Beleidsregel ZandvoortPas 2019

Geldend van 28-12-2018 t/m 01-03-2023

Intitulé

Beleidsregel ZandvoortPas 2019

Het college van de gemeente Zandvoort

Gelet op artikel 35, eerste lid van de Participatiewet;

besluit vast te stellen de “Beleidsregel ZandvoortPas”,

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      WTOS: de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • c.

      WSF 2000: de Wet studiefinanciering 2000;

    • d.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • e.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      AIO: aanvullende inkomensvoorziening ouderen.

  • 2. Begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

Hoofdstuk II. Bepalingen beleidsregel ZandvoortPas

Artikel 2. Rechthebbenden

  • 1. Recht op een ZandvoortPas heeft de belanghebbende die:

    • a.

      de gemeente Zandvoort als woonplaats, zoals genoemd in artikel 40 eerste lid van de wet heeft; en

    • b.

      geen draagkracht in de zin van artikel 3 heeft.

  • 2. Indien belanghebbende aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden voldoet, wordt de ZandvoortPas eveneens verstrekt aan de thuiswonende ten laste komende kinderen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid bestaat geen recht op de ZandvoortPas indien belanghebbende op de datum van aanvraag een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000, tenzij belanghebbende de zorg draagt over een ten laste komend kind.

Artikel 3. Draagkracht

  • 1. Geen draagkracht heeft de belanghebbende die niet in aanmerking te nemen middelen heeft, te weten:

    • a.

      een (gezins)inkomen heeft dat niet hoger is dan de inkomensgrens zoals gesteld in artikel 6 van deze beleidsregel; en

    • b.

      geen vermogen.

  • 2. Bij een belanghebbende bij wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, wordt de draagkracht berekend over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft.

  • 3. Bij een belanghebbende waarvoor een minnelijke schuldregeling door de gemeente is afgesloten, wordt de draagkracht berekend over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft, mits belanghebbende zich houdt aan de in deze regeling gemaakte afspraken.

Artikel 4. Niet tot de middelen wordt gerekend:

  • 1. De individuele inkomenstoeslag.

  • 2. De individuele studietoeslag.

Artikel 5. Inkomen

  • 1. De vaststelling van de hoogte van het in aanmerking te nemen inkomen geschiedt in overeenstemming met de artikelen 31, 32 en 33 van de wet.

  • 2. Bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen wordt een eventuele vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten.

Artikel 6. De inkomensgrens

De inkomensgrens bedraagt 115% van het van toepassing zijnde bijstandsnorm tot 1 januari 2019 en 120% van het van toepassing zijnde bijstandsnorm per 1 januari 2019.

Artikel 7. Vermogen

  • 1. De belanghebbende die een vermogen heeft dat lager is of gelijk is aan het vrij te laten vermogen conform artikel 34, derde lid, van de wet, wordt voor de toepassing van deze beleidsregel geacht geen vermogen te bezitten.

  • 2. In afwijking van de wet wordt het vermogen van een belanghebbenden dat is verbonden in een door hem zelf bewoonde woning, niet meegewogen.

  • 3. Het vermogen van een belanghebbende in een auto of motor tot een hoogte van € 3500,- wordt aangemerkt als een algemeen gebruikelijk goed en niet meegewogen.

  • 4. Bij de vaststelling van de hoogte van het vermogen wordt anderhalf keer de toepasselijke norm op de bank-, giro- en/of spaarrekeningen niet meegerekend.

Artikel 8. Geldigheidsduur ZandvoortPas

  • 1. De ZandvoortPas is elk kalenderjaar geldig van 1 januari tot en met 31 december.

  • 2. De peildatum voor de herbeoordeling van het recht op de ZandvoortPas voor het daaropvolgende jaar is 1 oktober.

  • 3. De ZandvoortPas kan gedurende de geldigheidsduur als verificatiemiddel op inkomen en vermogen worden gebruikt bij de aanvragen gemeentelijke minimaregelingen en bij aanvragen bijzondere bijstand.

  • 4. In afwijking op het derde lid is de ZandvoortPas als verificatiemiddel is niet van toepassing op:

    • a.

      aanvragen bijzondere bijstand voor woonkosten;

    • b.

      aanvragen bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten;

    • c.

      aanvragen bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen;

    • d.

      aanvragen bijzondere bijstand voor overige incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van bestaan;

    • e.

      aanvragen individuele inkomenstoeslag, tenzij belanghebbende gedurende de gehele referteperiode over de ZandvoortPas beschikt.

    • f.

      aanvragen bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind, curatele of mentorschap.

Hoofdstuk III. Verstrekken van de ZandvoortPas

Artikel 9. Reguliere aanvraag

Voor het eerste jaar, waarin het recht op de ZandvoortPas wordt beoordeeld, vindt een volledige toetsing van het inkomen en vermogen van belanghebbende plaats.

