Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland

Geldend van 31-03-2008 t/m 12-01-2010

Intitulé

Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland

Provinciale Staten van Noord-Holland en Provinciale Staten van Zuid-Holland,

gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 12 november 2002;

gelet op de artikelen 2 en 6 van de Waterschapswet;

Besluiten:

gemeenschappelijk of afzonderlijk voor zover het hen gemeenschappelijk of afzonderlijk aangaat:

  • I.

    a. op te heffen het hoogheemraadschap van Rijnland;

    b.op te heffen het waterschap Groot-Haarlemmermeer;

    c. op te heffen het waterschap De Oude Rijnstromen;

    d. op te heffen het waterschap Wilck enWiericke;

    e. in te trekken de reglementen voor de onder a, b, c en d genoemde waterschappen;

  • II.

    a. in te stellen het hoogheemraadschap van Rijnland;

    b. vast te stellen het als bijlage 1 opgenomen Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

    c. vast te stellen het als bijlage 2 opgenomen Overgangsreglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • III.

    de zittingsduur van de in 1999 gekozen leden, dan wel nadien ter voorziening in een vacature toegelaten leden van de algemene besturen van de onder I. genoemde waterschappen te verlengen tot 1 januari 2005;

  • IV.

    te bepalen dat dit besluit in werking treedt met ingang van 1 januari 2005, met uitzondering van het bepaalde in artikel 3, lid 5, van het onder II b. bedoelde reglement van bestuur, het bepaalde onder II c en het bepaalde onder III.

    Deze onderdelen treden in werking op de dag volgend op de dag van bekendmaking van dit besluit.

  • V.

    Gedeputeerde Staten op te dragen een integrale tekstuitgave van het Reglement van bestuur en van het Overgangsreglement vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    waterkeringen: zeewering, dijken, kaden en andere kunstmatige of natuurlijke hoogten, onder welke benaming ook, die dienen tot kering van zee-, rivier-, boezem-, of polderwater; deze worden naar functie onderscheiden in:

    • 1.

      primaire waterkeringen: waterkeringen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de waterkering en als zodanig zijn aangegeven op de overzichtskaart als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de waterkering;

    • 2.

      overige waterkeringen: kunstmatige of natuurlijke hoogten onder welke benaming ook, die dienen tot kering van wateren en als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk zijn vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet;

  • b.

    wateren: oppervlaktewateren die dienen voor de afvoer en/of aanvoer en/of berging van water; deze worden naar funcite onderscheiden in:

    • 1.

      primaire wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, die als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet;

    • 2.

      overige wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, niet zijnde primaire wateren, die als zodanig zijn aangegeven, respectievelijk vastgelegd in de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet;

  • c.

    kunstwerken: waterstaatkundige werken die van belang zijn voor de taakuitoefening van het hoogheemraadschap;

  • d.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, tenzij anders is aangegeven.

  • e.

    watersysteem: samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.

Hoofdstuk 2 Gebied, taken en onderhoudsverplichtingen

Artikel 2

  • 1. De begrenzing van het gebied waarin de onderscheidene taken, bedoeld in artikel 3 worden uitgeoefend, is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de begrenzing zonodig nader in detail te bepalen.

  • 2. Een gewaarmerkt exemplaar van de in het eerste lid bedoelde kaart berust bij de provincies Zuid-Holland en Noord-Holland en bij het hoogheemraadschap.

Artikel 3

  • 1. Het hoogheemraadschap heeft tot taak de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.

  • 2. Deze taak omvat:

    • a.

      de zorg voor het watersysteem;

    • b.

      de zorg voor de zuivering van afvalwater, hieronder mede begrepen het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterbeheerder en dat krachtens artikel 15a, eerste lid, Wet verontreiniging oppervlaktewateren om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het hoogheemraadschap;

    • c.

      de zorg voor de vaargelegenheid in de wateren die zijn aangegeven op de kaart, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

  • 3. Als uitvloeisel van de taak, bedoeld in het tweede lid, onder a, is het hoogheemraadschap tezamen met de aangrenzende waterschappen belast met de zorg voor de instandhouding van de landscheidingen tussen het hoogheemraadschap enerzijds en de aangrenzende waterschappen anderzijds.

  • 4. De taak van het hoogheemraadschap omvat mede de zorg voor de toepassing van de Scheepvaartverkeerswet, voor zover het wateren betreft waarvoor het hoogheemraadschap is aangewezen als bevoegd gezag.

  • 5. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland wijzen, als bedoeld in artikel 5a van de Waterschapswet, de waterstaatswerken, gelegen in de gemeente Haarlem aan, die op een door hen te bepalen datum in beheer van het hoogheemraadschap overgaan.

Artikel 4

  • 1. Het onderhoud van primaire en overige waterkeringen berust, voor zover het betreft het instandhouden van stabiliteit en profiel bij het hoogheemraadschap.

  • 2. Het onderhoud van primaire wateren berust bij het hoogheemraadschap.

  • 3. Het onderhoud van kunstwerken berust bij het hoogheemraadschap, tenzij een derde daartoe wettelijk verplicht is, of, indien zodanige verplichting ontbreekt of niet bekend is, bij de zakelijk gerechtigde tot het kunstwerk.

Artikel 5

  • 1. De onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen betreffende waterkeringen en wateren worden aangegeven respectievelijk vastgelegd in de legger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet.

  • 2. In de legger wordt vermeld wat de functie is van het desbetreffende waterstaatswerk, wie met het onderhoud is belast en wat het onderhoud omvat.

  • 3. Ten aanzien van de vaststelling van de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid van de Waterschapswet zijn de artikelen 73 en 74 van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

Vervallen

Hoofdstuk 3 Zetel en bestuur

Artikel 7

De zetel van het hoogheemraadschap is gevestigd te Leiden.

Artikel 8

Het bestuur van het hoogheemraadschap bestaat uit een algemeen bestuur, aangeduid onder de benaming verenigde vergadering, een dagelijks bestuur, aangeduid onder de benaming dijkgraaf en hoogheemraden en een voorzitter, aangeduid onder de benaming dijkgraaf.

Artikel 9

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit dertig leden. Van deze leden vertegenwoordigen:

    • a.

      eenentwintig leden de categorie ingezetenen, als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel a, van de Waterschapswet;

    • b.

      vier leden de categorie ongebouwd als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

    • c.

      één lid de categorie natuurterreinen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel c, van de Waterschapswet;

    • d.

      vier leden de categorie bedrijven als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel d, van de Waterschapswet.

  • 2.

    • a.

      De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden benoemd door de land- en Tuinbouworganisatie Noord, met dien verstande dat bij de benoeming acht wordt geslagen op een adequate vertegenwoordiging van de verschillende bedrijfssectoren binnen de land en tuinbouw in het gebied.

    • b.

      De leden bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden gezamenlijk benoemd door de Kamer van Koophandel en Fabrieken Rotterdam, de Kamer van Koophandel en Fabrieken Den Haag en de Kamer van Koophandel en de Fabrieken Amsterdam, met dien verstande dat de Kamers bij de benoeming acht slaan op een adequate vertegenwoordiging van de categorie bedrijven in het gebied van elke Kamer, voor zover gelegen binnen het gebied van het hoogheemraadschap.

Artikel 10

Vervallen.

Artikel 11

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en ten hoogste vijf andere leden.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de Waterschapswet.

Artikel 12

De benoeming van de leden van het dagelijks bestuur na de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling.

Artikel 13

  • 1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het doet daarvan schriftelijk bericht aan het algemeen bestuur.

  • 2. Schorsing van en tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengen terstond schorsing van, onderscheidenlijk verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.

Artikel 14

Vervallen.

Hoofdstuk 4 Bevoegdheden en verplichtingen bestuur

Artikel 15

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 16

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Het zendt dit reglement aan het algemeen bestuur.

Artikel 17

  • 1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen commissies instellen die hen van advies dienen over onderwerpen die het belang van het hoogheemraadschap betreffen.

  • 2. In het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en voor de vergaderingen van het dagelijks bestuur worden, indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in het eerste lid, regels gesteld omtrent de benoeming, de zittingsduur, de adviestaken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie.

  • 3. Indien adviescommissies worden ingesteld ten behoeve van het algemeen bestuur, is op die commissies artikel 35 van de Waterschapswet van toepassing.

Artikel 18

Artikel 86, vierde lid, van de Waterschapswet blijft ten aanzien van de daarin genoemde beslissingen van het dagelijks bestuur buiten toepassing.

Artikel 19

Het dagelijks bestuur is bevoegd tot uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen, waarin de medewerking wordt gevorderd van het hoogheemraadschap, tenzij hiervoor uitdrukkelijk het algemeen bestuur of de dijkgraaf is aangewezen.

Artikel 20

De eed (verklaring en belofte) als bedoeld in artikel 50 van de Waterschapswet, wordt door de voorzitter afgelegd ten overstaan van de Commissaris der Koningin in de Provincie Zuid-Holland.

Hoofdstuk 5 Toezicht

Artikel 21

Het toezicht op het hoogheemraadschap wordt uitgeoefend door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen ter zake van het gemeenschappelijk toezicht moet worden beslist.

Artikel 22

  • 1. Aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zijn onderworpen de peilbesluiten als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zijn Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, respectievelijk Gedeputeerde Staten van Noord-Holland het tot goedkeuring bevoegde bestuursorgaan indien en voorzover goedkeuringsplichtige besluiten betrekking hebben op het grondgebied van de provincie Zuid-Holland, respectievelijk de provincie Noord-Holland.

  • 3. Voor de toepassing van artikel 153, eerste lid, onder a en b van de Waterschapswet zijn, al naar gelang het administratief beroep betrekking heeft op het grondgebied van de provincie Zuid-Holland of van de provincie Noord-Holland, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, onderscheidenlijk Gedeputeerde Staten van Noord-Holland afzonderlijk het bevoegde bestuursorgaan.

Artikel 23

  • 1. Overeenkomstig het daaromtrent in dit hoofdstuk bepaalde worden aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, onderscheidenlijk aan een van deze colleges, toegestuurd:

    • a.

      besluiten tot vaststelling of wijziging van de leggers als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet en in artikel 13, sub b, van de Wet op de waterkering;

    • b.

      besluiten tot het vaststellen van extern werkende verordeningen, voor zover deze niet aan goedkeuring zijn onderworpen;

    • c.

      besluiten tot aanleg en/of verbetering van waterstaatswerken, waarvan in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen is te verwachten, voor zover deze niet reeds aan goedkeuring zijn onderworpen;

    • d.

      besluiten tot oprichting van of deelneming in een rechtspersoon;

    • e.

      het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt aan Gedeputeerde Staten de besluiten, bedoeld in het eerste lid, toe binnen vier weken na de datum van vaststelling.

Artikel 24

Vervallen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 25

Provinciale Staten van Zuid-Holland zijn bevoegd tot besluitvorming omtrent wijziging van dit reglement van bestuur en van het overgangsreglement, voor zover een dergelijke wijziging zich niet uitstrekt over onderdelen waaromtrent artikel 5, van de Waterschapswet het vereiste van goedkeuring van de Minister van Verkeer en Waterstaat stelt, alsmede over de onderdelen die zijn geregeld in de artikel 22 van dit reglement van bestuur.

Artikel 26

Nadere voorzieningen ter uitvoering van dit reglement vereist, doch waaromtrent een regeling ontbreekt, worden door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland getroffen.

Artikel 27

  • 1. Onder de zorg voor het watersysteem, bedoeld in artikel 1, onder e van dit reglement wordt tot inwerkingtreding van de Waterwet niet verstaan het grondwaterbeheer, voor zover dit beheer niet al bij het hoogheemraadschap berust.

  • 2. Voor de bij de inwerkingtreding van dit besluit zitting hebbende leden van het bestuur treden onderdeel E en G van dit besluit niet eerder in werking dan op 8 januari 2009.

  • 3. Artikel 14 vervalt voor de bestaande afdelingen op 8 januari 2009.

  • 4. Voor het gebied dat bij de inwerkingtreding van dit besluit deel gaat uitmaken van het hoogheemraadschap dan wel deel gaat uitmaken van een ander waterschap, en als zodanig is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart, blijft het recht ten aanzien van de heffing of invordering van de omslagen en verontreinigingsheffing zoals het gold vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, tot 1 januari 2009 van toepassing. De bestuursorganen die tot de datum van inwerkintreding van dit besluit bevoegd waren ten aanzien van de bedoelde heffing of invordering, oefenen de bevoegdheden tot 1 januari 2009 uit.

    Deze bestuursorganen blijven na 1 januari 2009 als enige bevoegd ten aanzien van de in de eerste volzin bedoelde belastingen, die betrekking hebben op belastingtijdvakken die zijn aangevangen vóór 1 januari 2009, en op belastbare feiten die zich voor dat tijdstip hebben voorgedaan.

  • 5. De op de dag, vooraf aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit voor het gebied, bedoeld in het vierde lid, geldende waterschapsbesluiten blijven van kracht zolang het bevoegde bestuursorgaan niet anders beslist. De bevoegde bestuursorganen oefenen met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit de bevoegdheden die samenhangen met de in de eerste volzin bedoelde besluiten uit, zolang de besluiten hun rechtskracht behouden.

Ondertekening

Haarlem, 10 februari 2003.

Provinciale Staten van Noord-Holland,

H.C.J.L.Borghouts, voorzitter.

H.W.M. Oppenhuis de Jong, griffier.

Den Haag, 18 december 2002

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

J.Franssen, voorzitter.

mw. M.H.J. van Wieringen-Wagenaar, griffier.

Bijlage Overgangsreglement voor het hoogheemraadschap van Rijnland

Hoofdstuk1 Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden

Artikel 1

  • 1.

    De op de dag, voorafgaande aan de datum van samenvoeging, voor overgaand gebied geldende waterschapsbesluiten blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan van het hoogheemraadschap niet anders beslist.

  • 2.

    De op de dag, voorafgaande aan de datum van samenvoeging, voor overgaand gebied geldende provinciale voorschriften, blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan niet anders beslist.

Artikel 2

  • 1.

    Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap gelden de reglementen van orde van het op te heffen hoogheemraadschap van Rijnland totdat deze door genoemde besturen zijn vervangen.

  • 2.

    Voor de secretaris van het hoogheemraadschap geldt de instructie van de secretaris van het op te heffen hoogheemraadschap van Rijnland totdat deze door het algemeen bestuur is vervangen.

  • 3.

    Met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden gelden de overeenkomstige verordeningen van het op te heffen hoogheemraadschap van Rijnland totdat deze door het algemeen bestuur zijn vervangen.

Artikel 3

Met ingang van de datum van samenvoeging en zolang de in artikel 1 bedoelde voorschriften blijven gelden, oefenen de in het hoogheemraadschap bevoegde bestuursorganen en ambtenaren de bevoegdheden uit die bij de voorschriften aan overeenkomstige bestuursorganen en ambtenaren van de op te heffen waterschappen zijn toegekend.

Artikel 4

Het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap stelt de rekeningen vast van het laatste dienstjaar van de op te heffen waterschappen. De saldi worden verantwoord in de rekening van het hoogheemraadschap.

Artikel 5

Voor het tijdvak waarin voor het hoogheemraadschap nog geen begroting is vastgesteld, is het dagelijks bestuur bevoegd tot het doen van uitgaven tot ten hoogste 4/12 gedeelte van het totaal van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de voor het dienstjaar voorafgaand aan het jaar van samenvoeging vastgestelde begrotingen van de op te heffen waterschappen zijn geraamd.

Artikel 6

De zorg voor de archieven van de op te heffen waterschappen en van hun rechtsvoorgangers gaat met ingang van de datum van samenvoeging over op het hoogheemraadschap.

