Regeling Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2018

Geldend van 09-11-2024 t/m heden

Intitulé

Regeling Maatschappelijke Ondersteuning Den Haag 2018

Toelichting

De Wet maatschappelijke ondersteuning geeft gemeenten de taak haar burgers te ondersteunen bij zelfredzaamheid en participatie. De Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 bevat voor de uitvoering van die taak de door de raad vast te stellen regels. De Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 is een nadere uitwerking van de verordening en bevat de regels die tot de bevoegdheid van het college behoren, samen met de door de raad aan het college gedelegeerde bevoegdheden. De Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 vormt de meer praktisch uitvoerende toelichting op de artikelen van de verordening en regeling en verwoordt tevens de visie van het college op de uitvoering van de Wmo. Om deze reden zijn de bestaande normerende bepalingen uit de Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 thans verplaatst naar deze regeling.

Uitvoering indexering voor 2018

De indexering van de normbedragen voor de lijst van de genormeerde woningaanpassingen in de bijlagen van de Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018 bedraagt 0%.

De berekeningswijze van maatwerkvoorzieningen (pgb) is conform de aanbestedingsleidraad WMO-Maatwerkvoorzieningen 2017-2019 gemeente Den Haag. Onder het kopje ‘Indexatie tarieven’ staat het volgende verwoord: ‘De tarieven kunnen voor het eerst in 2018 en vervolgens in 2019 worden gewijzigd op basis van een indexcijfer dat is gebaseerd op de gewogen gemiddelde wijziging van de lonen in de betreffende cao’s (VVT,GHZ en GGZ) tot een maximum van het voor dat jaar geldende gemeentelijke accres’. In 2017 geldt een indexpercentage volgens de Cao-index Zorg en Welzijn van 1,93 % en indexatiepercentage volgens de consumentenprijsindex van 1,38 %. Dit resulteerde in de volgende gewogen indexpercentages als input voor de indexatie van de tarieven 2018:

- de indexering voor de normbedragen voor de ambulante producten bedraagt 1,79 %;

- de indexering voor de producten met verblijf/dagbesteding/dagbehandeling bedraagt 1,66 %.

De tarieven van ambulante producten stijgen met een percentage van 1,79 % en de tarieven voor de producten met verblijf/dagbesteding/dagbehandeling stijgen met een percentage van 1,66 %.

Besluitvorming

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

gelet op:

- de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,

- de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2018,

- het Beleidsplan maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag,

besluit vast te stellen de navolgende Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Begrippen

Artikel 1.1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2018 wordt in deze regeling verstaan onder:

- bijstandsnorm:

de norm zoals bedoeld in artikel 5, onderdeel 5 c, van de Participatiewet;

- college:

burgemeester en wethouders van Den Haag;

- inkomen:

het bijdrageplichtige verzamelinkomen als bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

- mantelzorger:

degene die aan een ingezetene van de gemeente Den Haag mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid van de wet;

- pgb:

persoonsgebonden budget;

- SVB:

de Sociale Verzekeringsbank;

- verordening:

de Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018;

- wet:

de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

- ZiN:

de zorg in natura.

Paragraaf 1.2 Nadere regels als bedoeld in artikel 1.3, vierde lid van de verordening ‘toegang’

Artikel 1.2.1 Melding hulpvraag en persoonlijk plan

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    Het college stelt de cliënt tot zeven dagen na de datum van de melding in de gelegenheid een persoonlijk plan bij de hulpvraag te voegen. Een persoonlijk plan is niet verplicht.

  • 4.

    Een cliënt kan zich door een gratis en onafhankelijke cliëntondersteuner laten bijstaan.

  • 5.

    In spoedeisende gevallen zoals bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 1.2.2 Onderzoek en indienen ondersteuningsplan of budgetplan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie.

  • 2.

    Het college maakt zo spoedig mogelijk met de cliënt een afspraak voor een gesprek.

  • 3.

    Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover de cliënt redelijkerwijs de beschikking heeft of kan krijgen.

  • 4.

    De cliënt geeft in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 5.

    Als de cliënt in relatie tot de aanvraag voldoende bekend is, kan het college met goedkeuring van de cliënt afzien van een onderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 6.

    Het college meldt de cliënt de mogelijkheid om een ondersteuningsplan of budgetplan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt deze na de melding in de gelegenheid dit plan te overhandigen.

