartoe aanleiding geeft.

2.3.4 Onverminderd het eerste en tweede lid kan een volledige Bibobtoets uitgevoerd worden indien

sprake is van een bijzondere situatie zoals beschreven in paragraaf 3 van deze beleidsregel.

Paragraaf 3 Toepassing Bibobtoets in bijzondere situaties

Artikel 3 Toepassing Bibobtoets bij nieuwe aanvragen voor een beschikking

3.1.1 Het bestuursorgaan kan ook overgaan tot een Bibobtoets, als

- vanuit eigen gemeentelijke informatie en/of

- vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/of

- vanuit het Openbaar Ministerie verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van

de Wet Bibob (OM-tip),

er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake

is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob voor:

a. de aanvraag die betrekking heeft op de risicocategorieën en gevallen als bedoeld in

artikel 2.1 sub 1 en 2;

b. andere aanvragen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de

gemeente Bernheze niet behorend tot de risicocategorieën en gevallen als bedoeld in

artikel 2.1 sub 1 en 2;

c. de aanvraag om een subsidiebeschikking op grond van de Algemene Subsidie-

verordening Bernheze;

d. de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef onder a van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een

omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen”, niet behorend tot de risicocategorieën

en gevallen als bedoeld in artikel 2.1 sub 1 en 2;

e. de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef onder e en onder i van de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor zover dat onderdeel betrekking

heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet (omgevings-

vergunning inrichtingen Wet milieubeheer en omgevingsvergunning beperkte milieu-

toets (OBM)), niet behorend tot de risicocategorieën en gevallen als bedoeld in artikel 2.1

sub 1 en 2.

3.1.2 Een Bibobtoets vindt plaats als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau Bibob

blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking in de twee jaar voorafgaande aan de

datum van indiening van een aanvraag een negatief advies is uitgebracht of een

adviesaanvraag in behandeling is genomen bij dit bureau.

3.1.3 Een Bibobtoets kan plaatsvinden indien aan de aanvrager in de vijf jaar voorafgaande aan de

datum van indiening van een aanvraag een handhavingsbeschikking is opgelegd.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de Bibobtoets toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen, indien:

1. de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet

bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de

verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

2. de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche,

die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de

beschikking is aangewezen voor een generieke Bibobtoets;

3. vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het

RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van

de Wet Bibob;

4. informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het Openbaar Ministerie, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau Bibob, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

5. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibobtoets een ernstige

mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is

verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het RIEC eerder al een

soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de

Bibobtoets verzoeken.

6. sprake is van het wijzigen van de tenaamstelling bij een omgevingsvergunning als bedoeld in

artikel 2.25 Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo).

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Intrekking

De “Beleidslijn Wet Bibob gemeente Bernheze”, vastgesteld op 24 januari 2006, wordt ingetrokken.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de bekendmaking.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel Wet Bibob gemeente Bernheze 2015”.

Aldus vastgesteld op 30 juni 2015.

De burgemeester van de gemeente Bernheze

drs. M.A.H. Moorman

Burgemeester en wethouders van Bernheze

A.J.G. Bex MLD drs. M.A.H. Moorman

secretaris, burgemeester,

Opmerking:

Bij besluit van 8 januari 2019 is bovenstaande beleidsregel aangepast in verband met de vergunningplicht op grond voor het exploiteren van een openbare inrichting, die per 15 maart 2018 is opgenomen in artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Bernheze 2018. In de aanhef is betreffend artikel toegevoegd en in artikel 2.1 onder 1 is na f. toegevoegd:

-g. artikel 2:28 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Bernheze (exploitatievergunning).

Verder is in verband hiermee de beschrijving in de eerste kolom in artikel 2.1 onder 2 onder c gewijzigd en is de toelichting aangepast. De aanpassingen zijn geel gemarkeerd.

Onderwerp:

Toelichting Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Bernheze 2015

1. Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door ondermeer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

2. De Wet Bibob algemeen

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie) overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) crimininele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

Als gevolg van bovengenoemde Parlementaire Enquête hebben bestuursorganen er ter bescherming van hun integriteitsrisico sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

3. Mogelijkheden Wet Bibob

De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De wet biedt de mogelijkheid een zogenaamde Bibobtoets uit te voeren. Dit betekent bijvoorbeeld voor een aanvraag om vergunning dat het bevoegd gezag, zowel bij de vergunningverlening als ook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ‘ernstig gevaar’ als genoemd in artikel 3 van de Wet Bibob. Dit komt erop neer, dat de vergunning mede zal worden gebruikt om ‘uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (witwassen) of strafbare feiten te plegen.’ Het bevoegd gezag kan dan in die situatie een vergunning weigeren of intrekken.

