Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten houdende regels omtrent jeugdhulp Nadere regels Jeugdhulp gemeente Eijsden-Margraten 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten houdende regels omtrent jeugdhulp Nadere regels Jeugdhulp gemeente Eijsden-Margraten 2019

Burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten

Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 6 november 2018 hebben besloten:

  • 1.

    besluit jeugdhulp gemeente Eijsden-Margraten 2015 , vastgesteld bij besluit december 2014, in te trekken;

  • 2.

    nadere regels jeugdhulp , zoals opgenomen in bijlage 1, vast te stellen

te bepalen dat de besluiten onder 1 en 2 in werking op 1 januari 2019.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1: begripsbepalingen

Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Verordening jeugdhulp versie 2019 gemeente Eijsden-Margraten of de Algemene Wet Bestuursrecht.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: de jeugdige en/of zijn ouders die een aanvraag indienen voor een individuele voorziening op grond van de verordening en voor wie de gevraagde voorziening is bedoeld dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger;

  • b.

    algemeen gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van (groot-)ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten en mensen uit het sociale netwerk;

  • c.

    algemeen gebruikelijke voorzieningen: oplossingen die beschikbaar zijn en in redelijkheid een oplossing bieden voor de jeugdige en/of zijn ouders. Daaronder wordt bijvoorbeeld verstaan: kinderopvang, (sport)vereniging, studiebegeleiding;

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-Margraten

  • e.

    verordening: de Verordening jeugdhulp 2019 gemeente Eijsden-Margraten;

Artikel 2: wijze van verstrekken

  • 1. De te treffen individuele voorzieningen kunnen worden verstrekt:

    • a.

      als voorziening in natura;

    • b.

      als persoonsgebonden budget

Hoofdstuk 2. Proceswaarborgen

Artikel 3: second opinion

  • 1. De melder kan eenmaal verzoeken om een herbeoordeling van diens melding door een andere medewerker, voor de gevallen dat cliënt en de medewerker niet tot overeenstemming komen over de inhoud van het 1gezin1plan1regisseur.

  • 2. De herbeoordeling vindt plaats op verzoek van de melder:

    • a.

      door een medewerker van het sociaal team danwel een medewerker van een andere gemeente in de regio Maastricht-Heuvelland of,

    • b.

      door een door de gemeente aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

  • 3. De herbeoordeling vindt plaats binnen 14 dagen na indiening van het verzoek.

  • 4. Binnen 21 dagen na het onderzoek verstrekt het college het verslag aan de cliënt. Wanneer de herbeoordeling leidt tot een aanpassing van het oorspronkelijke familiegroepsplan treedt dit plan hiervoor in de plaats.

  • 5. Aan de herbeoordeling van de melding zijn voor de melder geen kosten verbonden.

  • 6. Het verzoek om een herbeoordeling laat onverlet de mogelijkheid van de melder om een aanvraag in te dienen.

  • 7. Het verzoek om een second opinion heeft geen opschortende werking.

Artikel 4: klachtregeling

Voor de afhandeling van klachten in het kader van de uitvoering van de verordening Jeugdhulp en het besluit is het gemeentelijk klachtenreglement in het kader van de Verordening interne klachtbehandeling van de gemeente Eijsden-Margraten van toepassing.

Artikel 5: het periodiek onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in beginsel om de drie jaar of een beslissing als bedoeld in artikel 10 van de verordening Jeugdhulp 2019 dient te worden heroverwogen.

  • 2. Afwijking van de in het eerste lid genoemde termijn is mogelijk rekening houdend met de situatie van de cliënt, de aard van de ondersteuning en de vorm waarin deze wordt verstrekt.

Hoofdstuk 3. Algemeen gebruikelijke voorzieningen en hulp

Artikel 6: algemeen gebruikelijke voorzieningen

Gebruikelijke voorzieningen, als gedefinieerd in artikel 1 lid c van deze nadere regels, komen niet voor verstrekking als individuele voorziening of als persoonsgebonden budget in aanmerking.

