Treasurystatuut Peel en Maas

Geldend van 02-05-2024 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut Peel en Maas

DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS

Gelet op het bepaalde in de Financiële verordening gemeente Peel en Maas 2017 .

Gehoord de beraadslagingen.

BESLUIT

  • 1.

    Het Treasurystatuut Peel en Maas 2018 met terugwerkende kracht op 1 januari 2018 vast te stellen.

  • 2.

    Vast te stellen dat het Treasurystatuut Peel en Maas 2014 wordt ingetrokken met terugwerkende kracht per 1 januari 2018.

Artikel 1a Inhoudsopgave

Artikel:

Onderwerp:

Pagina:

1b

Voorwoord

4

1c

Begrippenkader

4

2

Doelstellingen van de treasuryfunctie

7

RISICOBEHEER

3

Uitgangspunten risicobeheer

7

4

Renterisicobeheer

7

5

Koersrisicobeheer

7

6

Kredietrisicobeheer

8

7

Intern liquiditeitsrisicobeheer

8

8

Valutarisicobeheer

8

GEMEENTEFINANCIERING

9

Financiering

9

10

Langlopende uitzettingen

9

11

Relatiebeheer

10

KASBEHEER

12

Geldstromenbeheer

10

13

Saldo- en liquiditeitenbeheer

10

VERSTREKKEN GEMEENTEGARANTIES

14

Uitgangspunten gemeentegaranties

11

15

Verplichtingen aanvragers gemeentegarantie

11

16

Beëindiging en wijzigingen van de gemeentegaranties

12

ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE

17

Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

12

18

Verantwoordelijkheden

13

19

Bevoegdheden

15

20

Informatievoorziening

15

21

Hardheidsclausule

15

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

22

Inwerkingtreding

15

23

Citeertitel

15

Memorie van toelichting

16

Artikel 1b Voorwoord

Het Treasurystatuut kan beschouwd worden als een nadere uitwerking van de geldende wetgeving en interne regelgeving.

Bij de opstelling van dit statuut is rekening gehouden met het relevante wettelijke kader in de Gemeentewet, de (herziene) Wet financiering decentrale overheden (FIDO), het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten en de financiële verordening ex art 212 Gemeentewet en de regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Wet Ruddo). Nieuw hierin is het verplicht schatkistbankieren dat met ingang van 15 december 2013 is ingevoerd en het besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden. Hierdoor mogen overtollige liquide middelen die niet onmiddellijk nodig zijn voor het uitoefenen van de publieke taak alleen in rekening courant en /of via deposito’s bij de schatkist of bij andere decentrale overheden worden aangehouden.

Artikel 1c Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • Daggeld(lening): Geld dat wordt (uit)geleend maar dadelijk opeisbaar blijft (ook wel: callgeld)

  • Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

  • Deposito: Geldbedrag dat aan een (financiële) instelling of decentrale overheid of Rijk wordt toevertrouwd voor een bepaalde periode tegen een bepaalde rentevergoeding. Gedurende de afgesproken periode kan niet vrij over dat geld worden beschikt.

  • Drempelbedrag: Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van het begrotingstotaal van het openbaar lichaam. En is het bedrag wat gemiddeld gedurende een kwartaal aan het einde van de dag op de rekening-courant mag staan buiten de schatkist.

  • EMU-Saldo: Het saldo van de ontvangsten en de uitgaven van de collectieve sector in een jaar, zijnde het netto financieringssaldo van de collectieve sector, berekent overeenkomstig de voorschriften van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.

  • FIDO: De Wet Financiering Decentrale Overheden; Inclusief laatste wijzigingen per : 15 december 2013)

  • Financiële vaste activa: Duurzaam financieel belang dat de gemeente heeft bij een andere partij. Het kan hierbij gaan om kapitaalverstrekkingen, uitgezette geldleningen, overige uitzettingen (beleggingen) en bijdragen aan activa in eigendom van derden.

  • Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

  • Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

  • Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren-investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • Intradaglimiet: De intradaglimiet geeft het maximale bedrag weer dat de gemeente per dag van de schatkistbankieren werkrekening ten laste van de rekening-courant bij de schatkist kan opnemen.