Artikel 1.2.3 Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

  • b.

    het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

  • c.

    de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • d.

    de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • e.

    de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

  • f.

    de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of gebruikelijke ondersteuning zoals bedoeld in de verordening, zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • g.

    de mogelijkheden om te komen tot een zo goed mogelijke samenwerking door middel van participatie met:

1°. zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet,

2°. partijen op het gebied van publieke gezondheid,

3°. jeugdhulpverlening,

4°. onderwijsorganisaties,

5°. welzijnsorganisaties,

6°. woonorganisaties, of

7°. organisaties voor werk en inkomen.

  • h.

    welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4, 2.1.4a en 2.1.4b van de wet verschuldigd zal zijn; en

  • i.

    de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Wanneer de cliënt toepassing heeft gegeven aan artikel 1.2.2, zesde lid betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en wijst op de verwerking van diens persoonsgegevens.

  • 4.

    Wanneer de hulpvraag voldoende in kaart gebracht is met de gegevens als bedoeld in dit artikel, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet en alleen in overleg met de cliënt, afzien van een gesprek.

Artikel 1.2.4 Verslag van het onderzoek

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en verstrekt dit aan de cliënt.

  • 2.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 1.2.5 Aanvraag

  • 1.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college met inachtneming van artikel 2.3.2 van de wet.

  • 2.

    Een zorgaanbieder kan niet tevens ook een cliënt vertegenwoordigen met betrekking tot een aanvraag voor ondersteuning.

  • 3.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat in het verslag heeft aangegeven.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Paragraaf 2.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 2.2 van de Verordening, ‘nachtopvang’

Artikel 2.1.1 Criteria opvang daklozen

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor algemene voorziening nachtopvang als deze:

  • a.

    feitelijk dakloos is,

  • b.

    al dan niet tijdelijk beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijze leefgebieden, en

  • c.

    niet beschikt over alternatieven die de acute situatie van dakloosheid opheffen.

Paragraaf 2.2 Nadere regels als bedoeld in artikel 2.6 van de Verordening, ‘waardering van mantelzorgers’

Artikel 2.2.1 Aard en omvang mantelzorgwaardering

  • 1.

    De mantelzorgwaardering is een waardering in natura in de vorm van een tegoed waarvan de hoogte door het college wordt vastgesteld.

  • 2.

    Het toegekende tegoed is tot een jaar na de uitgifte geldig. Daarna vervalt de geldigheid van het tegoed.

Artikel 2.2.2 Aanspraak op een mantelzorgwaardering

De mantelzorger die gedurende tenminste drie maanden of minimaal 8 uur per week mantelzorg heeft verleend, kan aanspraak maken op een mantelzorgwaardering.

Artikel 2.2.3 Aanvraag

  • 1.

    Mantelzorgwaardering kan alleen worden aangevraagd door aanvragers woonachtig in de provincie Zuid-Holland die 13 jaar of ouder zijn op het moment van aanvragen.

  • 2.

    De mantelzorger vraagt een mantelzorgwaardering aan op de website van de gemeente Den Haag.

  • 3.

    In een kalenderjaar kan ten hoogste één aanvraag worden ingediend per mantelzorger en één per vrijwilliger.

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen voor ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie

Paragraaf 3.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.1, zevende lid van de Verordening

Artikel 3.1.1 Doelgroep

Het college kent een maatwerkvoorziening uitsluitend toe aan een cliënt met een somatische, lichamelijke of verstandelijke beperking, of met psychische, psychiatrische, psychosociale of psychogeriatrische problematiek of een verslavingsproblematiek, die van invloed zijn op de zelfredzaamheid of participatie of de behoefte aan beschermd wonen of opvang van de cliënt.

Artikel 3.1.2 Criteria voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Voor het beslissen op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening dienen de door het college gevraagde gegevens, op de daarbij door het college aangegeven wijze, tijdig en compleet door de cliënt te worden verstrekt.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening moet door het college zijn vastgesteld dat de aanvrager ondersteuning nodig heeft op één of meerdere resultaatgebieden, waarbij er geen of onvoldoende gebruik kan worden gemaakt van eigen kracht en onvoldoende ondersteuning kan plaatsvinden vanuit:

  • a.

    een andere voorliggende wettelijke voorziening;

  • b.

    gebruik van het sociale netwerk van de aanvrager en van mantelzorg;

  • c.

    een algemene voorziening;

  • d.

    algemeen gebruikelijke middelen;

  • e.

    gebruikelijke hulp;

  • f.

    welzijns- en vrijwilligersorganisaties.