Artikel 7: algemeen gebruikelijke hulp

  • 1. Algemeen gebruikelijke hulp, als gedefinieerd in artikel 1 lid b van de nadere regels, komt niet voor verstrekking als individuele voorziening of als persoonsgebonden budget in aanmerking.

  • 2. Voor vaststelling van de omvang van gebruikelijke hulp wordt in de individuele situatie de richtlijn gebruikelijke hulp gemeenten Maastricht-Heuvelland toegepast. De richtlijn is uitgewerkt in bijlage 1.

Hoofdstuk 4. Vormen van Jeugdhulp

Artikel 8: vormen van Jeugdhulp

  • 1. Onder de overige voorzieningen vallen :

    • a.

      jeugdigen en hun ouders kunnen advies en informatie krijgen over:

      • -

        opgroei- en opvoedproblemen

      • -

        psychische problemen en stoornissen;

      • -

        opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk in hun ontwikkeling worden bedreigd;

      • -

        kindermishandeling en huiselijk geweld

      • -

        somatische aandoeningen

      • -

        lichamelijke of verstandelijke beperkingen;

    • b.

      cliëntondersteuning en vertrouwenspersoon jeugdhulp

    • c.

      lichte vormen van ambulante hulp;

    • d.

      collectieve, niet specialistische begeleiding voor jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking, psychiatrische aandoening, een zintuiglijke beperking, een lichamelijke beperking, een somatische aandoening of een psychiatrische aandoening.

  • 2. Onder de individuele voorzieningen vallen de voorzieningen zoals opgenomen in “Beschrijving Arrangementen Jeugdhulp Zuid-Limburg 2018”en de “Verwijsgids 2018” of de eventuele opvolgers van beide hiervoor genoemde documenten. Zie www.jeugdhulpzuidlimburg.nl of www.sociaaldomein-maastricht-heuvelland.nl.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 9: citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: nadere regels Jeugdhulp gemeente Eijsden-Margraten 2019 en treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Ondertekening

Bijlage 1: Richtlijn gebruikelijke hulp Maastricht-Heuvelland

Inleiding

Het begrip gebruikelijke hulp kent de wet niet. Wel is wettelijk bepaald dat gekeken kan worden naar de eigen mogelijkheden en het oplossend vermogen van de ouder(s) en de jeugdige. Daarbij geldt het uitgangspunt dat ouders in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het verzorgen en naar eigen inzicht opvoeden van hun kinderen (zorgplicht). Het begrip gebruikelijke hulp sluit aan op het (voormalige) Besluit zorgaanspraken AWBZ en thans geldende Besluit langdurige zorg en is van belang voor de vormen van jeugdhulp: begeleiding, persoonlijke verzorging en verblijf. Het uitgangspunt is dat deze vormen van jeugdhulp niet hoeven te worden ingezet voor zover sprake is van gebruikelijke hulp. Elk kind heeft gedurende zijn leven periodes waarin het meer aanspraak maakt op zijn ouders. Dit zal in de afweging of er sprake is van gebruikelijke hulp meegenomen worden.

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is de hulp die van ouders, grootouders, inwonende huisgenoten en mensen uit het sociaal netwerk verwacht wordt te bieden aan kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel per leeftijd, in relatie tot jeugdzorg.

In onderstaand schema wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingsopgaven, opvoedingsvragen en ‘normale problemen’ per leeftijdscategorie en wat van ouders verwacht mag worden.