  • Kasgeldleningen: Niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en voor een vaste periode (tot maximaal één jaar tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage).

  • Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de wet FIDO ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • Koersrisico: Het risico dat financiële vaste activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van financieel onvermogen.

  • Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

  • Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

  • Liquiditeitspositie: Omvat het totaal van de rekening-courantsaldi, kasgeld- en daggeldleningen og/ug (opgenomen geld en uitgeleend geld).

  • Onderhandse leningen: Dit zijn leningen waarbij de geldgever (aanbieder) en de geldnemer (vrager) rechtstreeks met elkaar de voorwaarden van een lening vaststellen.

  • Publieke taak: Gemeenten kunnen uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de publieke taak. De Wet FIDO geeft aan het begrip publiek taak een beperkte invulling. Bankachtige activiteiten(het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen) worden hiertoe niet gerekend en zijn verboden. Overigens is het de raad van de gemeente die het kader van de publieke taak, binnen de normen van de Wet FIDO bepaalt.

  • Prudent karakter: Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk om die financiële waarden te zijner tijd met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan. Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomsten- zijn als gevolg van deze bepaling verboden.

  • Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier. De drie meeste gerenommeerde ratingbureaus zijn: Fitch, Standard & Poor’s en Moody’s.

  • De weergave van de rating verschilt bij deze drie bureaus en is in onderstaande tabel weergegeven:

Fitch:

Standard & Poor’s:

Moody’s:

AAA

AAA

Aaa

AA-plus

AA-plus

Aa1

AA

AA

Aa2

AA-minus

AA-minus

Aa3

A-plus

A-plus

A1

A

A

A2

A-minus

A-minus

A3

  • Regeling schatkistbankieren decentrale overheden: Regeling van de Ministers van Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Infrastructuur en Milieu van 5 december 2013 houdende de vaststelling van regels ter uitvoering van het verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden.

  • Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

  • Renterisiconorm: Het maximumbedrag conform de Wet FIDO waarover in enig jaar renterisico mag worden gelopen als gevolg van aflossingen en renteherziening, gebaseerd op een wettelijk vastgesteld percentage van het totaal van de begroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

  • Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

  • Ruddo: De Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden. (Inclusief laatste wijzigingen per 1 januari 2012)

  • Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

  • Schatkistbankieren: Het verplicht aanhouden van overtollige liquide middelen en beleggingen bij het ministerie van Financiën door gemeenten, provincies, waterschappen en door hen opgerichte gemeenschappelijke regelingen. Waarbij het niet langer mogelijk is om financiële geldmiddelen en vermogen bij private partijen buiten de schatkist aan te houden. De middelen die een decentrale overheid in de schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van hun publieke taak. Bij het opnemen is wel een intradaglimiet van toepassing.

  • Solvabiliteitsratio: Het, voor een in de Europese Economische Ruimte (Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) gevestigde financiële onderneming, voorgeschreven minimumniveau aansprakelijk vermogen tegenover naar risicograad afgewogen activa.

  • Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen, beheersen, verantwoorden en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

  • Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

  • Wet verplicht Schatkistbankieren: De wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in ‘s Rijks schatkist.

Artikel 2: Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente Peel en Maas heeft ten doel:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten van de financieringsportefeuille binnen de kaders van de Wet FIDO, respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

RISICOBEHEER

Artikel 3: Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de ”publieke taak” leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Voor het overige houden zij hun liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan. Nadere regels met betrekking tot het verstrekken van gemeentegaranties en/of leningen aan derden zijn opgenomen in artikelen 14, 15 en 16;

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van de Wet FIDO en dit treasurystatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Alvorens de derivatentransactie wordt afgesloten wordt het advies ingewonnen bij een onafhankelijke externe ter zake kundig adviseur.

Artikel 4: Renterisicobeheer

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet FIDO, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend;

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet FIDO, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend;

  • 3.

    In de begroting en programmarekening wordt in de paragraaf financiering verantwoording afgelegd over de kasgeldlimiet en renterisiconorm;

  • 4.