Artikel 10. Verkorte aanvraag

  • 1. Het tweede en derde kalenderjaarjaar, volgend op het jaar waarin het recht op de ZandvoortPas voor het eerst is vastgesteld, vindt een verkorte toetsing op het inkomen plaats.

  • 2. Indien het inkomen lager is dan de genoemde inkomensgrens ex artikel 5 van deze beleidsregel, wordt verondersteld dat het vermogen beneden de grens ex art 3 van deze beleidsregel ligt.

Artikel 11. Ambtshalve toekenning

Aan de belanghebbende die:

  • a.

    bijstand op grond van de wet, IOAW of IOAZ krijgt toegekend, of

  • b.

    bijstand op grond van artikel 35, eerste lid, van de wet krijgt toegekend, voor dat betreffende kalenderjaar, of

  • c.

    op de peildatum bijstand op grond van de wet, IOAW of IOAZ ontvangt, of

  • d.

    op de peildatum een traject in het kader van de WSNP volgt, of

  • e.

    op de peildatum een traject in het kader van de minnelijke schuldenregeling bij de gemeente volgt, of

  • f.

    op de peildatum AOW met aanvullende AIO ontvangt, of

  • g.

    in het jaar van de peildatum kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen heeft wordt de ZandvoortPas ambtshalve toegekend.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 12. Hardheidsclausule

In uitzonderingsgevallen, waarbij toepassing van de hiervoor beschreven bepalingen leidt tot een niet voorziene en kennelijk onredelijke situatie, kan ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken.

Artikel 13. Inwerkingtreding, intrekking en overgangsrecht

Deze beleidsregel treedt daags na publicatie in werking onder gelijktijdige intrekking van huidige beleidsregel ZandvoortPas (reg. nummer: 016/06/000087). ZandvoortPassen voor het kalenderjaar 2019 kunnen vanaf november 2018 worden aangevraagd en worden getoetst aan de inkomensgrens van 120% die geldt per 1 januari 2019.

Ondertekening

Toelichting op de beleidsregel

Op 27 september 2016 heeft de Raad de nota Minimabeleid 2016 – 2020 vastgesteld. Met de ZandvoortPas kan gebruik worden gemaakt van kortingsregelingen bij instellingen en voorzieningen. Met deze beleidsregel is het mogelijk om de klant ook voor de overige minimaregelingen in aanmerking te laten komen door de ZandvoortPas als toetsingsinstrument te gebruiken. Bij de toekenning van de ZandvoortPas is namelijk de inkomens- en vermogenspositie van de klant al bepaald. Naast de uitvoering van de gemeentelijke minimaregelingen wordt de ZandvoortPas ook gebruikt als toetsingsinstrument voor het grootste deel van de aanvragen bijzondere bijstand. Op het resterende deel van de bijzondere bijstand dient, vanwege de aard van die bijzondere bijstand, een zwaardere toetsing plaats te vinden.

De ZandvoortPas als toetsingsinstrument leidt dus tot een betere en snellere dienstverlening aan minima. Daarnaast dient het bestand van de ZandvoortPas als basisregistratie van de minima binnen de gemeente Zandvoort. De gemeente kan op deze wijze de minima direct benaderen voor de bijzondere bijstand en voor de huidige en eventuele toekomstige gemeentelijke minimaregelingen. Op deze wijze wordt het gebruik van minimaregelingen gestimuleerd.

De ZandvoortPas is een onderdeel van de gemeentelijke minimaregelingen. Voor de bepalingen wordt aansluiting gezocht bij de bepalingen in de Participatiewet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Er wordt aansluiting gezocht bij de begrippen in de Participatiewet.

Artikel 2

In dit artikel is vastgelegd welke doelgroep valt onder de beleidsregel ZandvoortPas. De ZandvoortPas is voor de inwoners die ingeschreven staan binnen de gemeente Zandvoort en geen draagkracht heeft. Voor de doelgroep bepaling wordt aansluiting gezocht bij artikel 40 Participatiewet. De gemeente is verantwoordelijk voor het minimabeleid voor de inwoners binnen de gemeente Zandvoort.

Op grond van de gehanteerde uitgangspunten van de gemeente inzake het minimabeleid, wordt een inkomen uit WSF/WTOS passend en toereikend geacht voor de bestaanskosten waarin de minimaregelingen voorzien, hierbij wordt uitgegaan van het uitgangspunt dat het (vaak) lage inkomen van studerenden een tijdelijke situatie is die past bij het student zijn. Er zijn echter ook studerenden met kinderen, en deze aantallen nemen toe sinds het volgen van onderwijs vóór het ontvangen van bijstand gaat, voor jongeren tot 27 jaar. Aan de ZandvoortPas zijn diverse regelingen voor kinderen gekoppeld, zoals de gratis peuterspeelzaal, de schoolregelingen voor kinderen vanaf vier jaar en het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Deze regelingen willen we kinderen van studerende ouders niet onthouden, vandaar dat deze doelgroep wel gebruik kan maken van de ZandvoortPas.