Figuur 1 Overzicht van ontwikkelingsopgaven, opvoedingsvragen en ‘normale problemen’

Leeftijd

Belangrijkste

Milieus

Ontwikkelingsopgave

Opvoedingsopgaven

‘normale problemen’

0-2 jaar

Gezin Opvang

Fysiologische zelfregulatie, veilige gehechtheid, exploratie, autonomie en individuatie

Soepele verzorging, sensitief en responsief reageren op gedrag van het kind, letterlijk beschikbaar zijn, structuur bieden, ruimte geven voor exploratie

Voedingsproblemen, slaapproblemen, scheidingsangst, angst voor vreemden, donkerte, geluiden en onbekende situaties, incidenteel huilen.

2-4 jaar

Gezin Opvang Peuterspeelzaal

Representationele vaardigheden (zoals taal), constructieve omgang met leeftijdsgenootjes, internaliseren van eisen (socialisatie), sekserolidentificatie

Sensitiviteit voor cognitief niveau (praten, informatie en uitleg geven), omgaan met ambiguïteit van het kind (respect voor autonomie én grenzen stellen)

Angst voor vreemden, donkerte, geluiden en onbekende situaties, koppigheid, driftbuien, agressie, ongehoorzaamheid, druk gedrag, angst in samenhang met sekse-rol en identiteit, niet zindelijk zijn

4-12 jaar

Gezin Opvang School Verenigingen Peergroep

Schoolvaardigheden, acceptatie door leeftijdgenoten

Gelegenheid geven voor omgang met leeftijdgenootjes, waardering voor schoolprestaties, ‘democratische opvoedingsstijl’

Ruzies, concentratieproblemen, laag prestatieniveau, niet naar school willen, gepest worden, incidenteel stelen of vandalisme, ritualistisch gedrag

12-16 jaar

Gezin Opvang School Verenigingen Peergroep Internetgroep Werkkring

Emotionele en praktische zelfstandigheid, omgaan met eigen en andere sekse, ontwikkeling van waardesysteem, persoonlijke identiteit, school, beroep en samenleving

Emotionele beschikbaarheid, tolerantie voor experimenten, leeftijdsadequate structuur bieden en grenzen stellen, voorbeeldfunctie vervullen, meer symmetrische relatie met kind aangaan

Incidenteel gebruik van alcohol en drugs, twijfels over identiteit of toekomst, problemen met uiterlijk, problemen met autoriteiten, indicenteel spijbelen

Bron: van Yperen 1994

De ontwikkeling van een kind is een interactief proces is tussen kind en de (pedagogische) omgeving. De omgeving beïnvloedt de manier waarop een kind zich ontwikkelt. Maar een kind heeft ook invloed op de omgeving.

De zorgplicht van ouder(s) strekt zich uit over verzorging, begeleiding en opvoeding die de ouder(s), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de ‘zorg’ bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een ouder. Dat betekent dat het college, in het geval ouders die gescheiden zijn, ook rekening kan houden met de ouder waar de jeugdige niet woonachtig is. Is er sprake van co-ouderschap dan spreekt het voor zich dat voor beide ouders wordt beoordeeld of sprake is van gebruikelijke hulp.

Beoordeling

De beoordeling of sprake is van gebruikelijke hulp is gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden:

  • De aard, frequentie en de omvang van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige.

  • De leeftijd en de ontwikkelingsfase van de jeugdige.

Het college kan pas na een onderzoek vaststellen of van de ouder(s) in het individuele geval verwacht mag worden dat gebruikelijke hulp wordt geboden.

Het is gebruikelijk dat ouders hun kind de dagelijkse hulp dan wel zorg bieden die past bij de leeftijd en ontwikkelingsfase van hun kind. In bijlage 1A is een overzicht van gebruikelijke zorg/hulp per leeftijdscategorie opgenomen.

Alle niet in bijlage 1A genoemde persoonlijke verzorging door de ouder / verzorger aan het kind is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Het aanleren van handelingen op het gebied van persoonlijke verzorging aan jeugdigen valt ook aan te merken als gebruikelijke zorg. Mocht er sprake zijn van een langdurige situatie dan zal opnieuw een beoordeling plaats dienen te vinden.

