Regeling vervallen per 01-07-2024

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende nadere regels omtrent jeugdhulp Nadere regels Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 30-06-2024

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort houdende nadere regels omtrent jeugdhulp Nadere regels Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019

Burgemeester en wethouders van Amersfoort;

gelet op artikelen 2.2, tweede lid, 3.1, tweede lid en 4.3 vijfde lid van de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019;

overwegende dat het gewenst is nadere regels vast te stellen ter uitvoering van de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019;

besluit vast te stellen de volgende nadere regels:

Nadere regels Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019;

    • a.

      Budgethouder: de jeugdige en/of zijn ouder(s) dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger die de taken verbonden aan het PGB uitvoert (overeenkomsten aangaan, declareren en verantwoorden).

  • 1. Alle begrippen die in deze Nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet (hierna: de wet) en daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordening en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

HOOFDSTUK 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1 Overige voorzieningen (vrij-toegankelijke Jeugdhulp)

De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Informatie en opvoedadvies;

  • b.

    Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning individueel;

  • c.

    Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs;

  • d.

    Ondersteuning via het wijkteam.

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen (niet-vrij toegankelijke Jeugdhulp)

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Ambulante begeleiding

  • b.

    Ambulante behandeling

  • c.

    Ambulante dagbehandeling.

  • d.

    Dagactiviteit

  • e.

    Begeleid wonen met toezicht jeugd

  • f.

    Logeren jeugd

  • g.

    Pleegzorg

  • h.

    Wonen in gezinsvormen

  • i.

    Opname met behandeling, besloten

  • j.

    Opname met behandeling. gesloten

  • k.

    Opname met behandeling, psychiatrie

  • l.

    ADHD ziekenhuiszorg

  • m.

    Dyslexie

  • n.

    Hulpverlening dwang en drang

  • o.

    Crisisbeschikbaarheid

HOOFDSTUK 3 Toegang Jeugdhulp als individuele voorziening via de gemeente

Artikel 3.1 Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door jeugdigen en ouder(s) bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding digitaal of schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijke een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

Artikel 3.2 Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het gesprek, bedoeld in artikel 3.3 van deze Nadere regels, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en/of zijn ouder(s) op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouder(s) aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouder(s) verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 3.3 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouder(s), zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en/of zijn ouder(s), het probleem of de hulpvraag en of door de ouder(s) gebruikelijke hulp wordt geboden of kan worden geboden;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouder(s) om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouder(s).

  • 2. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Wanneer een individuele voorziening aangewezen is, wordt de jeugdige en/of zijn ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, welke voorwaarden daar voor gelden en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouder(s) over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure. Afhankelijk van de leeftijd van de jeugdige wordt er om toestemming voor de hulpverlening gevraagd aan de ouders of de jeugdige zelf, conform artikel 7.3.4 van de wet.

  • 5. Het college kan, na toestemming van de jeugdige en/of zijn ouder(s), informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts of de onderwijsinstelling, en met deze in gesprek gaan over de aangewezen hulp.

  • 6. Het college kan alleen in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van een gesprek.

Artikel 3.4 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 3.3 van deze Nadere regels.

  • 2. Het college verstrekt aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouder(s) worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 3.5 Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en/of ouder(s) kunnen een aanvraag om een individuele voorziening mondeling of schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouder(s) dat op het verslag hebben aangegeven en het verslag is voorzien van een dagtekening, de naam, het Burgerservicenummer en de geboortedatum van de jeugdige.

Artikel 3.6 Afwegingsfactoren

  • 1. Jeugdigen en/of ouder(s) kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover:

    • a.

      zij op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk geen passende oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag;

    • b.

      het gebruik van vrij toegankelijke voorzieningen geen passende oplossing biedt voor de hulpvraag.

  • 2. Het college beoordeelt de hulpvraag aan de hand van het gesprek en de genoemde onderwerpen als bedoeld in artikel 3.3 van deze Nadere regels.

  • 3. Om te zorgen dat een individuele voorziening kan worden afgestemd op andere voorzieningen als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid onder d van de verordening draagt het college zorg voor afspraken met onder meer:

    • a.

      partijen in het kader van gezondheidszorg;

    • b.

      partijen in het kader van de sociale basis infrastructuur;

    • c.

      gecertificeerde instellingen;

    • d.

      instellingen die voorschoolse voorzieningen bieden;

    • e.

      onderwijsinstellingen voor primair-, voortgezet- en speciaal onderwijs;

    • f.

      de betreffende gemeentelijke afdelingen over de afstemming met de Wmo 2015 en de Participatiewet (werk en inkomen).