  • 3.

    Voor de beslissing op de aanvraag voor een maatwerkvoorziening onderzoekt het college in aanvulling op het tweede lid tenminste de volgende onderdelen:

  • a.

    het regelvermogen van de aanvrager;

  • b.

    de mate van participatie van de aanvrager;

  • c.

    de mate van zelfredzaamheid van de aanvrager;

  • d.

    het sociale netwerk van de aanvrager;

  • e.

    het bestaan van multi-problematiek bij problemen en beperkingen.

  • 4.

    Voorts houdt het college bij het behandelen van de aanvraag in ieder geval rekening met:

  • a.

    de persoonskenmerken van de aanvrager, zoals leeftijd en beperkingen;

  • b.

    het inkomen van de aanvrager;

  • c.

    de sociale omstandigheden, zoals de gezinssituatie, en

  • d.

    de toegankelijkheid van ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3.1.3 Nadere criteria bij maatwerkvoorzieningen als pgb

  • 1.

    Bij maatwerkvoorzieningen die verstrekt worden als pgb is het opstellen van een budgetplan verplicht.

  • 2.

    Het budgetplan vermeldt ten minste de beoogde resultaten, en de activiteiten die daarvoor noodzakelijk zijn, met een beschrijving hoe de genoemde activiteiten bijdragen aan het beoogde resultaat.

  • 3.

    Het college vergewist zich bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen als pgb van een goede doelmatigheid en kwaliteit van de ondersteuning zoals omschreven in het budgetplan.

  • 4.

    De cliënt en indien van toepassing diens vertegenwoordiger en de aanbieder, ondertekenen het budgetplan en verklaren zich verantwoordelijk en aansprakelijk voor een doelmatige en zorgvuldige besteding van het pgb ten behoeve van de in het budgetplan gestelde resultaten.

  • 5.

    Het budgetplan wordt door het college beoordeeld en als gewaarmerkte bijlage bij het besluit voor de toekenning van een maatwerkvoorziening gevoegd.

  • 6.

    De cliënt of diens vertegenwoordiger bewaart het budgetplan tenminste vijf jaar na de vaststelling daarvan door het college.

  • 7.

    De cliënt of diens vertegenwoordiger meldt aan het college een verblijf in het buitenland indien dit verblijf langer duurt dan vier weken.

  • 8.

    De aanbieder wordt enkel op basis van het aantal geleverde uren zorg uitbetaald, en niet op basis van een maandloon, zoals afgesproken in het ondersteuningsplan.

Artikel 3.1.4 Nadere criteria bij maatwerkvoorzieningen in natura

  • 1.

    Het college motiveert in het besluit op de aanvraag hoe toepassing is gegeven aan artikel 3.1.2.

  • 2.

    Indien in het door het college op te stellen besluit onvoldoende invulling gegeven kan worden aan de motivering van het bepaalde in artikel 3.1.2, is een ondersteuningsplan verplicht en maakt die motivering onderdeel uit van het ondersteuningsplan.

  • 3.

    Voor het beslissen op aanvragen voor maatwerkvoorzieningen op grond van artikel 3.6 en 3.9 van de verordening is altijd een ondersteuningsplan vereist.

  • 4.

    Het ondersteuningsplan vermeldt ten minste de beoogde resultaten, en de activiteiten die daarvoor noodzakelijk zijn, met een beschrijving hoe de genoemde activiteiten bijdragen aan het beoogde resultaat.

  • 5.

    Het ondersteuningsplan wordt door het college beoordeeld en als gewaarmerkte bijlage bij het besluit voor de toekenning van een maatwerkvoorziening gevoegd.

Artikel 3.1.5 Geldigheidsduur indicatie

  • 1.

    Het college kan een indicatie voor een maatwerkvoorziening voor onbepaalde tijd afgeven wanneer blijkt dat verbetering niet mogelijk is en de zelfredzaamheid en participatie niet kan worden vergroot.