Hoofdstuk 2 Eerste verkiezing bestuursorganen

Artikel 7

  • 1.

    Gedeputeerde Staten dragen de voorzitters van de op te heffen waterschappen aan de Kroon voor voor eervol ontslag met ingang van de datum van samenvoeging.

Artikel 8

  • 1.

    Met de voorbereiding en organisatie van de verkiezing voor de leden van het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap is het op te heffen hoogheemraadschap van Rijnland belast.

  • 2.

    De verkiezing zal plaatsvinden met inachtneming van het bepaalde in het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap van Rijnland, alsmede het Kiesreglement Rijnland, op een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen datum of periode in het vierde kwartaal van 2004.

  • 3.

    Voor zover ingevolge enig wettelijk voorschrift of anderszins ter voorbereiding van de verkiezing als bedoeld in het eerste lid het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter van een van de op te heffen waterschappen bevoegd is, wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter van het op te heffen hoogheemraadschap van Rijnland.

Artikel 9

  • 1.

    Met betrekking tot de bevoegdheid tot kandidaatstelling is artikel 18, eerste lid, van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor en als zodanig belastingplichtig aan het waterschap moet worden gelezen: en als zodanig belastingplichtig aan een van de op te heffen waterschappen en voor in het gebied van het waterschap moet worden gelezen: in het gebied van een van de op te heffen waterschappen.

  • 2.

    Met betrekking tot de stemgerechtigdheid zijn artikel 19, eerste lid, artikel 20, eerste lid en artikel 21, eerste lid, van de Waterschapswet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor als zodanig belastingplichtig aan het waterschap moet worden gelezen: als zodanig belastingplichtig aan een van de op te heffen waterschappen, en voor in het gebied van het waterschap moet worden gelezen: in het gebied van een van de op te heffen waterschappen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur van het op te heffen hoogheemraadschap van Rijnland draagt zorg voor het register als bedoeld in artikel 29 van de Waterschapswet.

Artikel 10

Het onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden van het algemeen bestuur geschiedt tijdig voor de datum van samenvoeging door de verenigde vergadering van het op te heffen hoogheemraadschap van Rijnland.

Artikel 11

De eerste vergadering van het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap wordt gehouden op de eerste werkdag, volgende op de datum van samenvoeging. In deze vergadering worden de leden van het dagelijks bestuur benoemd.

Artikel 12

Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46 van de Waterschapswet, heeft plaatsgevonden, treedt een waarnemend voorzitter op. Deze waarnemend voorzitter wordt door Gedeputeerde Staten benoemd, op aanbeveling van de voorbereidingscommissie.

Hoofdstuk 3 De voorbereidingscommissie

Artikel 13

  • 1.

    Er is een voorbereidingscommissie ter voorbereiding van de samenvoeging. De voorbereidingscommissie bestaat uit een voorzitter en negen leden.2.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten benoemen de voorzitter en de secretaris van de voorbereidingscommissie, de dagelijks besturen van de op te heffen waterschappen gehoord.3.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten benoemen van de negen leden van de voorbereidingscommissie:

    • a.

      twee leden op voordracht van het dagelijks bestuur van het waterschap De Oude Rijnstromen;

    • b.

      twee leden op voordracht van het dagelijks bestuur van het waterschap Groot-Haarlemmermeer;

    • c.

      twee leden op voordracht van het dagelijks bestuur van het waterschap Wilck en Wiericke;

    • d.

      drie leden op voordracht van het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen zelf in de benoeming van leden voorzien voor zover zij binnen de door hun college voor het doen van voordrachten te bepalen termijn geen voordrachten hebben ontvangen.5.

  • 5.

    De voorbereidingscommissie is opgeheven met ingang van de datum van samenvoeging.

Artikel 14

  • 1.

    Zo spoedig mogelijk nadat de voorzitter en de leden van de voorbereidingscommissie zijn benoemd, stelt de voorbereidingscommissie een plan van aanpak op ter zake van de door haar te nemen voorbereidingsmaatregelen.

  • 2.

    Alvorens het in het eerste lid bedoelde plan vast te stellen pleegt de voorbereidingscommisie over het conceptplan overleg met de gemeenschappelijke ondernemingsraad van de betrokken waterschappen.

Artikel 15

  • 1.

    De voorbereidingscommissie draagt zorg voor de voorbereiding van de belastingverordeningen, kostentoedelingsverordening en indien nodig, de omslagklassenverordening als bedoeld in onderscheidenlijk de artikelen 110, 119 en 120, zevende lid van de wet, de heffingsverordening als bedoeld in artikel 17 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren alsmede voor het opstellen van de ontwerpbegroting als bedoeld in artikel 99 van de wet. Zij oefent daartoe de bevoegdheden uit die krachtens wettelijk voorschrift aan het algemeen en dagelijks bestuur toekomen ten behoeve van de voorbereiding van de genoemde besluiten.

  • 2.

    In een van de eerste vergaderingen na de datum van samenvoeging, doch uiterlijk voor 1 maart stelt het algemeen bestuur de overeenkomstig het eerste lid voorbereide verordeningen en begroting vast.

Artikel 16

De voorbereidingscommissie draagt er zorg voor dat de met het oog op de instelling van het waterschap nodige handelingen tijdig worden verricht.

Artikel 17

  • 1.

    De voorbereidingscommissie vergadert zo vaak dit nodig is. De voorzitter bepaalt de vergaderfrequentie, alsmede plaats, dag en tijdstip van de vergaderingen.

  • 2.

    De voorbereidingscommissie beslist met algemene stemmen.

  • 3.

    In een vergadering van de voorbereidingscommissie kan slechts worden beraadslaagd en kunnen slechts beslissingen worden genomen, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering. Op die vergadering is de eerste volzin niet van toepassing. De voorbereidingscommissie kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of beslissingen nemen, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Hoofdstuk 4 Rechtspositie van personeel

Artikel 18

De bevoegde bestuursorganen van de op te heffen waterschappen stellen een Sociaal statuut waterschappelijke reorganisatie Rijnland vast met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures. De voorbereiding daarvan geschiedt in gezamenlijk overleg van de voorbereidingscommissie en vertegenwoordigers van vakorganisaties van overheidspersoneel.

Artikel 19

Met ingang van de datum van samenvoeging zijn de secretarissen van de op te heffen waterschappen eervol uit hun ambt ontslagen, onverminderd het bepaalde in artikel 20.

Artikel 20

  • 1.

    De ambtenaren in vaste dienst van de op te heffen waterschappen gaan op de datum van samenvoeging over in dienst van het hoogheemraadschap in dezelfde schaal, op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als op de dag, voorafgaande aan die datum voor hen golden, tenzij in het sociaal statuut anders is voorzien.

  • 2.

    Met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid neemt de voorbereidingscommissie de voorlopige plaatsingsbesluiten van het overgaande personeel. Het dagelijks bestuur neemt de definitieve plaatsingsbesluiten in één van de eerste vergaderingen in 2005.

  • 3.

    Voor de toepassing van dit artikel worden onder ambtenaren mede begrepen degene die is aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst dan wel voor de vervulling bij wijze van proef van een functie, vooruitlopende op een aanstelling in vaste dienst of tijdelijke dienst, onverminderd de voor de aanstelling geldende voorwaarden, en degene met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten.4.

  • 4.

    De eden en beloften, in verband met hun functie door de in het eerste lid bedoelde ambtenaren afgelegd, worden geacht mede op de dienstvervulling bij het hoogheemraadschap betrekking te hebben.

Artikel 21

Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de secretaris, bedoeld in artikel 53 van de wet, heeft plaatsgevonden, treedt een waarnemend secretaris op. Deze waarnemend secretaris wordt door Gedeputeerde Staten benoemd, op aanbeveling van de voorbereidingscommissie.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 22

Nadere voorzieningen ter uitvoering van dit reglement vereist, doch waaromtrent een regeling ontbreekt, worden door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland getroffen.

Toelichting

I Algemeen

De Waterschapswet is op een aantal onderdelen aangepast. De aanpassingen betreffen de taakomschrijving van de waterschappen, het heffingenstelsel, de bestuurssamenstelling en de verkiezingen. De bestaande regeling inzake de verkiezing van het bestuur door middel van het personenstelsel sloot langzamerhand niet meer aan bij de grotere schaal van de huidige waterschappen. De herkenbaarheid van de kandidaten is voor de kiezer een probleem geworden. Daarnaast wekte het verwarring dat, als gevolg van verkiezingen voor de verschillende categorieën van belanghebbenden, sommige personen meer dan één stembiljet ontvingen. In de aangepaste Waterschapswet is een oplossing voor deze problemen gezocht in een vereenvoudiging van het kiesstelsel door middel van de invoering van het lijstenstelsel voor de categorie ingezetenen. Naast deze gekozen vertegenwoordigers dient echter nog steeds een aantal bestuursleden te worden benoemd door de categorieën ongebouwd, bedrijven en natuurterreinen. Zij vormen de zogeheten geborgde zetels. Bij reglement dient te worden bepaald hoeveel van deze zetels, met een minimum van zeven en een maximum van negen, het bestuur telt. Ook moet worden bepaald welke organisatie(s) tot benoeming van de vertegenwoordigers voor de categorie ongebouwd gerechtigd is (zijn). Bovendien bepaalt de aangepaste wet dat binnen de grenzen van minimaal achttien leden en maximaal dertig leden het aantal bestuursleden bij reglement dient te worden vastgesteld.

Met deze reglementswijziging wordt beoogd aan de geschetste wettelijke opdracht te voldoen.

De reglementswijziging is voor de hoogheemraadschappen van Rijnland en Amstel, Gooi en Vecht (AGV) aanleiding geweest om de grens tussen beide hoogheemraadschappen kritisch te bezien. Dit heeft geresulteerd in een aantal grenswijzigingen. De belangrijkste wijziging is de grensaanpassing in Amsterdam-West. Hier is sprake van elkaar overlappend beheersgebied (Rijnland is hier boezembeheerder en draagt zorg voor de primaire waterkeringen terwijl AGV het detailwaterbeheer doet en de zorg heeft voor peilscheidingen en boezemwaterkeringen). Dit is niet transparant. Een extra probleem is dat de burger in Amsterdam-West door het gewijzigde heffingenstelsel (watersysteemheffing) dubbel belasting zou gaan betalen, zowel aan Rijnland als aan AGV. Bovendien zouden de burgers in beide hoogheemraadschappen kiesgerechtigd en verkiesbaar in het algemeen bestuur worden. Dit dubbel kiesrecht zou zich niet verdragen met het uitgangspunt van de gewijzigde Waterschapswet, dat iedere ingezetene slechts één stem uitbrengt en verkiesbaar is in één waterschap. Ter voorkoming van deze problemen is Amsterdam-West geheel binnen het beheersgebied van AGV gebracht. Behalve in Amsterdam-West zijn nog enkele kleine grensaanpassingen doorgevoerd:

De grens tussen AGV en Rijnland liep in Halfweg over het midden van de Mientekade, waardoor één rij woningen in AGV-gebied lag. Dit was waterstaaatkundig niet correct en niet transparant voor de burger. Daarom is de grens naar de achterzijde van de woningen verlegd, zodat heel Halfweg in het gebied van Rijnland valt.

De grens lag bij de Amstelveenseweg in Amsterdam en de Amsterdamseweg in Amstelveen op het midden van de weg. De panden aan de westzijde vielen onder Rijnland en aan de oostzijde onder AGV. In het kader van de transparantie voor de burger en omdat deze panden lozen op een zuivering van AGV, is de grens verplaatst naar de achterzijde van de woningen. Daarnaast zijn op detailniveau nog enkele praktische grensaanpassingen aangebracht.

De grensaanpassing hebben voor de betrokken huishoudens en bedrijven tot gevolg dat ze overgaan van het ene naar het andere waterschap. Op basis van het heffingensysteem en de tarieven van 2007 kan de conclusie worden getrokken dat de huishoudens en bedrijven gelegen in Amsterdam-West (ongeveer 68.000 woningen) na de grensaanpassing goedkoper uit zijn. Voor de huishoudens scheelt het ca. 20 euro.

De woningen die in Halfweg van AG overgaan naar Rijnland zullen ca. 25 euro goedkoper uit zijn (ongeveer 70 woningen). De woningen langs de Amstelveenseweg en de Amsterdamseweg die van Rijnland overgaan naar AGV zullen ca. 25 euro duurder uit zijn (ongeveer 200 woningen).

Het gebied van het waterschap wordt aangegeven op de kaart, die deel uitmaakt van het reglement. De bovengenoemde grenswijzigingen zijn in de opnieuw vast te stellen reglementskaart verwerkt.

II Wijzigingen

 

A

Op grond van artikel 1, tweede lid van de Waterschapswet kunnen als ‘hoofdtaken’ aan het waterschap de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van het afvalwater op de voet van artikel 15a Wet verontreiniging oppervlaktewateren worden opgedragen. In artikel 1 is onder e, het begrip watersysteem nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de terminologie van het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet). Dit wetsvoorstel is op 28 september 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden. Het zuiveren van afvalwater is niet nader gedefinieerd omdat dit afdoende is omschreven in de Waterschapswet en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

B

De taken zorg voor de waterkering en zorg voor de waterhuishouding worden niet meer als aparte taken in de Waterschapswet genoemd. De taak van het waterschap wordt in de Waterschapswet nader gespecificeerd als zorg voor het watersysteem en zorg voor het zuiveren van het afvalwater op de voet van artikel 15a Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Artikel 3 van het reglement sluit aan bij de Waterschapswet en de huidige situatie door aan het hoogheemraadschap de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van het afvalwater op te dragen.

 

De zorg voor het watersysteem omvat de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding, waaronder ook de zorg voor de waterkwaliteit. Het gebruik van de term ‘zorg voor het watersysteem’ benadrukt dat de tot op heden afzonderlijk benoemde taken een nauwe onderlinge samenhang kennen en als één integrale taak moeten worden uitgevoerd.

In artikel 3 is ook de zuivering van het afvalwater aan het hoogheemraadschap opgedragen. Sinds 2002 ligt de zorgplicht voor de zuivering van afvalwater ingevolge artikel 15a van de Wvo al wettelijk bij het hoogheemraadschap.

C

In het vervallen artikel 6 werd het hoogheemraadschap de rechtsbasis gegeven om in voorkomende gevallen de onderhoudsplicht krachtens de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet, te laten afkopen door de onderhoudsplichtige. Artikel 6 was gebaseerd op artikel 113, tweede lid, van de Waterschapswet, waarin vervangende onderhoudsbijdragen werden gelijkgesteld aan belasting. Het tweede lid van artikel 113 van de Waterschapswet is met de inwerkingtreding van de herziene Waterschapswet komen te vervallen. De memorie van toelichting zegt hierover dat voor het laten betalen van een vervangende onderhoudsbijdrage geen belasting kan worden geheven, maar door het waterschap een privaatrechtelijke nota moeten worden verstuurd.

D

De wijziging van artikel 8 is op verzoek van het hoogheemraadschap. Het hoogheemraadschap geeft de voorkeur aan het vastleggen van de historische benaming van het algemeen bestuur ‘verenigde vergadering’ in het reglement.

E

De wijzigingen in artikel 9 van het reglement van bestuur zijn het gevolg van de aangepaste artikelen met betrekking t6ot de samenstelling van het waterschapsbestuur in de Waterschapswet.