HOOFDSTUK 4 Persoonsgebonden budget

Artikel 4.1 Inzet buiten Amersfoort

  • 1. De budgethouder kan het PGB voor ten hoogste dertien weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van geïndiceerde jeugdhulp te verlenen tijdens verblijf buiten Amersfoort, tenzij dat binnen het gedwongen kader wordt ingezet en de woonplaats van de jeugdige Amersfoort is.

  • 2. De budgethouder kan het PGB voor ten hoogste zes weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van jeugdhulp te verlenen tijdens verblijf buiten Nederland.

  • 3. Het college kan op aanvraag de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn verlengen.

  • 4. Op de besteding van het PGB buiten Amersfoort zijn alle verplichtingen die rechtsreeks voortvloeien uit het PGB van toepassing.

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouder(s) afwijken van hetgeen in deze nadere regels is bepaald, voor zover toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2019 onder gelijktijdige intrekking van de Nadere regels Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2018.

  • 2. De regeling wordt aangehaald als: Nadere regels Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019.

Ondertekening

Vastgesteld in het college van 11 december 2018.

De secretaris,

de burgemeester,

Toelichting Nadere regels Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Overige voorzieningen (vrij-toegankelijke jeugdhulp)

De zogeheten overige voorzieningen zijn vrij-toegankelijk beschikbaar zonder de procedure van melden en aanvragen. Dat wil zeggen dat jeugdigen en ouders zonder aanvraag rechtstreeks toegang hebben tot overige jeugdhulp. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het bieden van lichte ambulante hulpverlening. Voor een deel van de hulpvragen zal volstaan kunnen worden met een vrij-toegankelijke voorziening. Indien dit niet toereikend is, wordt een individuele voorziening ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen ook een goede ondersteuning bieden bij de inzet van een individuele voorziening.

Individuele voorzieningen (niet vrij-toegankelijke jeugdhulp)

De individuele voorziening is een voorziening die alleen op basis van een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een voorziening, die niet vrij-toegankelijk is voor jeugdigen en ouder(s). De gemeente is verantwoordelijk voor een toereikend aanbod van deze voorzieningen.

De individuele voorzieningen betreffen specialistische hulpverlening/begeleiding die niet door het wijkteam geboden kan worden. De specialistische hulpverlening/begeleiding kan zowel ambulant als in een intramurale setting worden geboden. In de Verordening Jeugdhulp gemeente Amersfoort 2017 worden individuele voorzieningen genoemd en in deze Nadere regels zijn deze geconcretiseerd.

De jeugdhulp die onder het gedwongen kader valt zijn niet op aanvraag beschikbaar, maar worden opgelegd door de Rechtbank. Het gaat om jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Hoofdstuk 3 Toegang jeugdhulp als individuele voorziening via de gemeente

Melding en hulpvraag

De gemeente Amersfoort organiseert de toegang tot de jeugdhulp in de wijken zodat de toegang naar jeugdhulp zo dicht mogelijk bij het kind en gezin wordt georganiseerd. Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek, voor zover mogelijk zal het gesprek zoveel mogelijk bij de ouder(s) en jeugdige thuis plaatsvinden. Wanneer er sprake is van spoedeisende hulp, kan het wijkteamlid direct een individuele voorziening inzetten of er kan een machtiging tot gesloten jeugdhulp worden gevraagd.

Vooronderzoek

Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Op voorhand bepalen de nadere regels niet precies wanneer deze afspraak wordt gemaakt. Afhankelijk van de hulpvraag kan het namelijk zijn dat het wijkteam eerst gegevens wil verzamelen voor een goede voorbereiding op het gesprek. Wanneer de gegevens bekend zijn bij het wijkteam, dan is het niet nodig om het gehele vooronderzoek opnieuw te houden.

Gesprek

Het eerste lid onder a bepaalt de onderwerpen die het college onderzoekt. Deze onderwerpen vloeien mede voort uit de wet. Het familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouder(s), samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In art. 4.1.2 van de wet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van art. 4.1.1 van de wet en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Op grond van art. 2.1, onder g, van de wet, maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.