Het uitvoeren van verpleegkundige handelingen door ouders van een thuiswonend kind is gebruikelijke hulp, wanneer deze handelingen aan te leren zijn. Deze vallen onder gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden enin chronische situaties betreft het indiceerbare zorg.

Bij gebruikelijke hulp voor kinderen kan het ook gaan om activiteiten die niet standaard bij alle kinderen noodzakelijk zijn, maar die wel als gangbare hulp dan wel zorg van ouders aan kinderen kunnen worden aangemerkt. Zo is het bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat kinderen van 4 jaar nog stimulans, toezicht of hulp nodig hebben bij het naar het toilet gaan. Bij kinderen met een behoefte aan jeugdhulp is het gebruikelijk dat ouders zo nodig de dagelijkse hulp dan wel zorg leveren, die meer kan zijn dan gemiddeld noodzakelijk is bij kinderen zonder behoefte aan jeugdhulp van dezelfde leeftijd. Immers, ook bij die kinderen van dezelfde leeftijd verschilt de inzet van de dagelijkse hulp dan wel zorg van kind tot kind. Voor kinderen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Ook tussen kinderen van dezelfde leeftijd zonder behoefte aan jeugdhulp kan de omvang van de hulp dan wel zorg (per dag) verschillen. Elk kind ontwikkelt zich in een eigen tempo. Het college beoordeelt in dat kader of de tijd die nodig is voor de hulp dan wel zorg veel meer kost vanwege de aandoening van het kind. Denk aan het wassen en kleden van een kind met bijvoorbeeld spasticiteit.

Opvoedingsvaardigheden van de ouder(s)

Voor de beantwoording van de vraag of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) toereikend zijn geldt het volgende. Het college beoordeelt dat aan de hand van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige en welke problemen ouders ondervinden met betrekking tot de zogeheten zorgplicht. Het kan voorkomen dat de ouder(s) zelf - al dan niet tijdelijk - onvoldoende opvoedcapaciteiten hebben om om te gaan met (kortgezegd) opgroeiproblemen van hun kinderen die daarmee verband houden. In die gevallen kan het college ondersteuning, hulp dan wel zorg bieden die er op gericht is om ouders instrumenten in handen te geven waardoor zij dit wel (weer) kunnen doen. Er bestaan echter ook (kortgezegd) opgroeiproblemen waarbij er jeugdhulp in de vorm van een voorziening noodzakelijk kan zijn, zonder dat sprake is van onwil of onvermogen bij de jeugdige of zijn ouders. Denk bijvoorbeeld aan een beperking (als bedoeld in de wet) die het noodzakelijk maakt dat er een voorziening wordt getroffen.

Geen gebruikelijke hulp

Permanent toezicht gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen, valt niet onder gebruikelijke hulp. Daarbij heeft het college oog voor een mogelijke aanspraak op intensieve kindzorg op grond van de Zorgverzekeringswet of toegang tot de Wet langdurige zorg.

Dreigende overbelasting

Bij een beroep op (dreigende) overbelasting van de ouder(s) moet dat aannemelijk worden gemaakt en zo nodig nader worden onderbouwd. De ouder(s) is verplicht, desgevraagd, zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek. Weigert de ouder(s) mee te werken aan een onderzoek naar (dreigende) overbelasting, dan kan het recht op een individuele voorziening niet worden vastgesteld,.

Soms is het duidelijk dat de ouder(s) overbelast is, maar soms ook niet. Niet alleen de omvang van de planbare hulp dan wel zorg, maar ook de mate van de noodzaak tot het continu aanwezig zijn om onplanbare hulp dan wel zorg te bieden kan van invloed zijn op de belastbaarheid van de ouder(s) die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele taken op vooraf gezette (gebruikelijke) momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde taken waarbij continue aanwezigheid en alertheid van de ouder(s) die geacht wordt gebruikelijke hulp te verlenen.