    Nieuwe leningen/uitzettingen/ vervroegde aflossingen van bestaande leningen worden afgestemd op de financiële positie en de opgestelde liquiditeitenplanning;

  • 5.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening / uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 6.

    De rentevisie wordt ieder half jaar opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen;

  • 7.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 4 en lid 5 streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

Artikel 5: Koersrisicobeheer

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, obligatiefondsen en garantieproducten. Daarbij geldt altijd de hoofdsomgarantie \

  • 2.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6: Kredietrisicobeheer

Bij het uitzetten van gelden zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:

  • 1.

    Uitzettingen worden gedaan conform de wet verplicht schatkistbankieren en de regeling schatkistbankieren decentrale overheden; Gelden kunnen bij de schatkist worden aangehouden op een rekening-courant of een deposito. De keuze van het uitzetten op een rekening-courant of een deposito wordt bepaald op basis van financiële positie, liquiditeitenplanning en rentevisie. Het uitgangspunt daarbij is het realiseren van een zo hoog mogelijk rendement;

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen openbare lichamen hun liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met de financiële toezicht zijn belast;

  • 3.

    Indien gekozen wordt voor het uitzetten van gelden bij een ander openbaar lichaam wordt dit eerst ter goedkeuring voorgelegd aan het College van B&W.

Artikel 7: Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 3 jaar.

Artikel 8: Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s. Eventuele valutarisico’s die voortvloeien uit operationele transacties worden door de gemeente direct ingedekt.

GEMEENTEFINANCIERING

Artikel 9: Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    De gemeente gaat geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten;

  • 3.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 4.

    In principe worden als instrument voor financiering onderhandse leningen gebruikt;

  • 5.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd; Bij financieringen van € 500.000 of minder kan worden volstaan met offertes van 2 instellingen.

  • 6.

    Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren is het niet meer mogelijk tijdelijke overschotten tegen een gunstig tarief op deposito weg te zetten bij een financiële instelling anders dan bij de schatkist. Wel is het mogelijk om als decentrale overheden gebruik te maken van elkaars overliquiditeit. Hierbij worden de richtlijnen en grensbedragen zoals genoemd in de Wet FIDO in acht genomen.

Artikel 10: Langlopende uitzettingen

Voor bestaande beleggingen geldt een overgangsregeling volgens welke deze beleggingen dienen te worden afgebouwd.

Schatkistbankieren houdt in dat decentrale overheden al hun overtollige (liquide) middelen aanhouden bij het Agentschap. Voor bestaande beleggingen/uitzettingen kent het wetsvoorstel een overgangsregeling. Vooruitlopend op het wetsvoorstel is de overgangsregeling op 4 juni 2012 in de Staatscourant gepubliceerd.

De overgangsregeling betekent dat decentrale overheden hun bestaande uitzettingen/ beleggingen mogen aanhouden tot het einde van de looptijd indien die belegging is aangegaan vóór 4 juni 2012 18:00 uur. Een decentrale overheid blijft volledig vrij in de keuze om beleggingen voor het einde van de looptijd te liquideren. Zodra een belegging vrijvalt, dienen de liquide middelen die hieruit voortvloeien in de schatkist te worden aangehouden.

Beleggingen die vrijvallen voordat schatkistbankieren verplicht werd, mochten worden herbelegd op voorwaarde dat de middelen uiterlijk eind 2013 vrijvielen. Het gevolg van de overgangsregeling is dat op termijn alle beleggingen in de schatkist worden opgenomen.

Uitgangspunt van de overgangsregeling is dat de toepassing ervan zoveel mogelijk tot dezelfde uitkomsten moet leiden ongeacht de manier waarop decentrale overheden beleggingen hebben vormgegeven.

Artikel 11: Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 3 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid tenminste een A-rating te hebben;

  • 3.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins Europese economische ruimte (EER) -toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

KASBEHEER

Artikel 12: Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd via één bank;

Artikel 13: Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie- circuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de bepalingen voor de kasgeldlimiet niet overschreden, tenzij de toezichthouder ontheffing heeft verleend;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen, kredietlimiet op rekening courant en onderhandse leningen;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn: rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen, deposito’s bij schatkist en onderhandse leningen;

  • 5.