Artikel 3 - 7

Het college neemt voor de vaststelling van iemands inkomen (geheel of gedeeltelijk) in beschouwing:

  • 1.

    het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de hieronder genoemde normentabel;

  • 2.

    het in aanmerking te nemen vermogen;

De inkomenspositie en de vermogenspositie zijn bepalend voor de vaststelling of de betrokkene tot de minima behoort. Voor de bepaling wat als een minimuminkomen wordt aangemerkt, wordt voor de minimaregelingen aansluiting gezocht bij de middelentoets van de Participatiewet. Het betreft hier de artikelen 31, 32, 33 en 34 van de Participatiewet.

In de beleidsregel is vastgelegd dat belanghebbende geen draagkracht heeft indien het (gezins)inkomen niet hoger is dan 115% van de bijstandsnorm en geen vermogen. Vanaf 1 januari 2019 is de inkomensgrens 120% van de bijstandsnorm.

Inkomensgrens en normentabel:

Voor het vaststellen van de bijstandsnorm maakt het college gebruik van een normentabel, hierbij wordt aangesloten bij artikel 4 van de wet. Dit maakt de inkomensgrenzen overzichtelijk voor de burger en makkelijk uit te voeren. De kostendelersnorm heeft bij een minimatabel ook geen invloed op het recht op minimaregelingen en bijzondere bijstand.

Voor het vermogen wordt in afwijking van de wet bij de bepaling ervan het vermogen verbonden in een door belanghebbende zelf bewoonde woning, niet meegewogen. Het vermogen dat is verbonden in de woning is vaak niet direct beschikbaar en aan het beschikbaar maken van het vermogen zijn vaak hogere kosten verbonden dan de voorzieningen van het minimabeleid. Voor de bepaling van het vermogen wordt daarom alleen uitgegaan van het voor belanghebbende feitelijk beschikbare vermogen zoals bankrekeningen of contanten of bezittingen zoals een auto.

Anderhalf keer de toepasselijke norm op bankrekeningen wordt beschouwd als leefgeld van de komende of lopende maand.

Artikel 8

De ZandvoortPas blijft gedurende het hele kalenderjaar geldig. Ook wanneer het inkomen in dat kalenderjaar stijgt. Zodat wanneer iemand vanuit een bijstandsuitkering gaat werken niet direct de voordelen van de ZandvoortPas vervallen. Wanneer iemand verhuist buiten Zandvoort vervalt wel het recht op de minimaregelingen en bijzondere bijstand in Zandvoort.

Artikel 9

De ZandvoortPas fungeert als toetsingsinstrument bij de aanvragen voor de overige minimaregelingen en het grootste deel van de bijzondere bijstand.

Uitzondering hierop zijn:

  • -

    de aanvragen bijzondere bijstand Woonkostentoeslag, hier geldt dat het inkomen boven 100% als draagkracht wordt aangemerkt;

  • -

    de aanvragen bijzondere bijstand voor de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, voor deze kosten dient de klant zelf te reserveren.

  • -

    de aanvragen individuele inkomenstoeslag, is beschikbaar voor belanghebbenden die minimaal 36 maanden (de zogenaamde referteperiode) een inkomen hebben tot 115%. De ZandvoortPas geldt alleen als toetsingsinstrument wanneer belanghebbende gedurende de gehele referteperiode over een ZandvoortPas beschikt,

  • -

    Voor de aanvragen bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen, verhuis- en inrichtingskosten, beschermingsbewind, curatele of mentorschap dient, vanwege de aard van die bijzondere bijstand, een zwaardere toetsing plaats te vinden.

Artikel 10

Door deze werkwijze vindt eens per drie jaar een volledige toetsing van het inkomen en vermogen van belanghebbende plaats en in de tussenliggende jaren een kan een verkorte aanvraag worden gedaan.

Artikel 11

Uit een oogpunt van doelmatigheid en klantgerichtheid is het zinvol om de ZandvoortPas ambtshalve te verlenen indien de gegevens, inzake de onder Hoofdstuk 2 gestelde voorwaarden, bij ons bekend zijn. Met een uitkering op grond van de Participatiewet wordt gelijkgesteld verstrekte minimaregelingen en bijzondere bijstand, waarbij is vastgesteld dat het inkomen onder de grens blijft zoals genoemd in artikel 6 van deze beleidsregel.

Artikel 12

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13

Per 1 januari 2019 stijgt de inkomensgrens van 115% naar 120%. De ZandvoortPas voor 2019 is vanaf oktober 2018 aan te vragen zodat de gemeentelijke zorgpolis van 2019 beschikbaar is voor Zandvoorters met een inkomen tot 120%.