Het huidige aantal leden van het algemeen bestuur bedraagt in het hoogheemraadschap van Rijnland, zesendertig. Door de aangepaste wet zal dit aantal in elk geval niet meer dan dertig kunne bedragen. Wat betreft de vraag of er aanleiding is om dit aantal nog verder te verlagen hebben wij aandacht besteed aan het gegeven dat Rijnland tot de grotere waterschappen behoort.

De representativiteit van het bestuur en daardoor het democratisch gehalte is, gerelateerd aan het grote aantal ingezetenen, het grootst wanneer gekozen wordt voor het maximaal toegestane aantal van dertig leden. Aldus wordt namelijk bereikt dat een zo groot mogelijk aantal bestuursleden direct wordt gekozen. Op deze manier wordt tevens de verhouding tussen de categorie ingezetenen en de benoemde vertegenwoordigers in positieve zin beïnvloed.

Ten aanzien van het aantal bestuursleden dat niet direct wordt gekozen, maar benoemd door de daartoe in het tweede lid van dit artikel genoemde belangenorganisaties, hebben wij gekozen voor eht wettelijke maximum van negen. Bij de gemaakte keuze voor een maximale omvang van het algemeen bestuur past een maximale omvang van het aantal benoemde bestuursleden.

Vanuit het hoogheemraadschap is tevens gewezen op het feit dat het unieke karakter van de waterschapsdemocratie bij negen geborgde zetels ook maximaal in de samenstelling van het algemeen bestuur tot uitdrukking komt, hetgeen wij onderschrijven.

Voor de verdeling van de geborgde zetels dient er volgens de Waterschapswet gekeken te worden naar de aard en omvang van het belang van de betreffende categorieën bij de taak van het waterschap. Conform de Waterschapswet dient elke categorie ten minste een zetel te krijgen. Als grondslag voor het bepalen van het belang van de betreffende categorieën is gekozen voor de economische waarde van de onroerende zaak. Dit geeft een goede weergave van de aard en omvang van het door het waterschap te beschermen belang en het is een eenvoudigde en transparante methode die goed aansluit bij de nieuwe financieringssystematiek.

Vanuit het hoogheemraadschap is gewezen op het belang van de agrarische sector bij de taakuitoefening van het waterschap. Anders dan de categorie ingezetenen en de categorie bedrijfsgebouwd, wordt de agrarische sector niet alleen beschermd tegen wateroverlast, maar is de agrarische sector voor de bedrijfsvoering afhankelijk van de waterhuishouding. Van het totale aantal van negen benoemde bestuursleden zullen er vier afkomstig zijn uit de agrarische sector en eveneens vier uit de sector bedrijfsgebouwd. Het natuurbelang wordt door één bestuurslid vertegenwoordigd.

Met het tweede lid van artikel 9 is beoogd de meest gerede belangenorganisaties aan te wijzen.

Voor de categorie natuurterreinen is het Bosschap belast met de benoeming van de kandidaten. Nadere regeling van de benoeming van deze kandidaten is in het reglement niet noodzakelijk.

De kandidaten voor de categorie bedrijven worden benoemd door de Kamers van Koophandel en Fabrieken. Omdat in het waterschapsgebied meer dan een Kamers bevoegd zijn, dient bij reglement te worden bepaald op welke wijze de Kamers tot een voordracht komen.

De selectie van leden is een verantwoordelijkheid van de benoemende organisaties. De Waterschapswet geeft aan dat de organisaties die de leden mogen benoemen, de procedure die zij hanteren voor de selectie en de benoeming tijdig moeten vastleggen. Daarbij zij opgemerkt dat de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat volgens haar brief aan de Eerste Kamer van 20 april 2007 met de benoemende organisaties heeft afgesproken dat een open kandidaatstelling onderdeel uitmaakt van die procedure. Het waterschap zorgt vervolgens voor publicatie zodat het voor de leden van de belangengroeperingen (maar ook voor andere betrokkenen) duidelijk is op welke wijze de benoeming tot stand komt.

In het gebied van het hoogheemraadschap zijn bevoegd de Kamers van Koophandel en Fabrieken Amsterdam, de Kamer van Koophandel en Fabrieken Den Haag en de Kamer van Koophandel en Fabrieken Rotterdam. Omdat geen goede verdeling tot stand kan worden gebracht in de vertegenwoordiging per Kamer hebben wij gekozen voor een gezamenlijke benoeming door de drie Kamers.

Voor de categorie ongebouwd is het aan de provincie overgelaten de organisatie(s) aan te wijzen die de benoeming doet (doen). Het ligt in de rede om de Land- en Tuinbouworganisatie Noord (LTO-Noord) aan te wijzen als benoemende instantie. De LTO-Noord is een representatieve organisatie in het gebied van het hoogheemraadschap. Voor de agrarische sector in het gebied van het hoogheemraadschap is de boomteelt en de bollenteelt van wezenlijk belang. Omdat de bollentelers en boomtelers zijn georganiseerd onder de paraplu van de LTO-Noord kan de LTO-Noord worden aangewezen als benoemende organisatie. Wel dient de LTO-Noord bij de benoeming van de leden acht te slaan op een adequate vertegenwoordiging van alle te onderscheiden bedrijfstakken, waaronder de bollenteelt en de boomteelt.

F

Artikel 10 komt te vervallen. Het hoogheemraadschap was voor de verkiezingen in drie kiesdistricten verdeeld. Vanuit democratisch oogpunt hebben verkiezingen over het gehele gebied van het hoogheemraadschap de voorkeur. Het hoogheemraadschap heeft aangegeven geen behoefte meer te hebben aan het instellen van kiesdistricten.