    De gemeente vraagt een offerte aan alvorens middelen worden aangetrokken met een looptijd korter dan één jaar. Op basis van de halfjaarlijkse rentevisie (waarin 3 partijen worden betrokken) vindt er een oriëntatie plaats bij welke partij middelen worden aangetrokken met een looptijd korter dan één jaar. Door de invoering van het verplicht schatkistbankieren is het ook niet meer mogelijk tijdelijke overschotten (korter dan één jaar) tegen een gunstig tarief weg te zetten bij een financiële instelling anders dan bij de schatkist. Wel is het mogelijk om als decentrale overheden gebruik te maken van elkaars overliquiditeit. Hierbij worden de richtlijnen en grensbedragen zoals genoemd in de Wet FIDO in acht genomen.

VERSTREKKING GEMEENTEGARANTIES

Artikel 14: Uitgangspunten voor gemeentegaranties

  • 1.

    De gemeente Peel en Maas verstrekt in het kader van haar publieke taak geen geldleningen aan derden, met uitzondering van saneringskredieten op grond van de beleidsregel integrale schuldhulpverlening gemeente Peel en Maas, maar kan in voorkomende gevallen wel een gemeentegarantie verstrekken.

  • 2.

    Gemeentegaranties worden alleen verstrekt ten behoeve van leningen met als doel de nieuw- of verbouw van onroerende zaken waarbij de betreffende onroerende zaak in principe als onderpand zal dienen voor de garantstelling door de gemeente. De hieruit voortkomende kosten komen voor rekening van de aanvrager.

  • 3.

    Voor een gemeentegarantie komen alleen organisaties in aanmerking waarvan uit de statuten en activiteiten blijkt dat deze geen winstoogmerk hebben.

  • 4.

    Gemeentegaranties kunnen alleen worden verstrekt ten behoeve van organisaties met een rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht die werkzaam zijn op het gebied van onderwijs, welzijn, sociale woningbouw, sport, recreatie, kunst, cultuur, sociale zekerheid, werkgelegenheid of volksgezondheid alsook aan natuurlijke personen welke hun aanvraag hebben ingediend via het Stimuleringsplan Volkshuisvesting Nederland (SVN);

  • 5.

    Garanties worden niet verleend aan instellingen / organisaties gericht op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard.

  • 6.

    De aanvrager voor gemeentegarantie dient activiteiten te ontplooien die in het belang zijn van de gehele of een belangrijk deel van de gemeenschap van Peel en Maas of waarmee in hoofdzaak een belang van Peel en Maas is gediend. De belangen dienen aan te sluiten bij de te bereiken doelen uit de programmabegroting van de gemeente Peel en Maas. Indien het activiteiten betreft die slechts op een specifieke doelgroep zijn gericht dan dienen de activiteiten open te staan voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.

  • 7.

    Indien voor garantieverlening een (mede)beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening in de vorm van een waarborgfonds (zoals bijv. Waarborgfonds Sociale Woningbouw, Waarborgfonds voor de zorg, Waarborgfonds voor de sport) dan dient de aanvraag eerst bij het desbetreffende fonds te worden ingediend.

  • 8.

    De aanvrager dient (schriftelijk) aan te tonen zonder garantiestelling van de gemeente niet in staat te zijn de noodzakelijke lening af te sluiten door middel van het overleggen van minimaal twee afwijzingen door algemeen erkende financiële instellingen.

  • 9.

    De financiële positie en prognoses van de aanvrager zijn aantoonbaar zodanig dat rente en aflossing betaald kunnen worden gedurende de looptijd van de lening, waarbij de prognoses gebaseerd dienen te zijn op reële veronderstellingen. De aanvrager kan bovendien aantonen over voldoende bestaanszekerheid te beschikken. Het financieel beheer bij de aanvrager dient adequaat geregeld te zijn.

  • 10.

