Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Veendam

Geldend van 29-12-2010 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Veendam

Nummer: 586b/SO

De raad van de gemeente Veendam;

gezien het voorstel van het college,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende:

Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Veendam

luidende als volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van de Monumentenverordening Veendam 2010 als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

    • b.

      gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig de Monumentenverordening Veendam 2010 als gemeentelijk monument aangewezen zaken;

    • c.

      erfgoedcommissie: de commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van deze verordening en het erfgoedbeleid;

    • d.

      bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

    • e.

      subsidiabele kosten:de kosten die noodzakelijk zijn voor het herstel en de instandhouding van de monumentale waarden van een gemeentelijk monument, en die het normale onderhoud te boven gaan;

    • f.

      subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies voor bepaalde activiteiten;

    • g.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam.

  • 2. Deze verordening verstaat onder eigenaar mede:

    • 1.

      degene die het recht van erfpacht heeft;

    • 2.

      de houder van een recht van opstal;

    • 3.

      de toekomstige eigenaar, erfpachter of houder van een recht van opstal.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen voor werkzaamheden aan gemeentelijke monumenten, die beogen de monumentale waarden in stand te houden.

Artikel 3 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 4 Subsidiedoeleinden

Het college is bevoegd subsidie te verlenen, vast te stellen en uit te betalen voor het herstellen en in stand houden van gemeentelijke monumenten.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen.

  • 2. Het college is bevoegd binnen, de onder lid 1 genoemde begroting, per tijdvak een nader subsidieplafond vast te stellen voor de in artikel 4 genoemde subsidiedoeleinden.

  • 3. Alle aanvragen om een beschikking tot subsidieverlening, die voldoen aan artikel 6 worden op volgorde van ontvangst afgehandeld.

HOOFDSTUK 2 DE AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 6 Indieningsvereisten

  • 1. De aanvraag om een beschikking tot subsidieverlening wordt ingediend op een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de aanvraag om een beschikking tot subsidieverlening dienen, samen met het volledig ingevulde en door de aanvrager ondertekende formulier, te worden overlegd:

  • a. een gespecificeerde begroting van de kosten;

  • b. een gespecificeerde werkomschrijving c.q. bestek;

  • c. tekeningen of foto’s van zowel de bestaande als de nieuwe toestand.

  • 3. Het college kan bepalen dat bij een aanvraag ook nog andere bijlagen moeten worden overlegd.

HOOFDSTUK 3 PERCENTAGES EN MAXIMA SUBSIDIE

Artikel 7 Hoogte subsidiebedrag

  • 1. Het college kan voor werkzaamheden aan gemeentelijke monumenten een éénmalige subsidie verlenen tot 30% van de subsidiabele kosten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie maximaal € 40.000,=.

  • 3. Het in lid 2 genoemde maximale bedrag kan slechts eenmaal per tien kalenderjaren per object worden verstrekt.

  • 4. Het college kan in overleg met de aanvrager de subsidieverlening over meerdere kalenderjaren verdelen. Het bepaalde in artikel 12 is in dat geval alleen van toepassing op de onderdelen die in het betreffende kalenderjaar gesubsidieerd worden.

  • 5. Bij zelfwerkzaamheid worden uitsluitend de materiaalkosten gesubsidieerd.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 8 Advies Erfgoedcommissie

  • 1. Alvorens burgemeester en wethouders een beschikking tot subsidieverlening nemen, kan het college advies inwinnen van de erfgoedcommissie.

  • 2. De erfgoedcommissie adviseert binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag aan het college.

Artikel 9 Beschikking subsidieverlening

Voordat het college de subsidie vaststelt, wordt op de aanvraag een beschikking tot

subsidieverlening gegeven. Het college geeft deze beschikking binnen vier weken, nadat de erfgoedcommissie advies heeft uitgebracht. Het college kan deze termijn eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 10 Voorschriften

  • 1. Aan de subsidiebeschikking wordt als voorschrift verbonden dat de eigenaar zorg draagt voor een behoorlijk onderhoud van het monument.