  • 2.

    Het college stelt de duur van een indicatie vast door de beoordeling van de persoonlijke situatie van de cliënt en aan de hand van de vraag of er voorzienbare wijzigingen zijn te verwachten in de persoonlijke situatie.

  • 3.

    Het college geeft een indicatie voor een termijn korter dan een jaar af wanneer uit de informatie van de aanvrager blijkt:

  • a.

    dat er vooruitgang of herstel in de situatie van de aanvrager wordt verwacht; of

  • b.

    indien er een duidelijke reden is om een kortere indicatie af te geven.

  • 4.

    Het college besluit een vervolgindicatie direct op de voorgaande indicatie aan te sluiten, wanneer de vervolgmelding door de cliënt minimaal zes weken voor het aflopen van de voorgaande indicatie is ingediend.

Paragraaf 3.2 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.2, derde lid van de Verordening, ‘grondslagen kostprijsberekening pgb’

Artikel 3.2.1 Hoogte en berekening van het pgb

Vervallen

Artikel 3.2.2 Normbedragen pgb

Vervallen

Paragraaf 3.3 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid van de Verordening, ‘logeervoorziening’

Artikel 3.3.1 Criteria ‘logeervoorziening’

In aanvulling op artikel 3.3, eerste lid, onder a. van de verordening is ook sprake van permanent toezicht indien wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de cliënt is op basis van aandoeningen, stoornissen of beperkingen op toezicht aangewezen op regelmatige en onregelmatige momenten;

  • b.

    het toezicht heeft de vorm van actieve observatie;

  • c.

    het toezicht signaleert dreigende ontsporing in het gedrag of signaleert vroegtijdig een bedreiging van de gezondheidssituatie, waardoor tijdig kan worden ingegrepen en escalatie kan worden voorkomen;

  • d.

    zorgverlening kan op elk moment nodig zijn, en

  • e.

    de cliënt is niet in staat te beoordelen of hij zorg nodig heeft en kan evenmin hulp inroepen of hulp afwachten, waardoor zowel geplande als ongeplande zorg noodzakelijk is.

Paragraaf 3.4 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.6, derde lid van de Verordening, ‘vervoersvoorziening’

Artikel 3.4.1 Normbedragen voor vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De normbedragen van vervoersvoorzieningen worden door het college, indien de voorziening van een kortere periode wordt toegekend dan de periode zoals genoemd in de bijlage, naar evenredigheid verminderd.

  • 2.

    De cliënt dient de declaratie voor taxivervoer periodiek in door middel van een door het college vastgesteld formulier

  • 3.

    Voor vergoeding komt in aanmerking het vervoer in de regio Haaglanden, bestaande uit de gemeenten: Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Rijswijk.

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van het derde lid.

Paragraaf 3.5 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.7, derde lid, van de Verordening, ‘woningaanpassing’

Artikel 3.5.1 Normbedragen ‘woningaanpassing en woonvoorzieningen’

  • 1.

    Het college bepaalt de hoogte van het normbedrag voor de kosten van een sanering als gevolg van een allergie in bijlage III.

  • 2.

    Het college bepaalt de hoogte van het normbedrag voor de kosten van een woonvoorziening in bijlage IV.

  • 3.

    Het college bepaalt de hoogte van het normbedrag ter vervanging van een woonvoorziening in bijlage V.

  • 4.

    Het college bepaalt de hoogte van het normbedrag voor verhuis- en inrichtingskosten in bijlage VI.

  • 5.

    Het college verstrekt een woonvoorziening eenmaal per zeven jaar, tenzij de afschrijvingstermijn van de voorziening eerder is verstreken.

Paragraaf 3.6 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.8 ‘rolstoel en sporthulpmiddelen’

Artikel 3.6.1 Sporthulpmiddelen

Het college bepaalt de hoogte van de normbedragen voor sporthulpmiddelen in bijlage VII.

Paragraaf 3.7 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.9, vierde lid van de Verordening, ‘ondersteuning’

Artikel 3.7.1 Maatwerkvoorziening ‘ondersteuning’

  • 1.

    Het college omschrijft de maatwerkvoorziening ‘ondersteuning’ in resultaten en activiteiten.

  • 2.