    Wanneer het weerstandsvermogen van de gemeente Peel en Maas niet toereikend is voor een garantstelling zal deze worden geweigerd.

  • 11.

    Het college van B&W is geautoriseerd om zelfstandig te beslissen over garantstellingen tot maximaal € 250.000. De raad dient wel geïnformeerd te worden over de verstrekte garantstellingen. Bij garantstellingen boven de € 250.000 is goedkeuring van de gemeenteraad noodzakelijk met betrekking tot de voorgenomen garantstelling.

Artikel 15: Verplichtingen aanvragers gemeentegarantie

  • 1.

    De aanvraag voor een gemeentegarantie dient schriftelijk te worden ingediend en tenminste te bevatten:

    • een gemotiveerd verzoek voor de gemeentegarantie met duidelijke omschrijving van het doel waarvoor de lening onder gemeentegarantie zal worden aangewend;

    • een actueel exemplaar van de statuten van de aanvrager;

    • de begroting van afgelopen, huidig en volgend boekjaar van de organisatie alsmede de, door kascontrole of accountant goedgekeurde jaarrekeningen over de afgelopen twee boekjaren;

    • de voorwaarden van de af te sluiten geldlening onder gemeentegarantie;

    • minimaal twee afwijzingen van algemeen erkende financiële instellingen om de betreffende lening zonder gemeentegarantie te verstrekken.

  • 2.

    Op de objecten waarvoor gemeentegarantie is verstrekt wordt, voor zover mogelijk, aan B&W het recht van eerste krediethypotheek verleend op kosten van de aanvrager.

  • 3.

    De aanvrager is verplicht de objecten waarvoor gemeentegarantie is verstrekt op basis van herbouwwaarde tegen brand- en stormschade en andere risico’s en aanspraken te verzekeren en verzekerd te houden;

  • 4.

    De aanvrager mag de objecten waarvoor de gemeentegarantie is verstrekt niet zonder toestemming van B&W bezwaren of vervreemden;

  • 5.

    De aanvrager dient jaarlijks binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar van de betreffende organisatie de jaarrekening bestaande uit verlies en winstrekening en balans met toelichting aan B&W van Peel en Maas toe te zenden. Verder dient een saldo-overzicht te worden bijgevoegd van de lening waarvoor de garantstelling is verstrekt. De jaarrekening dient voorzien te zijn van de goedkeuring door de kascontrole. Bij garantstellingen van € 750.000 of meer dient een goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening aanwezig te zijn.

  • 6.

    De aanvrager stelt B&W tijdig in kennis van het voornemen tot statutenwijzigingen en de inhoud daar van.

Artikel 16: Beëindiging of wijziging van de gemeentegarantie

  • 1.

    Bij faillissement, surseance van betaling of ontbinding van de aanvrager alsmede bij niet naleving van de verplichtingen als bedoeld in artikel 15 zullen B&W terstond, zonder uitdrukkelijke ingebrekestelling, bevoegd zijn, na voldoening van de geldgeefster, al hetgeen op te eisen van de aanvrager dat de gemeente voor de voldoening of anderszins heeft betaald.

  • 2.

    Als de voorwaarden wijzigen voor een reeds verstrekte gemeentegarantie dient dit als een nieuwe aanvraag tot gemeentegarantie te worden beoordeeld en te voldoen aan het gestelde in dit treasurystatuut.

ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE

Artikel 17: Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 3.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 4.

    De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

  • 5.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

Artikel 18: Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd:

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

- Vaststellen van treasurydoelstellingen, treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten door middel van de financiële verordening Peel en Maas en het treasurystatuut Peel en Maas;

- Vaststellen van de paragraaf financiering in de begroting en jaarstukken;

- Verstrekken van gemeentegaranties en leningen boven de € 250.000;

College van BenW

- Uitvoeren van het treasurybeleid (formele en politieke verantwoordelijkheid);

- Verstrekken van gemeentegaranties en leningen tot en met € 250.000;

- Informeren van de gemeenteraad over de verleende gemeentegaranties en verstrekte leningen;

- Rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid (d.m.v. paragraaf financiering in begroting en jaarstukken)