  • 2. Het college kan met het oog op het belang van de monumentenzorg aan de subsidiebeschikking andere voorschriften verbinden, die bepalend zijn voor het verkrijgen van de subsidie.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht kan de aanvraag om een beschikking tot subsidieverlening worden afgewezen, indien:

  • a.

    een voor de werkzaamheden krachtens artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht benodigde vergunning niet is verleend;

  • b.

    met de werkzaamheden is begonnen, voordat het college een beschikking tot subsidieverlening heeft genomen;

  • c.

    de verstrekte gegevens onjuist zijn;

  • d.

    de noodzaak van de voorzieningen niet is aangetoond;

  • e.

    de kosten op grond van een verzekeringsovereenkomst gedekt zijn;

  • f.

    naar het oordeel van het college het resultaat na verbetering niet in redelijke verhouding staat

    tot de kosten van de voorziening;

  • g.

    het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen, bestemd is binnen 10 jaar te worden afgebroken.

HOOFDSTUK 5 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12 Termijn aanvang en beëindiging werkzaamheden

  • 1. De eigenaar is verplicht om zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen zes maanden na verlening van de subsidie, te beginnen met de uitvoering van de werkzaamheden. Als niet aan deze verplichting wordt voldaan, kan de subsidieverlening ingetrokken worden.

  • 2. De werkzaamheden moeten uiterlijk binnen twaalf maanden na verzending van de beschikking tot subsidieverlening zijn voltooid. Als niet aan deze verplichting wordt voldaan, kan de subsidieverlening ingetrokken worden. De termijn kan door het college op verzoek ten hoogste eenmaal met een termijn van twaalf maanden worden verlengd.

Artikel 13 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast degenen die door het college zijn belast met het toezicht op grond van artikel 100 van de Woningwet.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

HOOFDSTUK 6 SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 14 Gereedmelding

  • 1. Binnen dertien weken na het gereedkomen van de werkzaamheden dient de aanvrager, met gebruikmaking van een daartoe door het college beschikbaar gesteld formulier, een verklaring in dat de werkzaamheden zijn afgerond.

  • 2. De in lid 1 genoemde gereedmelding is tevens een verzoek tot vaststelling van de definitieve subsidie en uitbetaling.

Artikel 15 Subsidievaststelling

  • 1. De definitieve vaststelling van de hoogte van de subsidieverlening vindt plaats nadat:

  • a. de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden conform artikel 14, lid 1 schriftelijk zijn gereedgemeld;

  • b. de onder a genoemde werkzaamheden door of namens het college zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. De definitieve subsidie is in principe gelijk aan de verleende subsidie, tenzij de werkelijke subsidiabele kosten hoger of lager zijn dan aanvankelijk geraamd, dan wel er sprake is van meer- of minderwerk.

  • 3. Indien er sprake is van meerwerk dient de aanvrager voor aanvang van de betreffende werkzaamheden, hiervoor goedkeuring te vragen aan het college.

  • 4. De beschikking tot subsidievaststelling wordt genomen binnen acht weken na indiening van de gereedmelding, als bedoeld in artikel 14, lid 1.

  • 6. Indien 50% of meer van de werkzaamheden ten behoeve waarvan subsidie is toegekend zijn verricht en door of namens het college akkoord bevonden, kan op verzoek van de aanvrager een voorschot worden verstrekt van maximaal 50% van de toegekende subsidie.

HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Hardheidsclausule

  • 1. Indien er sprake is van bijzonderde details kan het college in het belang van de instandhouding van de monumentale waarden van een gemeentelijk monument in afwijking van het bepaalde in artikel 7, lid 1, subsidie verlenen tot maximaal 60% van de subsidiabele kosten voor dat onderdeel. De erfgoedcommissie adviseert over de afwijking.

  • 2. Indien er sprake is van een monument van grote omvang kan het college in het belang van de instandhouding van de monumentale waarden van een gemeentelijk monument afwijken van het bepaalde in artikel 7, lid 2. De erfgoedcommissie adviseert over de afwijking.

  • 3. In bijzondere gevallen kan het college, gehoord de erfgoedcommissie, in het belang van de monumentenzorg afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 17 Overgangsbepaling

Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de bekendmaking ervan.

  • 2. De subsidieverordening stads- en dorpsvernieuwing, vastgesteld bij besluit van de raad van 31 oktober 1994, vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt.

  • 3. Aanvragen om een beschikking tot subsidieverlening die zijn ingediend vóór de datum waarop lid 1 toepassing vindt, worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Veendam 2010'.

Besloten in de openbare vergadering van 13 december 2010

 

 

De raad voornoemd,

 

 

Voorzitter,                                                                    Griffier,

 

 

A. Meijerman                                                                R. Brekveld