Informatieplicht

Verder heeft het college de wettelijke informatieplicht om in begrijpelijke bewoordingen uit te leggen welke mogelijkheden er zijn om te kiezen voor een PGB en wat de gevolgen van die keuze zijn. Het wijkteamlid informeert de jeugdige en/of zijn ouder(s) over de procedure omtrent het gesprek en informeert de jeugdige en/of zijn ouder(s) over hun rechten en plichten. Het kan zijn dat een wijkteamlid op basis van de gegevens uit het brede gesprek nader onderzoek doet om te bepalen of een individuele voorziening op grond van de wet nodig is. Verder is het van belang dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) ondubbelzinnige toestemming verlenen voor het uitwisselen van persoonsgegevens. De toestemming wordt gevraagd wanneer er met andere partijen gegevens worden uitgewisseld en de geheimhoudingsplicht doorbroken dient te worden. De toestemming dient altijd ‘vrij’ en ondubbelzinnig te zijn, zie Wet bescherming persoonsgegevens artikel 23.

Opvragen informatie

Uit het gesprek tussen de jeugdige en/of zijn ouder(s) kan naar voren komen dat er al professionals vanuit andere domeinen betrokken zijn of zouden moeten zijn. In dat geval kan het college ervoor kiezen informatie op te vragen namens en met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouder(s). Ook kan ervoor gekozen worden dat gezamenlijk het gesprek aangegaan wordt met deze andere professionals. De toestemming dient altijd ‘vrij’ en ondubbelzinnig te zijn, zie Wet bescherming persoonsgegevens artikel 23.

Afzien van het gesprek

Er zijn situaties denkbaar dat de behoefte aan jeugdhulp bekend is bij het college en dat een gesprek daar niets aan toevoegt. Toch mag het college alleen met toestemming van de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van het gesprek.

Verslag

Van het gesprek wordt een schriftelijk verslag opgesteld (of plan van aanpak). Daarin staan het in samenspraak met de ouder(s) en jeugdigen, en voor zover aanwezig andere personen uit het sociale netwerk, tot stand gekomen oplossingen. De inhoud daarvan bevat in ieder geval ook de strekking van de genoemde onderzoeksonderwerpen. Het verslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de ouder(s) en jeugdigen beschikt over het verslag is het wel de verantwoordelijkheid van de jeugdige en/of zijn ouder(s), al dan niet personen uit het sociale netwerk, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) het niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de ouder(s) en jeugdige om aan te geven waarom hij niet akkoord is en kunnen aanvulling worden toegevoegd.

Aanvraag

De aanvraag kan mondeling of schriftelijk worden gedaan. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) het verslag (plan van aanpak) ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het fungeren als aanvraagformulier voor een individuele voorziening.

Afwegingsfactoren

Uit de toelichting op wet blijkt dat het wenselijk is dat hulp op maat wordt geboden, er meer ruimte voor professionals is en tot het demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren van de jeugdsector, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouder(s) en de jeugdige zelf ligt. De genoemde afwegingsfactoren zijn daar mede op gericht. Passende jeugdhulp wordt geboden zo licht als het kan, zo zwaar als het moet. Waarbij de beoordeling van wat passende jeugdhulp is aan de professional wordt overgelaten. De professionals in het wijkteam nemen besluiten. Daarnaast waarborgt het college conform art. 2.3 van de wet een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van het inzetten van de aangewezen voorziening. Het college heeft daartoe onder meer professionals in een wijkteam aangesteld. Deze professionals hanteren op basis van het vooronderzoek, het gesprek, het verslag en de aanvraag de genoemde afwegingsfactoren in dit artikel en nemen een besluit om een overige voorziening of een individuele voorziening te treffen.

Hoofdstuk 4 Regels voor persoonsgebonden budget

Besteding buiten Amersfoort

In artikel 4.1 zijn regels neergelegd voor gevallen dat het PGB buiten de gemeente Amersfoort of in het buitenland mag worden besteed. Daarbij blijven de verplichtingen die voortvloeien uit het PGB onverkort van kracht. De jeugdige en/of zijn ouder(s) mogen een PGB gedurende maximaal 13 weken buiten Amersfoort besteden. Deze periode is vanzelfsprekend niet begrensd indien het gesloten jeugdhulp betreft en woonplaats van jeugdige niet wijzigt. De periode in het buitenland is ook begrensd. Verder is het college bevoegd de perioden op verzoek te verlengen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of ouder(s) afwijken van de bepalingen van deze Nadere regels. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van de jeugdige en/of ouder(s). Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering. Bij de beoordeling van de aanvraag zou het college zelf aanleiding kunnen zien om de hardheidsclausule toe te passen. In het algemeen geldt echter dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) gemotiveerd moet aangeven dat zijn situatie bijzonder is en zal hij dat desgevraagd ook nader moeten onderbouwen.

Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel regelt de inwerkingtreding, waarbij geen overgangsrecht is opgenomen. Dat betekent dat deze nadere regels net als de verordening onmiddellijke werking hebben.