Bijlage 1A

Uitgangspunten gebruikelijke hulp/zorg van ouder(s) voor kinderen

Kinderen 0 tot 3 jaar

  • -

    Hebben bij alle activiteiten hulp van een ouder nodig;

  • -

    Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • -

    Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld de ouder kan de was ophangen in een andere kamer);

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • -

    Ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verhulpers;

  • -

    Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • -

    Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • -

    Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • -

    Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week;

  • -

    Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld het kind kan buitenspelen in de directe omgeving van de woning als de ouder thuis is);

  • -

    Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;

  • -

    Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • -

    Zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • -

    Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan.

  • -

    Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen).

  • Hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1: begripsbepalingen

Alleen de begripsbepalingen die niet zijn opgenomen in de Wet of Verordening zijn hier opgenomen.

Artikel 2: wijze van verstrekking van een voorziening

De wetgeving noemt de individuele voorziening, dan wel het persoonsgebonden budget als verstrekkingsvormen. De term individuele voorziening wordt in de wetgeving vaak als synoniem gebruikt voor een verstrekking in natura. Daarmee wordt bedoeld dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt. Het college is in deze gevallen de opdrachtgever. Het persoonsgebonden budget is een geldbedrag.

Hoofdstuk 2. Proceswaarborgen

Artikel 3: second opinion

In artikel 9 lid 1 van de verordening wordt het college opgedragen een regeling vast te stellen voor een herbeoordeling van de melding. Artikel 3 van het besluit voorziet in deze regeling.

Lid 1

Een second opinion heeft betrekking op situaties waarbij de cliënt zich niet geholpen voelt of het oneens is met de adviezen, verwijzingen en afspraken die voortvloeien uit het onderzoek. Het biedt cliënt een vorm van rechtsbescherming waar hij dit in de meldingsfase op grond van de Algemene wet bestuursrecht (nog) niet heeft.

Lid 2

Het initiatief voor de second opinion ligt in alle gevallen bij de cliënt. Hij bepaalt ook welke van de twee geboden opties de second opinion behandelt. Intern gaat het om een medewerker met een specifieke deskundigheid ten aanzien van het proces en/of de inhoud. In alle gevallen is het aan de gemeente om de behandelaar voor de second opinion aan te wijzen. In geval van een externe deskundige is het college opdrachtgever van het onderzoek en waarborgt de onafhankelijkheid. Dit is conform de praktijk ingeval van bezwaar (en beroep).

Lid 6

Cliënt kan in alle gevallen en op ieder moment besluiten tot het indienen van een aanvraag

Lid 7

Als hoofdregel is vastgelegd dat een verzoek om een second opinion niet leidt tot schorsing van rechtswege. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk zoals deze in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 6:16 Awb) is vastgelegd.

Artikel 4: klachtregeling

In artikel 9 lid 2 van de verordening wordt het college opgedragen een regeling vast te stellen voor de behandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen. De gemeente Eijsden-Margraten kent voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht de ‘Verordening interne klachtbehandeling gemeente Eijsden-Margraten 2014’ en een op basis daarvan opgesteld klachtenreglement.

Artikel 5: het periodiek onderzoek.

Artikel 10 lid 3 van de verordening is bepaald dat het college nadere regels kan vaststellen ten aanzien van de periodiciteit van onderzoeken. Artikel 5 van het besluit voorziet hierin.

Gekozen is voor een termijn van in beginsel 3 jaar. Of een kortere termijn noodzakelijk is zal mede afhangen van de aard, de wijze en de omvang van de individuele ondersteuningsbehoefte van de cliënt en wat bij het onderzoek is vastgesteld. Afhankelijk hiervan kan ook een langere termijn overwogen worden.

De jeugdige en/of zijn ouders, de formele en/of informele hulp kunnen tussentijds op ieder moment om een nieuw onderzoek vragen. Professionele aanbieders hebben als opdracht aan de gemeente te signaleren wanneer de ondersteuningsbehoefte van de cliënt verandert.