Concerncontroller

- Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

- Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover (zo nodig) rapporteren aan het college van BenW;

Teammanager Beheer en Uitvoering (per 1 januari 2019 wordt dit de teammanager advies en control)

- Uitvoeren van de aan haar / hem gemandateerde treasurysactiviteiten conform het treasurystatuut;

- Autoriseren van de door de treasurer voorgestelde transacties;

- Zorg dragen voor de juiste verantwoording over het treasurybeleid aan het college van BenW

Directie

- Autoriseren van de door de medewerker financieel beheer voorgestelde transacties

Product- en FCL beheerders

- Zorg dragen voor een goede kwaliteit van de informatie die wordt aangeleverd aan de treasurer omtrent toekomstige uitgaven en ontvangsten via de adviseurs PenC;

- Fiatteren van betalingen en ontvangsten ten laste c.q. ten gunste van de budgetten waarvoor zij als verantwoordelijke zijn aangewezen;

Medewerker financieel beheer 1 (treasurer)

- Vervaardigen van een planning voor het bewaken van de liquiditeitspositie op korte en lange termijn;

- Uitvoeren van activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties:

-Risicobeheer;

-Gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer)

-Kasbeheer;

Deze transacties dienen uitgevoerd te worden binnen de regels van het treasurystatuut en dienen geautoriseerd te worden door de directie.

- Onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

- Schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties;

- Aanleveren van tijdige, betrouwbare en volledige gegevens aan de financiële administratie;

- Afleggen van verantwoording aan de directie over de uitvoering van de aan hem / haar toegewezen activiteiten op het gebied van treasury;

Adviseur planning en control

- Voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

Medewerker financieel beheer II

- Overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

- Afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

- Aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de financiële administratie;

- Afleggen van verantwoording aan teammanager beheer en uitvoering (per 1 januari 2019 de teammanager advies en control over de uitvoering van de aan hem / haar toegewezen activiteiten op het gebied van treasury.

Medewerker financieel beheer III

- Juist en volledig administreren van bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie.

Medewerker financieel beheer (I.C. functionaris)

- Controleren van de volledigheid, betrouwbaarheid en rechtmatigheid van de treasuryactiviteiten en hierover rapporteren aan de concerncontroller en het afdelingshoofd Advies en Ondersteuning

Extern accountant

- In het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Artikel 19: Bevoegdheden

In onderstaand tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie en waarbij de 1e en de 2e handtekening bij één en dezelfde transactie niet door dezelfde persoon kan worden gezet en dit in het geautomatiseerde systeem is ingeregeld:

Activiteiten

Uitvoering (eerste handtekening)

Autorisatie

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer (looptijd korter dan of gelijk aan 1 jaar)

1. Uitzetten van geld via daggeld, deposito en spaarrekening:

- Medewerker financieel beheer

- Directie

2. Aantrekken van geld via kasgeld of callgeld:

- Medewerker financieel beheer

- Directie

3. Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen:

1e handtekening:

- Medewerker financieel Beheer of

- Medewerker financiële administratie A (kassier) of

- Vervangend kassier

en 2e handtekening:

- Adviseur financiën of

- Medewerker financieel beheer of

- Medewerker financiële administratie A

- n.v.t.

- n.v.t.

Bankrelatiebeheer

4. Bankrekeningen openen / sluiten / wijzigen

- Medewerker financieel beheer

- Directie / burgemeester

5. Bankcondities en tarieven afspreken

- Medewerker financieel beheer

- Directie / burgemeester

Financiering en uitzetting (looptijd langer dan 1 jaar)

6. Afsluiten van kredietfaciliteiten

- Medewerker financieel beheer

- Directie

7. Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen zoals vastgelegd in het treasurystatuut

- Medewerker financieel beheer

- Directie

8. Het verstrekken van gemeentegaranties uit hoofde van een publieke taak tot een bedrag van maximaal € 250.000

- Medewerker financieel beheer

- College van BenW

9. Het verstrekken van gemeentegaranties uit hoofde van een publiek taak voor een bedrag van meer dan € 250.000

- Medewerker financieel beheer

- Gemeenteraad

Artikel 20: Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste éénmaal per jaar verantwoording te worden afgelegd middels de paragraaf financiering in de jaarstukken. In de begroting wordt bij de paragraaf financiering opgenomen welke verwachtingen er zijn m.b.t. treasuryactiviteiten voor het komende jaar.