    Het college hanteert hierbij de volgende resultaatgebieden:

a. het voeren van een huishouden;

b. sociaal en persoonlijk functioneren;

c. zelfzorg en gezondheid;

d. dagbesteding;

e. financiën;

f. bereik- en beschikbaarheid; en

g. wonen.

  • 3.

    Het college hanteert de intensiteiten: start, basis, plus, intensief en forfaitaire periode.

  • 4.

    Het college kan, na beëindiging van een toegekende maatwerkvoorziening, een waakvlam-functie instellen waarbij de cliënt nog enige tijd wordt gemonitord.

  • 5.

    Het college draagt er zorg voor dat de activiteiten en de frequenties van de activiteiten, die er samen voor zorgen dat het resultaat in de praktijk wordt bereikt, worden afgeleid van objectieve of objectief te maken criteria.

  • 6.

    Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van het bepaalde in het vijfde lid.

Paragraaf 3.8 Nadere regels als bedoeld in artikel 3.10, derde lid van de Verordening, ‘opvang’

Artikel 3.8.1 Criteria crisisopvang

Een cliënt die beperkt is door een ernstige ontregeling in de fysieke gesteldheid of gezondheid, komt voor opvang van maximaal zes weken in aanmerking wanneer de cliënt:

a. direct de huiselijke omgeving moet verlaten;

b. geen gebruik kan maken van andere vormen van opvang;

c. niet door inzet van zorg voldoende geholpen kan worden, en

d. geen mogelijkheden heeft om al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden in tijdelijke opvang te voorzien.

Artikel 3.8.2 Criteria maatschappelijke opvang

  • 1.

    Een cliënt komt voor maximaal 6 maanden voor maatschappelijke opvang in aanmerking, wanneer de cliënt:

a. dakloos is, al dan niet voorafgaand aan detentie of een opname in een (psychiatrische) kliniek;

b. geen mogelijkheden heeft om zelf de dakloosheid op te heffen, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden;

c. de (meeste) sociale binding heeft in de regio en centrumgemeente Den Haag, en

d. in verband met de opvang, de door het college gestelde voorwaarden in acht neemt.

  • 2.

    Voor het bepalen met welke regio en centrumgemeente de cliënt de meeste sociale binding heeft, beoordeelt het college:

a. de woonplaats van familie of andere personen waarmee betrokkene een positieve sociale relatie onderhoudt;

b. de plaats waar aantoonbare bekendheid is bij de hulpverlening, dit gebaseerd op een duurzame relatie met de hulpverlening of politie, en

c. de plaats waar de cliënt eerder gebruik heeft gemaakt van voorzieningen voor maatschappelijke opvang.

Artikel 3.8.3 Criteria opvang huiselijk geweld

Een cliënt, al dan niet met kinderen, die slachtoffer is van huiselijk geweld komt voor opvang in aanmerking wanneer de cliënt:

a. vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten of, indien er sprake is van kindermishandeling, de opvang van kind(eren) met de beschermende ouder of verzorger noodzakelijk is;

b. geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien, en

c. in verband met de opvang, de door het college gestelde voorwaarden in acht neemt.

Artikel 3.8.4 Criteria opvang (licht) verstandelijk beperkten

Een cliënt die licht verstandelijk beperkt is, komt voor opvang in aanmerking wanneer de cliënt:

a. vanwege aspecten in verband met zijn (licht) verstandelijke beperking aangewezen is op opvang met begeleiding om mee te kunnen doen in de maatschappij, en

b. geen mogelijkheden heeft om al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden in opvang of alternatieve huisvesting te voorzien.

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden van het college

Vervallen

Hoofdstuk 5 Kwaliteit van dienstverlening

Paragraaf 5.1 Nadere regels als bedoeld in artikel 5.2, derde lid van de Verordening, ‘plan van aanpak kwaliteit’

Artikel 5.1.1

Het college stelt het plan van aanpak vast in bijlage IX.

Artikel 5.2 Bedrijfsvoering

De gemeente stelt de volgende eisen aan de bedrijfsvoering van de professionele aanbieder:

  • a. de professionele aanbieder voert een deugdelijke administratie waarbij ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen, cliëntdossiers en verantwoording transparant te herleiden zijn naar bron van bestemming;

    b. de professionele aanbieder heeft schriftelijk vastgelegd welke afdelingen van de professionele aanbieder bevoegd zijn ten aanzien van welk onderdeel of aspect van de bedrijfsvoering; en

    c. de professionele aanbieder heeft schriftelijk en inzichtelijk vastgelegd hoe de ondersteuning wordt georganiseerd. Daarbij wordt gemeld van welke andere bedrijven of dochterondernemingen gebruik wordt gemaakt, van de relaties met die andere verbanden, waaronder begrepen verantwoordelijkheden, taken en beslissingsbevoegdheden. De activiteiten van de professionele aanbieder in het kader van de opdracht worden in de bedrijfsadministratie financieel onderscheiden van andere activiteiten van de (professionele) aanbieder.

Artikel 5.3 Inzet van personeel en vrijwilligers

Voor inzet van personeel en vrijwilligers gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de aanbieder beschikt over vrijwilligersbeleid en waarborgt daarin de continuïteit, veiligheid, kwaliteit van de ondersteuning, deskundigheid en waardering wanneer vrijwilligers bij de ondersteuning ingezet worden;

    b. vrijwilligers krijgen een vrijwilligerscontract en zijn voldoende opgeleid voor hun taak; en

    c. de inzet van vrijwilligers is conform het keurmerk ‘goed geregeld’ van de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk.

Hoofdstuk 6 Gevolgen van het herzien van besluiten

Artikel 6.1 Terugvorderen

  • 1.

    Het college kan de navolgende verstrekte gelden, terugvorderen:

a. een financiële tegemoetkoming of toekenning;

b. het persoonsgebonden budget, of

c. het bedrag dat het college aan een maatwerkvoorziening, al dan niet forfaitair, in natura heeft vergoed of verstrekt.

  • 2.

    Het college vordert uitbetaalde gelden terug bij een budgethouder, zijn vertegenwoordiger of de aanbieder in geval van schuld of mede-schuld bij oneigenlijk gebruik, onrechtmatige besteding, misbruik of fraude.

  • 3.

    Het feitelijk teruggevorderde bedrag als bedoeld in het tweede lid wordt in mindering gebracht op de vordering aan de cliënt.

Artikel 6.2 Afzien van terugvorderen

  • 1.

    Het college kan in individuele gevallen tijdelijk of geheel afzien van (verdere) terugvordering indien verwijtbaarheid aan de zijde van de cliënt ontbreekt.

  • 2.

    Het college kan geheel afzien van (verdere) terugvordering in bijzondere situaties zoals:

a. het hebben van een levensbedreigende ziekte, of

b. het niet verwijtbaar hebben van (grote) schulden.

Artikel 6.3 Afzien van (verdere) invordering

  • 1.

    Het college verhaalt bij overlijden van een cliënt een vordering op de nalatenschap, tenzij dit feitelijk onmogelijk is.

  • 2.

    Het college kan op verzoek van de cliënt of van de schuldhulpverlener afzien van (verdere) invordering als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor het tot stand laten komen van een schuldregeling.

  • 3.

    Het college kan niet van invordering afzien indien:

a. de vordering is ontstaan door fraude, door onrechtmatig of door verwijtbaar gedrag van de cliënt of diens echtgenoot of geregistreerd partner;

b. medewerking van het college aan een schuldregeling is toegezegd en binnen twaalf maanden nadien geen regeling tot stand is gekomen;

c. het een vordering op een zorgverlener betreft.

Artikel 6.4 Aflossing

  • 1.

    Indien voor een cliënt de terugbetaling van een vordering niet in een keer mogelijk is dan vindt de terugbetaling plaats in termijnen totdat het gehele verschuldigde bedrag aan het college is voldaan.

  • 2.

    Het college houdt bij de vaststelling van het termijnbedrag rekening met de beslagvrije voet.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 7.1 Intrekking oude regeling en overgangsrecht

  • 1.

    De Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 wordt ingetrokken.

  • 3.

    De Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 en Beleidsregel maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2016 blijven van toepassing op aanvragen en bezwaarschriften die vóór de dag van inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend, indien dit voor de belanghebbende gunstiger is.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2018.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018.