De toets houdt in dat onderzocht wordt of er sprake is sprake is van criminele antecedenten of onduidelijke financiële constructies. Daarbij worden naast de integriteit van de ondernemer en leidinggevenden ook de bij de aanvraag betrokken zakelijke partners beoordeeld. Zo wordt voorkomen, dat de overheid ongewild criminaliteit faciliteert en de boven- en onderwereld met elkaar vermengen. Bij het onderzoek naar de achtergrond van een bedrijf of een persoon kan de gemeente advies vragen aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB of Bureau Bibob).

De Bibobtoets is bedoeld als aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning, subsidie of opdracht te weigeren of in te trekken. Het is een ‘ultimum remedium’. Dit betekent dat het betrokken bestuursorgaan eerst de normale weigerings- en intrekkingsgronden dient te onderzoeken, voordat toepassing wordt gegeven aan het Bibob-instrumentarium.

De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in de Wet Bibob en het Besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving, zijn er per 1 juli 2013 onder andere een aantal aanvullingen/wijzigingen doorgevoerd op het toepassings-bereik.

4. De Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob 2013

In de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 zijn allereerst de wettelijke veranderingen vanuit andere onderliggende wet- en regelgeving verwerkt. Het betreft bijvoorbeeld artikel 30a Drank- en Horecawet, in casu de invoering van een aanhangsel bij de reguliere vergunning, alsmede ook koppeling van de wet aan onderdelen binnen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

-Uitbreiding toepassingsbereik

Daarnaast is als gevolg van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob 2013 het toepassingsbereik uitgebreid ten opzichte van de oude situatie.

De Wet Bibob en het daarbij behorende besluit Bibob geven aan gemeenten de mogelijkheid om een Bibobtoets in te stellen voor:

• de beschikking volgens artikel 3 en 30a van de Drank- en Horecawet:

-de drank- en horecavergunning (artikel 3)

-de melding wijziging aanhangsel drank- en horecavergunning (artikel 30a)

• de vergunning voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten (artikel 30b Wet op de

Kansspelen) in horeca-inrichtingen en speelautomatenhallen

• de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten (artikel 2.1, lid 1 onder a Wabo)

• de omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten (artikel 2.1, lid 1 onder e Wabo)

• de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (artikel 2.1, lid 1 onder i Wabo)

• huisvestingsvergunningen vanuit de Huisvestingwet, indien een huisvestingsverordening geldt

• vergunningen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en andere lokale

verordeningen, zoals:

- de vergunning voor seksinrichtingen en escortbedrijven (APV)

- de horeca-exploitatievergunning (APV)

- de vergunning voor gamecentra (APV)

- de vergunning voor smartshops en growshops (APV)

- de subsidiebeschikking (Subsidieverordening)

(De gemeente bepaalt zelf welke vergunningen in door de raad vastgestelde verordeningen

onder de werking van de Wet Bibob vallen. Tot 1 juli 2013 regelde de Wet Bibob en het

Besluit Bibob de inrichtingen, waarvoor een daarop van toepassing verklaarde gemeentelijke

vergunning onder het Bibob-beleid kon vallen. Deze limitatieve opsomming is nu losgelaten.)

• aanbestedingen - de gunning of intrekking van een opdracht aan een gegadigde, voor zover

het een opdracht betreft in de sectoren bouw, milieu en ICT

• vastgoedtransacties – het gaat hier onder andere over de koop/verkoop van vastgoed,

grondtransacties, het aangaan van (ver)huurovereenkomsten, publiek-private

samenwerkingsvormen en dergelijke. Voorwaarde is wel dat de gemeente zelf partij is in deze

transacties

-Andere verbeteringen

Verder wordt door deze wetswijziging het voor bestuursorganen makkelijker gemaakt om eerst een gedegen eigen (gemeentelijk) onderzoek te doen naar de betrokkene. Zij krijgen in dit kader een betere informatiepositie omdat ze de beschikking kunnen krijgen over vrijwel alle politiegegevens, justitiële en strafvorderlijke gegevens van betrokkenen(n). In de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 wordt met betrokkene(n) bedoeld: de aanvrager van een beschikking, de subsidieontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan. Indien een aanvraag een rechtspersoon betreft, worden alle natuurlijke personen binnen deze rechtspersoon aangeduid als betrokkene.