Het periodiek onderzoek kan tot de conclusie leiden dat het geheel aan maatregelen nog altijd goed op de persoon is afgestemd, maar ook dat het college tot een heroverweging komt en beslist dat de cliënt meer of minder diensten en/of ondersteuning via andere voorzieningen nodig heeft.

Daar waar er geen sprake is van een individuele voorziening wordt vooralsnog geen richtinggevende termijn gesteld. Per individueel geval wordt beoordeeld in hoeverre en binnen welke termijn een periodiek onderzoek plaatsvindt.

Hoofdstuk 3. Algemeen gebruikelijke voorzieningen en hulp

Artikel 6: algemeen gebruikelijke voorzieningen

In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat voorzieningen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangemerkt niet voor verstrekking als individuele voorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komen.

Lid 2 bevat een niet limitatieve opsomming gebaseerd op het huidige beleid.

Waar de grens precies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat

niet is, zal afgemeten moeten worden aan algemeen maatschappelijke normen en is ter invulling van de gemeente. In het algemeen kan gesteld worden dat iets algemeen gebruikelijk is

wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aan te schaffen dienst kan voor een jeugdige en/of zijn ouders als er geen sprake is van een ondersteuningsvraag en er sprake is van een vergelijkbare financiële situatie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend;

  • b.

    het is niet speciaal voor jeugdige en/of ouders met een ondersteuningsbehoefte;

  • c.

    het is algemeen verkrijgbaar;

Artikel 7: algemeen gebruikelijke hulp

In dit artikel wordt expliciet gemaakt dat hulp die als gebruikelijk kan worden aangemerkt niet voor verstrekking als individuele voorziening of persoonsgebonden budget in aanmerking komt.

Uitgangspunt is dat ouders verantwoordelijk zijn voor het opgroeien en de opvoeding van hun kinderen. Daarnaast is het uitgangspunt dat mensen die samen een leefeenheid vormen, elkaar horen te helpen, waar dat kan. Ze zijn dus ook gezamenlijk verantwoordelijk voor het creëren van een veilig klimaat waarin de jeugdigen kunnen opgroeien. Ze zijn ook gezamenlijk verantwoordelijk voor een huishouden. Het aandeel dat ieder lid van de leefeenheid geacht wordt bij te kunnen dragen aan het opvoeden en opgroeien wordt gebruikelijke hulp genoemd.

Lid 2 bevat een verwijzing naar de richtlijn gebruikelijke hulp die bij de beoordeling wordt gehanteerd. Als bijlage 1 is de richtlijn gebruikelijke hulp Maastricht-Heuvelland toegevoegd.

Hoofdstuk 4. Vormen van Jeugdhulp

Artikel 9: vormen van jeugdhulp

De Jeugdwet maakt een onderscheid tussen voorzieningen die rechtstreeks toegankelijk zijn zonder – of op basis van een beperkte – toegangsbeoordeling, en voorzieningen waarvoor een besluit van het college nodig is. Deze laatste worden in de Jeugdwet ‘’individuele voorzieningen” genoemd. De afbakening van algemene en individuele voorzieningen is een belangrijk beleidsinstrument van de gemeente. In de Verordening worden deze voorzieningen op hoofdlijnen beschreven. In dit artikel van het besluit is opgenomen om welke voorzieningen het meer concreet gaat. De jeugdige en zijn ouders kunnen zich voor deze jeugdhulp dus rechtstreeks tot de jeugdhulpaanbieder wenden.

In tegenstelling tot de vrij toegankelijke jeugdhulp zijn de onder dit artikel genoemde vormen van jeugdhulp toegankelijk nadat een voorziening is toegekend door de gemeente als individuele voorziening of nadat een daartoe bevoegd orgaan de jeugdige en zijn ouders heeft verwezen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 9: citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.