Den Haag, 17 april 2018

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

Peter Hennephof Pauline Krikke

Ondertekening

Bijlage I De formele en informele tarieven 2021 voor het verstrekken van een pgb zoals bedoeld in artikel 3.2.2., eerste lid

Vervallen

Bijlage II De maximale normbedragen vervoersvoorzieningen pgb 2018 als bedoeld in artikel 3.4.1, eerste lid

Vervallen

Bijlage III Normbedragen kosten woningsanering ten gevolge van allergie 2018 als bedoeld in artikel 3.5.1, eerste lid

Artikelomschrijving

Afmeting

Normbedrag

Deken/dekbed

- éénpersoons

150 x 220

67,70

- tweepersoons

190 x 240

96,00

Vloerbedekking / linoleum woonkamer, keuken, gang, toilet

per m²

29,90

Vloerbedekking slaapkamer

per m²

15,00

Overgordijnen breed 1.20 m

per mtr.

16,40

Vitrage breed 1.20 m

per mtr.

12,60

Bij ouderdom van het bestaande artikel geldt:

- tot 2 jaar 100% van het normbedrag;

- tot 4 jaar 75% van het normbedrag;

- tot 6 jaar 50% van het normbedrag;

- tot 8 jaar 25% van het normbedrag.

Bijlage IV Lijst van eenvoudig genormeerde aanpassingen 2023 als bedoeld in artikel 3.5.1, tweede lid

Omschrijving

Norm 2023

Nummer

Aangepaste raamopener

287

4001

Afsluitbaar kastje (anti vandaal) tbv voeding wcd en accu scootermobiel; leveren, aanpassen en plaatsen. Incl. aanleggen voeding

650

4121

Afsluitbaar kastje tbv scootmobiel; keiloog, incl. voeding

699

4130

Anti-slip coating (tot 4 m2)

432

4002

Anti-slip coating > 4 m2 per m2

85

4136

Bedpapegaai, plafondmontage

212

4007

Bedpapegaai, wandmontage

354

4008

Deurautomaat: afdekkap voor buitenmontage

401

4103

Deurautomaat: deurautomaat compleet, incl. elektra

4.066

4101

Deurautomaat: inbouw ontvanger en handzender

198

4102

Deurautomaat; herplaatst

1.254

4132

Deurautomaat: naleveren en instellen van handzender

208

4105

Deurautomaat: nalevering van ontvanger, opbouw op bestaande aandrijving

299

4106

Deurautomaat: sleutelschakelaar op/inbouw (incl. cilinder)

345

4104

Deurontgrendeling: bedieningspunt extra

523

4009

Deurontgrendeling: bedieningspunt verplaatsen

258

4010

Douchekraan verplaatsen

292

4015

Douchezitje, meerprijs contraplaat

138

4028

Douchezitje, opklapbaar, dubbele scharn. hulppoot, kunststof

498

4029

Douchezitje, opklapbaar, rugleuning , armleggers, dubbele scharn. hulppoot, kunststof

690

4031

Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, dubbele scharnierende hulppoot, kunststof

648

4032

Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, kunststof

480

4033

Douchezitje, opklapbaar, rugleuning, opklapbare armleggers, kunststof

520

4035

Galerij: leuningwerk/balustrade ophogen (per m¹)

133

4117

Hergebruik scooterstalling: metaal, compleet met elektra, vergunning en straatwerk, LTC-melding

1.628

4137

Keiloog

45

4135

Leuning (hout) per meter

101

4052

Opklapbare beugel 53 cm

182

4053

Opklapbare beugel 60 cm

184

4054

Opklapbare beugel 70 cm

187

4055

Opklapbare beugel 80 cm

190

4056

Opklapbare beugel 90 cm

203

4057

Opklapbare beugel meerprijs contraplaat

94

4058

Opklapbare beugel meerprijs hulppoot

101

4059

Opklapbare beugel meerprijs statief

206

4060

Opklapbare beugel meerprijs toiletrolhouder

48

4061

Opklapbare beugel verplaatsen

94

4062

Opnamemeter (digitaal) indien voeding niet van klant (voor opladen accu)

127

4125

Scooterstalling: aanbrengen van straatwerk incl. grond/planten verwijderen (gemiddeld 3 m2), incl. LTC-melding

593

4108

Scooterstalling; aanleggen van elektra

388

4113

Scooterstalling: aanvraag bouwvergunning verzorgen, inclusief LTC-melding

683

4107

Scooterstalling: bestaande bestrating herbestraten (gemiddeld 3 m2)