Verder is de Handelsregisterwet aangepast om de bestuursorganen de mogelijkheid te geven om in het Handelsregister te zoeken op natuurlijke personen. Dit kan handig zijn om te achterhalen bij welke ondernemingen (een) betrokkene(n) nog meer actief is.

5. Eigen onderzoek

Voorheen waren bestuursorganen vrij in het hanteren van Bibobvragenformulieren. Dit leidde tot enige diversiteit op dit vlak. Het kon voorkomen dat een aanvrager bij de ene gemeente meer informatie moest overleggen dan bij de andere gemeente. Om daarin tot eenduidigheid te komen en enige beperking op te leggen in de te stellen vragen, heeft de Minister bij de invoering van de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob 2013, landelijk de inhoud van mogelijke vragen vastgesteld. Dit heeft tot gevolg dat door elk bestuursorgaan voortaan dezelfde Bibobvragenformulieren gebruikt dienen te worden.

De Bibobvragenformulieren zijn bij Ministeriele Regeling van 24 juni 2013 vastgesteld en per 1 november 2013 ingevoerd. In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibobvragenformulieren en alle daarin gevraagde (kopieën van) documenten onderdeel uit van de aanvraag.

De Bibobvragenformulieren moeten naast de gebruikelijke aanvraagformulieren worden ingevuld en ingeleverd bij het bevoegde bestuursorgaan. Daarbij behoren ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld. De Bibob-vragen-formulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

Het eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet behelst in ieder geval de controle en analyse van:

- de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij

het (de) Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij

aangeleverde documenten;

- eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde

documenten of informatie;

- open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, Handelsregister etc.).

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel deze onvolledig aan te leveren wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van de Wet Bibob beschouwd als ‘ernstig gevaar’ als genoemd in artikel 3 van de Wet Bibob en leidt tot een weigering van een gevraagde nieuwe vergunning dan wel intrekking van een reeds verstrekte vergunning.

Zoals eerder aangegeven vormen de Bibob-gronden een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal dan ook altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Vanuit de versterking van de informatievoorziening kan het eigen onderzoek in een aantal gevallen al leiden tot een zelfstandige beslissing van het bestuursorgaan dat sprake is van een ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob en de vergunning worden geweigerd of ingetrokken.

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan ondersteuning gevraagd worden aan het RIEC. Dit kan vanaf de start van de aanvraag tot en met de uiteindelijke beslissing op de aanvraag.

6. Landelijk Bureau Bibob (LBB)

Blijkt uit het eigen onderzoek dat de gemeente niet zelfstandig de Wet Bibob kan toepassen of er bij de gemeente vragen blijven bestaan dan wel de officier van justitie de gemeente heeft getipt dan kan door het bestuursorgaan over de mate van gevaar een advies worden gevraagd aan het LBB. Dit bureau voert dan een intensieve(re) screening uit naar eventurele criminele activiteiten van de aanvrager van een vergunning en zijn zakelijke relaties, waarbij diverse bronnen worden geraadpleegd. Bronnen die voor de gemeente en het RIEC niet toegankelijk zijn.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van het advies van het LBB geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Verder moet het bestuursorgaan de aanvrager op de hoogte stellen wanneer zij een advies aan het LBB vraagt. Daarbij moet ze aangeven dat de afhandelingstermijn wordt opgeschort.

Het advies van het LBB kan drie uitkomsten hebben met betrekking tot de mate van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

er is geen sprake van een (ernstige) mate van gevaar;

er is sprake van een mindere mate van gevaar;

er is sprake van een ernstige mate van gevaar.

In het eerste geval zal de vergunning worden verleend. In het tweede en derde geval moet het bestuursorgaan afwegen of de vergunning wordt geweigerd, ingetrokken of dat er extra voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Voordat het bestuursorgaan een negatief besluit neemt, kan de aanvrager zijn zienswijze kenbaar maken. De aanvrager krijgt dan een afschrift van het Bibob-advies. Derden die worden genoemd in het voorgenomen besluit krijgen de beschikking over die gegevens uit het advies die hen betreffen en die voor de motivering worden gebruikt. Op grond van de Wet Bibob mogen zij ook hun zienswijze indien tegen het voorgenomen besluit. Tegen het uiteindelijke besluit staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.