Artikel 21: Hardheidsclausule

Er mag slechts afgeweken worden van de bepalingen van dit Treasurystatuut na goedkeuring van de gemeenteraad.

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 22 Inwerkingtreding en terugwerkende kracht

  • 1.

    De onderstaande regeling wordt ingetrokken:

    • Treasurystatuut Peel en Maas 2014

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking de dag na publicatie.

  • 3.

    Deze regeling heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2018

Artikel 23 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Treasurystatuut Peel en Maas.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 4 december 2018

De raad van de gemeente Peel en Maas,

de griffier, de voorzitter,

drs. A.G. Joosten W.J.G. Delissen-van Tongerlo

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet FIDO, Wet Ruddo, Wet verplicht schatkistbankieren en het besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden.

De paragraaf financiering in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. De financieringsparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2, lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken. De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2, lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en interne liquiditeitsrisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2, lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2, lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet FIDO en dit treasurystatuut zal desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3, lid 1

De Wet FIDO geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”. De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en / of gemeentegaranties. Wel wordt in de toelichting op de Wet FIDO het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”.

In de artikelen 14,15 en 16 van dit treasurystatuut zijn nadere regels opgenomen waar een aanvraag voor een lening of gemeentegarantie aan moet voldoen, aan welke criteria de aanvraag wordt getoetst en welke verplichtingen de aanvrager heeft.

Artikel 3, lid 2

Conform de Wet FIDO, dienen uitzettingen uit hoofde van treasury (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet FIDO en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet FIDO en de memorie van toelichting op de Wet FIDO). Bankachtige activiteiten (near banking) zoals het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet FIDO.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente. Hiervoor zijn wel nadere regels opgesteld die zijn opgenomen in de artikelen 14, 15 en 16 van dit treasurystatuut.

Artikel 3, lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet FIDO en dit treasurystatuut stellen dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Als van het instrument derivaten gebruik gemaakt wordt is een extra waarborg ingebouwd door te bepalen dat een externe deskundige hierover advies uitbrengt.

Artikel 4, lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet FIDO is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet FIDO de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Wanneer een gemeente drie opeenvolgende kwartalen de kasgeldlimiet overschrijdt moet de toezichthouder op de hoogte worden gesteld en worden aangegeven welke maatregelen worden getroffen om verdere overschrijding te voorkomen.(wet FIDO, artikel 4, lid 1 en 2)

Artikel 4, lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm is een vastgesteld percentage van 20% van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4, lid 4

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4, lid 5,6

Een rentevisie is de toekomstverwachting over de renteontwikkeling op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie zal daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen (waaronder de huisbankier).

Artikel 4, lid 7

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (periode dat de rente van een uitzetting vast staat) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet FIDO als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Obligatiefondsen zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd. Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelenindex Garantie-producten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet FIDO. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de betreffende uitzetting voldoet aan de eisen zoals opgenomen in artikel 14, 15 en 16 van dit treasurystatuut,

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.

Artikel 6

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.

Een (credit-)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A.

Fitch:

Standard & Poor’s:

Moody’s:

AAA

AAA

Aaa

AA-plus

AA-plus

Aa1

AA

AA

Aa2

AA-minus

AA-minus

Aa3

A-plus

A-plus

A1

A

A

A2

A-minus

A-minus

A3

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 3 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeiten-planning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de medewerkers financieel beheer juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen en teams over de financiële gevolgen van hun werkzaamheden of plannen.

Artikel 8

Valutarisico’s uit hoofde van operationele transacties ontstaan bijvoorbeeld op het moment dat de gemeente een aankoop van goederen uit de Verenigde Staten met dollars moet betalen.