345

4109

Scooterstalling: graaf- en straatwerk voor elektraleiding (per 5 m¹); inclusief LTC-melding

396

4114

Scooterstalling: metaal, compleet met elektra, vergunning en straatwerk, inclusief LTC-melding

5.665

4127

Scooterstalling: metaal, leveren en plaatsen LxBxH 1600x1250x1200 mm, incl. LTC-melding

4.539

4110

Scover, compleet met elektra en plank ten behoeve van de acculader. Leveren en plaatsen scover inclusief instructie en controle na 1 jaar

4.002

4138

Straatwerk: aanbrengen van nieuw straatwerk incl. grond/planten verwijderen per vierkante meter (niet te gebruiken voor scooterstallingen)

175

4120

Straatwerk: ophogen per m² tot 15 cm hoog excl. opsluitbanden (niet te gebruiken voor scooterstallingen); inclusief LTC-melding

148

4118

Straatwerk: ophogen per m² tot 15 cm hoog incl. opsluitbanden (niet te gebruiken voor scooterstallingen); inclusief LTC-melding

173

4119

Terras ophogen (max. 15 cm) per vierkante meter

86

4065

Tussentrede plaatsen

296

4128

Vlonders/hellingbanen (per m²)

403

4116

Voorrijkosten (eenmalig en uitsluitend bij werkzaamheden tot 350,00)

68

4100

Wandbeugel meerprijs contraplaten (2 stuks)

84

4071

Wandbeugel verplaatsen

71

4072

Wandbeugel verwijderen (incl. wand herstellen)

50

4073

Wandbeugel, 090 cm staalgecoat

115

4080

Wandbeugel, 100 cm staalgecoat

122

4081

Wandbeugel, 120 cm staalgecoat

151

4083

Wandbeugel, 200 cm staalgecoat

286

4091

Wandcontactdoos + plankje voor opladen accu; max 5m1

371

4092

Wastafelbeugel, staalgecoat

355

4096

Deurautomaat won.corp: incl. handz.

4.066

4139

Bijlage V Normbedragen vervanging woonvoorziening 2018 als bedoeld in artikel 3.5.1, derde lid

Beschrijving

Normbedrag

Keuken nastelbaar 270 cm

1.865,00

Keuken mechanisch verstelbaar 270 cm

4.485,00

Keuken verstelbaar 270 cm

6.541,00

Hittebestendig werkblad

351,00

Bijlage VI Normbedrag tegemoetkoming verhuiskosten 2018 als bedoeld in artikel 3.5.1, vierde lid

Het normbedrag ten behoeve van woonvoorziening voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 2.705,00.

Bijlage VII - normbedragen sporthulpmiddelen als bedoeld in artikel 3.6.1

Norm 2018

Nummer

Badminton, sportrolstoel

3.403

624

E-hockey, aanpassing ADL-rolstoel

3.403

625

E-hockey, zelfschietende hockeystick

901

626

Fietsen, ligfiets

5.644

627

Fietsen, tandemfiets

2.817

628

Golf, aanpassing bestaande scootmobiel

1.127

629

Handbike, aankoppelbaar deel

3.403

630

Handbike, fastframe

5.634

631

H-hockey, sportrolstoel

3.403

632

Paardensport, aangepaste zadels

1.127

633

Rolstoelbasketbal, sportroelstoel

4.507

634

Rolstoeldansen, sportrolstoel

3.403

635

Rolstoelrugby, sportrolstoel

6.761

636

Rolstoeltennis, sportrolstoel

3.403

637

Ski- en sneeuwsport, zitski

5.634

638

Sportinstuif - jeugd, sportrolstoel

3.403

639

Sportschieten, elektronische kijker

563

640

Sportschieten, laservizier

563

641

Tafeltennis, sportrolstoel

3.403

642

Zeilen, aanpassingen aan boot

5.634

643

Bijlage VIII Eigen bijdragen 2018 zoals bedoeld in artikel 4.1.1, derde lid van de regeling.

Vervallen

Bijlage IX Plan van aanpak kwaliteit wet maatschappelijke ondersteuning Den Haag

gereserveerd voor plan van aanpak kwaliteit.