Verder kunnen bestuursorganen bij het LBB informatie opvragen of over de betrokkene in de afgelopen twee jaar eerder een advies is uitgebracht en zo ja, welke conclusie het advies had (ernstig gevaar, mindere mate van gevaar, geen gevaar). Als het adviesverzoek niet tot een advies heeft geleid, bijvoorbeeld omdat de betrokkene de aanvraag uit eigen beweging heeft ingetrokken, kan het LBB dat ook melden.

Verder is de termijn waarop het LBB een advies dient uit te brengen verruimd tot maximaal 12 weken. Een andere wijziging is dat voortaan de RIEC’s, de lokale driehoek (burgemeester, hoofd van politie en de officier van justitie) en de externe bezwaarschriften-commissies inzage krijgen in een Bibob-advies.

Ook is er een kwaliteitscommissie ingesteld die een aantal keer per jaar de adviezen van het LBB aan een grondig onderzoek onderwerpt.

7. Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s)

Binnen heel Nederland zijn RIEC’s opgericht om de samenwerking tussen strafrechtelijke en bestuurlijke partijen te versterken en ondersteunen, ook bij de toepassing van de Wet Bibob. Bernheze valt binnen het verzorgingsgebied van het RIEC Oost-Brabant.

Het RIEC Oost-Brabant kan bij Bibob-onderzoeken gevraagd worden de gemeente te ondersteunen. De Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 maakt het mogelijk dat de bestuursorganen direct vanaf de start van de Bibobtoets daarin ondersteuning kan krijgen vanuit het RIEC. Ook het RIEC heeft toegang tot alle Bibob-informatie, inclusief het adviesrapport van het LBB. Het RIEC mag deze informatie alleen gebruiken voor haar ondersteunende taak; de informatie mag door haar niet gebruikt worden voor andere doeleinden (bijvoorbeeld de integrale aanpak van casussen).

De Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 geeft de mogelijkheid om in de eigen onderzoeksfase een aanvraag om een vergunning of overheidsopdracht te bespreken in het samenwerkingsverband. Voorwaarde hierbij is wel dat het bestuursorgaan deel uitmaakt van het samenwerkingsverband (i.c. convenantpartner is van het RIEC). Dit betekent dat informatie, welke het bestuursorgaan verkregen heeft in het kader van het eigen onderzoek, in beginsel mag delen in RIEC-verband. De partners in het RIEC mogen deze informatie echter niet zelfstandig gebruiken. Er blijft een geheimhoudingsplicht gelden. De verkregen informatie mag alleen gebruikt worden ter ondersteuning aan het bestuursorgaan.

8. Samenwerking met andere instanties en Openbaar Ministerie (OM)

Het toepassen van de Wet Bibob is een van de middelen om het faciliteren van criminele activiteiten tegen te gaan. In de afgelopen jaren is wel duidelijk geworden, dat voor het behalen van een goed resultaat in de bestrijding van criminele gedragingen de diverse overheidsinstanties zoals politie, justitie, de belastingdienst en de gemeenten moeten samenwerken.

Zo speelt ook het OM een belangrijke rol bij de toepassing van de Wet Bibob. Niet alleen als informatieleverancier maar ook als tipgever voor het openbaar bestuur. De officier van justitie kan het bestuursorgaan tippen om het LBB om een advies te vragen, als hij beschikt over gegevens die er op duiden dat een betrokkene in relatie staat met strafbare feiten. Steeds meer adviesaanvragen van bestuursorganen zijn gebaseerd op een OM-tip. Soms vraagt het bestuursorgaan om te tippen, soms tipt het OM uit zichzelf.

9. Beleidsregel Bibob

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het

betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen.

Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren, die de Bibobtoets uitvoeren, als aan de ondernemers en burgers, die met een Bibob-onderzoek geconfronteerd kunnen worden.

In de beleidslijn staat aangegeven in welke gevallen de Wet Bibob wordt toegepast. Dit voorkomt dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Hiermee geeft de gemeente tevens een nadrukkelijk signaal af voor de bescherming van haar integriteit wat een preventieve werking tot gevolg heeft.