Artikel 9 lid 1,2

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet FIDO (zie ook memorie van toelichting op de Wet FIDO) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 3

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 4

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 5

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 3 jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 4

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de AFM staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12

Geldstromenbeheer omvat met name het zorg dragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren. Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd.

De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden.

Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode en tegen een vast rentepercentage.

Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 14

In artikel 3 is aangegeven dat volgens de Wet FIDO uitzettingen uit hoofde van een publieke taak zijn toegestaan. In artikel 14 worden de nadere uitgangspunten benoemd waaraan een dergelijke uitzetting / garantstelling moet voldoen.

Artikel 14 lid 1

De gemeente Peel en Maas verstrekt geen leningen aan derden maar zal indien noodzakelijk of gewenst via een gemeentegarantie ondersteuning bieden aan de aanvragende partij.

Artikel 14 lid 6

Gemeentegaranties worden alleen verstrekt aan organisaties waarvan uit de statuten en de activiteiten blijkt dat deze bijdragen tot de doelstellingen die de gemeente Peel en Maas ook nastreeft. De doelstellingen van de gemeente worden jaarlijks verwoord in de programmabegroting en aanvragen dienen derhalve getoetst te worden aan de meest actuele , vastgestelde, versie van de programmabegroting Peel en Maas.

Artikel 14 lid 7

Wanneer aanvragers de mogelijkheid hebben om een aanvraag te doen bij een specifiek waarborgfonds dan dient deze aanvraag eerst te worden gedaan alvorens er een beroep wordt gedaan op de gemeente. Afwijzingen van de waarborgfondsen zullen voor de gemeente extra reden zijn om de aanvraag kritisch te bekijken.

Artikel 14 lid 8

Het verstrekken van gemeentegaranties om daardoor tegen gunstigere voorwaarden een lening te kunnen afsluiten is nadrukkelijk niet het oogmerk van de gemeente. Gemeentegaranties zijn pas aan de orde wanneer duidelijk is dat er zonder die garantstelling geen lening zal worden verstrekt door de financiële instelling.

Artikel 14 lid 11

Wanneer gemeentegaranties van minder dan € 250.000 zijn verstrekt aan derden dan dient het College van B&W de gemeenteraad hiervan achteraf op de hoogte te stellen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door een mededeling op de eerstvolgende raadsvergadering of een raadsinformatiebrief. Bij gemeentegaranties van meer dan € 250.000 dient de gemeenteraad vooraf eerst goedkeuring te verlenen aan het collegevoornemen.

Artikel 15 lid 2

In navolging van het bepaalde in artikel 14, lid 2 zal de gemeente hypotheekrecht krijgen op het object waarvoor de gemeentegarantie is afgegeven voor zover dit hypotheekrecht niet al (eerder) is verstrekt aan een andere partij.

Artikel 15 lid 5

Wanneer de aangeleverde jaarstukken daartoe aanleiding geven en / of de goedkeuring van de kascontrolecommissie of accountant ontbreekt zal de gemeente in overleg treden met de garantie- / geldnemer. Dit overleg is er op gericht om (verdere) financiële problemen bij de garantie- / geldnemer te voorkomen en zal moeten leiden tot interne maatregelen bij de garantie- / geldnemer om de exploitatie op orde te krijgen.

Artikel 16 lid 1

Wanneer de gemeente op basis van de verstrekte garantie de rente en aflossing van onderliggende lening geheel of gedeeltelijk heeft moeten overnemen vanwege faillissement, surseance of niet naleving van de verplichtingen uit artikel 15 zal er per direct een vordering ontstaan op de garantienemer. De vordering is direct opeisbaar zonder de garantienemer daarvan uitdrukkelijk in kennis te stellen.

Artikel 16 lid 2

Als de garantnemer wijzigingen wil in de voorwaarden van een verstrekte gemeentegarantie (bijv. een langere looptijd) dan wordt dit behandeld als een nieuwe aanvraag en is dus o.a. ook het bepaalde in de artikelen 14 en 15 van toepassing.

Artikel 17

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 18

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 18 respectievelijk artikel 19 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 19

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 20

Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.