G

In artikel 11 komt het tweede lid te vervallen. De vertegenwoordiging van de verschillende categorieën in het dagelijks bestuur wordt afdoende geregeld in artikel 40, eerste lid, van de Waterschapswet.

Aanvullende regeling is op dit punt overbodig geworden.

H

Artikel 14 komt te vervallen nu in de Waterschapswet de mogelijkheid tot het instellen van afdelingen (artikel 52) is komen te vervallen.

I

Artikel 24 komt te vervallen. In het oude artikel 24 werd de bijzondere regeling tot het instellen van een rechtsvordering geregeld in artikel 107, vijfde lid, van de Waterschapswet, opgedragen aan de Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland.

De redactie van artikel 107 is door de wetgever in overeenstemming gebracht met artikel 200 van de Gemeentewet. In verband daarmee is artikel 107, vijfde lid, van de Waterschapswet geschrapt.

J

In artikel 25 zijn de verwijzingen naar andere artikelen in overeenstemming gebracht met de nieuwe wettekst en het gewijzigde Reglement van bestuur.

K

Artikel 27 regelt het overgangsrecht.

In de Waterschapset is, in navolging van de in voorbereiding zijnde Waterwet, gekozen voor het begrip 'zorg voor het watersysteem' in plaats van de begrippen 'zorg voor de waterkering' en 'zorg voor de waterhuishouding'. Dit sluit beter aan bij het integraal waterbeheer zoals dat in de waterschapspraktijk is ontstaan. In de Waterschapswet wordt het begrip zorg voor het watersysteem in algemene zin gebezigd. De nadere omschrijving van dit begrip vindt plaats in de bijzondere wetgeving, zoals de Wet op de waterhuishouding, de Wet op de waterkering, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Grondwaterwet. Aangezien de bijzondere wetgeving, in dit geval de Grondwaterwet, nog niet is aangepast bij de inwerkingtreding van het onderhavige reglement is van een taakverruiming vooralsnog geen sprake. Het grondwaterbeheer zoals dat in de Grondwaterwet is toegedeeld aan Gedeputeerde Staten blijft tot de inwerkingtreding van de Waterwet een verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten. Wanneer de Waterwet in werking treedt, gaat het grondwaterbeheer over naar de waterschappen. Het overgangsrecht in het eerste lid is opgenomen om te voorkomen dat het reglement bij de inwerkingtreding van de Waterwet op dit punt opnieuw moet worden aangepast.

Voorts ins in het tweede lid overgangsrecht opgenomen voor de zittende leden van het bestuur. Dit overgangsrecht is opgenomen om geen discrepantie te laten ontstaan tussen de bestuurssamenstelling en de bepalingen in het reglement gedurende de periode vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot aan de datum dat het nieuwe bestuur aantreedt.

In het derde lid is overgangsrecht opgenomen met betrekking tot de bestuurlijke afdelingen. Bestuurlijke afdelingen verdwijnen met de wijziging van de Waterschapswet. Conform het overgangsrecht ingevolge de Waterschapswet kunnen de afdelingen tot 8 januari 2009 (de datum dat de nieuwe besturen aantreden nadat de landelijke waterschapsverkiezingen hebben plaatsgevonden) hun bevoegdheden blijven uitoefenen.

Het aanvullende overgangsrecht in dit reglement is opgenomen om te voorkomen dat de bestaande afdelingen hun bevoegdheden onmiddellijk bij het van kracht worden van dit besluit zouden verliezen.

Het vierde lid schept een overgangsregeling voor de heffing en invordering van de omslagen en verontreinigingsheffing in de overgaande gebieden. Een probleem van de inwerkingstredingsdatum van 31 maart 2008 is dat zonder onvergangsregeling, voor de verontreinigingsheffing (een tijdvakheffing) het belastingjaar 2008 zou worden gebroken en de aanslag voor de laatste negen maanden door een ander waterschap zou moeten worden opgelegd en ingevorderd, dan door het waterschap dat in de eerste drie maanden daarvoor verantwoordelijk is. Door deze overgangsbepaling wordt dit probleem opgelost. Bovendien wordt nu aangesloten bij de wijzigingen in de belastingheffing als gevolg van de Wet modernisering waterschapsbestel. De eerste volzin regelt dat in overgaand gebied de vóór de datum van inwerkingtreding geldende wettelijke bepalingen van toepassing blijven. De tweede volzin regelt dat de bestuursorganen bevoegd blijven. Op grond van de derde volzin bliven dezelfde bestuursorganen ook ná 2008 (als enige) bevoegd, ten aanzien van de verontreinigingsheffingen en omslagen die betrekking hebben op de periode vóór 1 januari 2009.

Het vijfde lid laat voor de overgaande gebieden de bij de inwerkingtreding van dit besluit geldende besluiten van kracht totdat het bestuursorgaan van het nieuwe waterschap terzake een nieuw besluit heeft genomen. De bestuursorganen van het nieuwe waterschap worden bevoegd ten aanzien van deze besluiten.

Vanzelfsprekend geldt dit ook voor de ambtenaren van het waterschap, die uit naam en onder verantwoordelijkheid van de bedoelde bestuursorganen werkzaam zijn.