Vanuit de risicoprofielen van de verschillende sectoren, waarop de Bibobwetgeving van toepassing kan worden verklaard, is in de beleidsregel zoveel mogelijk gekozen voor een meer risicogerichte inzet van het Bibob-instrumentarium. Dit betekent dat er enerzijds sprake is van een generieke toepassing (bijvoorbeeld de horecasector) maar er in andere sectoren (omgevingsvergunning activiteit bouwen en milieu) gekozen wordt voor een nadere beperking van de toepassing vanuit specifiek geformuleerde risicofactoren.

Verder is, ook ter beperking van de administratieve lasten voor het bestuursorgaan, in de beleidsregel ingevoerd, dat de toepassing per sector mede afhankelijk is van specifiek benoemde risicofactoren. Bij de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zijn daarom bijvoorbeeld toepassingsbeperkingen opgelegd vanuit enerzijds het aspect bouwsom en anderzijds specifieke gebruiksvormen bouwwerk. Deze beperking leidt er in de praktijk toe, dat gemiddeld minder dan 5% van het totale aantal aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen daadwerkelijk onderdeel van een Bibobtoets wordt.

10. Specifieke uitgangspunten beleidsregel Wet Bibob 2015

Het eerste Bibobbeleid van de gemeente Bernheze is vastgelegd in de ‘Beleidslijn Wet Bibob gemeente Bernheze’ vastgesteld op 24 januari 2006 en in werking getreden op 1 maart 2006. Het beleid hield in dat de Bibobtoets alleen werd toegepast bij drank- en horecavergunningen en vergunningen voor seksinrichtingen.

Uit verschillende onderzoeken daarna van bijvoorbeeld de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa en uit enkele grote strafzaken blijkt dat er meerdere categorieën van bedrijven gevoelig zijn voor criminele handelingen. Deze onderzoeken zijn dan ook mede aanleiding geweest om per 1 juli 2013 het aantal sectoren uit te breiden, waarin het Bibob-instrumentarium kan worden toegepast, onder andere met de kansspel- en vechtsportsector.

Naar aanleiding van het wetsvoorstel Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013 heeft het Veiligheidsoverleg Oost-Brabant in mei 2013 de wens uitgesproken en opdracht gegeven om te komen tot een zo groot mogelijke eenduidigheid van bibobbeleid, met daarin ruimte voor afwijkend lokaal beleid. Besloten werd een bestuurlijke en ambtelijke werkgroep in te stellen ter voorbereiding van een regionale modelbeleidsregel. De ambtelijke werkgroep heeft de opdracht uitgebreid met een modelimplementatieplan om gemeenten behulpzaam te zijn met de keuzes en afwegingen die een dergelijke implementatie met zich meebrengen.

Op 17 december 2014 heeft het Veiligheidsoverleg Oost-Brabant de modelbeleidsregel vastgesteld. De modelbeleidsregel is nadien verspreid onder de betreffende gemeenten met het verzoek deze te implementeren.

De modelbeleidsregel is opgezet als een zogenaamd cafetariamodel. Uitgegaan is van eenduidigheid maar afwijking op onderdelen is mogelijk. Iedere gemeente bepaalt immers zijn eigen Bibobbeleid.

Begin 2015 heeft het college en de burgemeester van de gemeente Oss het Bibobbeleid voor de gemeente vastgesteld. Dit beleid, dat ook is gebaseerd op de regionale modelbeleidsregel, is op 1 februari 2015 ingegaan. In het voortraject is door de gemeente Bernheze als buurgemeente aangegeven zoveel als mogelijk bij dit beleid aansluiting te zoeken. Het conceptbeleid is in juli 2014 in het driehoeksoverleg van het district Maasland in aanwezigheid van onze burgemeester besproken met de Officier van Justitie en de teamchef van de politie.

Vanwege de complexiteit van implementatie is er voor gekozen om de mogelijkheden die de nieuwe wet biedt niet ineens maar gefaseerd in te voeren. Om deze reden is vooralsnog gekozen voor een beperking van de toepassing van het Bibob-instrumentarium tot beschikkingen (publiekrechtelijke besluiten). Aanbestedingen en vastgoedtransacties zijn daarom niet in de beleidsregel opgenomen. Voor de toepassing van het Bibob-instrumentarium op deze (privaatrechtelijke) terreinen zullen door de regionale bestuurlijke werkgroep Bibob nog voorstellen worden gedaan.

