Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR618803
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR618803/1
Regeling vervallen per 01-01-2020
Verordening op de heffing en invordering rioolheffing 2019
Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2019
Intitulé
Verordening op de heffing en invordering rioolheffing 2019De raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 november 2018;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
b e s l u i t
vast te stellen de volgende
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2019
Artikel 1 Begripsomschrijving
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak;
- b.
voor de toepassing van deze verordening wordt als één onroerende zaak aangemerkt:
- 1.
een gebouwd eigendom;
- 2.
een ongebouwd eigendom;
- 3.
een gedeelte van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
- 4.
een samenstel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan, die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;
- 5.
een geheel van twee of meer van de in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoelde eigendommen of in onderdeel 3 bedoelde gedeelten daarvan of in onderdeel 4 bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;
- 6.
het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel 1 of onderdeel 2 bedoeld eigendom, van een in onderdeel 3 bedoeld gedeelte daarvan, van een in onderdeel 4 bedoeld samenstel of van een in onderdeel 5 bedoeld geheel;
- 1.
- c.
een roerende zaak is gelijk aan een onroerende zaak in de zin van onderdeel b;
- d.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- e.
onder voorziening of combinatie van voorzieningen wordt mede verstaan een open water;
- f.
onder gemeentelijke riolering wordt mede de in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan door of vanwege de gemeente geplaatste individuele afvalwaterbehandeling (IBA) begrepen;
- g.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan
- a.
de inzameling van het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater;
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater alsmede het treffen van maatregelen teneinde structurele nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.
- 2.
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebuikt;
- b.
ingeval een gedeelte van een perceel voor gebruik is afgestaan, degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
- a.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
- 1.
Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
- 2.
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
- 3.
De bepaling van de hoeveelheid toegevoerd water geschiedt aan de hand van een opgave van drinkwaterbedrijf Oasen.
- 4.
Indien het perceel niet is voorzien van een watermeter wordt de hoeveelheid afgenomen water vastgesteld op 500 m3.
- 5.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid op gepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
- a.
- 6.
De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.
Artikel 5 Belastingtarieven
Het gebruikersdeel bedraagt per jaar:
bij 0 tot en met 500 m3 afvalwater |
€ 227,00 |
|
bij 501 tot en met 1.000 m3 afvalwater |
€ 454,00 |
|
bij 1.001 tot en met 2.000 m3 afvalwater |
€ 908,00 |
|
bij 2.001 tot en met 3.000 m3 afvalwater |
€ 1.362,00 |
|
indien meer dan 3.000 m3 afvalwater wordt afgevoerd, wordt het onder d. vermelde bedrag verhoogd met voor elke hoeveelheid van 1.000 m3 afvalwater of een gedeelte daarvan |
€ 454,00 |
Artikel 6 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven van onroerende zaken waarvoor met betrekking tot het kalenderjaar bedoeld in artikel 7 van WOZ-waarde is vastgesteld lager dan € 25.000,--.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, wordt de belasting geheven met ingang van de maand waarin de belastingplicht is ontstaan wanneer de belastingplicht ontstond voor de zestiende van de maand en met ingang van de daaropvolgende maand wanneer de belastingplicht is ontstaan na de vijftiende van de maand.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--,
- 4.
Bij de toepassing van het derde lid, wordt de belasting niet geheven over de maand waarin de belastingplicht eindigde wanneer de belastingplicht eindigde voor de zestiende van de maand en wel geheven over de maand waarin de belastingplicht eindigde wanneer de belastingplicht eindigde na de vijftiende van de maand.
- 5.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
- 6.
Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.
- 7.
Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en zesde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 10 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De ‘Verordening rioolheffing 2018’ van 21 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2019'.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam van 20 december 2018.
De griffier, De voorzitter,
A. van der Ploeg D.A. Heijkoop
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl