Regeling vervallen per 21-05-2012

Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2010 gemeente Etten-Leur.

Geldend van 11-01-2010 t/m 20-05-2012

Intitulé

Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2010 gemeente Etten-Leur.

De raad van de gemeente Etten-Leur;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 november 2009, met overneming van de daarin vermelde motieven;

Gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, artikel 8a en artikel 18 van de Wet werk en bijstand;

B E S L U I T :

Vast te stellen:

De volgende Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2010 gemeente Etten-Leur.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand (WWB).

  • b.

    algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet.

  • c.

    bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet.

  • d.

    bijstand: algemene en bijzondere bijstand.

  • e.

    bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet.

  • f.

    maatregel: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet.

  • g.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, waaronder mede het gezin wordt verstaan.

  • h.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur;

  • i.

    benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat ten onrechte als uitkering is verleend.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoerings-organisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt met inbegrip van de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd en, als dit van toepassing is, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 4 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel als:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte of teveel bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Als het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 5 Ingangsdatum en tijdvak van de maatregel

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de dag volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden toegepast als de bijstandnorm over een periode in het verleden nog niet is uitbetaald, dan wel het opleggen van een maatregel in de toekomst niet of niet geheel mogelijk is wegens beëindiging van de bijstand.

  • 3. Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk binnen drie maanden na het moment van oplegging heroverwogen.

Hoofdstuk 2 Gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 6 Indeling in categorieën bij niet of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

Eerste categorie:

het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV-Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van die registratie;3.

Tweede categorie:

  • a.

    het in de periode voorafgaand aan de bijstandsverlening en/of de periode gedurende de bijstandsverlening niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • b.

    het niet verschijnen op een oproep of het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

  • c.

    gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

  • d.

    het in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voor-ziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9 eerste lid onderdeel b en artikel 10 eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering.

    Derde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder tevens wordt begrepen het niet meewerken aan bemiddeling naar een concrete dienstbetrekking;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het door eigen toedoen niet gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9 eerste lid onderdeel b en artikel 10 eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering.

Artikel 7 Indien belanghebbende blijk heeft gegeven van verwijtbaar gedrag dat niet nader is geregeld in deze verordening, wordt met inachtneming van artikel 18 van de wet een maatregel opge-legd die wordt afgestemd op de individuele situatie.

  • 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordening wordt de maatregel vastgesteld

    op:

    • a.

      € 50,00 gedurende 1 maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      € 200,00 gedurende 1 maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm gedurende 1 maand bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan van het opleggen van een maatregel worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven

  • 3. Burgemeester en wethouders passen periodiek de hoogte van de maatregelen, genoemd in deze verordening, met uitzondering van de maatregelen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c, artikel 10, derde lid, en artikel 11 van deze verordening, aan aan de hand van de prijsindexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De bedragen na indexering worden afgerond op een veelvoud van € 5. Het afdelingshoofd Samenleving is hiervoor gemandateerd.

Artikel 8 Niet tijdig verstrekken van gegevens

  • 1. Als een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet met inbegrip van de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen, niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet en onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordening, een maatregel opgelegd van € 100,00 gedu-rende één maand.

  • 2. Van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing ter zake het niet binnen de daartoe gestelde termijn verstrekken van informatie, tenzij het niet tijdig verstrekken van inlichtingen plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven met toepassing van het bepaalde in dit artikellid of het bepaalde in artikel 9, vierde lid, van deze verordening.

Artikel 9 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen

  • 1. Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet met inbegrip van de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. Onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordening wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,=: een maatregel van € 100,00;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,= tot € 2.000,=: een maatregel van € 200,00;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,= tot € 4.000,=: een maatregel van € 400,00;

    bij een benadelingsbedrag van € 4.000,= of hoger: een maatregel van € 1000,00. Is de maatregel van € 1000,00 genoemd onder d hoger dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand, dan wordt de maatregel beperkt tot de van toepassing zijnde bijstandnorm gedurende één maand.

  • 3. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht op grond van het eerste lid niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand bedraagt de maatregel € 100,00 gedurende een maand.

  • 4. Van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het derde lid kan worden afgezien en worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk na-komen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven met toepassing van het bepaalde in dit artikellid of het bepaalde in artikel 8, tweede lid, van deze verordening.

  • 5. Indien de maatregel als bedoeld in dit artikel als gevolg van beëindiging van de bijstand niet kan worden opgelegd op de wijze zoals vermeld in artikel 5, eerste lid, van deze verordening kan het besluit tot toekenning van bijstand op grond van artikel 54 derde lid van de wet worden herzien. Bij de herziening wordt rekening gehouden met het bedrag van de maatregel, alsmede met de terugvordering van de daardoor teveel of ten onrechte verstrekte bijstand. De herziening kan niet worden toegepast over een ander tijdvak dan waarop de verwijtbare gedraging betrekking heeft.

  • 6. Indien de situatie als genoemd in het vijfde lid ertoe leidt dat geen maatregel mogelijk is, omdat de verstrekte bijstand volledig moet worden teruggevorderd, wordt geen maatregel opgelegd.

Artikel 10 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Indien belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belangheb-bende als gevolg van zijn of haar gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.

  • 2. Onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordening wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een periode van 3 maanden of korter: € 100,00 gedurende een maand;

    • b.

      bij een periode van 3 tot 6 maanden: € 100,00 gedurende 3 maanden;

    • c.

      bij een periode van 6 maanden of langer: € 100,00 gedurende 6 maanden.

  • 3 Indien de belanghebbende anderszins blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan en belanghebbende ver-zoekt als gevolg van deze gedraging bijzondere bijstand wordt een maatregel opgelegd van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm gedurende 1 maand.

Artikel 11 Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambte-naren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordening een maatregel opgelegd van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm gedurende een maand.

Artikel 12 Nadere verplichtingen

Indien aan belanghebbende een of meerdere verplichtingen als bedoeld in artikel 55 van de wet zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, van deze verordening een maatregel opgelegd van € 200,00 gedurende een maand.

Artikel 13 Overige gedragingen

Indien belanghebbende blijk heeft gegeven van verwijtbaar gedrag dat niet nader is geregeld in deze verordening, wordt met inachtneming van artikel 18 van de wet een maatregel opge-legd die wordt afgestemd op de individuele situatie.

Hoofdstuk 3 Samenloop, recidive en herhaalde recidive

Artikel 14 Samenloop van gedragingen

Als een belanghebbende zich gelijktijdig schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte van de maatregel uitgegaan van cumulatie van de genoem-de bedragen.

Artikel 15 Recidive en herhaalde recidive bij niet of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1. De hoogte van de maatregel als bedoeld in artikel 7 van deze verordening wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij met toepassing van het bepaalde in artikel 6 en 7 van deze verordening een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie als bedoeld in artikel 6 van deze verordening. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze verordening. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

  • 2. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdub-beld opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie als bedoeld in artikel 6 van deze verordening, wordt de hoogte van de bij het laatste besluit opgelegde maatregel opnieuw verdubbeld. Dit totdat de hoogte van de te verdubbelen maatregel gelijk is aan of (in theorie) hoger is dan de bijstandsnorm.

  • 3. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdub-beld opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van hogere categorie als bedoeld in artikel 6 van deze verordening, wordt de maatregel, die op grond van de arti-kelen 6 en 7 van deze verordening is aangewezen op grond van die gedraging, in hoogte verdubbeld. Indien sprake is van een verwijtbare gedraging van de derde categorie, wordt de maatregel van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm gedurende een maand die op grond van de artikelen 6 en 7 van deze verordening is aangewezen op grond van die gedraging, in duur verdubbeld.

  • 4. Als door toepassing van het bepaalde in artikel 7 van deze verordening een maatregel van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm is opgelegd, wordt de duur van de maatregel steeds met één maand verhoogd, als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een zodanige maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

Artikel 16 Recidive en herhaalde recidive bij niet tijdig verstrekken van gegevens

  • 1. De hoogte van de maatregel als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze verordening wordt verdubbeld, als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij met toepassing van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, van deze verordening een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze verordening. Met een besluit waarmee een maatregel is toegepast wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze verordening. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

  • 2. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdub-beld opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze verordening wordt de hoogte van de bij het laatste besluit opgelegde maatregel opnieuw verdubbeld.

Artikel 17 Recidive en herhaalde recidive bij verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen

  • 1. De hoogte van de maatregel als bedoeld in artikel 9, tweede en derde lid wordt verdub-beld, als de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een met toepassing van artikel 9 van deze verordening maatregel is opgelegd, opnieuw zijn inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk nakomt. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

  • 2. Indien de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdub-beld opnieuw zijn inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk nakomt, wordt de hoogte van de bij het laatste besluit opgelegde maatregel opnieuw verdubbeld.

Artikel 18 Recidive en herhaalde recidive bij zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij met toepassing van artikel 11 van deze verordening een maatregel is opgelegd opnieuw zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 11 van deze verordening wordt de maatregel van de gehele van toepassing zijnde bijstandsnorm in duur verdubbeld. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

  • 2. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdub-beld opnieuw zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 11 van deze verordening, wordt de duur van de bij het laatste besluit opgelegde maatregel opnieuw verdubbeld.

Artikel 19 Recidive en herhaalde recidive bij onvoldoende nakomen nadere verplichtingen

  • 1. De hoogte van de maatregel als bedoeld in artikel 12 van deze verordening wordt ver-dubbeld, als de belanghebbende binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij met toepassing van het bepaalde in artikel 12 van deze verordening een maatregel is opgelegd, de op grond van artikel 55 van de wet opgelegde verplichtingen opnieuw in onvoldoende mate nakomt. Als een besluit in bezwaar of beroep wordt herzien is het laatste in bezwaar of beroep genomen besluit bepalend voor de recidive.

  • 2. Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de maatregel met toepassing van het eerste lid van dit artikel in hoogte is verdub-beld opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging als bedoeld in artikel 12 van deze verordening wordt de hoogte van de bij het laatste besluit opgelegde maatregel opnieuw verdubbeld.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 20 Handhavingsbeleid

  • 1. Gelet op het bepaalde in artikel 8a van de wet biedt het college jaarlijks aan de raad een handhavingsplan aan met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en de te verwachten resultaten.

  • 2. Als onderdeel van het verplichte verantwoordingsverslag over de uitvoering van de wet, rapporteert het college jaarlijks aan de raad of de gestelde doelstellingen zijn gereali-seerd en welke middeleninzet daartoe is gedaan.

Artikel 21 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 22 Uitvoering

Het college van burgemeester en wethouders is belast met de uitvoering van deze verorde-ning. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2006. Deze verordening is van toepassing op gedragingen die plaatsvinden na de dag van publicatie.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelen- en handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2010 gemeente Etten-Leur.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering
Van
De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,
drs. W.C.M. Voeten. Mw. H. van Rijnbach-de Groot.