Vanuit de risicoprofielen van de verschillende sectoren, waarop de Bibob-wetgeving van toepassing kan worden verklaard, is in het in 2015 vastgestelde beleid gekozen voor een meer risicogerichte inzet van het Bibob-instrumentarium. Dit maakt het mogelijk dat slechts voor bepaalde sectoren of bepaalde vormen van bedrijfsactiviteiten een Bibobtoets wordt ingesteld.

11. Waarvoor geldt nu een Bibobtoets

Het instellen van een Bibobtoets geldt in Bernheze voor zover het vergunningverlening betreft of in combinatie daarvan voor de:

• drank- en horecavergunning en de wijziging van de leidinggevende(n) op het aanhangsel

bij vergunning;

• exploitatievergunning voor openbare inrichtingen (hotel, restaurant, pension, café, cafetaria,

snackbar, discotheek, buurthuis en clubhuis);

• kansspelautomatenvergunning;

• exploitatievergunningen voor seksinrichtingen en escortbedrijven;

• exploitatievergunningen voor speelgelegenheden (gamecentra);

• evenementenvergunning voor het organiseren van een vechtsportwedstrijd en/of -gala;

• omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” met (ver-)bouwkosten groter dan

€ 50.000,- (exclusief btw);

• omgevingsvergunning voor de activiteit “milieu” en een “beperkte milieutoets”(OBM)

voor de volgende hieronder schematisch weergegeven risicocategorieën van bedrijfs-

activiteiten / branches:

Openbare (horeca-)inrich-tingen Seksinrichtingen Soft drugs

openbare inrichtingen (hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis) prostitutiebedrijven coffeeshops

escortbedrijven smartshops

seksbioscopen growshops

sekswinkels headshops

erotische massagesalons

darkrooms Speelautomaten

speelautomatenhallen

Andere branches Andere branches Andere branches

Vuurwerkbranche kamerverhuur of kamerverhuurpand. kapsalons (niet in de vorm van aan huis gebonden beroep)

afval- en be- en verwerkings-bedrijven of recycling van afvalstoffen en/of reststoffen. gamecentra cadeauwinkels;

Sloopbedrijven wisselkantoren belwinkels

Transportondernemingen import- en exportbedrijven handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen vastgoedbedrijven

Autodemontagebedrijven beauty-, welness- en saunabedrijven internetcafé's

autohandel (verkoop en verhuur)

Sportscholen niet-geregistreerde uitzendbureaus

Autopoetsbedrijven winkels voor in- en verkoop van goud en zilver vrijplaatsen

12. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

De wet biedt het bevoegd bestuursorgaan een instrument om zich te beschermen tegen het risico dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert, waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

De burgemeester en het college zijn de formeel bevoegde organen om een Bibobtoets uit te voeren. In de praktijk wordt de Bibobtoets uitgevoerd door ambtenaren aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen.

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

In artikel 2.1, eerste lid, zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag een Bibobtoets te doen. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de betreffende bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door onder meer:

a. zeer laagdrempelig door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

b. grootschalig gebruik van z.g. cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor z.g. "witwaspraktijken";

c. bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie/plaatsgebonden zijn, waardoor het z.g. "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen;

d. betrokkenheid vanuit criminele organisaties in de voorbereiding en uitvoering van de activiteit.

Vergunningenstelsel die niet van toepassing zijn in de gemeente Bernheze omdat de onderliggende regelgeving hier niet geldt of omdat een zogenaamd nul-beleid geldt, zijn buiten de opsomming gehouden. Het gaat daarbij om de vergunningen voor coffeeshop, smartshops en growshops, vergunningen voor kansspelautomaten in speelautomatenhallen en vergunningen vanuit de Huisvestingswet.

In artikel 2.1, tweede lid, zijn vervolgens de beschikkingen genoemd, waarbij de toepassing van het Bibob-instrumentarium wordt beperkt vanuit risico-indicatoren bij specifieke branches en gebieden. Het gaat daarbij om:

• artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder a: de omgevingsvergunning bouwactiviteit.

Uitgangspunt is daarbij geweest, dat een Bibobtoets niet bij elke aanvraag plaats hoeft te vinden maar dat de toepassing beperkt zou dienen te blijven tot de gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang (groter dan € 50.000,- exclusief BTW) dan wel het betrokken bouwwerk op enigerlei wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden. Dit laatste kan ingegeven zijn door branche- en/of omgevingskenmerken. De genoemde risico-indicatoren komen overeen met de duiding, die op dit punt eerder is gebeurd binnen de bestuurlijke omgeving van de regio Zuid-Oost Brabant alsmede ook binnen de zogenaamde B-5 gemeenten.

• artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder b: de omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer.

De reguliere toepassing blijft vooralsnog beperkt tot de inrichtingen, die vallen onder de genoemde risicocategorie. De Bibobtoets zal in alle gevallen worden uitgevoerd bij zowel de aanvraag om een vergunning als ook bij een revisie- en een veranderingsvergunning.

• artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder c: de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM).

De toepassing van de Bibobtoets bij deze vergunning zal in beginsel beperkt blijven tot de gevallen, waarin specifieke informatie daartoe aanleiding vormt.

De in het schema opgenomen risicocategorieën zijn niet limitatief. Het college van burgemeester en wethouders kan deze lijst, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, aanpassen (artikel 2.1, tweede lid, d.1).

Cumulatie

Als een aanvrager in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag vier aanvragen (of meer) doet voor een omgevingsvergunning voor een bouwwerk ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten met een bouwsom van minder dan € 50.000,- (exclusief btw) zal op de 4e aanvraag voor een omgevingsvergunning van dezelfde aanvrager een Bibobtoets plaatsvinden (artikel 2.1, tweede lid, d.2).

Ook bij wijzigingen / overschrijvingen van de vergunning

De toepassing blijft beperkt tot de inrichtingen die behoren tot de genoemde

risicocategorieën van bedrijfsactiviteiten (branches) en betreft niet alleen de aanvraag van een vergunning, maar ook een wijziging van de vergunning en/of de overschrijving van de vergunning op naam van een ander (artikel 2.1, tweede lid, d.3).

Artikel 2.2 Achterwege laten Bibobtoets

Op de Bibobtoets worden vijf uitzonderingen gemaakt, namelijk als sprake is van aanvragen afkomstig van overheidsinstanties, semioverheidsinstanties, woningcorporaties, Publiek-Private Samenwerkingsverbanden (zogenaamde PPS-constructies) en paracommerciële rechtspersonen, waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht aan een derde.

De semioverheid is een particulier opgezette onderneming waarin de overheid met kapitaal en als garant deelneemt. Kenmerken van semioverheid zijn dat sprake is van wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang, en dat ze (grotendeels) worden gefinancierd door de overheid. Door deze financiële afhankelijkheid kan de overheid in grote mate toezicht houden en invloed uitoefenen op de instellingen.

Paracommerciële rechtspersonen zijn stichtingen of verenigingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard en in eigen beheer een horecabedrijf exploiteren. Horecabedrijven bestaande uit andere rechtsvormen (zoals een eenmanszaak of BV) zijn dus nooit paracommerciële horeca. Ook verenigingen die zich richten op andere activiteiten dan hierboven genoemd, vormen geen paracommerciële horeca.

Op grond van de Drank- en Horecawet heeft een paracommerciële rechtspersoon (dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine voor een sportvereniging) voor het uitoefenen van het horecabedrijf / het mogen schenken van alcohol, net als reguliere horecabedrijven, ook een drank- en horecavergunning nodig.

Artikel 2.3 Toepassen beperkte Bibobtoets

Heeft de gemeente bij een nieuwe aanvraag in de afgelopen 3 jaar reeds een Bibobtoets uitgevoerd met betrekking tot de betreffende aanvrager (natuurlijke of rechtspersoon), dan wordt niet opnieuw een volledige Bibobtoets uitgevoerd, indien uit de eerder Bibobtoets is gebleken dat een toepassing van de wet Bibob niet heeft plaatsgevonden. In dat geval vindt een beperkte Bibobtoets plaats inhoudende dat het onderzoek beperkt wordt tot veranderingen in de omstandigheden die hebben plaatsgevonden na de eerder uitgevoerde Bibobtoets en eventuele feiten en omstandigheden die ten tijde van het eerdere onderzoek nog niet bekend waren.

Mocht de uitkomst van de beperkte toets daartoe aanleiding zijn dan kan alsnog een volledige Bibobtoets worden uitgevoerd.

Artikel 3.1 Toepassing Bibobtoets bij nieuwe aanvragen voor een beschikking

Artikel 3.1 voorziet in de mogelijkheid om een aanvraag voor een beschikking toch aan een Bibobtoets te onderwerpen, ook al valt deze niet onder de geformuleerde beleidsuitgangspunten in artikel 2 (vangnetbepaling). Het gaat hier om aanvragen voor een beschikking waarbij een op de feiten en/of omstandigheden en/of lokaal beleid gebaseerde risico-inschatting tot de conclusie leidt dat een Bibobtoets geboden is. Concrete informatie van onder meer de eigen organisatie, de politie, justitie, het RIEC en/of de belastingdienst kan daartoe aanleiding geven. Is dit het geval, dan dient het instellen van de Bibobtoets gemotiveerd te worden. In dit artikel is ook de mogelijkheid opgenomen om in voorkomende gevallen een Bibobtoets te kunnen uitvoeren bij aanvragen om subsidies.

De Bibobtoets vindt verplicht plaats als blijkt dat in de voorgaande twee jaar door het LBB een negatief advies over de aanvrager is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen door dit bureau.

De Bibobtoets kan plaatsvinden als in de vijf voorafgaande jaren aan aanvrager een handhavingsbeschikking is opgelegd.

Tip van officier van justitie

Zoals hiervoor aangegeven heeft de officier van justitie de wettelijke mogelijkheid bestuursorganen te informeren over de wenselijkheid een Bibob-advies aan te vragen (de zogenaamde tipfunctie). Dit gebeurt, indien uit gegevens die bij de officier van justitie bekend zijn, redelijkerwijs kan worden afgeleid, dat de aanvrager van een vergunningactiviteit in relatie staat tot strafbare feiten. De tip kan zowel betrekken hebben op een nieuwe aanvraag voor een vergunning als op een reeds verleende vergunning.

Artikel 3.2 Toepassing Bibobtoets bij reeds verleende beschikkingen

Artikel 3.2 voorziet in de mogelijkheid om ook een Bibobtoets te laten uitvoeren voor een reeds verleende beschikking. De noodzaak hiertoe kan ontstaan vanuit specifieke informatie op een specifieke uitgegeven beschikking. Op basis hiervan kan een vergunning worden ingetrokken als zich na de verlening ervan feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan die aanleiding geven tot het instellen van een Bibobtoets en deze toets leidt tot de conclusie dat er sprake is van ‘ernstig gevaar’ voor misbruik van de vergunning. Dit is ook mogelijk, als een omgevingsvergunning is overgedragen en op naam van een ander wordt gesteld en het instellen van de Bibobtoets voor die persoon tot een negatieve beoordeling leidt.

Ook opent dit artikel de mogelijkheid om een Bibobtoets in te stellen indien uit een bij een andere gemeente uitgevoerde Bibobtoets, bij een gelijksoortige verleende vergunning, is gebleken van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Verder biedt artikel 3.2 de mogelijkheid om risicogebieden en risicobranches in te stellen, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Op dit moment wordt onderzocht of in bepaalde gebieden van Bernheze het bevoegde gezag ondermijnd wordt. Hiervoor zal een zogenaamd “ondermijningsbeeld” worden opgesteld. Is er een “ondermijningsbeeld” dan kan dit aangemerkt worden als een “risicogebied dan wel -branche”, waar dan uitgebreid(er) Bibobonderzoek kan plaatsvinden.

Artikel 4.1 t/m 4.3 Slotbepalingen

De onderhavige Beleidsregel Wet Bibob 2015 vervangt de eerder vastgesteld Beleidsregel uit 2006. De overige slotbepalingen spreken voor zich.

13. Vaststelling beleidsregel Wet Bibob 2015

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Bernheze hebben op 30 juni 2015 besloten tot vaststelling van de beleidsregel toepassing Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) gemeente Bernheze 2015.

In verband met de invoering van de exploitatievergunningplicht voor openbare inrichtingen in artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Bernheze 2018 is de beleidsregel en deze toelichting per 8 januari 2019 aangepast. De wijzigingen zijn geel gemarkeerd.

Ondertekening